Weekblad voor LANGrEDIJK en Omstreken. N°. 1. Zaterdag 1 Januari 1898. 7e Jaargang. Geïllustreerd Zondagsblad. Nieu wstij d ingen Feuilleton. ÏEVKOtlWAlSDOKTBE, NIEUWE LMGE1U l)eze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS voor Noordscharwoude, Oüdkarspel, Zoidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden 50 ct., franco p. post 60 ct. UITGEVER: J. H. KEIZER. BUREEL: ¥<to rel scha r wo u <1 e PRIJS DER AD VERTENTIÊN: Van 1—5 regels 30 ct., elke regel meer ct. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. Aan onze Lezers. Velen onzers ontvangen bij hunne Courant bet Deze Illustratie verheugt zich in eene toene mende belangstelling. Te verwonderen is dit niet, want een zoo uit gezochte keur van fraaie novellen en gravures gezonde humor en onschuldige schertszooals die in den familiekring past, werd nog nimmer voor zulk ccii lagen prijs (37V2 cents per 3 maanden) aangeboden. Deze Illustratie is clan ools voor de lezers van ons blad een premie bij uitneniendlicid. Maar de uitgevers willen de premie nog schoo ner maken In het vervolg zullen zij daaraan meerdere malen een EXTRA BLAD kosteloos toevoegen. Dus nog meer lectuurNog meer gra vures! In 't bijzondér meer afbeeldingen van actueele voorvallen en treffende gebeurtenissen. Pennevruchten van schrijvers van beteekenis zullen worden opgenomen. De uitgever^ stellen nieuwe inteekenaren op het Geïllustreerd Zondagsblad voor de „Nieuwe Langedijker Courant" gratis beschikbaar een boeiende roman, getiteld Onschuldig Veroordeeld' Doch ook zij, die reeds tot de lezers behooren, kunnen den roman bekomen, indien zij zich slechts de moeite willen getroosten om hun vrienden of bekenden op de vele voordeelen te wijzen welke deze Illustratie biedt en minstens een nieuioen inteekenaar. aanicerven. Zulk een boekdeel is die geringe moeite overwaard. Het is groot 155 bladzijden, in twee kolommen ge drukt en bevat een verhaal, dat den lezer geheel weet mede te sleepen. Men late dus het achterstaand inschrijvings biljet door den nieuwen inteekenaar invullen en voege er zijn eigen naam en adres aan toe. Wie deze Illustratie nog niet bij zijne Cou rant ontvangtverzuime niet achterstaand in- teekenbiljet in te vullen en aan ons in te zenden. Be prijs is zoo gering dat het voor niemand onzer lezers een beletsel kan zijn zich de geregelde toezending van deze uitmuntende premie te verzekeren. Al spoedig zult gij, oude trouwe vriend, ons weer gaan Verlaten. Wij kregen u lief en wer den met u vertrouwd. Wat bracht gij ons weder veel, dat ons bij 't scheidon voor den geest komt. Yeel liefde en voorspoed, veel leed en smart, doch niemand onzer scheidt van u, zonder te kunnen zeggen: oud jaar gij bracht ons weer ontelbare, onverdiende, onverwachte zegeningen aan. Ja zelfs uit smart en zorg sproot immers nog 'een zegenHoe vormden ze ons karakter, hoe maakten ze ons van onbedacht vluchtig kind tot mensch. O, 't afscheid van u stemt ons ernstig wee moedig. Wij gevoelen behoefte om bij't scheiden ons leven nog eens bladzijde voor bladzijde te doorbladeren, en 't gelezene rustig te overdenken, en een inwendige stem vraagt ernstig, zacht: „Wat hebt gij veroverd in den nu weldra weder voor u afgesloten tijdkringZjjt gij moedigen flink den steilen bergweg des levens opgestegen Of bleeft ge vadsig droomend in een doelloos dolce far niente op dezelfde plek van het levenspnd staan, uwe ooren sluitende voor de inwendige stem die u toeriep„Menschenkind, weet gij dan niet, dat uwe verbeuzelde, vervlogen levensdagen nooit, nooit terugkeeren Weet gij niet dat het leven ook u roept met den krachtigsten eisch tot strijd en overwinning, opdat gij later bij den te rugblik u-zelf kunt afvragen: Wat won ik voor geest en gemoed, wat aan bekwaamheid en on dervinding? De dagen snellen daarhenen met hare vreugden en zorgen, met hare bonte heerlijke droo- men en verwachtingen. Wat, wat is er gebleven Hoe schoon en waar drukt Stöckhardt zich uit als hij over dit onderwerp zoo kernachtig zegt: De mensch moet aan den boom gelijk zijn de Lente brengt bladeren en