Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 2.
Zondag 9 Januari 1898.
7 e Jaargang.
N ieuwstij dingen
Feuilleton.
DmOÜWALSDOKTBK,
NIEUWE
COURANT
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Oudkarspel, Züidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 ct., franco p. post OO ct.
UITGEVER:
J. HL KEIZER.
BUREEL:
Hoordscharwoude.
PRIJS DER ADVERTENTIÈN:
Van 1—5 regels 30 ct., elke regel meer 5 ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
Onze correspondent te SINT PANCRAS
schrijft:
Op de boerderij van den heer M. Kalis
aan de Butterhuizen wordt nu ook brougras ge
bruikt. Dit is de eerste gelegenheid in onze ge
meente. De voorraad is verbazend groot, voldoende
om het geheele huis te verlichten en er alles nog
op te koken.
De aanleg van een en ander is flink en doet
den heer Spaan uit de Schermer alle eer aan.
Zoo nu en dan krijgt ook onze gemeente
des Zondags bezoek van de polderjongens, die
werkzaam zijn aan de nieuwe lijn naar Hoorn.
Verheugen kunnen we ons tot heden in die
bezoeken nog niet.
Onlangs hadden de heeren in de Westbever-
koog met een treknet het verpachte vischwater
afgevischt, terwijl deze week door een onzer
dorpgenooten een paar laarzen werden vermist,
die aan den muur van het huis hingen te dro
gen. Hoewel het niet zeker is, dat dit het werk
der polderjongens is, is het toch wel opmerke
lijk dat den vorigen avond eenige van die lui
in de bunrt om nachtverblijf hadden gevraagd.
Jl. Donderdagavond vergaderde in het lo
kaal van den heer Pijper te Heer-Hugowaard
de Landbouw- en HandelsVereeniging te Broek
op Langedijk, wederom met het doel propaganda
te maken voor het doel waarvoor deze vereeni-
ging is opgericht.
Na opening der vergadering door den heer
D. Wagenaar werd na voorlezing der notulen
der vorige vergadering, door den voorzitter, den
heer C. Wagenaar JGz., er aan herinnert hoe
in den loop der tijden alles verandert, van ge
daante verwisselt.
Ook te Heer-Hugowaard is veel, zeer veel
veranderd. In 1625 bestonden de bewoners in
hoofdzaak van de Spieringvissc herij.
De gevangen buit werd te Broek op Langedijk
ter markt gebracht waar grage koopers werden
gevonden enwaardoor die visscherij een goed
bestaan opleverde en aanvankelijk beter bloeide
dan te Beemster.
Op de plaats waar vroeger de vischmarkt
werd gehouden is thans de Spieringbuurt, welk
gedeelte der gemeente Broek op Langedijk daar
aan zijn naam ontleent.
In het jaar 1631 echter werd de Waard droog
gemalen en 3100 bunders aan het vaste land
toegevoegd, en in vruchtbaar gras- en bouwland
herschapen.
Doch de grond scheen niet geschikt voor gras-
en graangewas waarvoor naar gelang het tij ver
liep de bakens moesten worden verzet. Men ging
zich toen toeleggen op den boschbouw om weer
naderhand den grond in bouwland te herscha
pen en zich toe te leggen op den teelt van vlasch
en meekrap welke teelt op den duur ook weder
niet loonend bleek en men zich zoo langzamer
hand bogon toeteleggen op den koolbouw.
Daar waar dezelfde belangen op den voorgrond
treden, spreekt het vanzelf, zegt de voorz., dat
die belangen moeten worden behartigd.
Spr. schetst nu het ontstaan, doel en streven
der vereeniging; de misstanden die bestaan in
den handel en den landbouw; het succes dat de
vereeniging heeft verworven en nog kan ver
werven door als een man gestand te doen de
leus onzer vaderen „Eendracht maakt macht".
Tot medewerken aan, het helpen bevorderen
van handel en landbouw, door het wegnemen
der vele oude verkeerde gewoonten die nog steeds
worden gehuldigd, als: het maatstelsel bij den
verkoop van aardappelen, uien en losse wortelen
en de overtallen bij den verkoop van kool, waar
van het nadeel en de onrechtvaardigheid werden
aangetoond, werd de vergadering verzocht haar
lidmaatschap te willen verbinden aan de ver
eeniging en daarvoor blijken te geven van hare
belangstelling in den strijd om recht, billijkheid
en betere toestanden.
