Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
msmmmms.
N°. 52.
Zondag 26 December 1897.
6e Jaargang.
Bericht.
Geïllustreerd Zondagsblad.
Feuilleton.
DE VEODW ALS DOKTER,
NIEUWE
mmm.
I)cze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordsciiarwoude, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 ct., franco p. post 60 ct.
UITGEVER:
J. HL KEIZER.
BUREEL:
Noordscharwomle.
PRIJS DER ADVERTENT IËN:
Van 15 regels 30 ct-, elke regel meer 5 ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
KveiidSs vorige jaren zal in
het og» t>;i!iejaar$(flag' verschij
nend numsner van dit hind
{gelegenheid zijn tot het s>iaai-
sen van Nieuwjaarsgroeten a
25 cent.
V r o e g t ij d i g e i n z e is d i n g
wordt beleefd verzocht.
We Uitgever.
Aan onze Lezers.
Velen onzers ontvangen bij hunne Courant het
Deze Illustratie verheugt zich in eene toene
mende belangstelling.
Te verwonderen is dit niet, want een zoo uit
gezochte keur van fraaie novellen en gravures
gezonde humor en onschuldige schertszooals
die in den familiekring past, werd nog nimmer
voor zulk een lagen prijs (37 '/2 cents per 3
maanden) aangeboden.
Dezo Illustratie is dan ook
voor de lezers van ons Dl ad een
premie bij uitnemendheid.
Maar de uitgevers willen de premie nog sehpo-
ner maken
In het vervolg zullen zij daaraan meerdere
malen een EXTRA BLAD kosteloos toevoegen.
Dus nog meer lectuurNog meer gra
vures! In 't bijzonder meer af beeldingen van
actueele voorvallen en treffende gebeurtenissen.
Pennevruchten van schrijvers van beteokenis
zullen worden opgenomen.
De uitgevers stellen nieuwe iutoekenaren op
het Geïllustreerd Zondagsblad voor de „Nieuwe
Langedijker Courant" gratis beschikbaar een
boeiende roman, getiteld
„Onschuldig Veroordeeld".
Doch ook zij, die reeds tot de lezers behooren,
kunnen den roman bekomen, indien zij zich
slechts de moeite willen getroosten om hun
vrienden of bekenden op de vele voordeelen te
wijzen welke deze Illustratie biedt en minstens
éen nieuwen inteekenaar aanwerven. Zulk een
boekdeel is die geringe moeite overwaard. Het
is groot 155 bladzijden, in twee kolommen ge
drukt en bevat een verhaal, dat den lezer geheel
weet mede te sleepen.
Men late dus het achterstaand inschrijvings
biljet door den nieuwen inteekenaar invullen en
voege er zijn eigen naam en adres aan toe.
Wie deze Illustratie nog niet bij zijne Cou
rant ontvangtverzuime niet achterstaand in-
teekenbiljet in te vullen en aan ons in te zenden.
De prijs is zoo gering dat het voor niemand
onzer lezers een beletsel kan zijn zich de
geregelde toezending van deze uitmuntende
premie te verzekeren.
Wij Nederlanders zijn echte kinderen van het
Noorden.
Frissche kou maakt ons veerkrachtig en op
gewekt, terwijl zomerhitte de meesten onzer
loom en mat doet zijn.
Voor allen, die geestesarbeid hebben te ver
richten en inzonderheid voor de in verscbilllende
vakken van kunst en wetenschap studeerende
jongelieden is dan ook de winter met zijn lange
avonden bij uitnemendheid de tijd van zaaien;
de zomer met zijn examens en vacantiën daaren
tegen de tijd van oogsten en rusten, althans voor
hen wie het mocht gelukken hun doel te berei
ken, want zaaien en oogsten zijn er twee.
