JSUSilJSA.Ö pKAS Brieven uit „de Streek,' gaan. g«. Gisternacht zijn' door de politie verschillende nasporingen gedaan, waarna 2 personen gearre- stoerd zijn, n.m. F. uit Leur, een zoon van de kennissen, waar het meisje zou gaan kaartspe len en waar zij dikwijls verbleef, en v. d. W., een jonge boerenknecht uit hot naburige Beek, met wien het meisje verkeering heeft gehad in het afgeloopen jaar. Eergisternacht is het lijk uit het doodenhuisjo vervoerd naar een politiepost te Leur, waar gis termiddag de gerechtelijke schouwing plaats had. Onze correspondent te SINT PANCRAS schrijft: De Rederijkerskamer „Het Viooltje" te Hensbroek voerde Dinsdagavond 1.1. in het lo kaal van den heer P. Greeuw alhier op: „Mathilda of een Vrouwenhart", en Erfoom". Alles liep flink van stapel. Beide stukken werden uitnemend gespeeld. Jammer, dat het publiek zoo weinig talrijk was. Misschien was de entréeprijs, hoe-laag ook, voor velen nog te hoog. Mocht „het Vioolje" nog eens weer hier ko men, dan hopen wij, dat alle plaatsen bezet zijn. Waarlijk een rederijkerskamer met zulke uitstekende krachten kan ons een genotvollen avond bezorgen. Beroepen te PURMEREND, (Toez.) Ds. A. Stramrood te ürsem. DE RAMP OP AMBOINA. De aardbeving, die zoo schrikkelijke verwoes ting in deze onze Oost Indische bezitting aan richtte, duurde 20 seconden, wat voor een aard- schudding een vrij geruime tijd is. Geen natuur verschijnsel is er, waardoor in zoo kleine spanne tjjds zooveel menschen kunnen omkomen. Men herinnert zich de aardbeving te Lissabon, waarbij in enkele secon den 30.000 menschen onder het puin der gebouwen bedolven werden en de aard beving te Catania (Sicilië) waarbij wel 60,000 menschen het leven verloren. Nog betrekkelijk versch in het geheugen ligt de aardschudding, die in 1883 het vulkanische eiland Krakatau (in de straat Soenda) geheel deed wegzinken, waarbij toen zelfs Anjer (op de kust van Java) geheel werd verwoest. Waarlijk, de 20 seconden, die de aardschudding te Ambon duurde, waren alleszins voldoende om de gebeêle stad in puinhoopen te veranderen, de velden te verwoesten, de kleine rivieren nabij de stad in haar loop te stuiten en zelfs bergen te doen instorten. Worden, zooals hier het geval was, de kusten door een aardbeving bezocht, dan voegen zich gewoonlijk de verwoesteüde uitwerk selen der zee- bij die der aardschudding, want niet zelden treedt het water buiten zjjn gewone grenzen en de golven rollen met vreeselijk ge weld landwaarts. Plotselinge rijzing van het zee water van ongeveer 27 meter werd zelfs eenmaal geconstateerd. Voeg daarbij het noodweer, en men kan zich voorstellen hoe ontzettend de catastrofe moet geweest zijn. Zoowel het noodweer, dat in den regel zware aardbevingen vergezelt, als de onrustige bewe gingen van de magneetnaald, hebben ongetwij feld de bemanning der in de baai van Ambon liggende schepen, ook van den kleineren Gouver- nementsstoomer „De Arend", intijds gewaarschuwd om het naderend onheil te ontwijken, waardoor zij nog door snelle beweging zich in veiligheid brengen konden. Op Ambon lagen 3 compagnieën infanterie en 1 compagnie artillerie: van deze militairen wer den blijkens het regeeringstelegram, een 10-tal minderen gedood, Het eiland Ambon of Amboina, dat ongeveer half zoo groot is als de provincie Utrecht, werd herhaaldelijk door aardbevingen getroffen, en roept de herinnering terug aan de aardbevingen, die in den loop der tijden daar plaats hadden. Den 12den Mei 1644 viel daardoor het fort Victoria gedeeltelijk in puin. In 1671 tot '73 en in 1674 hadden er hevige aardschuddingen plaats. Bij de laatste kwamen 2322 menschen om, waar onder 31 Europeanen, het stadhuis en het hospi taal werden verwoest. Den 