Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken. N°. 40. Zondag 3 October 1897. 6e Jaargang. D$ laatste rede der Regentes. N ieuwstij dingen. Feuilleton. DE GEHEIMZINNIGE fflSDAAD. NIEUWE L4NGËDIJKER COURANT Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS voor Noordscharwoude, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden 50 et., franco p. post 60 ct. UITGEVER: J. HL KEIZER. B*U REEL: loortlscharwoude. PRIJS DER ADYERTENTIËN: Van 15 regels 30 ct., elke regel meer 5 ct. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. Uit de bloemlezingen door de verschillende bladen gehouden over de troonrede, hebben wij moeielijk een uittreksel kunnen geven. Belangrijk voorzeker was het oordeel door sommige bladen over de troonrede uitgespro ken; belangrijk echter in zijn geheel. Zoo licht toch wordt het kernachtige uit eene beschouwing gerukt, wanneer slechts een uittreksel wordt gegeven. Aan de laatste rede der Regentes wijdde ook „De Amsterdammer" een artikel. Niet onbelangrijk vonden wij het oordeel dat dit blad uitspreekt in haar nr. van 26 Sept. over het laatste punt der Troonrede, dat voor dit blad een ware verrassing kon heeten. Ziehier wat het over dit punt zegt: Intusschen, over 't algemeen wettigt het gesprokene het vermoeden, dat het kabinet in vooruitstrevenden geest, ernstig en ijverig werkzaam wil zijn en, gelijk te verwachten was, vooral op sociaal terrein. Slechts in één enkel opzicht bracht de troonrede een ware verrassing zoowel voor de partij van het ka binet "als voor de tegenpartij. Wie toch had kunnen denken, dat Pierson zijn nieuw bewind zou inwijden met een mededeeling: „Aan ver sterking dor rijksinkomsten door wijziging van het tarief van invoerrechten met behoud zijner bestaande grondslagen wijd ik mijn aandacht?" Want, al mogen de bestaande grondslagen, niet nader omschreven, behouden blijven, een wijziging van het tarief van invoerrechten tot versterking der rijksinkomstenzal dit laatste iets beteekenen, heeft ongetwijfeld behalve een fiscaal ook een beschermend karakter. Nu, wij zijn niet zóó bang voor een beetje bescherming, dat wij reeds hierom Minister Pierson een verwijt zouden willen doen. De boven aangehaalde zinsnede uit de troonrede, ongetwijfeld door hem der Regentes op de lip pen gelegd, trok 't meest onze aandacht om een andere reden. Wanneer, zoo zijn wij geneigd te denken, iemand als Minister Pierson zijn toevlucht moet nemen tot een verhooging "van invoer rechten, dan is dat wel het krachtigst bewijs, hoe de nood dringt en hoe de nood nu reeds dringt, ofschoon aan het werk „ter verbete ring der maatschappelijke toestanden" nog de hand moet worden geslagen. De Rijksmiddelen vloeien spaarzaam, al te spaarzaam, en hoe veel geld zal er niet gevorderd worden, voor arbeiderspensioenen, voor leerplicht, voor land bouwbelangen, voor de volkshuisvesting, enz. enz.? Als Pierson aan versterking der invoerrech ten zijn aandacht gaat wijden, dan wil dit zeg gen, dat z. i. de citroen reeds zóó zeer is ge perst, dat hij geen raad weet er iets meer uit te knijpen. En al moge deze beschouwingswijs van den Minister niet geheel juist wezen, daar er door een herziening van zijn bedrijfs- en ver mogensbelasting wel wat te winnen valt, zon der dat de middenstand en de kleine man nog sterker behoeft te worden gedrukt, het is een feit, de draagkracht van de natie in het algemeen, duldt geen verzwaring van belas tingen. Dit zoo zijnde, verwonderde het ons een weinig, dat de Minister H. M. niet verzocht heeft hare rede in dezen zin te wijzigen: Begaan met het lot van zoovele mijner on derdanen, die bij een sober bestaan, voor rijk, provincie en gemeente gedwongen zijn jaar lijks meer dan tien procent van hun inkomen op te brengen, wijd ik aan bezuiniging mijn aandacht. Overtuigd dat ook in de Staats- huishouding, sedert onheugelijke jaren te weelderig ingericht, de tering naar de nering moet gezet worden, acht ik het wenschelijk aan alle