Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
1ST. 13.
Zondag 28 Maart 1897.
6e Jaargang.
J. II. KEIZER.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Plaatselijk Nieuws.
Feuilleton.
OIXMASllBB.
NIEUWE
LANGEDIJKiR COURANT
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Oudkarspee, Zuidscharwoude en Br. op Lange dijk
per drie maanden 50 ct., franco p. post 60 ct.
UITGEVER:
BUREEL:
IVoordseliarwoude.
PRIJS DER ADYERTENTIËN:
Van 15 regels 30 ct., elke regel meer ct.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
lProf. clr. J. van Rees, te
IV oord -Scharwoude.
Zaterdag, 20 Maart, trad in het lokaal van
den heer Stam op de heer prof. dr. J. van Rees,
tot bespreking van het alkohol-vraagstuk. De
vergadering werd geopend door den heer ds.
Melchers van Zd.-Scharwoude, die zijne groote
ingenomenheid betuigde met de zeer talrijke
opkomst, (ongeveer 250 personen waren aanwe
zig), waarna het woord gegeven werd aan prof.
dr. J. van Rees, die resumeerende, het volgende
sprak: De meesten uwer zijn zich voorzeker wel
iets bewust' van de ellende, door den drank
veroorzaakt. Ik wil de ellende in de gezinnen
niet breedvoerig bespreken, maar toch 'n paar
feiten geven. Als wij kennis maken met predi
kanten of geneesheeren van gevangenissen, dan
worden we er telkens aan herinnerd, hoeveel
personen hun misdrijf gepleegd hebben onder
den invloed van sterken drankder misdaden
minstens komen voor rekening van den alkohol.
Spreker gaf naar aanleiding van de onderzoe
kingen van dr. Behr uit Berlijn, met een kaart
eene aanschouwelijke voorstelling van de afme
tingen der misdaden, door den vorst der duis
ternis veroorzaakt. Die kaart was door horizon
tale lijnen verdeeld met een schaalverdeeling
van 1100. Van boven naar beneden liepen
breede bruine kolommen, die aanduidden de
oorzaak van het misdrijf. De alkohol ging met
de twijfelachtige eer strijken en stak ver boven
de andere kolommen uit. Daarop volgde de mis
drijf tegen de zeden. Een andere kaart gaf een
overzicht van de vergrijpen van gelegenheids
drinkers in Zwitserland. Zeven kolommen wees
deze kaart aan, voor eiken dag een de kolommen
voor Zaterdag en Zondag stegen het hoogst. De
statistieke gegevens van krankzinnigengestich
ten vertellen, dat ll°/014% der verpleegden
alkohollijders zijn. In Parijs is dit percentage
in de laatste 6 jaren gestegen van 14% 40%
wegens 't gebruik van den alleverderfelijksten
drank, abzinth.
Alkohol is een hersenengiftiedere geneesheer
zegt het. Er zijn verschillende soorten vergiften;
zout behoort er ook toe, maar een bepaalde
maat voor 't lichaam is gezond. Alkohol daar
entegen komt nooit in het normale lichaam voor.
Geen dier wil het uit vrijen wil. Men zegt wel
eens, dat de wespen op den brandewijn afvlie
gen, maar dat doen ze om de suiker. Alkohol
werkt zeer sterk op de fijnste weefsels, 't gaat
er in als water in een spons. Onder de gewich
tigste deelen van ons lichaam behooren de mi-
croskopische deelen der hersenen. In die weefsels
kan men bij zeer sterke vergrooting fijne stippen
ontdekken dat zijn de zetels van verstand en
gemoed. Die deelen worden het eerst door den
alkohol bedwelmd, ze worden gedrenkt met
koolzuur. Alkohol is nameljjk zeer begeerig naar
zuurstof,de onderhoudster van 't dierlijk organisme
en ontrooft die van de weefsels, die zuurstof
noodig hebben voor 't denken. Bedwelmen, dat
is het, wat alkohol doet.