28 Maart 1830 had er een hevige aard beving plaats, die 20 seconden aanhield. Die van 1 November 1835 was nog krachtiger, een der kazernen binnen het fort Victoria stortte in en begroef 58 menschen, die daarbij den dood von den, terwijl er nog 36 personen gekwetst werden. De schade beliep een half millioen gulden. Den 21 Januari 1837' 16 December 1842, in 1843 en in 1845 gevoelde men daar opnieuw hevige aardschokken. Den 28 Mei 1849 scheurde de ri vieroever nabij Ulat, den 8en October 1850 werd de bevolking opnieuw door een hevige beving, ge paard met zwaar gedreun, opgeschriktden 25sten November 1852 was dit opnieuw heit geval ge paard aan een zee-beroering, waarbij het water in de baai bijna 2 meter steeg. Op den 13 April 1853 en den 7en September 1864 waren de schok ken minder hevig. De bevolking van het geheele eiland telt ruim 30,000 zieleu, over 47 negorijen en 11 kampongs verdeeld. De Amboina of ambon had in 1892 een bevolking van 8063 personen, nl. 788 Eu ropeanen en daarmede geljjkgestelden, 696 Chi- neezen, 361 Arabieren en vreemde oosterlingen en 6218 inlanders. Bij het departement van koloniën is ontvangen een telegram van den Gouverneur Generaal van Ned.-Indië gedagteekend op Vrijdag „Eergisteren zijn van Makassar twee fregatten waarop zich een officier van gezondheid bevond en gisteren is het waterstaatspersoneel met hon derd dwangarbeiders naar Amboina vertrokken". Verder blijkt uit dat telegram dat van de tien bij de aardbeving op Amboina als gedood opge geven militairen, slechts vijf Europeanen zijn en dat 35 militairen beneden den rang van offi cier gewond werden. Uit de omstandigheden dat geen verdere op gaaf omtrent dooden gedaan is, af te leiden dat evenals reeds van de officieren gemeld is, ook geen Europeesche ambtenaren omgekomen zijn. XIV. Nog steeds bloemkool; en dat op 14 Januari Toch is de gang er uit en dat is zeer natuur lijk. Aan alles komt een einde; zoo ook met den aanvoer van bloemkool. Werden verleden Zaterdag nog negen schui ten ter markt gebracht, dit getal daaldo Woens dag reeds tot drie. De prijs houdt vrijwel ge lijken tred met den aanvoer; namelijk in dier voege, dat beide geregeld minder worden. Za terdag bij een aanvoer van 4049 stuks va.ii- eerde de prijs naar kwaliteit, van f0,65 tot f 3,80, terwijl Woensdag de geheele aanvoer, 100 stuks, ongeveer f9 kon opbrengen. Waar schijnlijk zullen Zaterdag a.s. nog wel enkele partijtjes ter markt ter markt worden gebracht, doch dit zal van weinig beteekenis meer zijn. We zijn nu werkelijk aan het einde dercam- ipagnie. Reeds worden door het bestuur van „de Tuinbouw" maatregelen getroffen tot het bij eenroepen harer leden. De commissie tot het nazien van haren rekening en administratie, kwam reeds bijeen en naar ik vernam, bleek daaruit, dat de omzet de drie ton, met nog ruim f25000 overschreed. Aan marklgelden werd dus ontvangen eene som van omstreeks f5000, Daarvan werd aan den betaalmeester uitbetaald f2600. Een aardig salaris, zult ge misschien zeggen en daarin hebt ge niet geheel ongelijk, doch men kan veilig aannemen, dat deze som met f1000 moet worden verminderd voor hulp bij de administratie en de uitbetalingen, die de betaalmeester zich moet verschaffen. De risico aan deze betrekking verbonden, hoewel niet geheel ten bate van den betaalmeester, en de groote financieele verantwoordelijkheid, eischen evenwel eene flinke bezolding. Toch wordt dit niet door ieder ingezien en bijna jaarlijks duiken er liefhebbers op, om deze post voor minder salaris waar te nemen. Zoo ook nu. Het bestuur ontving namelijk een aanbod voor Ji percent. Bij een omzet als in't afgeloopen jaar, zou dit dus voor de vereeniging eene besparing opleveren