Ozeker de zomer is schoon en heeft ontzet
tend veel bekoorlijks, doch wie ons volk in zijn
kracht, in zijn grootste mate van opgewekt leven
wil zien, heeft daarvoor de winter noodig. Kies-
vereenigingen, nutsdepartementen, bonden en ver-
eenigingen op allerlei gebied, die in voorjaar of
zomer de meeste moeite hebben om zelfs de be
stuursleden bij elkaar te krijgen, zien in den win
ter hunne bijeenkomst vaak druk bezocht, en de
zelfde persoonlijkheden die op een zoelen zomer
avond niet veel anders hebben uit te brengen
dan een „Pf, 't is om te stikken," redeneeren
er 's winters op los met een vuur en een geest
drift, die u in verrukking brengt.
En niet alleen de grooten roeren zich ter dege
met de kleinen toch gaat 't evenzoo.
Ook onder 'tjonge volkje, onder jong Holland
valt 's winters een geestdrift en opgewekte zin
op te merken, die den oudere van jaren met een
zeker genot doet terugdenken aan zijn jeugd, aan
den goeden tijd, toen ook hjj nog zoo van harte kon
meedoen aan de winterpret.
Ziet ze, dien knapen en meisjes, met van
vreugde stralende gezichtjes, bij 't verlateD van
hun bedje, elkander de blijde tijding mcdedeelen
het heeft vannacht gesneeuwd.
Dit woord alleen is voldoende om in hun hoofd
jes een reeks van plannetjes te doen rijpen, 't een
al heerlijker dan 't andere; en als ze daar straks
in den tuin, op den weg, of op het schoolplein
bezig zijn met sneeuwpoppen maken, sneeuwbal
len gooien, baantje glijden, sleetje rijden enz. enz.
met de rozen op de wangen en gloeiende handen,
neen, men zou wel een Nurks moeten zijn, om
daarin geen behagen te scheppen.
En dan de schaats, die den voet als ware het
vleugels geeft.
Wie rijden kan en schaatsen heeft is er bij,
jong en oud, rijk en arm neemt deel aan 't
ijsvermaak en giert en zwaait lustig langs de
baan, of over sloot en plas door de velden om
te genieten van het heerlijke schouwspel, dat
de sluimerende natuur ook des winters oplevert.
Neen waarlijk, 't is niet alleen de zomer, die
van de bosschen en velden bekoring doet uit
gaan, ook de winter is buiten bekoorlijk.
Als de modderige wegen hard zjjn geworden
door de vorst, wanneer de boomen zijn bedekt
niet ijzel en schitteren in de zon alsof ze bezet
waren met edelgesteenten, wanneer het blanke
kleed van sneeuw als een zachte donzen deken
de velden dekt, zich uitstrekkende tot den hori
zon, dan is het schoon in de natuur, en behoeft
men zich waarlijk niet te beklagen, dat men de
warme kachel eens heeft verlaten om een kou
den neus te halen.
Ook in de huiskamer doet de winter zijn
rechten gelden, en noopt door zijn lange avon
den tot een zekere gezelligheid en gemoedelijk
heid, waartoe men des zomers, als zoo ieder
zjjns weegs gaat, het mooie weer noopt er on
willekeurig toe, niet zoo licht geraakt.
Vrienden en bekenden vereenigen zich nu en
dan eens onder gezelligen kout, den tijd ver
drijvende met de bespreking van wat er al zoo
belangrijks in stad of land of in meer intiemen
kring voorviel, of wel met een of ander spel en
binden daarmede onwillekeurig de banden van
vriendschap en genegenheid wat vaster.
Doch in de eerste plaats voor de belangen van
net huisgezin, is met den winter een periode
vingebroken, waarin zaadjes kunnen worden
uitgestrooid, die voor het verder leven rijpe
vruchten zullen kunnen dragen.
De jeugd, die 's zomers speelde en dartelde
in de vrjje natuur, tot moeder waarschuwde
dat het bedtijd was geworden, is nu met vader
en moeder bijeen in de huiskamer, en heeft
voor zoover de tijd niet in beslag wordt geno
men door schoolwerk, naai- of breiwerk als
anderszins, behoefte om bezig te worden gehou
den.
Wel de ouders, die dit gevoelen en begrijpen
en zich er op willen toeleggen om van de ge
legenheid die de winteravonden hen aanbieden
een nuttig gebruik te maken.