niet strikt noodzakelijke uitgaven een einde te maken. Achtereenvolgens zullen u voorstellen bereiken tot opheffing van het Militaire Huis, tot vermindering van de uit gaven voor leger en vloot, tot hervorming en vereenvoudiging van het middelbaar en hooger onderwijs, tot opheffing van een aan tal gezantschapsposten, tot verlaging van te hooge salarissen, tot het beperken van de pensioeneering uitsluitend tot hen, die niet uit eigen vermogen in hun stand kunnen leven, tot het intrekken van alle niet-ver- plichte uitkeeringen voor kerkelijke doeleinden maatregelen aitemaal, die zullen moeten strekken, om, zonder nog zwaarder offers van de overgroote meerderheid der burgers te vragen, de invoering van de sociale wet ten mogelijk te maken, welke in deze troon rede reeds zijn aangekondigd of in uitzicht Maar neen, in de geheele troonrede van dit alles of iets dergelijks geen woord. Het aardige aardig is misschien een te zacht woord - het aardige van de zaak is, dat juist de vooruitstrevenden op allerlei tonen hebben verkondigd en nog verkondigen, dat men, om nu eens echt de sociale onderwerpen aan de orde te stellen, men zich met al het oyerige volstrekt niet moet inlaten. Om de so ciale wetgeving, de nieuwe huishouding, ter dege te vestigen, zal men aan de weelderige, dure oude huishouding dus met raken. Een kind eciiter kan begrijpen, dat van die nieuwe huishouding niets terecht zal komen, zoolang de uitgaven voor de oude niet zooveel zijn be snoeide, dat zonder buitensporige verhooging van lasten aan de dringendste eischen „ter verbetering van maatschappelijke toestanden" kan wofden voldaan. Van dien strijd van be langen tusschen de oude en de nieuwe huishou ding en van de volstrekte zekerheid, dat de oude bödeeling ter wille van de nieuwe in haar financieel bestaan belangrijk zal moeten wor den ingekrompen, zweeg tot dus verre elke troonrede. Op den duur kan men deze zelfmisleiding niet blijven verplegen, zonder gevaar te loopen, dat ook bij de natie de oogen zullen open gaan. Mannen als Pierson, Borgesius,Lely, Cort v. d. Linden moeten dat weten. Wat zouden wij liever aannemen, dan dat zij het uitspreken van die waarheid met opzet hebben uitgesteld, om daarvan de eer te laten aan koningin Wilhelmina, als zij voor 't eersteen troonrede houdt? Oi>ze correspondent te SINT-PANCRAS schrijft De commissie voor het huldeblijk voor H. M. de Koningin-Regentes is in deze gemeente sa mengesteld en bestaat uit den heer L. van de Vijzel, burgemeester, de heeren S. Duif, M. Kalis, Jb. Keizer, D. Kloos terboer, C. Slijker, Jb. Wagenaar, leden van den Raad, P. II. Versteeg, predikant en G. Kem- pers, hoofd der School. In het afgeloopen kwartaal was in de Schoolspaarbank alhier ingelegd f 169,425. Er werd. f9.77 teruggevraagd, zoodat op de Nuts- spaarbank te Alkmaar werd geplaatst f159.655. De heer C. A. J. M. de Gier, leeraaraan de Landbouwwinter8chool te Schagen, bezocht dezer dagen deze gemeente ten einde voorberei dende maatregelen te nemen tot het aanleggen van een 2de Rijksproefveld. SCHAGEN. Bij het vervoeren naar de markt zakte Donderdag op de Gedempte Gracht alhier een vette koe plotseling ineen én was ter stond dood. Voor meer dan f 200 was het dier de vorige week gekocht van onzen plaatsgenoot, den heer P. T. door den veehandelaar D. L. Als oor zaak van den plotselingen dood wordt, door des kundigen „binnen blaar" genoemd. Door J. D. werd het dier voor 'f140 voor de slacht gekocht. OOK EEN WERKSTAKING. Men schrijft uit Onderdendam, dd. 27 Sept., aan de „Bedumer": De vorige week is in de O. L. school alhier eene werkstaking uitgebroken onder de leerlin gen der hoogste klasse. Deze klas had namelijk straf verdiend, welke hierin bestond, dat al de leerlingen moesten stil zitten [met over elkaar ge slagen armen. Dit verveelde de kinderen natuurlijk spoedig, wat tengevolge had, dat 4 jongens en 6 meisjes na den speeltijd niet weer in school kwamen, maar huiswaarts keerden. Een