bloesems; de Zomer vruch ten en zaaddan komt de Herfst en neemt alles, alles weg, zoodat de boom indien hij op het verledene wilde terugzien niets schoons zoude vinden, dat hem van Lente en Zomer ware overgebleven. Intusschen mag de boom niet klagen, ja toch hij won, al ging het ook schijnbaar onopgemerkt. Immers, waar de sappen goed waren, werd de bast sterker, het hout dichter, de takken steviger en wat het uitnemendste van alles is: nBe boom nam toe in innerlijke kracht en vatbaarheidom in 't ver volg iets volkomeners voort te brengen." Zoo is het dus niet slechts de vrucht, maar de geoefende krachtniet-het uitwendige werk, maar de inwendige wasdomdie ons overblijft van het voortsnellende leven. Onze correspondent te SINT PANCRAS schrijft Een bijzonder gunstige kans was er dit jaar voor de lotingen der Nationale Militie in deze gemeente om vrij te loten. Er waren 10 lotelingen, wat een zeer hoog aantal is voor onze kleine gemeente. Slechts 2 moeten als verdedigers van 't Vaderland dienst doen. No 1 had redenen tot vrijstelling, zoodat No. 2 en 3 moeten opkomen en zelfs No. 4 nog vrij is. STAATSBEGROOTING VOOR 1898. Het rijksbudget voor het volgend jaar, zooals het thans de Eerste Kamer heeft bereikt, heeft een eindcijfer van f 141,292,199,56 aan geraamde uitgaven. Vergeleken met de oorspronkelijke raming, zooals die aan de Tweede Kamer werd aange boden, is dit eindcijfer f451,546,50 lager. Hierop hebben het mondeling debat en de amendementen die er bij zijn aangenomen, slechts weinig invloed gehad. De verlaging heeft zich bepaald tot de f 4500, die geweigerd werden voor den nieuwen hoogleeraar in de geschiede nis te Utrecht. Maar de Kamer heeft de aange vraagde gelden verhoogd met f75,000 voor de ontvangst der Indische vorsten en met f2000 voor de opzichters bij den waterstaat. De Kamer heeft dus aan de regeering f72.500 meer toege staan dan gevraagd was. Als het eindcijfer toch 4]/2 ton minder is ge worden, ligt dit aan een andere oorzaak. Niet aan de veranderingen die reeds tijdens het schriftelijk onderzoek in de oorspronkelijke ramingen zijn gebracht, want daardoor is het ge- heele bedrag met ruim 31/2 t°n verhoogd. Er schuilt dus elders een verlaging van bijna 9 ton. En die is te vinden in het zesde hoofdstuk Marine dat slechts voorloopig is vastgesteld, nadat de Minister gemeend had de verwerping van den post voor een nieuw schip niet te mogen overleven. De begrooting van dat hoofdstuk is daarna in hoofdzaak tot de cijfers van 1897 te ruggebracht en met 9 ton verminderd. Als de opvolger van den heer Jansen over eenige maanden de definitieve begrooting komt verdedigen, zal misschien het eindcijfer weder stijgen. TUSSCHEN MIDWINTER EM NIEUWJAAR. Een onzer Dréntsche correspondenten schrijft ons: Als Midwinter (Kerstfeest) achter den rug is, het laatste sneedje van den „Krinteweg" (Krentebrood), zijn plaats in de maag heeft ge vonden van den Drentschen boer, wordt het zachtjes aan tijd aan 't Nieuwejaar te denken. Bij den bakker worden een paar honderd „plas- sies" (kleine ronde koekjes), besteld voor de kinderen, die a. s. Zaterdag komen „glok" (ge luk) in 't nije jaor wenschen. En 's avonds als de lamp aangestoken wordt en de „vensters" (luiken) gesloten, haalt de vrouw des huizes het nieuwjaarsijzer voor den dag en zij of de oudste dochter gaat nieuw jaarskoeken bakken. Er worden nog eenige turven bij het haardvpur gezet, het hangijzer wordt er boven gehangen aan den „haal", de pot met beslag (een deeg van rogge- of tarwe meel met stroop of suiker) op de haardplaat gezet en het bakken kan beginnen. Daar men echter volgensMultatuli en andere wijsgeeren wat men doet goed moet doen, zal ik, wat zeker voor zeer vele lezers niet over bodig is, vóór ik verder ga dienen te vertel len, wat voor ding een nieuwjaarsijzer is. Een nieuwjaarsijzer lijkt iets op een vuur tang en op een nijptang. Men zal dit nog niet zeer duidelijk vinden, maar men vergete niet, dat (alweer volgens Multatuli) alle definities moeilijk zijn. Het ding is een soort nijptang in groot for maat, de nijpers zijn als de