van bijna f 1000.'t Is wel verleidelijk en toch zou ik 't niet in het be lang van de markt achten, wanneer de ver eenig. mocht besluiten daarop in te gaan. In de eerste plaats was de vergoeding voor 1897 alleen vastgesteld met het oog op eene tamelijk groote schadepost, die de betaal meester, van het daaraan voorafgegane jaar voor zijne rekening moest nemen. Verminde ring van y,0 percent was dan ook reeds door de functionaris voorgeslagen. Laten de leden bedenken, dat goedkoop wel eens duurkoop blijkt te zijn. Mij dunkt zij hebben die onder vinding reeds opgedaan. Toen de Tuinbouw de eerste maal eene keuze moest doen, viel deze op-iemand, die na enkele weken dermate in 't nauw zat, dat hij in 't drukst van den aanvoer moest be kennen, dat de waarneming dezer betrekking zijne krachten te boven ging. De tegenwoordige betaalmeester, de Heer K. Kooiman Dz., werd toen onmiddellijk be^ reid gevonden het werk van hem over te ne men en de wijze waarop hij zich tot heden van zijne taak heeft gekweten, wordt zoowel door de handelaars als door de boeren geroemd. Een ander belangrijk punt, dat aan het oor deel van de leden zal worden onderworpen, is het afschaffen van de overtallen. Waar de landbouw- en handelsvereei aan de Langedijk zoo energiek voorgaat, twijfel ik niet of onze groentebouwers zullen daarin volgen. Niet dat ik verwacht dat deze wijziging zonder strijd zal worden verkregen Neen, ook hier hoort men tegen die afschaf fing bezwaren te berde brengen; ook hier zijn er die slechts noode met den ouden sleur bre ken. De argumenten die voor het bestendigen van den tegenwoordigen toestand worden ge bezigd, zijn evenwel zoo zwak, zoo weinig be- teekenend en de redenen die pleiten voor af schaffing zoo overwegend, dat aan het resul taat der discussiën redelijkerwijze niet valt te twijfelen. K. Buitenland. STANLEY OVER PAUL KRUGER. Naar aanleiding van een onlangs verschenen publicatie van den Afrika-reiziger Stanley over Paul Kruger, maakt de „Saturday Review" de volgende opmerkingen „De heer Stanley heeft Paul Kruger gezien en eenige merkwaardige dingen over hem ge zegd. Hjj heeft gezegd o. a. „Ik geloof dat er niet één volk ter wereld zoo goed door een enkel uitstekend man vertegenwoordigd wordt als de Boeren der Z.-A. Republiek worden ver tegenwoordigd door den heer Krnger. Hij is bij uitstek de Boer der Boeren in karakter zoowel als in verstand en aanleg, en dat is de reden waarom hij zjjn volk zoo volkomen in bedwang heeft. Zijn koppigheid en een man met een der gelijk voorkomen kan niet anders zijn dan koppig wordt door zijn volk aangezien voor kracht. De ouderdom en zijn gebreken hebben die eigenschap nog versterkt. Zjjn weinige spraakzaamheid, een gevolg van hoovaardjj, zelfbewustzijn, beperktheid van ge zichtskring en een steunen op zichzelf, noemen zjj diplomatischen aanleg. Zijn karakter van huis uit reeds gemelijk en knorrig, werd zulks nog meer door opvoeding, een afgezonderd leven en éénzjjdigen omgang. Hij is weinig meegaand en zelfzuchtig en verhard door verachting voor de praatgrage zwakkelingen, die zich met hem hebben gemeten. Dat is de man dien de Johannesburgers hopen te vermoeien met hun verzoeken en petities, maar 't zal hun nooit gelukken. En evenmin zullen zij hem overtuigen door hun argumenten want hjj heeft een te harden kop, is te onwe- I L. tend en onbevattoljjk." In denzelfden geest zegt hjj verder: „De werkeljjke Kruger is een Boersche Macchiavelli geslepen en dweepziek, koppig als een muilezel en buitengemeen met zichzelf ingenomen. Bo vendien jjdel eii opgeblazen door do hom ver leende macht, wraakzuchtig en gierig en altijd een Boer, dat is een wezen kleingeestig en stomp datniet eens kan lezen