JSUSilJSA.Ö pKAS
Brieven uit „de Streek,'
gaan.
g«.
Gisternacht zijn' door de politie verschillende
nasporingen gedaan, waarna 2 personen gearre-
stoerd zijn, n.m. F. uit Leur, een zoon van de
kennissen, waar het meisje zou gaan kaartspe
len en waar zij dikwijls verbleef, en v. d. W.,
een jonge boerenknecht uit hot naburige Beek,
met wien het meisje verkeering heeft gehad in
het afgeloopen jaar.
Eergisternacht is het lijk uit het doodenhuisjo
vervoerd naar een politiepost te Leur, waar gis
termiddag de gerechtelijke schouwing plaats had.
Onze correspondent te SINT PANCRAS
schrijft:
De Rederijkerskamer „Het Viooltje" te
Hensbroek voerde Dinsdagavond 1.1. in het lo
kaal van den heer P. Greeuw alhier op:
„Mathilda of een Vrouwenhart", en
Erfoom".
Alles liep flink van stapel. Beide stukken
werden uitnemend gespeeld.
Jammer, dat het publiek zoo weinig talrijk
was. Misschien was de entréeprijs, hoe-laag
ook, voor velen nog te hoog.
Mocht „het Vioolje" nog eens weer hier ko
men, dan hopen wij, dat alle plaatsen bezet
zijn. Waarlijk een rederijkerskamer met zulke
uitstekende krachten kan ons een genotvollen
avond bezorgen.
Beroepen te PURMEREND, (Toez.) Ds.
A. Stramrood te ürsem.
DE RAMP OP AMBOINA.
De aardbeving, die zoo schrikkelijke verwoes
ting in deze onze Oost Indische bezitting aan
richtte, duurde 20 seconden, wat voor een aard-
schudding een vrij geruime tijd is. Geen natuur
verschijnsel is er, waardoor in zoo kleine spanne
tjjds zooveel menschen kunnen omkomen. Men
herinnert zich de aardbeving te Lissabon, waarbij
in enkele secon den 30.000 menschen onder het
puin der gebouwen bedolven werden en de aard
beving te Catania (Sicilië) waarbij wel 60,000
menschen het leven verloren. Nog betrekkelijk
versch in het geheugen ligt de aardschudding, die
in 1883 het vulkanische eiland Krakatau (in de
straat Soenda) geheel deed wegzinken, waarbij
toen zelfs Anjer (op de kust van Java) geheel
werd verwoest.
Waarlijk, de 20 seconden, die de aardschudding
te Ambon duurde, waren alleszins voldoende om
de gebeêle stad in puinhoopen te veranderen, de
velden te verwoesten, de kleine rivieren nabij de
stad in haar loop te stuiten en zelfs bergen te
doen instorten. Worden, zooals hier het geval
was, de kusten door een aardbeving bezocht, dan
voegen zich gewoonlijk de verwoesteüde uitwerk
selen der zee- bij die der aardschudding, want
niet zelden treedt het water buiten zjjn gewone
grenzen en de golven rollen met vreeselijk ge
weld landwaarts. Plotselinge rijzing van het zee
water van ongeveer 27 meter werd zelfs eenmaal
geconstateerd. Voeg daarbij het noodweer, en men
kan zich voorstellen hoe ontzettend de catastrofe
moet geweest zijn.
Zoowel het noodweer, dat in den regel zware
aardbevingen vergezelt, als de onrustige bewe
gingen van de magneetnaald, hebben ongetwij
feld de bemanning der in de baai van Ambon
liggende schepen, ook van den kleineren Gouver-
nementsstoomer „De Arend", intijds gewaarschuwd
om het naderend onheil te ontwijken, waardoor
zij nog door snelle beweging zich in veiligheid
brengen konden.
Op Ambon lagen 3 compagnieën infanterie en
1 compagnie artillerie: van deze militairen wer
den blijkens het regeeringstelegram, een 10-tal
minderen gedood,
Het eiland Ambon of Amboina, dat ongeveer
half zoo groot is als de provincie Utrecht, werd
herhaaldelijk door aardbevingen getroffen,
en roept de herinnering terug aan de
aardbevingen, die in den loop der tijden daar
plaats hadden.
Den 12den Mei 1644 viel daardoor het fort
Victoria gedeeltelijk in puin. In 1671 tot '73 en in
1674 hadden er hevige aardschuddingen plaats.