Zij kunnen in het tijdperk, dat de aarde on
vruchtbaar schijnt, de schoonste vruchten doen
rijpen in hoofd en hart van hun kroost.
Wat is er niet, vooral in onzen tijd, gelegen
heid te over, niet alleen om de kinderen aange
naam bezig te houden met allerlei spelen, die
als 't ware voor een zuur gezicht zijn te beko
men, maar ook om hen nuttig bezig te houden
en hun geest te verrijken door hen iets goeds
voor te lezen of uit eigen ervaring een en ander
mede te deelen dat voor hun volgend leven van
nut kan zijn.
Waarlijk men kan zich er tegenwoordig niet
meer mee afmaken met te zeggen ik weet zoo
weinig, ik heb zelve zoo weinig geleerd.
Goede boeken en populaire geschriften zijn
voor zoo weinig te bekomen, dat voor dengene,
die inderdaad iets wil weten om wat te kun
nen mededeelen aan zijn kinderen, de gelegen
heid er wel is, om zichzelf en zijn kroost iets
goeds en nuttigs te leeren.
O't is zoo'n dankbaar gehoor dat kleine
volkje, als 't daar op een stoel, of op een stoof
of op vaders knie met gespannen aandacht zit te
luiteren naar veel wat 't voor het eerst hoort, en
als door een stortvloed van vragen toont hoezeer 't
belang stelt in dat alles.
Waarlijk, zoo menigeen, die de huiskamer ver
laat om in een of andere vergadering zijn wjjs-
heid eens te luchten, en vaak nog te worden uit
gelachen of gecritiseerd om het onvolledige van
zjjn kennis, zou zoo'n heerlijk en dankbaar ge
hoor vinden in den kring der zijnen, en er zich-
zelven en zijn gezin zulke onvergetelijke oogen-
blikken van stil, bescheiden geluk en waarachtige
levensvreugde kunnen bereiden. Er zijn zooveel
goede en goedkoope geschriften, waaruit zooveel
is te putten, dat men nog niet wist en waardoor
men den blik verruimt en een geheel anderen
kijk krijgt op de dingen, die daar om ons heen ge
beuren. Heel wat beter is 't voor groot en klein,
wanneer die in de huiskamer hun intrede doen,
dan dat de .winteravonden worden gesleten met
het lezen van nuttelooze vodden, als waartegen
laatstelijk nog in dit blad werd gewaarschuwd,
die voor kïnderooren en oogen ongeschikt zijn, en
alleen met de Turksche trom, met groot geraas,
door toezegging van cadeaux bij de zooveelste
aflevering aan den man kunnen worden gebracht.
Die lange winteravonden, wanneer de vader van
't gezin thuis is, en allen warm en goed bijeen
zijn, kan er zooveel goeds en bljj vends worden ge
sticht in hart van oud en jong.
Ongelukkig degene, wien de avonden te lang
zijn, omdat hij niet weet zich bezig te houden.
Wanneer men daar goed en gezellig bijeen zit,
de maag gevuld en een warm bedje in 't voor
uitzicht en men hoort de sneeuw of hagel tegen
de glazen jagen en de snerpende noordenwind
door den schoorsteen gieren, dan wordt het hart
dankbaar gestemd voor 't geen men zelve bezit
en geniet, maar tevens ook wordt het geopend
voor 't ongeluk en de ellende van zoovele ande
ren, die beter wellicht dan wij zijn, die zooveel
moeten ontberen, zelfs de noodzakelijkste levens
behoeften en voor wie dezelfde winter, die ons
aan den gezelligen haard het leven doet genieten,
rustig en tevreden, een vreeselijke verschrikking
is, voor wie de winter wil zeggenkoude, gebrek,
honger en ellende.
De sleutel tot aller geluk zal zeker wel niet zoo
spoedig gevonden zjjn, maar ook zonder dat, zal
menige wanverhouding kunnen worden verbeterd,
veel ellende kunnen worden gelenigd en meniger
honger kunnen worden gestild.