en schrij ven." Om dan tot deze slotsom te komen Ver van den bijnaam van groot te verdienen zooals sommige Engelsche bezoekers hebben ge meend, schjjnt do meest passende titel voordon heer Kruger te zjjn „klein." Onze lezers, zoo vervolgt de „Saturday Re- view," zullen wel niet van ons verlangen dat wij deze uitingen aan kritiek onderwerpen, om dan als volgt te eindigen „Wij zullen den heer Stanley niet oordeelen zooals hij Kruger heeft geoordeeld, maar wel wil len wjj opmerken dat, de maatstif moge juist of onjuist zjjn,. mannen van do daad altijd beoor deeld worden naar het oniniddelljjk resultaat van hun ondernemingen. Wjj hebben Afrika-reizigers wel eens hooren beweren, dat de eenige verdienste van den heer Stanley is dat hjj altijd geluk heeft, maar tegeljjkertjjd kan de heer Stanley er triom fantelijk op wjjzen, dat hjj nooit iets heeft onder nomen of hjj heeft 't ook volbracht. Zonder twijfel moet hij daarom gerekend wor den onder de voornaamste der Afrika-reizigers. En toch heeft hij nooit iets gedaan dat in bezwaar lijkheid kan vergeleken worden met Krugers da- geljjksche werk. Noem Krugers onwetendheid op den koop toe, zoo ge wilt, het wonderbaarlijke van zjjn resulta ten wordt er des te grooter door. Hij was de eerste om te vechten voor de onaf hankeljjkheid van het land, welks vrijheid hij heeft gehandhaafd ingoede en slechte tijden tegen macht van goud en kracht van mannen, twintig jaren lang. Hij strijdt met een stoutheid en een vastbera denheid waarvoor zelfs zijn vijanden eerbied heb ben en hjj behandelt de overwonnenen met een grootmoedigheid die nooit is overtroffen. Een dergeljjk man noemt de heer Stanley „klein". Met evenveel reden zou hij Cromwell dieuzelfden titel kunnen toekennen." OPZIENBARENDE BRIEF VAN ZOLA. De „Aurore" publiceert een brief van Emile Zola aan den president van de republiek, welk stuk aldus eindigt De zaak-Dreyfus is een werk der bureaube ambten aan het ministerie van oorlog. Door alle denkbare middelen, door een veldtocht in de pers, door mededeelingen aan de bladen en door persoonlijken invloed hebben zij Esterhazy beschermd, om Dreyfus opnieuw te ver nietigen. Een krachtigen bezem zou de republi- keinsche regeering in het ministerie van oorlog moeten gebruiken, om alle middeleeuwo mis bruiken en alle zeden der inquisitie weg te veegen want in dat ministerie is de uitroep „Yuile Jood!" nog steeds een bewijsgrond. Eenige machtige mannen met hessen zetten hun laarzen op de keel der natie en dwingen haar den schreeuw naar waarheid en gerechtig heid weer in te slikken. En eindelijk formuleert de schrijver zijn be schuldigingen tvldus: „Ik beschuldig den luite nant-kolonel du Paty de Clamde de duivelsche bewerker g> weest te zijn van deze rechterlijke dwaling, en wel is waar onwetend, daarna zijn werk gedurende drie jaar door allerlei knoeie rpen verdedigd te hebben. Ik beschuldig generaal Mercier, door zijn geesteszwakheid zich medeplichtig te hebben gemaakt aan de grootste ongerechtigheid dezer eeuw. Ik beschuldig generaal Billot, do bewijzen van Dreyfus' onschuld in handen te hebben gehad, ze echter heeft onderdrukt en aldus de grootste misdaad tegenover de menschjieid en gerechtigheid op zich te hebben geladen. Ik beschuldig de generaals Boisdeffre en Gonse, aan hetzelfde misdrijf medeplichtig te zjjn, de een wegens zjjn hartstochtelijk clericalisme, de andere wegens zjjn kastengeest, voor wien de krjjgsraad een onaantastbare heilige arke is. Ik beschuldig Pellieux en Ravary, dat zjj een misdadig en vroeseljjk partjjdig onderzoek hebben geleid; deze onrechtvaardigheid treedt letterlijk aan het licht uit het rapport van Ravary, dat een gedenkteeken van naïeve aanmatiging* is. Ik