Bij de laatste kwamen 2322 menschen om, waar
onder 31 Europeanen, het stadhuis en het hospi
taal werden verwoest.
Den 28 Maart 1830 had er een hevige aard
beving plaats, die 20 seconden aanhield. Die van
1 November 1835 was nog krachtiger, een der
kazernen binnen het fort Victoria stortte in en
begroef 58 menschen, die daarbij den dood von
den, terwijl er nog 36 personen gekwetst werden.
De schade beliep een half millioen gulden. Den
21 Januari 1837' 16 December 1842, in 1843
en in 1845 gevoelde men daar opnieuw hevige
aardschokken. Den 28 Mei 1849 scheurde de ri
vieroever nabij Ulat, den 8en October 1850 werd
de bevolking opnieuw door een hevige beving, ge
paard met zwaar gedreun, opgeschriktden 25sten
November 1852 was dit opnieuw heit geval ge
paard aan een zee-beroering, waarbij het water in
de baai bijna 2 meter steeg. Op den 13 April
1853 en den 7en September 1864 waren de schok
ken minder hevig.
De bevolking van het geheele eiland telt ruim
30,000 zieleu, over 47 negorijen en 11 kampongs
verdeeld. De Amboina of ambon had in 1892
een bevolking van 8063 personen, nl. 788 Eu
ropeanen en daarmede geljjkgestelden, 696 Chi-
neezen, 361 Arabieren en vreemde oosterlingen
en 6218 inlanders.
Bij het departement van koloniën is ontvangen
een telegram van den Gouverneur Generaal van
Ned.-Indië gedagteekend op Vrijdag
„Eergisteren zijn van Makassar twee fregatten
waarop zich een officier van gezondheid bevond
en gisteren is het waterstaatspersoneel met hon
derd dwangarbeiders naar Amboina vertrokken".
Verder blijkt uit dat telegram dat van de tien
bij de aardbeving op Amboina als gedood opge
geven militairen, slechts vijf Europeanen zijn
en dat 35 militairen beneden den rang van offi
cier gewond werden.
Uit de omstandigheden dat geen verdere op
gaaf omtrent dooden gedaan is, af te leiden dat
evenals reeds van de officieren gemeld is, ook
geen Europeesche ambtenaren omgekomen zijn.
XIV.
Nog steeds bloemkool; en dat op 14 Januari
Toch is de gang er uit en dat is zeer natuur
lijk. Aan alles komt een einde; zoo ook met
den aanvoer van bloemkool.
Werden verleden Zaterdag nog negen schui
ten ter markt gebracht, dit getal daaldo Woens
dag reeds tot drie. De prijs houdt vrijwel ge
lijken tred met den aanvoer; namelijk in dier
voege, dat beide geregeld minder worden. Za
terdag bij een aanvoer van 4049 stuks va.ii-
eerde de prijs naar kwaliteit, van f0,65 tot
f 3,80, terwijl Woensdag de geheele aanvoer,
100 stuks, ongeveer f9 kon opbrengen. Waar
schijnlijk zullen Zaterdag a.s. nog wel enkele
partijtjes ter markt ter markt worden gebracht,
doch dit zal van weinig beteekenis meer zijn.
We zijn nu werkelijk aan het einde dercam-
ipagnie.
Reeds worden door het bestuur van „de
Tuinbouw" maatregelen getroffen tot het bij
eenroepen harer leden. De commissie tot het
nazien van haren rekening en administratie,
kwam reeds bijeen en naar ik vernam, bleek
daaruit, dat de omzet de drie ton, met nog
ruim f25000 overschreed.
Aan marklgelden werd dus ontvangen eene
som van omstreeks f5000, Daarvan werd aan
den betaalmeester uitbetaald f2600.
Een aardig salaris, zult ge misschien zeggen
en daarin hebt ge niet geheel ongelijk, doch
men kan veilig aannemen, dat deze som met
f1000 moet worden verminderd voor hulp bij
de administratie en de uitbetalingen, die de
betaalmeester zich moet verschaffen. De risico
aan deze betrekking verbonden, hoewel niet
geheel ten bate van den betaalmeester, en de
groote financieele verantwoordelijkheid, eischen
evenwel eene flinke bezolding. Toch wordt
dit niet door ieder ingezien en bijna jaarlijks
duiken er liefhebbers op, om deze post voor
minder salaris waar te nemen. Zoo ook nu.