Daarvoor is bij een helder hoofd noodig een
open hart, dat niet gevoelt voor 't eigen ik
alleen, voor 't belang van de eigen persoon
of 't eigen vak, maar dat ook weet te denken
en te gevoelen voor allen wier lot verbetering
behoeft.
Novelle van Hugo Klein,
naar het Duitsch door H. P. J. S.
2.)
Om zich te vergewissen, dat zij goed ge
raden had, drukte zij met haren vinger den
jongen man zachtjes op de maagstreek,
waarop hjj pijnljjk ineen kromp en een
zacht steunen hem over de lippen kwam
»Melk, breng gauw wat melk en een le
pel," sprak Petronella tot de portiersfarnilie,
waarop het jonge mensch, die den schilder
naar boven had helpen dragen, vlug naar
de portierswoning beneden liep om het ge
vraagde te halen.
De schilder was nog steeds half bewus
teloos, mompelde onverstaanbare woorden
en staarde met zijne donkere oogen in het
licht der lamp, die aan de andere zijde der
kamer stond.
»Wat is het, juffrouw vroeg de portiers
vrouw, zich tot Petronella wendend. »Wat
scheelt hein? Hjj is toch nietgekgeworden?'
Petronella schudde ernstig het hoofd.
nHet is de honper," antwoordde zij daarna
even ernstig; »hij moet in een paar dagen
niets gegeten hebben."
»Och mjjn God," mompeld het oudje.
®Die arme jonge kerel. Zoo in verval ge
raakt! Wie zou dat gedacht hebben, toen
hij bij ons kwam wonen, met al die mooie
dingen, die hjj medebracht. Och mijn God
Het jongmensch had inusschen de melk
gebracht en Petronella gaf den jongen lijder
eenige lepels vol daarvan in. Begeerig ver
zwolg hij de lafenis. Daarna viel hij dade
lijk in slaap, die evenwel slechts een paar
minuten rustig was.
Schouderophalend en steunend, woelde
hij in zijn bed, terwijl tevens hevige stuip
trekkingen door zijn lichaam gingen. Deze
toestand veranderde niet, zelfs niet toen
Petronella hem voor de tweede maal melk
had ingegeven.
»Hij heeft den geheelen nacht de zorg
vuldigste verpleging noodig," zeide Petro
nella zacht tot het oudje.
»Zoudt gij met mjj bij hem willen waken
»Ach ja, ach ja, beste juffrouwWan
neer gij als vreemde dat wilt doen, zou ik
u dan niet helpen, ik, die hem al zoo lang
ken? Ach hjj is zoo'n jonge goede heer. Hij
was altjjd gul en edel, zoolang het hem
Soed ging. Maar den laatsten tijd ging het
hem al slechter, ofschoon hjj er zelf ook wel
schuld aan had.
Hjj wierp de menschen, die schilderjjen
van hem wilden koopen, van de trappen,
en natuurlijk kwamen deze niet terug. Ik
vraag u toch, er zijn schilderijen en schil
ders genoeg en nog wel beleefde ook. Ik
weet niet, wat er nu met hem gebeurd
is? Och, eens toch zoo'n lieve beste man.
Maar wat praat ik daarzegt u mij lie
ver, wat wij vannacht nog noodig zullen
hebben."
Petronella knikte met het hoofd, »Melk,"
zeide zij toen, sgoede cognac, waarvan wjj
hem een paar druppels zullen ingeven, en
eene krachtige bouillon."
»Zal ik het vuur aanmaken?"
»Och, neen, hjj moet het koud gebruiken.
Ga zelf alles in orde brengen, beste vrouw."
Hierbij gaf zij het vrouwtje wat geld, om
de noodige inkoopen te doen.
Daarna verwijderde de vrouw met haar
man en haar zoon zich. Petronella schoof
eene groote gemakkelijke fauteuil naast de
sofa.
Hierin wilde zij den nacht doorbrengen
om den zieke telkens lichte, versterkende
drank in te geven, die hjj niet kon ver
dragen, wanneer hjj er ineens te veel van
kreeg.