Deze vergadering had tot resultaat dat wederom
16 leden en 3 begunstigers der aanwezigen toe
traden uit welks midden tot commissieleden wer
den benoemd de HeerenW. van Slooten, P.
Wonder en C. Beers.
Met een opwekkend woord werd de vergadering
door den Heer D. Wagenaar gesloten, zijn dank
brengende aan den Heer Burgemeester voor zijne
tegenwoordigheid.
KWALENBEZORGER VAN BEROEP 1
Romulus Ram, de schrijver der Amsterdam-
sche Brieven in den „Res. Bode," verzekert
„van geloofwaardige" zijde het volgende verno
men te hebben
„Er is hier ter stede een persoon, die jonge
lieden, welke dienstplichtig zijn, kwalen bezorgt,
d. w. z. dezen voor een tijd in een toestand
brengt, waarin zij schijnen met deze of geene
kwaal behebt te zijn, zoodat zij worden afge
keurd en hen dan weder in hun vorigen gezon-
denstaat terugbrengt.
KWARTJESVINDERS!
Dinsdag legden weder twee bekende leden
van dit berucht gild uit Rotterdam, hun gewone
wekelijksche bezoeken te 's Gravenhage af. Al
vrij spoedig hadden ze op straat een klein bur
gertje in 't oog, die zijn koetjes op 't droge
heeft en die op weg was naar zijn bankier om
enkele coupons te verzilveren. Aldra werd hij
aangeklampt door een hunner, 't Gesprek liep
over 't koopen van huizen, waarop volgde een
uitnoodiging, om een huis in de Nassaulaan te
gaan bezichtigen, dat één der kwartjesvinders
zich voorstelde te koopen. Onze burgerman was
daar wel voor te vinden evenals voor de uit
noodiging, om eerst een kop koffie te gaan ge
bruiken in een koffiehuis op den Dennenweg.
Onder een gezellig praatje werd een kaartspel
voor den dag gehaald en werden door den kwartjes
vinder verschillende kunstjes vertoond.
De tweede kwartjesvinder, die zich op straat
op eenigen afstand had gehouden treedt nu ook
de tapperij binnen. Van toeschouwer bij de ver
tooning van de kunstjes met de kaarten wordt
hij deelnemer er aan, bewerende die kunstjes
ook wel te kennen. De kunstjes ontaarden tus-
schen de beide kwartjesvinders weldra in 't be
kende valsche kaartspel van: „één, twee, drie",
en dan raden naar schoppenaas. Er wordt ge
wonnen en ons burgermannetje wordt verlokt
tot deelneming aan 't spel.
Zjjn klinkende munt is weldra verdwenen in
de zakken van de kwartjesvinders. Hij wordt
geprikkeld over 't feit, dat hij zoo weinig geld
bij zich had en dit niet kunnende verdragen,
haalde hjj te voorschijn drie Italiaansche Spoor-
wegobligatiën, te zamen vertegenwoordigende een
waarde van 1500 franken. Van dit oogenblikaf
was hij een verloren man.
De kwartjesvinders stellen daartegenover een
kleine hoeveelheid bankpapier. Daar gaat 't:
„een, twee, drie", en onze burgerman heeft zijn
obligatiën verloren. De beide handlangers lateu
hem in den steek en spoeden zich voort naar
Rotterdam.
De burgerman kwam eindelijk tot bezinning
en liep naar de politie. Deze liet de telegraaf
werken, en de Rotterdamsche politie ontnam op
verzoek van die in Den Haag, den kwartjesvin
ders, die zich reeds als heeren en meesters van
hun buit beschouden, de op zoo bedriegelijke wijze
verkregen waarde. Dgld.
OPLICHTING.
Men leest in „De Noord-Brabanter
Het volgende brutale stuk wordt ons mede
gedeeld en nog wel door de betrokkene zelve,
zoodat wij aan de „goede bron" niet te twijfelen
hebben.