Men beweert, dat alkohol verwarmt. Dit is
slechts een vriendschappelijk bedrog. Aan de
oppervlakte van ons lichaam bevinden zich
nauwe bloedvaatjes. Zijn nu deze bloedvaatjes
wijd, dan stroomt er veel bloed door, waardoor de
warmte-uitstraling bevorderd wordt. Dit is het
geval in den zomer, wanneer de luchttempera
tuur» aanmerkelijk hooger is dan in den winter.
In de koude sluiten die bloedvaten zich dan
heeft er dus weinig uitstraling plaats. De alko
hol houdt nu die buisjes open en vermeerdert
daardoor de warmte uitstraling. In plaats van
verwarming bevordert alkohol dus eene daling
der lichaamstemperatuur. De Noordpoolreiziger
Nansen wilde dan ook niets van het gebruik
van alcoholische dranken weten en bij vroegere
tochten naar de Noordpool l^ek, dat de Dal-
maliërs uit het zuiden van Europa beter tegen het
barre klimaat bestand waren dan de Noren zelf,
omdat deze Oostenrijkse he zeelieden zich ont
hielden van alcohol.
Men beweert, dat alcohol versterkt. Dat is 'n
reusachtige dwaling. Het tegendeel is waar. Het
Engelsch-Indische leger is het best tegen ver
moeiende tochten bestand en de gezondheidstoe
stand van dit leger kan uitmuntend genoemd
worden. Het aantal onthouders' bedraagt er de
helft van de matige drinkers. Van de verpleeg
den in de hospitalen is het aantal onthouders
slechts de helft van de matige drinkers, dus van
elke 3 verpleegden, zijn er 2 matige drinkers
en is er 1 geheel-onthouder. Deze cijfers zijn
niet uit de lucht gegrepen, maar uit officieele
verslagen geput.
In Beieren heeft het biergebruik treurige af
metingen aangenomen. Door personen van 15
tot 55 jaar, wordt er gemiddeld 3 liter per dag
gedronken. Sommigen schamen zich niet voor
20 liter. En de gevolgen? In het ziekenhuis te
Munchen, de hoofdstad van Beieren, zijn bijna
alle verpleegden in 't bezit van een zoogenaamd
bierhart. der bevolking sterft in Beieren aan
biermisbruik.
Bij een cholera-epedemie voor 'n twintig jaar
in Engeland bedroeg, van elke 100 slachtoffers
het aantal geheel-onthouders slechts 19. 81%
waren gebruikers van alcoholische dranken. Na
dat spreker er nog op had gewezen, welke groote
vorderingen de onthouding in Noorwegen maakt,
verkreeg de heer Schermerhorn van N. Niedorp,
het woord.
Ik spreek, aldus de heer Schermerhorn, niet
tot den geloovige of ongeloovige, niet tot den
liberaal of clericaal, ik spreek tot den mensch.
'k Wil vragen, of ge mee wilt strijden, afwen
telen het zware juk, dat er op de maatschappij
drukt. We komen tot u als geheel-onthouders.
Wij keuren even goed het deftig glas wijn en
het fatsoenlijk glas bier af als den borrel. Er
bestaan nog allerlei dwaalbegrippen omtrent de
geheel-onthouding. Een onthouders-vereeniging
is geen dronkemans-asyl en geheel-onthouders
z(jn geen menschen, die den alcohol laten staan
uit zucht tot zelfbehoud. We zijn geheel-onthou
ders, omdat we vervuld zijn van haat tegen de
drinkgewoonten, omdat we gezien hebben de el
lende, onder 't volk geleden, omdat het leven
van vrouwen verwoest is geworden, omdat kin
deren slechts den vloek van hun vader gehoord
hebben, in plaats van een goed woord. Indien
gij dan ziet die ellende, wat is uw deel daar
aan? Als matige drinkers zijn wij schuldig aan
do tranen van kinderen. Er is in ons gekomen
een gevoel van schuld en we hebben gevraagd
hoe kunnen wij dien schuldenjast van ons af-
Wo moeten ons vierkant plaatsen tegen de drink
gewoonten. Uw hart zal bloeden, wanneer gij
weet, hoeveel ellende er door den drank ver
oorzaakt wordt. Ieder, die drinkt, houdt in stand
de gewoonte om te drinken ên hij is schuldig
aan den ondergang van zijn medemenschen. Ma
tige drinkers zijn de verleiders. Zij maken, dat
er altijd komen misbruikers. Een dronken mensch
is geen voorbeeld tot navolging. De misbruiker
zal ons afkeer inboezemen, maar de man, die
matig drinkt, zal ons tot drinken verleiden.