bladen van een vuurtang, maar vrij wat grooter.Tusschen die bladen legt de bakster (bakkeres?) een lepel deeg, drukt ze zoolang tot het deegpapje zich gelijkmatig verspreid heeft en legt het toestel dan op het hangijzer. Terwijl moeder of dochter de platte koeken bakt, dié-soms om een stokje tot een cylinder worden opgerold, laat ze nu en dan de huis- genooten eens van haar baksel proeven. De oudste zoon, die als een degelijk huis- men sch niet bij de straat loopt, maar bij den haard kousen zit te breien, kijkt naar de ini tialen van zijns vaders naam, die aan den bin nenkant van de bladen van het nieuwjaarsijzer gegrift staan eij nu haut relief afgedrukt zijn op de gebakken koeken. Meestal echter zijn de binnenzijden der bladen met eenvoudige ruiljes voorzien en ontbreken dan de naam letters. „Lust oe ze niet?" vraagt zijn vader, die in den Steen wij ker Almanak zit te lezen. „Ja", antwoordt de zoon, „mij lust ze wel" en, daar hij den heer des huizes fijntjes ziet lachen: „steet er wat moois in?" „Jong, jong", zegt de almanaklezer, „hè'k van zien lévend zoo niet ziene, hoe kriegt ze 't bij mekaar!" En bij lacht over de anecdoten en moppen van den almanak, die met de „Mep- pelder kraante" zijn eenigste lectuur vormen. „Dat doet de studenten", meent de vrouw, „die maakt die dingen kloar". En al pratend bakt ze door, tot ze eenige hon derden koeken klaar heeft, die voor een groot deel door het gezin zelf gebruikt worden, maar voor 't grootste deel tegelijk met een paar „plassies" uitgereikt worden aan de geluk- wenschende kinderen, die in de eerste dagen van Januari er zich de maag mee overladen. En zoo wachten we oudejaarsavond (in som mige deelen van Drente moesjesavond, omdat er dan „moes" of boerenkool wordt gegeten) en nieuwjaar af. Op den eersten dag van Louw. Novelle van Hugo Klein, naar het Duitsch d(>or TI. P. J. S. 3.) Petronella ging nu naar hare kamer en legde zich te bed. Zij gevoelde zich vermoeid, hare zenu> wen waren gespannen en de slaap was on rustig, eigenlijk niets dan eene aaneenscha keling van verwarde droomen, waarin het beeld van den schilder steeds opnieuw verscheen. Nu eens lag hij voor haar ver smachtend als een stervende, en zij be moeide zich te vergeefs met steeds groo- ter wordende angst met hem. Dan weer richtte h\j zich dreigend op en balde de vuisten»waar is die heks?" riep hg haar toe. »Die andere heks, die mooie met die blauwe oogen. Jij bent ook eene heks, maar jij draagt eene bril, jij Lent eene gemeene heks." Daarna ontwaakte zij en voelde een vreemd, pijnlijk gevoel in de hartstreek. Dat «gemeene heks", had daar geen schuld aan, God beware, een beetje overspanning der zenuwen, anders niet. Zjj stond op. legde een koud compres op het hart en ging weer te bed. Hoe goed toch wanneer men opleiding als arts heeft genoten Het genoemde middel zij alle dames, bg dergelijke overspanning ten zeerste aanbe volen. In den loop van den middag bezocht Petronella den schilder, zooals zij hem be loofd bad. Daar het onze plicht is u alle omstandigheden nauwkeurig te beschrij ven, moeten wij u ook het feit vermelden, dat de jonge arts, voor zij zich op weg begaf, een tijdlang nadenkend voor den spiegel stond. Wij hechten zelfs zóó aan eene juiste vermelding der feiten, dat wij zelts moe ten vertellen, dat zij dezen dag veel lan ger voor den spiegel had gestaan, dan het anders loffelijkerwijze en in het volle be sef van haar ernstig beroep, hare gewoonte was. Doch eindelijk moest Petronella toch van den spiegel scheiden, aan welke zij wellicht uitleg gevraagd had, omtrent de woorden in den droom gesproken «ge meene heks", en zocht zij haren zieke op. De jonge man was nog zeer zwak, doch de koorts onbeduidend. De arts liet den jongen man eenige lepels bouillon drinken en stond toe, dat hij dien middag nog een slok cognac en een stukje biefstuk ge bruikte. Toen Petronella legen den avond nog eens terugkwam, gevoelde de zieke zich reeds beter en was hij spraakzaam. «De portiersvrouw heeft mij verteld, hoe d< liefderijk gij mij verpleegd hebt, mejuf frouw," zeide