Het bestuur ontving namelijk een aanbod voor
Ji percent. Bij een omzet als in't afgeloopen
jaar, zou dit dus voor de vereeniging eene
besparing opleveren van bijna f 1000.'t Is wel
verleidelijk en toch zou ik 't niet in het be
lang van de markt achten, wanneer de ver
eenig. mocht besluiten daarop in te gaan. In
de eerste plaats was de vergoeding
voor 1897 alleen vastgesteld met het oog op
eene tamelijk groote schadepost, die de betaal
meester, van het daaraan voorafgegane jaar
voor zijne rekening moest nemen. Verminde
ring van y,0 percent was dan ook reeds door
de functionaris voorgeslagen. Laten de leden
bedenken, dat goedkoop wel eens duurkoop
blijkt te zijn. Mij dunkt zij hebben die onder
vinding reeds opgedaan.
Toen de Tuinbouw de eerste maal eene
keuze moest doen, viel deze op-iemand, die
na enkele weken dermate in 't nauw zat, dat
hij in 't drukst van den aanvoer moest be
kennen, dat de waarneming dezer betrekking
zijne krachten te boven ging.
De tegenwoordige betaalmeester, de Heer
K. Kooiman Dz., werd toen onmiddellijk be^
reid gevonden het werk van hem over te ne
men en de wijze waarop hij zich tot heden
van zijne taak heeft gekweten, wordt zoowel
door de handelaars als door de boeren geroemd.
Een ander belangrijk punt, dat aan het oor
deel van de leden zal worden onderworpen,
is het afschaffen van de overtallen.
Waar de landbouw- en handelsvereei
aan de Langedijk zoo energiek voorgaat,
twijfel ik niet of onze groentebouwers zullen
daarin volgen. Niet dat ik verwacht dat deze
wijziging zonder strijd zal worden verkregen
Neen, ook hier hoort men tegen die afschaf
fing bezwaren te berde brengen; ook hier zijn
er die slechts noode met den ouden sleur bre
ken.
De argumenten die voor het bestendigen
van den tegenwoordigen toestand worden ge
bezigd, zijn evenwel zoo zwak, zoo weinig be-
teekenend en de redenen die pleiten voor af
schaffing zoo overwegend, dat aan het resul
taat der discussiën redelijkerwijze niet valt
te twijfelen.
K.
Buitenland.
STANLEY OVER PAUL KRUGER.
Naar aanleiding van een onlangs verschenen
publicatie van den Afrika-reiziger Stanley over
Paul Kruger, maakt de „Saturday Review" de
volgende opmerkingen
„De heer Stanley heeft Paul Kruger gezien
en eenige merkwaardige dingen over hem ge
zegd. Hjj heeft gezegd o. a. „Ik geloof dat
er niet één volk ter wereld zoo goed door een
enkel uitstekend man vertegenwoordigd wordt
als de Boeren der Z.-A. Republiek worden ver
tegenwoordigd door den heer Krnger. Hij is bij
uitstek de Boer der Boeren in karakter zoowel
als in verstand en aanleg, en dat is de reden
waarom hij zjjn volk zoo volkomen in bedwang
heeft.
Zijn koppigheid en een man met een der
gelijk voorkomen kan niet anders zijn dan
koppig wordt door zijn volk aangezien voor
kracht.
De ouderdom en zijn gebreken hebben die
eigenschap nog versterkt.
Zjjn weinige spraakzaamheid, een gevolg van
hoovaardjj, zelfbewustzijn, beperktheid van ge
zichtskring en een steunen op zichzelf, noemen
zjj diplomatischen aanleg. Zijn karakter van
huis uit reeds gemelijk en knorrig, werd zulks
nog meer door opvoeding, een afgezonderd leven
en éénzjjdigen omgang. Hij is weinig meegaand
en zelfzuchtig en verhard door verachting voor
de praatgrage zwakkelingen, die zich met hem
hebben gemeten.
Dat is de man dien de Johannesburgers hopen
te vermoeien met hun verzoeken en petities,
maar 't zal hun nooit gelukken. En evenmin
zullen zij hem overtuigen door hun argumenten
want hjj heeft een te harden kop, is te onwe-
I L.
tend en onbevattoljjk."
In denzelfden geest zegt hjj verder: „De
werkeljjke Kruger is een Boersche Macchiavelli
geslepen en dweepziek, koppig als een muilezel
en buitengemeen met zichzelf ingenomen. Bo
vendien jjdel eii opgeblazen door do hom ver
leende macht, wraakzuchtig en gierig en altijd
een Boer, dat is een wezen kleingeestig
en stomp datniet eens kan lezen en schrij
ven."