Eenige dagen geleden werd iemand in arrest
gesteld en naar de gevangenis overgebracht.
Dezer dagen nu, tusschen 10 en 10 V2 uur>
vervoegde zich een net gekleed „heer" bij de
echtgenoote van den gevangene.
„Ben ik hier bij vrouw....?" was zijne vraag.
„Om u te dienen, mjjnheer".
„Wel vroutje, ik wenschte je wel even afzon
derlijk te spreken."
„Asjeblief, mijnheer, wil u naar boven gaan;
daar hebben wij de gelegenheid alleen te praten."
„Best."
En „mijnheer" en de vrouw des huizes gin
gen naar boven.
Daar vertelde „mijnheer" dat hij advocaat
was en in het naburige Vucht woonde. Hjj had
dienzelfden morgen den gevangene gesproken in
het „groot huis".
Deze zag er slecht uit en hjj „de advocaat"
zou zorgen, dat hij onmiddellijk beter voedsel
kreeg, ja, een plaats zou erlangen in de zieken
zaal.
Tegelijk deelde hij mede, dat haar man a.s.
Maandag in vrijheid zoude wezen. Daar zou hjj
voor zorgen.
Maar de vrouw zou wel begrijpen, dateenen
ander geld moest kosten. Met f 100 kon „de ad
vocaat" zich contenteeren*
De belangen van den preventief gehechte wa
ren bjj hem in goede handen en hjj zou voor
alles wel zorg dragen.
Onbegrjjpeljjk genoeg was de vrouw zoo dom
om aan die mooie woordjes geloof te slaan. Zij
verwjjderde zich en haalde de f 100, welke som
zjj den „advocaat" ter hand stelde.
„U begrjjpt, vrouw," zei deze toen, dat deze
zaak geheim moet blijven. Zjj blijft geheel tus
schen u en mjj. Maandag is je man thuis en van
nu af aan krjjgt hjj goeden kost.
De vrouw was in haar nopjes. Zjj dankte „men
heer den advocaat" en liet hem uit.
„Mocht deze of gene", zei hjj ten slotte, „die
mjj hier ziet uitkomen, vragen wie ik ben, zeg
dan maar dat ik een reiziger in cognac ben of
iets dergeljjks".
Den naam, dien hjj opgaf, was de vrouw ont
gaan quitantie had zjj niet eens gevraagdwel
scheen zjj (en ook de dienstbode) hem goed te
hebben opgenomenbeiden gaven ons althans een
nog al duidelijke persoonsbeschrijving.
Onze overtuiging is dat men hier met een echte
schurkenstreek te doen heeft en geen onzer lezers
zal er wel anders over denken.
NIEUWE AANRANDING TE AMSTERDAM.
In de Lepelkruisstraat bjj de Nieuwe Prinsen
gracht te Amsterdam is Dinsdagavond omstreeks
halftien, een meisje aangerand.
Boukje Bakker, zoo is haar naam, had om
een uur of negen haar woning in de Nieuwe
Kerkstraat 99, waar zjj in betrekking is, verla
ten om een boodschap te doen. 't Werd half tien,
tien uur, half elf, en nog altjjd was zjj niet
terug. De menschen, bjj wie zjj in betrekking
is, hadden nog gekscherende tegen elkaar gezegd,
dat ze misschien wel door den messensteker was
aangerand, en men kan zich dus hun schrik be-
grjjpen, toen eindeljjk, even over half elf, het
dienstmeisje thuis kwam, huilende, geheel ont
daan en met een verbonden hand, den arm in
een draagband en met de tjjding, dat zjj aange
rand en gestoken was.