later bericht meldt intusschen, dat besloten is, het werk te hervatten. Bij de Firma Nijgh Van Ditmar ligt ter perse Onze Afgevaardigdenbevattende Portretten en Biographiën der Leden van de Eerste en Tweede Kamer. De omslag zal in de natianale kleuren gelitho grafeerd worden. Het boekje zal als premie worden aangeboden aan de abonnés op de Wereldkroniek en ook voor niet abonnés verkrijgbaar worden gesteld. BRAND IN HET GEBOUW DER ELECTRA. Tusschen half zes en zes uur, j uist omstreeks den tijd, dat de fabriek Electra aan den Haar lemmerweg stroom moest gaan leveren voor de verlichting van vele openbare en particuliere ge bouwen, ontstond, waarschijnlijk door toevallig contact van geleidingen, brand in een der loka len van de fabriek, in het zoogenaamd schakel- "huis. De brandweer rukte met vol materieel aan. Het bleek, dat in het bewuste gebouw niet alleen het bekleedsel der draden maar ook de houten vloer brandde; eerst werd als bluschmiddel uit sluitend zand gebruikt; later werd echter ook water gebezigd, dat, om zoo min mogelijk schade te berokkenen, met putsen werd aangedragen. Omstreeks half zeven was de brand gebluscht. Daar echter het schakelhuis te beschouwen is als het „trait-d'union" tusschen den hoofdkabel en het dradennet in de stad, had het ongeval tenge volge, dat verscheidene koffiehuizen en winkels zich met kaarslicht behelpen moesten. De „Tel." schrijft over Electra's verduistering diet volgende: Van de oude manen worden sterren geslagen, maar waar blijft het licht van de volle kunst manen, die Electra 's avonds in Amsterdam doet opiijzen, wanneer ze gelijk gisteren-avond plot seling weer ondergaan Iladde men er slechts kleine kaarsvlamme tjes van kunnen maken! Het duister dat niet al leen alle katten grauw maakt maar ook de toon- 26.) Naar Chatterly! herhaalde de man in het rijtuig, maar dan loopt gij juist in de tegenovergestelde richting. Gij zijt nu reeds ongeveer drie mijlen voorbij Sal ton. Zoudt ge mij dan ook willen zeggen, welken kant ik op moet naar Chatterly en hoe ver het nog is? Ik geloof dat ge nog meer dan een uur moet loopen voor ge er zijt, maar ik moet te Chatterly wezen, wanneer ge dus bij mij wilt instappen, dan zal ik u aan uw wo ning afzetten. Maar ik zal u daardoor last veroorza ken, zeide Beatrix. In het minst niet, ik heb den tyd en ik rijd liever in gezelschap dan alleen. Doe mij dus het genoegen en stap in. Wan neer gij hier vreemd zijt, dan zou het u niet gemakkelijk vallen om alleen en in de duisternis den weg naar Chatterly te vinden. Beatrix zette zich in het rijtuig naast den vriendelijken man en deze zette zijn paard aan, dat in snellen draf den weg naar Chat terly insloeg. Zij was tamelijk vermoeid van haar verre wandeling en bovendien werd zij zoozeer door haar gedachten beziggehouden dat zij En denkt ge dat het u te Chatterly op geen moeite deed om een gesprek aan te den duur bevallen zal? knoopen. j Het bevalt mij er zeer goed, de Zij leunde op de rijtuigbank achterover,jmenschen zijn allen even vriendelijk en voor- verheugd dat zij nu tinais kwam zonder dat(komend jegens mij en Eiin-cottage is een zij zich verder vermoeide of dat zij gevaar'allerliefst huisje. Het moet 's zomers zeer liep nogmaals at te dwalen. [mooi zijn. Zij had tijd en door het heldere licht van Mrs. Cartwright heeft zich veel de rijtuiglantaarns ook gelegenheid genoeg, om haar gids oplettend gade te slaan en daarbij vroeg zij zich af hoe het toch kwam. dat zij hem den vorigen Zondag niet in de kerk had gezien. Hij was een man met een kalm, open hartig gelaat en heldere, eerelyke oogen, zijn leeftijd kon zjj niet met zekerheid be palen, want terwijl in zyn blik nog het vuur der jeugd straalde, vertoonden zich in zijn ravenzwart haar reeds zilverdraden aan de slapen. Zijn breed, hooggewelfd voorhoofd, de vriendelijke, innemende glimlach die nu en dan vluchtig over zijn gelaat streek, de zachte uitdrukking van al zijn trekken boe zemden Beatrix