Het was stil in de kamer; men hoorde
alleen de lamp gonzen. Slechts nu en dan
werd de stilte verbroken door het pijnlijk
gesteun van den jongen man, of zijne on
samenhangende, in de slaap gesproken woor
den Een mooie man! Een mooie man,niet
tegenstaande zijne magerheid, die waar
schijnlijk een gevolg van zijne armoede was,
Die donkere kop, was een karakteris
tieke kop, en dan die rijzige gestalte, die
sierlijke fijn gevormde hand.En die
man was kunstenaar, dus een man van ta
lent, die alleen aan een of ander gebrek
leed.
Oh, die ellende in de wereld, die zelfs
de edelsten en besten niet spaart. De arts
keek nu eerst eens goed de kamer rond
waarin zij zich bevond. Zonder twijfel was
zij hier in het atelier van den schilder.
Alles zag er vrjj kaal uit; waarschijnlijk
had de jonge man de beste meubelstukken
verkocht, om zich van de opbrengst weer
te kunnen onderhouden.
Er hingen echter ook nog vele mooie,
verschoten stoffen voor deur en venster.
Ook waren er nog ledige schiderezels; pen-
seelen en vertdoozen lagen verspreid erom
heeneenige schilderijen stonden tegen den
wand, zoodat men slechts de achterkant
kon zien.
Overigens droeg het atelier in alles de
sporen van verwaarloozing; vingerdik lag
de stof op de meubelen en lange spinrag
hing van den zolder at.
Het oudje kwam nog steeds niet terug;
waarschjjrilijk moest zij aan de buurvrou
wen de gebeurtenissen van den avond ver
tellen.
Plotseling kreeg Petronella het verlangen,
de schilderijen eens te bekjjken, die tegen
den muur stonden.
Zij nam er eene en bekeek ze. Het was
pen vrouwenkop, met zeer bijzondere uit
drukking. Blond krulhaar omringde een
rond, vriendelijk vrouwengezicht, met kuil
tjes in de wangen, heerljjke roode lippen en
blauwe oogen, glinsterend van levenslust.
De schilder had paaiden in het haar ge
werkt en de sierlijke vormen van het bo
venlijf, bekleed met kant en brocaatstof,
flonkerend vsn goud.
Waailijk eene schoone vrouw,eene vrouw,
die zou kunnen betooveren, in vervoering
brengen en in het verderf storten .En
plotseling herinnerde Petronella zich eenige
regels, die een harer studie-genooten, een
altijd verliefde jongen, bij een uitstapje
langs den Rjjn had voorgedragen:
Frau Nixe, Dir weih'ich das schönste Lied,
Das glühendste Herz und diesüszeste
(Minne;)
Wie schön, dasz es mich in den Abgründ
(zieht),
Zu dir, goldlockige Teufelinne.
Hm maar wat was dat? Dwars over
het portret liep een dunne l(jn. Achl het
was stuk gesneden, met een fijn, scherp
mes in tweeën gesneden.
Wanneer men het linnen van het houten
raam losgemaakt had, zou het in twee stuk
ken gescheiden zijn.
Petronella bekeek nu de andere schilde
rijen.
Merkwaardig! Alle vertoonden hetzelfde
vrouwengezicht, zij het ook in verschillende
houdingen, en al deze portretten waren
vernield, verscheurd, gesneden of met verf
beklad. Op allen lag eene dikke stoflaag,
alsof men er in dagen niet aangeraakt had
Het oudje kwam nog maar niet. De een
zame waakster aan het ziekbed ging einde-
delijk weer in de fauteuil zitten, met een
der portretten, die z\j het mooist vond op de
knieën, en verdiepte er zich in.
Plotseling werd Petronella door een wild,
woest geschreeuw uit hare gedachten ge
wekt. Verschrikt keek zjj op.
De schilder zat rechtop op de sofa, in eene
dreigende houding en de van koorts gloei
ende oogen wjjd open en op haar gericht.
»Weg met die portretten,» schreeuwde