Om dan tot deze slotsom te komen
Ver van den bijnaam van groot te verdienen
zooals sommige Engelsche bezoekers hebben ge
meend, schjjnt do meest passende titel voordon
heer Kruger te zjjn „klein."
Onze lezers, zoo vervolgt de „Saturday Re-
view," zullen wel niet van ons verlangen dat wij
deze uitingen aan kritiek onderwerpen, om dan
als volgt te eindigen
„Wij zullen den heer Stanley niet oordeelen
zooals hij Kruger heeft geoordeeld, maar wel wil
len wjj opmerken dat, de maatstif moge juist of
onjuist zjjn,. mannen van do daad altijd beoor
deeld worden naar het oniniddelljjk resultaat van
hun ondernemingen. Wjj hebben Afrika-reizigers
wel eens hooren beweren, dat de eenige verdienste
van den heer Stanley is dat hjj altijd geluk heeft,
maar tegeljjkertjjd kan de heer Stanley er triom
fantelijk op wjjzen, dat hjj nooit iets heeft onder
nomen of hjj heeft 't ook volbracht.
Zonder twijfel moet hij daarom gerekend wor
den onder de voornaamste der Afrika-reizigers.
En toch heeft hij nooit iets gedaan dat in bezwaar
lijkheid kan vergeleken worden met Krugers da-
geljjksche werk.
Noem Krugers onwetendheid op den koop toe,
zoo ge wilt, het wonderbaarlijke van zjjn resulta
ten wordt er des te grooter door. Hij was de eerste
om te vechten voor de onaf hankeljjkheid van het
land, welks vrijheid hij heeft gehandhaafd ingoede
en slechte tijden tegen macht van goud en kracht
van mannen, twintig jaren lang.
Hij strijdt met een stoutheid en een vastbera
denheid waarvoor zelfs zijn vijanden eerbied heb
ben en hjj behandelt de overwonnenen met een
grootmoedigheid die nooit is overtroffen.
Een dergeljjk man noemt de heer Stanley
„klein". Met evenveel reden zou hij Cromwell
dieuzelfden titel kunnen toekennen."
OPZIENBARENDE BRIEF VAN ZOLA.
De „Aurore" publiceert een brief van Emile
Zola aan den president van de republiek, welk
stuk aldus eindigt
De zaak-Dreyfus is een werk der bureaube
ambten aan het ministerie van oorlog. Door alle
denkbare middelen, door een veldtocht in de
pers, door mededeelingen aan de bladen en door
persoonlijken invloed hebben zij Esterhazy
beschermd, om Dreyfus opnieuw te ver
nietigen. Een krachtigen bezem zou de republi-
keinsche regeering in het ministerie van oorlog
moeten gebruiken, om alle middeleeuwo mis
bruiken en alle zeden der inquisitie weg te
veegen want in dat ministerie is de uitroep
„Yuile Jood!" nog steeds een bewijsgrond.
Eenige machtige mannen met hessen zetten
hun laarzen op de keel der natie en dwingen
haar den schreeuw naar waarheid en gerechtig
heid weer in te slikken.
En eindelijk formuleert de schrijver zijn be
schuldigingen tvldus: „Ik beschuldig den luite
nant-kolonel du Paty de Clamde de duivelsche
bewerker g> weest te zijn van deze rechterlijke
dwaling, en wel is waar onwetend, daarna zijn
werk gedurende drie jaar door allerlei knoeie
rpen verdedigd te hebben.
Ik beschuldig generaal Mercier, door zijn
geesteszwakheid zich medeplichtig te hebben
gemaakt aan de grootste ongerechtigheid dezer
eeuw. Ik beschuldig generaal Billot, do bewijzen
van Dreyfus' onschuld in handen te hebben
gehad, ze echter heeft onderdrukt en aldus de
grootste misdaad tegenover de menschjieid en
gerechtigheid op zich te hebben geladen. Ik
beschuldig de generaals Boisdeffre en Gonse, aan
hetzelfde misdrijf medeplichtig te zjjn, de een
wegens zjjn hartstochtelijk clericalisme, de andere
wegens zjjn kastengeest, voor wien de krjjgsraad
een onaantastbare heilige arke is.