Uw zoon is verleid, daar komt hij, gevallen,
bezoedeld, onrein. Indien hij dan tot u spreekt:
„Ik ben gevallen, maar indien gij mij eens ge
leerd had, niet te drinken," gevoelt ge dan de
ernst? De zoon van den matigen drinker zal
tot zijn vader kunnen zeggen„Gij zjjt schul
dig aan mijn val."
De heer Ds. Weder van Heer-Hugowaard,
deelde eene gelijkenis mede. Satan zag tot zijn
leedwezen, dat het den menschen goed ging. Een
booze geest ried hem aan, verdeeldheid te zaaien
maar Satan wees het middel van de hand. Een
tweede booze geest stelde voor, besmettelijke
ziekten te verspreiden, maar ook dat middel
vond geen genade in de oogen van den duivel.
Nu kwam een derde booze geest en zeide„Hier
heb ik 'n fleschje, laat de menschen er van proe
ven, ze zullen zich bedwelmen en hun geluk
verwoesten." „Ja," zei Satan, „dat zal ik
doen." Ook van de Langedijk kan men de
ellende zien, door den jenever veroorzaakt. Het
verderf, dat er opborrelt uit het jeneverglas, is
groot. Spreker spoorde inzonderheid de vrouwen
aan, om zich bij de onthouders-beweging aan
te sluiten.
Na een opwekkend woord tot aansluiting bij
de geheel-onthouders-beweging, werd de verga
dering door den heer Ds. Melschers gesloten.
Deze week werd een afdeeling opgericht van
den „Onthoudersbond" van ongeveer 80 leden.
Het Departement OUD-KARSPEL der
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, gaf jl.
Woensdagavond zijn laatste buitengewone ver
gadering in het lokaal van den heer G. Slote-
maker Jz. aldaar.
Een. twaalftal zangnummers voor vrouwen-en
gemengd koor, werd op verdienstelijke wijze
vertolkt waarvan vooral de laatste vier num
mers uitblonken.
Yoorts werd door de dames G. Kroon, G.
Leegwater en Ca. Kroon, het blijspel „Hardhoo-
rig" opgevoerd.
Het is een alleraardigst tooneelstukje, dat
door de wijze, Waarop het werd vertolkt, algemeen
in den smaak viel. Mevr. Lens, weduwe, (Mej.
G. Kroon) vindt haar nicht Hedweg (Mej. Gr.
Leegwater), bij haar tante gelogeerd, een alte-
bedaard bakvischje en geeft daarover hare ver
wondering te kennen aan het ontbijt. Zij kan
zich niet begrijpen, dat haar nicht van 17 jaar
reeds de allures heeft aangenomen van een oud
vrouwtje. Zij zelf was anders geweest in haar
jeugd en zij zou wel eens willen zien, datHed-
wig ook eens een dwaze streek uithaalde, zooals
zij er in menigte heeft begaan, toen zij nog op
de kostschool was.