Ziehier wat zjj van het gebeurde omstandig
aan het „Nieuws" vertelde:
Zjj was op weg naar huis terug en had toen
in de Lepelkruisstraat, waar 't zeer stil en nog
al donker was, twee jongens zien staan van een
jaar of achttien, twintig. Een dezer was haar
gevolgd en had haar aangesproken met de woor
den „van jou moet ik een zoen hebben." Het
meisje keerde zich halverwege om en maakte
met de hand een afwerende beweging, maar
meteen dat zjj haren arm oplichtte, kreeg zjj
een slag of schok, waarop de jongeling 't op een
loopen zette. De ander, die zich achteraf gehou
den had, liep ook hard weg, en terwjjl beiden
zich zoo haastig verwjjderden hoorde de aange
rande een hunner zeggen„ik geloof dat ze
bloedt." Ze was, hevig ontsteld, doorgeloopen en
zag bjj het licht van een lantaarn dat haar
rechterhand hevig bloedde en dat haar boezelaar
reeds geheel met bloed bevlekt was. Ze is toen
naar het Israëlietisch Ziekenhuis gegaan, waar
de wond, een vrjj diepe snede tusschen duim en
wjjsvinger gehecht en de hand verbonden werd
en is toen naar huis teruggekeerd.
De politie, met het gebeurde onmiddelljjk in
kennis gesteld, heeft terstond de zaak onderzocht.
De commissaris Van Raalte deed het meisje aan
het bureau op het J. D. Mejjerplein ontbieden,
om de verschillende bjj zonderheden van de aan
randing uit haar mond te vernemen.
Het oordeel van de politie is, dat men hier
niet te doen heeft met den nog steeds on beken-
Novelle van Hugo Klein,
naar het Duitsch door H. P. J. S.
4.)
En nu was zijzelf, zij, die al deze theo-
riën had opgesteld, verliefd geworden o[
een schilder, en zou te zwak geweest zijn
om hem weerstand te bieden, wanneer hij
haar tot vrouw had gevraagd.
Maar hij begeerde haar niet. Gelukkig of
helaas, zij wist zelf niet, hoe zij het noe
men zou.
Zij stelde zich bloot aan het gevaar, zich
onnoemelijk belachelijk te maken, zij stelde
zich bloot aan alleen de Franschen heb
ben er het juiste woord voor, waarvan de
vertaling ons tot nog toe niet kan bevre
digen aan eene eeuwige «blamage".
Maar neen, zoover zou het niet komen.
De jonge schilder beminde immers eene an
dere, bevond zich in de toovermacht van
die andere en koesterde voor de vrouwe
lijke arts niets anders, dan een gevoel van
dankbaarheid. Dat smartte haar, doch stelde
haar tegelijkertijd gerust.
En zjj dwong zich tot werken en bracht
geheele nachten aan de schrijftafel door.
Deze jjver verzoende de familie, bij wie
zij inwoonde eenigszins met haren omgang
met de kunstenaars, welke men met scheele
oogen aanzag.
Men had haar voor stil en bedaard ge
houden, men had een' hoogen dunk van
haar verstand, en nu liet zjj zich in met
dat luchthartige volkje.
Zjj zag, dat haar gedrag de bekrompen
menschen ontstemde, zij schaamde zich en
alles bleet bij het oude. Alleen de dochter
des huizes interesseerde zich levehdigvoor
het gezelschap kunstenaars en vroeg veel
naar hare medeleden.
«Gij gelukkige, gjj kunt met hen om-
w an," zeide de levenslustige Hulda. «Gjj
weet ik heb een' grooten dunk van uwe
geestes gaven hoe zoudt gjj anders als
vrouw alle studiën hebben kunnen doen en
het tot arts brengen? Maar het verstandig
ste zou toch zijn, wanneer gij een dezer
schilders behaagdet en met hem zou kunnen
trouwen."
Acht dagen geleden zou Petronella nog
zeer vertoornd over zulk een' eiscli geweest
zijn. Zjj ontleende aan haren toorn ook
woorden, levendige woorden, en had in een
privaat onderhoud, haren vriendin eene ze
kere voordracht nog eens voorgelezen, waar
aan zij nu met afschuw terug dacht.
Nu evenwel sprak zjj geen woord en
bloosde, onttrok zich gauw aan het gesprek,
ging naar hare kamer en weende.
De jonge schilder was intusschen bjjna
ig geheel genezen. Sedert geruimen tijd had
hij het bed al verlaten, wandelde veel, en
kreeg door eene krachtige voeding zijne
krachten spoedig terug.
Hare bezoeken aan het atelier waren
eigenlijk al geheel overbodig geworden, en
wanneer zij niettemin verklaarde, dat zjj
nog noodig waren, zoo misleidde zij daar
mede wel de anderen, maar niet zich zelf.