beschuldig de drie schriftkundigen in het proces- Esterhozy, dat zjj leugenachtige en bedriègeljjke rapporten hebben uitgewerkt, zoolang een genees kundig onderzoek niet bewjjst, dat zjj ljjden aan ziekto aan de oogen en aan ziekte van geest. Ik beschuldig de bureaux van het ministerie van torlog, dat zjj in do pers, voornameljjk in de Eclair en de Echo de Pariseen afschuweljjken veldtocht gevoerd hebben om de openbare meening op een dwaalspoor te brengen en hun fouten te be dekken. Ik beschuldig den eersten krjjgsraad, dat hjj het recht geschonden heeft, door een onschul- dige op grond van geheim gebleven stukken te veroordeelen. Ik beschuldig den tweeden krjjgs raad, dat hjj deze schennis der wet op bevel heeft gedekt en zjjnerzjjds de misdaad heeft begaan met medeweten een schuldige vrjj te spreken. Terwjjl ik deze beschuldigingen formuleer, weet ik zeker goed, dat ik een overtreding bega van de bepalingen vervat in artikel 10 en 31 der perswet van het jaar 1881, betreffeude las ter, maar merk evenwel op, dat ik mjj vrijwil lig aan deze straf bloot stel. Wat de personen aangaat, die ik aanklaag, zoo verklaar ik, dat ik hen niet ken, hen nooit gezien heb en noch haat, nog een gevoel van wraak tegen hen ge voel. Deze mjjne handelwjjze is slechts eene re- volutionnair middel, om het uitbreken der waar heid en gerechtigheid te bespoedigen. Ik heb slechts één hartstocht, die van het licht en van de waarheidhandel slechts in naam der menschheid, welke zooveel geleden en recht op geluk heeft. Mjjn vlammend verzet is niet ander als een schreeuw mjjner ziel. Iladde men toch slechts den moed, mjj voor de gezwo renen le roepen en moge men het onderzoek in het volle daglicht leiden. Ik wacht." Reeds heeft de premier dezer dagen in de Kamer verklaard, dat de „aanvaller op het le ger" aan de justitie zal worden overgeleverd, en clus zal men er wol meer van hooren. Het is har- teljjk te hopen, dat Zola ook bewijzen zal heb ben voor zjjn serie beschuldigingen. Toen Scheu- rer-Kestner voor den krjjgsraad naar zjjn mate- rieele bewijzen werd gevraagd, zei hjj die niet to hebben en slechts enkele „détatails" te kennen, waaronder men tameljjk algemeen zekere „in drukken" verstond. En bljjkt het nu dat de geweldige aanval van Zola ook op niets dan indrukken steunt, dan, ja, staat de zaak van Dreyfus er slechter dan ooit aan toe. De moed van een Zola, otn het, tegen de publieke opinie in, voor den banneling op te nemen, zou diens zaak dan wellicht voorgoed onmogelijk maken. Reuter seint uit STOCKHOLM Prof. Nordenskjold heeft in de Academie van Wetenschappen medegedeeld, dat volgens een bericht van het Zw'eedsche ministerie van bui- tenlandsche zaken, door verscheidene geloofwaar dige personen tusschen 4 en 7 Augustus 11. in Britsch-Columbie op 53° 30' N. B. en 121° 30' WL., zeven mij 1 benoorden het Meer Quesnelle, een ballon is gezieu. Nordenskjold achtte verder onderzoek aan te bevelen. Voor een jong Amerikaansch paar zjjn de wittebroodsweken ook in materieel opzicht gunstig geweest. De jonge man, zekere heer Berry, had reeds sedert 1890 vergeefs goud gezocht. Moedeloos besloot hjj eindeljjk maar te trouwen en niet meer aan het goud in het hooge Noorden te den ken. Hjj verloofde zich met een Californisch meisje, maar de dorst naar goud bleef hem kwellen, en daarom stelde hij voor, de huweljjksreis naar Alaska te doen. De resolute jonge dame had daar niets tegen en ze gingen op weg, bleven evenwel niet in Alaska maar overschreden de grenzen van Britsch-Amerika. Hier kwamen zjj bjj de Yukon, waar zjj na een paar dagen gra vens xleu grootsten buit vonden, die tot nu toe op één plek bij elkaar gevonden is, namelijk on geveer een millioen