Hedwig echter, die een allerliefst, vroolijk en
opgeruimd meisje is, doch schijnbaar bij ande
ren zich uitgeeft als een hoogst bedaard, ernstig
kind, voegt haar tante toe, dat ze nog wel eens
tot andere gedachten kan komen, waarop haar
tante met haar een weddenschap aangaat, dat,
wanneer ze heden nog een aardige grap weet
uittehalen, zij een pond van de allerfijnste bit
terkoekjes zal hebben gewonnen. Hedwig gaat
die weddenschap met haar tante aan. Juist brengt
de post een brief uit Groningen, geadresseerd
aan Mevr. Lens, en afkomstig van Mevr. Berends,
haar vriendin (Mej. Ca. Kroon). Deze schrijft
haar, dat ze heden, den 1 April, te Arhsterdam
komt om naar een goede woning te zien,
daar haar man is overgeplaatst, en nu voor een
paar dagen bij haar vriendin, Mevr. Lens, komt
logeeren.
Dat is een bljjdschap, want hoewel de beide
vriendinnen getrouw briefwisseling hebben ge
houden, hebben zij elkander in 30 jaren niet
35.)
VIER- EN-DERTIGSTE HOOFDSTUK.
Den volgenden avond zat de gravin De
Roubaix in het schitterend verlichte ont-
vangsalon van Cliffe Court en zag er in
haar zwartzijden kleed met witte kant aan
hals en armen en getooid met eenige der
schoonste diamanten uit de familiekostbaar
heden der Cliffes allerbekoorlijkst uit.
Haar zwart, overvloedig haar was in
hikke vlechten om het fraai gevormde
doofd gewonden en ondanks den rouw
over lord Cliffe fonkelden ook daartusschen
een paar groote juweelen.
Tegenover haar zat sir Ascot Carlyon,
in onberispelijke gala-kleeding.
Hij zag er veel beter uit dan in den
laatsten tijd het geval geweest was, mis
schien wel omdat hij zooeven met Clarice
De Roubaix gedineerd had en eenigszins
opgewonden was door de champagne.
Clarice, die met haar zwartgeranden
zakdoek speelde, zeide, terwijl zij hem ko
ket aanzag:
Weet gjj wel dat ik ,erg
heb tegen de etiquette en de wetten der
welvoegelijkheid, door u aan tafel te noodi-
gen, terw(jl we beiden nog in rouw zijn?
Waarlijk? antwoordde hij met een
glimlach. Dan moet ik mij wel dubbel ver
eerd en gestreeld voelen, dat ge voor mij
zulk een uitzondering hebt gemaakt.
Nu, ik deed het eigenlijk in hoofd
zaak omdat ik mij hier zoo vreeselijk een
zaam gevoel, antwoordde zij openhartig.
Oogensehijnljjk is men er hier in den om
trek lang niet mee ingenomen, dat ik meeste
res van Cliffe Court ben en deze overtre
ding van de uiterlijke vormen zou zeker
ook niet zachtzinnig beoordeeld worden, als
men er van wist.
Door de vrouwen misschien niet maar
iedere heer moet het zich als een eer aanreke
nen, de schoonste dame van het graafschap
te kunnen verdedigen, zeide sir Ascot zeer
gelant.
Vleier! riep zij uit, terwjjl zij hem
lachend een tikje op de hand gaf.
Haar oogen straalden van genoegen. Elk
compliment, zelfs al was het plomp en on
handig streelde haar ijdelheid; het was
haar eene ware behoefte, bewonderd te wor
den en dat was waarschijnlijk ook de oor
zaak, dat de baronet zulke snelle vorderin
gen bij haar maakte, want hij verstond de
sunst van vleien bij uitnemendheid.
Ik heb alleen mjjn vaste overtuiging
uitgesproken hernam hij, en bovendien
wat zoudt ge u bekommeren over hetgeen
andere menschen denken of zeggen. Het
leven is veel te kort, dat men het zich
door den dwang der zoogenaamde welvoe
gelijkheid zou veronaangenamen. Geniet wat
ge genieten kunt.
Ja, die theorie is heel aardig, maar
in de praktjjk gaat zij toch niet altijd op.
Wanneer men de wereld en haar vormen
trotseeit, dan wreekt zij zich, door den
overtreder uit haar midden te verbannen
en ik zou mjj er slecht in kunnen schikken
een verstootelinge te zijn.