«Zoover is het nu met mij gekomen,'^
dacht zjj eens vol berouw, «dat ik op naam
der wetenschap lieg."
Eens op een' morgen ontmoette zij der.
jongen schilder op de trap.
«Goeden morgen juffrouwNelly,"zeidehjj.
Eene zalige riffling ging door haar
lichaam. Voor den eersten maal ii^ haar le
ven, sprak men haar zóó aan. Thuis noemde
men haar Petra en zoo noemden haar in
tieme vriendinnen haar ook. Dat «Petra"
klonk kort maar streng. Het zoetklinkende
melodieuse «Nelly" daarentegen was wer
kelijk een lieve naam, er. haar hart klopte
heftiger, toen zjj zich zoo hoorde noemen.
«Goeden morgen," sprak zij zacht, want
zij vreesde, dat de stem hare innerlijke
entroering zou kunnen verraden.
«Zeg mjj toch, juffrouw Nelly," vervolgde
de jonge man vrooljjk, «waarom draagt gjj
toch altijd die leelijke bril? Ik ben over-;
tuigd, dat zij uw gezicht ontsiert en zon
der haar zondt gjj veel mooier zjjn.
Ook uwe kleeding bevalt mij niet gij
zijt toch niet boos, dat ik u dat zeg, niet
waar?
Uwe kleederen zjjn altijd zoo donkeren
hebben het snit van mannenjassen, die er
niet opgemaakt zijn, de zachtheid en sier-
ljjkheid der vrouweljjke vormen tot haar
recht te brengen. Vooral die stjjve staande
kraag mishaagt mij ook al een mannen-
kraag.
Gij moet een lichte, vroolijke, heerlijke
kanten kraag dragen, die behoort bjj die
blanke hals. Dat alles is zoo gekunsteld,
zoo ernstig, zoo in het geheel niet vrou-
'elijk.
Wilt gjj het niet één keer probeeren, een
costuum, zooals de andere dames dat heb
ben, te dragen één enkele maal, mjj
ten believe?"
«Misschien" antwoordde zij lachend,
groette en snelde naar hare kamer, waar
zij dien middag het slot van hare eerstvol
gende voordracht wilde afmaken.
Maar in de werkelijkhijid dacht zij daar
in de verste verte niet aan. Zij nam ffuks
hare bril af en keek in den spiegel. Daarna
haalde zij een en ander uit hare kasten en
koffers, en keek weer in den spiegel.
Kortom zij had den geheelen middag
zooveel te doen, dat zjj er werkelijk niet
toe kwam, zich met hare medische verhan
delingen in te laten.
Toen zij aan tafel in den huiseljjken
kring vei scheen, zag zij er geheel anders
uit.
«Wel, wat zjjt gjj nu een aardig per
soontje," riep de vrouw des huizes uit,
«precies mevrouw uwe mama; zoo moet
gij u altijd kleeden, beste meid 1"
Hulda echter kuste haar voor het
eerst. «Nu zjjt gjj pas een meisje," lachte
zjj; «tot nog toe waart gij half een man."
De heer des huizes zeide echter glim
lachend: «Ik wed, dat, wanneer gij zoo in
het gezelschap der artsen verschijnt, het
resultaat van uwe voordracht dubbel zoo
groot zal zijn."
Bepaald eene verrukking bracht zij te
weeg, toen zjj 's middags in den kring der
schilders verscheen.
Met een luid «hoerah" begroette men
haar en maakte haar vele complimenten.
«Nu eerst ziet men, hoe mooi gjj zjjt,"
zeide hij, die de geheele gedaante verwis
seling tot stand had gebracht.
«Vroeger kon men het wel gissen, maar
men wist het toch niet zeker. En nu zal
ik eens zien, of gjj van mij houdt. In dat
geval zult gij altijd wel gekleed gaan als
«Wanneer gjj genoegen hebt in die opschik,
met genoegen," zeide zjj luchtig; in stilte
echter dacht zij er aan, hoe vernederend
het voor haar was, zich verder te versie
ren en op te schikken, zooals een vijftien-