vertrouwen in. Hij maakte op haar den indruk van een man, die veel ondervonden en ook veel geleden had, maar aan alle stormen moedig het hoofd had ge boden. Nadat het stilzwijgen in den tentwagen zoo geruimen tijd geduurd had, brak de bestuurder het eensklaps af door te zeggen Wanneer ik mij niet bedrieg heb ik moeite gegeven het'behaagljjk voor u in te richten. Woont gij ook te Chatterly? vroeg Beatrix. Ja. Ik geloot niet, dat ik u Zondag in de kerk gezien heb. Neen, ik was Zondag op reis. Ik woon dan ook slechts voor een paar maanden te Chatterly, maar ik denk wel, dat ik mij daar, of althans in den omtrek, voor goed zal vesti gen. Ik heb nu vooreen halfjaar Copsleigh gehuurd. Beatrix kon slechts met moeite èen kreet onderdrukken en March want hij was het werkelijk kon bij het licht der lantaarns zien, dat zij doodsbleek werd. Wat deert u, miss Charles? vroeg hij bezorgd. Niets, antwoordde zij metschokkenden adem, het was dwaas van mij, ik ben wat vermoeid Ik wil gaarne gelooven, dat het genoegen kennis te maken met de!moeid zyt, zeide hij op luchthartigen toon.— nieuwe organiste van Chatterly, is het niet zoo? Inderdaad, mynheer, die ben ik, ant woordde Beatiix. Gij moogt uw wandelingen niet meer zoo ver uitstrekken, zoolang gij nog niet be ter bekend zyt met de omstreken van Chat terly, Een vreeselijke twijfel was er in het hart van het meisje gerezen. Was hij de man, dien zij zocht? Dat hij zich hier bevond, terwijl zij een telegram, dat waarschijnlijk van den valschen Kenueth Ford kwam, uit Parijs ontvangen had, zou het tegendeel kunnen bewijzen, maar misschien had hij een mede plichtige. Wat het meest tegen den argwaan van Beatrix sprak, was het gelaat van den man. Zijn donkere oogen keken zoo openhar tig in de hare, zijn glimlach was zoo vriendelijk en oprecht, zy kon niet geloo ven, dat iemand, die er zoo trouwhartig uitzag, haar zuster Nora op zulk een ver raderlijke wijze om het leven gebracht zou hebben. Toch viel het haar moeielijk haar ver verdenking op te geven, terug te keeren van het spoor, dat zy waande gevonden te hebben. Dezen morgen nog had zij gemeend, zoo zeker van het slagen harer onderneming te zijn, en thans De man, die het leven zoo góed van de schaduwzijde had leeren kennen, die zelf zooveel bitter leed verdragen had, hield zich overtuigd, dat niet alleen vermoeie nis de oorzaak kon geweest zijn, dat het meisje zoo plotseling verbleekt was. Toch deed hij haar geen verdere vragen hij trachtte integendeel haar tot kalmte te brengen, door over alledaagsche onder werpen met haar te spreken. Gy en ik moesten goede vrienden worden, miss Charles, zeide hij op vroo- lijken toon, daar wij beiden zooveel jaren buiten Engeland hebben doorgebracht. Ik was nog een zeer jong mensch, toen ik mijn vaderland verliet en nu in Augustus laatstleden ben ik er voor het eerst terug gekeerd. Zijt gij in Northshire geboren, mr. March Neen, ik was er vroegers zelfs nooit geweest. Ik kwam te Londen toevallig in aanraking met mr. Hurst en van hem vernam ik, dat hij zijn huis Copsleigh gaarne voor een korten tijd wilde ver huren. Ik huurde het van hem, in afwach ting dat ik een villa of een klein landgoed kan jkoopen, waar ik mij dan voorgoed zal bevestigen. Den Isten September kwam ik hier. Dus woont gij eerst drie maanden te Chatterly Ja, niet veel langer, maar het is me alsof ik hier reeds drie jaren gewoond heb. Men zeide mij, dat er in zulk een korten tijd nog nooit zooveel gewichtige ge beurtenissen te Chatterly zijn voorgevallen als juist in deze drie maanden. Vooreerst werd er een moord gepleegd, dan is de graaf plotseling ziek geworden, verder zijn er een nieuwe predikant en een nieuwe organiste gekomen en ten slotte is het geheele kasteel van boven tot onder nieuw ge meubileerd. Beatrix hield zich nu overtuigd, dat hy niet de man kon zijn, dien zij zocht. Hebt gij haar gezien, mr.. March vroeg zy.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1897 | | pagina 1