Ik beschuldig Pellieux en Ravary, dat zjj een
misdadig en vroeseljjk partjjdig onderzoek hebben
geleid; deze onrechtvaardigheid treedt letterlijk
aan het licht uit het rapport van Ravary, dat
een gedenkteeken van naïeve aanmatiging* is. Ik
beschuldig de drie schriftkundigen in het proces-
Esterhozy, dat zjj leugenachtige en bedriègeljjke
rapporten hebben uitgewerkt, zoolang een genees
kundig onderzoek niet bewjjst, dat zjj ljjden aan
ziekto aan de oogen en aan ziekte van geest.
Ik beschuldig de bureaux van het ministerie
van torlog, dat zjj in do pers, voornameljjk in de
Eclair en de Echo de Pariseen afschuweljjken
veldtocht gevoerd hebben om de openbare meening
op een dwaalspoor te brengen en hun fouten te be
dekken. Ik beschuldig den eersten krjjgsraad, dat
hjj het recht geschonden heeft, door een onschul-
dige op grond van geheim gebleven stukken te
veroordeelen. Ik beschuldig den tweeden krjjgs
raad, dat hjj deze schennis der wet op bevel heeft
gedekt en zjjnerzjjds de misdaad heeft begaan met
medeweten een schuldige vrjj te spreken.
Terwjjl ik deze beschuldigingen formuleer,
weet ik zeker goed, dat ik een overtreding bega
van de bepalingen vervat in artikel 10 en 31
der perswet van het jaar 1881, betreffeude las
ter, maar merk evenwel op, dat ik mjj vrijwil
lig aan deze straf bloot stel. Wat de personen
aangaat, die ik aanklaag, zoo verklaar ik, dat
ik hen niet ken, hen nooit gezien heb en noch
haat, nog een gevoel van wraak tegen hen ge
voel. Deze mjjne handelwjjze is slechts eene re-
volutionnair middel, om het uitbreken der waar
heid en gerechtigheid te bespoedigen.
Ik heb slechts één hartstocht, die van het
licht en van de waarheidhandel slechts in
naam der menschheid, welke zooveel geleden en
recht op geluk heeft. Mjjn vlammend verzet is
niet ander als een schreeuw mjjner ziel. Iladde
men toch slechts den moed, mjj voor de gezwo
renen le roepen en moge men het onderzoek in
het volle daglicht leiden. Ik wacht."
Reeds heeft de premier dezer dagen in de
Kamer verklaard, dat de „aanvaller op het le
ger" aan de justitie zal worden overgeleverd, en
clus zal men er wol meer van hooren. Het is har-
teljjk te hopen, dat Zola ook bewijzen zal heb
ben voor zjjn serie beschuldigingen. Toen Scheu-
rer-Kestner voor den krjjgsraad naar zjjn mate-
rieele bewijzen werd gevraagd, zei hjj die niet to
hebben en slechts enkele „détatails" te kennen,
waaronder men tameljjk algemeen zekere „in
drukken" verstond. En bljjkt het nu dat de
geweldige aanval van Zola ook op niets dan
indrukken steunt, dan, ja, staat de zaak van
Dreyfus er slechter dan ooit aan toe. De moed
van een Zola, otn het, tegen de publieke opinie
in, voor den banneling op te nemen, zou diens
zaak dan wellicht voorgoed onmogelijk maken.
Reuter seint uit STOCKHOLM
Prof. Nordenskjold heeft in de Academie van
Wetenschappen medegedeeld, dat volgens een
bericht van het Zw'eedsche ministerie van bui-
tenlandsche zaken, door verscheidene geloofwaar
dige personen tusschen 4 en 7 Augustus 11. in
Britsch-Columbie op 53° 30' N. B. en 121° 30'
WL., zeven mij 1 benoorden het Meer Quesnelle,
een ballon is gezieu. Nordenskjold achtte verder
onderzoek aan te bevelen.
Voor een jong Amerikaansch paar zjjn
de wittebroodsweken ook in materieel opzicht
gunstig geweest.
De jonge man, zekere heer Berry, had reeds
sedert 1890 vergeefs goud gezocht. Moedeloos
besloot hjj eindeljjk maar te trouwen en niet
meer aan het goud in het hooge Noorden te den
ken.
Hjj verloofde zich met een Californisch meisje,
maar de dorst naar goud bleef hem kwellen, en
daarom stelde hij voor, de huweljjksreis naar
Alaska te doen. De resolute jonge dame had
daar niets tegen en ze gingen op weg, bleven
evenwel niet in Alaska maar overschreden de
grenzen van Britsch-Amerika. Hier kwamen zjj
bjj de Yukon, waar zjj na een paar dagen gra
vens xleu grootsten buit vonden, die tot nu toe
op één plek bij elkaar gevonden is, namelijk on
geveer een millioen aan goud, waarna ze weer
naar huis gingen en hun avontuur aan een Ame
rikaansch blad meedeelden.