Ik had nooit gedacht, dat gij u zoo
Streng aan de etikette zoudt houden,
Neen, bij ons in Frankrijk neemt
men het daar ook veel lichter mee, maar
hier in Engeland heb ik eerst geleerd,
hoeveel er van afhangt, de vormen in acht
te nemen.
Bevalt het u in Engeland evengoed
als in Frankrijk?
Zij aarzelde even met haar antwoord,
In sommige opzichten wel, in anderen
weer niet, zeide zij. Ik verveel mij hier
dikwijls, omdat ik hier zoo weinig vrien
den heb.
Hij stond van zijn stoel op, zette zich
vrijmoedig naast haar op de sofa, nam den
waaier van pauweveeren uit haar hand en,
terwijl hij met zijn gelaat het hare zeer
dicht naderde, fluisterde h(j
Gij hebt mij toch.
Zij zag hem even met haar schitterende
oogen aan, doch sloeg die terstond weei
neer, terwijl een blos haar wangen bedekte
Ja, u heb ik, herhaalde zij zacht, en
ik geloof ook wel, dat ik u m(jn vriend
mag noemen
Dat weet ik niet. Vroeger was ik
met dien titel reeds overgelukkig, maar nu
nu wensebte ik er een die mjj nog nau
wer aan u verbond, zeide h(j met trillen
den stem, terw(jl hij haar beide handen
vatte en haar zoo dich tot zich trok, dat
zij zijn adem op haar wang voelde. Clarice,
hebt ge dan nog niet bemerkt, dat ik u
boven alles ter wereld liefheb, weet gij
dan niet, dat ik hemel en aarde zou kun
nen- bewegen om u m\jn vrouw te mogen
noemen
Zijn toon klonk zoo hartstochtelijk, dat
zij zichtbaar door getroffen werd.
Haar lippen plooiden zich tot een glim
lach, maar een oogenblik later trok zij haar
handen uit de zijnen en sprak:
Zoo moogt ge niet tot mij spreken,
sir Ascot, bedenk hoe kort het nog geleden
is, dat uw echtgenoote stierf.
haar gevoeld, ik zie er daarom ook de nood
zakelijkheid niet van in een smart te hui
chelen, die ik niet ondervind. Ik zweer het
u, nog nooit heb ik een vrouw liefgehad
zooals ik u bemin.
Hij bracht haar handen aan zijne lippen
en bedekte ze met vurige kussen, terwijl
hij op geestdriftigen toon voortging:
Wees niet wreed voor mij, Clarice,
wanneer gij eens wist hoe uw beeld mijn
hart, mijn ziel en al mjjn gedachten ver
vuld heeft, van af den eersten dag dat ik
u ontmoette. Ja, zelfs al zag ik u voor de
eerste^ maal dan zou ik nog overtuigd zijn,
lat gij de eenige vrouw zijt, die ik ooit
beminnen kan.
Zonder zich door haar tegenstand, die
trouwens zeer zwak was, te laten weerhou
den, trok hij haar aan zijn borst, sloeg zijn
irmeji om haar heen en bedekte haar wan
den en haar mond met kussen.
Gij bemint mij! riep hij zegevierend
uit, gij wilt mijn vrouw worden, niet waar?
Hoe zou ik dat kunnen? In den eersten
tijd kan daar nog geen sprake van zijn,
zeide zij met gefronste wenkbrauwen. Wat
zouden de menschen wel zeggen, wanneer
zij vernamen, dat ik mij, zoo kort na den
"Wat doet dat er toe? hernam hij op dood van lady Carlyon, met u verloofd had
hartstochtelijken toon, hoewel zijn gelaat terwjjl ik zelf nog rouw draag over mijn
doodsbleek werd. Ik heb haar nooit bemind, oom?
zelfs niet eenmaal een zwakke neiging voor) Laat hen zeggen wat zjj willenriep