aan goud, waarna ze weer naar huis gingen en hun avontuur aan een Ame rikaansch blad meedeelden. Het „Neues Wiener Tageblat't" ontvangt uit ROME het bericht, dat de geschenken, die de Paus op zijn 60-jarig priesterjubileum ontving, eene waarde van meer dan zes millioen fr. ver tegenwoordigen. Zoo ontving Z. H. van den her tog van Norfolk een wissel voor 200,000 fr., van de koningin-regentes van Spanje 100,000 fr. in goud, van den vorst-primaat van Hongarije 100,000 florijnen in goud, van den Czaar een kost baren ring, van de Czarina een gouden relikwieën- kastje met robijnen en brillanten bezet. Van de dames Du Sacré Coeur ontving de Paus een rozenkrans, waarvan de Ave's bestaan uit gouden 20 fr. stukken, de Paternosters uit gou den 50 fr. stukken en het kruis uit zes gouden 100 fr. stukken. Bovendien kreeg Z. H. nog kostbare geschen ken van den keizer van Oostenrijk, van de Ameri- kaansche bisschoppen, van koningin Isabella van Spanje, van den Sultan, van den president der Fransche Republiek en van vele andere hoogge plaatste personen. NAAR AANLEIDING VAN HET AVONTUUR VAN LUITENANTRUYSCHvanDUGTEREN. De „Frankf. Ztg." de wonderbaarljjke ontsnap pingen aan "doodsgevaar van luitenant Ruysch van Dugteren verhalend, zegt zich daarbjj de geschiedenis te herinneren van een leerling, die door zjjn onderwijzer op den vinger Gods werd gewezen. „Als je vader van den kerktoren valt en zich in 't geheel niet bezeert, hoe noem je dat?" „Een toeval, meester." „Maar het gebeurt nogmaals en hjj bezeert zich weer niet. Hoe verklaar je dat dan „Dat is een nog grooter toeval, meester." „Maar als het nu ten derden male geschiedt, mjjn jongen." „Dan is het haast een gewoonte geworden" zegt de leerling. Ingezonden. Revolutionaire manieren. Het publiek dat jl. Maandagavond tegenwoor dig was op de vergadering door de Arb.-Kiesver- eeniging in de Kolfbaan van den Heer Kist be legd, heeft daar iets ondervonden dat tot heden aan de Langedjjk onbekend was. Men is hier gewoon aan debat, aan een net debat, en erkend moet worden dat op de verga deringen der verschillende politieke richtingen het streven bestond gedachte tegenover gedachte te stellen, gemeenschappelijk te zoeken naar de waarheid. Maar het publiek aan de Langedijk had, voor het meerendeel althans, nog geen kennis gemaakt met de wjjze van optreden van de propogandis- ten van den welhaast overleden, althans nu reeds stervenden Socialisten bond. Die sprekers van den Socialistenbond, die ternauwernood publiek op hunne vergaderingen krijgen, volgen thans deze tactiek dat zjj van de vergaderingen door voor standers der Soc.-Dem. Arb. partjj, of door Af- deelingen dier partjj belegd, gebruik maken om hunne ideeën te verkondigen. Zjj komen niet in het debat om over het gesprokene van gedachten te wisselen maar gebruiken de vrijheid van debat om, allerlei er bjj halende dat niets met het ge sproken woord te maken heeft, als sprekers van andere richting tot de meestal goed bezette ver gadering het woord te voeren. Men kan zoo iets begrijpen, wanneer men weet hoe hun invloed zichtbaar afneemt en het publiek weinig gediend is van hun beschouwin gen, maar goedkeuren kan men het niet. Tot op dien avond was ik van meening dat die propagandisten te goeder trouw waren, maar ik ben door hetgeen dien avond geschiedde van die illussie beroofd. Ik wil gaarne verklaren dat de heer Appel dezen avond een beteren indruk op mjj gemaakt heeft, dan de vorige week en dat ik geloof dat hjj, hoewel verward in zjjne ideeën, te goeder trouw is, maar van den heer Samson kan ik dit niet zeggen. Ik wil dit gaarne bewijzen en zal graag zien dat men, zoo

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1898 | | pagina 2