hij. Ik weet niet, hoe ik u daarvoor danken zal." ¥»Oeh. het is de moeite niet waard, Petronella hem in de rede. «Ik heb niets anders gedaan, dan de plicht van ieder arts, van ieder mensch." «Menschenplicht mag het zijn, maar hoe zelden leeft men die plicht na!" «Maar ik verzoek u, ik zie in hetgeen ik gedaan heb geen grootmoedige daad." Hij zweeg een poosje; toen zeide hij: «En zoo vervallen,ik moest mij voor u schamen." Mijn God," viel z\j nu in, «wie heeft er nu in zijn leven niet eens kwade dagen gehad «Vervallen." vervolgde de schilder, «ver vallen en dat door eigen schuld neen, niet door eigen schuldvoegde hij er hoofd schuddend bij. Wanneer g(j het eens wist! Doch waarom, zoudt gij het ook niet we ten? Gij hebt m(j zooveel belangstellinggetoond, en ik zou u zoo graag bewijzen, dat het niet mijne schuld is het noodlot eene be- toovering krankzinnigheid ik weet niet wat." Weder gloeiden zijne oogen en de jonge dame schrikte. «Gij moet u niet opwinden," sprak Pe tronella snel, «Een volgenden keer zult gij het mij wel eens vertellen." Hij maakte eene afwerende beweging met Ie hand. «Wees maar niet bung, ik ben nu geheel kalm. Ik heb er behoefte aan, het aan iemand mede te deelen. En het zal niet terugkomen, wat mij gis teren bevangen heeft. Het was volsla gen krankzinnigheid, daar bij de portiers vrouw. Neen, neen, ik ben nu we der geheel en al meester mijner zinnen, en ik wil het blijven. Ik zal mijzelf weder verheffen I Moedeloos en aarzelend voegde hij er aan toe, alsof hij bang was voor eene on zichtbare macht «als ik kan." «Waarem zoudt gij niet kunnen," riep Petronella levendig. «Gij zijt een man in den bloei van het leven, jong, sterk en vol goede sappen, en zou het u aan wilskracht ontbreken «Gij zult hooren en oordeelen," zeide hij op den vorigen toon. «Denk u, ik werd verliefd op eene vrouw en mijne liefde grensde aan razernij. Ik kan niet zeggen, dat z\j die liefde verdiend heeft. Zij was als model op alle ateliers geweest zij had niets vrouwelijks dan het geslacht. Maar zij was mooi, o zoo mooi. En bloeiend van levenslust, vol vroolijkheid, waar haar lach weerklonk scheen het leven veel schooner. Een liefderoos was het, die mij had be vangen, liefderazernij, ik herhaal het. Ik kon niet meer zonder haar leven. En op zekeren dag was zij verdwenen. Ik kon het eerst niet begrijpen, daarna ;af ik mij aan vertwijfeling over. Ik zocht ïaar, zocht haar en deed niet anders dan naar haar zoeken. Maar de slimmert wist wel, hoe ik naar haar zou zoeken, en had alle sporen van haar weg uitgewischt. 1 Eindelijk hoorde ik, dat zij met een me dekunstenaar naar Parjjs was gegaan, het doel harer wenschen van jaren her. Toen besloot ik de ontrouwe uit m(jn hart te rukken, zooals een flink man betaamt. Maar het ging niet. En bovendien stond ik in mijne kunst onder eene betoovering betoovering is het juiste woord, betoo vering, hekserij. Deze laatste woorden sprak de jonge man heftig uit, en bezorgd keek Petronella hem aan. «Ziet gij,» vervolgde de schilder na eene pauze op een anderen toon, «ik ben nog jong, maar toch verheugde ik mij reeds in eene groote bekendheid. Mijne schilderijen, studiekoppen, kaïaktergestalten en éénvou dige. aangrijpende opvattingen, vonden steeds goeden aftrek ik was als portret schilder zeer gewild. Ik leefde op vrij rui men voetmaar toen kwam die betoove ring, en alles was uit. Wat ik ook wilde schilderen, alles nam -hare gestalte aan. Of ik den ouden harpspeler schilderen wilde, of het portret maken van de ge goede, dikke burgervrouw, die voor mij poseerde, zoodra ik het penseel hanteerde verzonk ik weer in mijne verliefde gedach ten ik zag alleen haar, altijd alleen haar, ik schilderde alleen haar, altijd al leen haar. Eene vreeselijke betoovering, waaraan ik mij niet kon ontrukkenÉn ik schaam de mij ten slotte voor allen, die mij iets kwamen opdragen, voor de kunst, hande laren, aan wie ik nooit iets anders dan dezelfde vrouwenkop kon laten zien, voor lien, die hunne physionomie op mijndoek-.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1898 | | pagina 1