Het „Neues Wiener Tageblat't" ontvangt
uit ROME het bericht, dat de geschenken, die
de Paus op zijn 60-jarig priesterjubileum ontving,
eene waarde van meer dan zes millioen fr. ver
tegenwoordigen. Zoo ontving Z. H. van den her
tog van Norfolk een wissel voor 200,000 fr., van
de koningin-regentes van Spanje 100,000 fr. in
goud, van den vorst-primaat van Hongarije
100,000 florijnen in goud, van den Czaar een kost
baren ring, van de Czarina een gouden relikwieën-
kastje met robijnen en brillanten bezet.
Van de dames Du Sacré Coeur ontving de Paus
een rozenkrans, waarvan de Ave's bestaan uit
gouden 20 fr. stukken, de Paternosters uit gou
den 50 fr. stukken en het kruis uit zes gouden
100 fr. stukken.
Bovendien kreeg Z. H. nog kostbare geschen
ken van den keizer van Oostenrijk, van de Ameri-
kaansche bisschoppen, van koningin Isabella van
Spanje, van den Sultan, van den president der
Fransche Republiek en van vele andere hoogge
plaatste personen.
NAAR AANLEIDING VAN HET AVONTUUR
VAN LUITENANTRUYSCHvanDUGTEREN.
De „Frankf. Ztg." de wonderbaarljjke ontsnap
pingen aan "doodsgevaar van luitenant Ruysch
van Dugteren verhalend, zegt zich daarbjj de
geschiedenis te herinneren van een leerling, die
door zjjn onderwijzer op den vinger Gods werd
gewezen.
„Als je vader van den kerktoren valt en zich
in 't geheel niet bezeert, hoe noem je dat?"
„Een toeval, meester."
„Maar het gebeurt nogmaals en hjj bezeert zich
weer niet. Hoe verklaar je dat dan
„Dat is een nog grooter toeval, meester."
„Maar als het nu ten derden male geschiedt,
mjjn jongen."
„Dan is het haast een gewoonte geworden"
zegt de leerling.
Ingezonden.
Revolutionaire manieren.
Het publiek dat jl. Maandagavond tegenwoor
dig was op de vergadering door de Arb.-Kiesver-
eeniging in de Kolfbaan van den Heer Kist be
legd, heeft daar iets ondervonden dat tot heden
aan de Langedjjk onbekend was.
Men is hier gewoon aan debat, aan een net
debat, en erkend moet worden dat op de verga
deringen der verschillende politieke richtingen
het streven bestond gedachte tegenover gedachte
te stellen, gemeenschappelijk te zoeken naar de
waarheid.
Maar het publiek aan de Langedijk had, voor
het meerendeel althans, nog geen kennis gemaakt
met de wjjze van optreden van de propogandis-
ten van den welhaast overleden, althans nu reeds
stervenden Socialisten bond. Die sprekers van den
Socialistenbond, die ternauwernood publiek op
hunne vergaderingen krijgen, volgen thans deze
tactiek dat zjj van de vergaderingen door voor
standers der Soc.-Dem. Arb. partjj, of door Af-
deelingen dier partjj belegd, gebruik maken om
hunne ideeën te verkondigen. Zjj komen niet in
het debat om over het gesprokene van gedachten
te wisselen maar gebruiken de vrijheid van debat
om, allerlei er bjj halende dat niets met het ge
sproken woord te maken heeft, als sprekers van
andere richting tot de meestal goed bezette ver
gadering het woord te voeren.
Men kan zoo iets begrijpen, wanneer men
weet hoe hun invloed zichtbaar afneemt en het
publiek weinig gediend is van hun beschouwin
gen, maar goedkeuren kan men het niet.
Tot op dien avond was ik van meening dat
die propagandisten te goeder trouw waren, maar
ik ben door hetgeen dien avond geschiedde van
die illussie beroofd. Ik wil gaarne verklaren dat
de heer Appel dezen avond een beteren indruk
op mjj gemaakt heeft, dan de vorige week en
dat ik geloof dat hjj, hoewel verward in zjjne
ideeën, te goeder trouw is, maar van den heer
Samson kan ik dit niet zeggen. Ik wil dit
gaarne bewijzen en zal graag zien dat men, zoo