NIEUWE
Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
TSr°. 5.
Zondag 30 Januari 1898.
7e Jaargang.
N ieuwstij dingen
Feuilleton.
COURANT,
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Oüdkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 ct., franco p. post O O ct.
UITGEVER:
J. II. KEIZER.
BUREEL:
Noordscharwoucle.
PRIJS 1>ER ADVERTENTIËN:
Van 1—5 regels 30 ct., elke regel meer 5 ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
Onze Correspondent te SINT PANKRAS
schrijft
Vrijdag vergaderde in het lokaal van den heer
T. Ruijs alhier de te Broek op Langedijk geves
tigde Landbouw- en Handelsvereeniging.
Onderwerp van bespreking was weder het ge
wichtstelsel cn de overtallen. De opkomst was
slecht. Slechts een twintigtal bouwers hadden aan
de oproeping gehoor gegeven. Waarschijnlijk was
de opkomst zoo gering, omdat het convocatiebil
jet geen nieuws vermeldde en bijna allen toch
zich reeds als voorstanders van het gewichtstel
sel en de afschaffing der overtallen hadden doen
kennen.
Nadat de heer A. Oudes de vergadering had
geopend, nam de voorzitter der Vereeniging, de
heer C. Wagenaar, het wiord en zette in eene
uitvoerige rede duidelijk uiteen van hoe groot be
lang het is, dat de bouwers zich vereenigen en
voorgaan tot de invoering van 't gewichtstelsel
en afschaffing der overtallen.
Als eerste vrucht van het vereenigen der bou
wers wijst de spreker er op, dat in 1895 nog
slechts 2 kooplieden op de markt kwamen, de
bouwers alles op vracht meegaven en er van vei
ling nauwelijks sprake was, terwijl nu de koop
lieden van heinde en ver komen en de handel
verbazend werd uitgebreid.
De heer W. wijst op de nieuw opgerichte
coöperatieve landbouwvereeniging te Winkel en
op de kracht van 't vereenigingsleven te Zwijn-
drecht, waar de vereeniging voor eigen rekening
handelt met Engeland. Er wordt van hier uit nog
lang niet genoeg gedaan.
De spreker wijst er nog op, dat van St. Pankras
de eerste vroege aardappelen in deze streek ko
men en dat St. Pankras de markt voorziet van de
eerste kool.
Hij spreekt daarom den wensch uit dat St.
Pankras het voorbeeld zal geven en de vroege
aardappelen niet anders gaat verhandelen dan
per 17 Y2 K.G. en de kool, wortelen enz. verkoopt
zonder overtal.
De heer S. Duif vraagt of, wanneer het tien-
talligstelsel is ingevoerd, men dan juist telt bij
10 en 5 en of het meerdere dan niet gerekend
wordt, waarop de voorzitter antwoordt: „neen,
we rekenen dan per stuk; hebt ge b. v. 19
bloemkoolen en de prijs is f 6 per 100, dan ont
vangt ge 19 keer 6 cent."
De heer D.. Kloosterboer vermoedt, dat de bou
wers nog veel last zullen hebben van degenen,
die niet willen teekenen.
De voorzitter antwoordt hierop, dat er altijd
van die menschen zijn, die een ander de kastan
jes uit 't vuur laten halen maar later gaarne mede
profiteeren. Maar laat ons dat niet weerhouden,
want we zouden daardoor juist aan de misluk
king medewerken.
De heer L. van de Vijzel, burgemeester van
St. Pankras, die op de vergadering tegenwoordig
was, betuigde zijn groote sympathie met de Land
bouw- en Handelsvereeniging en haar streven.
Na nog enkele besprekingen werd de verga
dering gesloten.
Op uitnoodiging van de Tuinbouwvereeniging
„Vrones Hope" alhier zal Maandag 7 Februari
als spreker optreden de heer J. G. Hazeloop,
Rijkstuinbouwleeraar voor Noord-Holland te Aals
meer met het onderwerp: „De Voeding der
Plant."
DE MOORD TE LEUR.
Stellige bewijzen voor de schuld van den
aangehouden G. Fasen schijnen nog steeds te
ontbreken, wel worden de vermoedens echter
voortdurend zwaarder. Zoo is op het terrein van
den moord ook eene bebloede sigaar, gevonden
en deze komt overeen met de sigaren, die op
den dag van den moord door F. gekocht zijn.
Sigarenfabrikanten zijn nu opgeroepen om als
deskundigen te oordeelen.
Op den korenakker, waarover de moordenaar
allerwaarschijnlijkst gevlucht is, zjjn door de
marechaussee gipsafdrukken genomen van enkele
nog zichtbare voetstappen. Met groote zorg is
dit werk verricht en het resultaat is verrassend.
De aldus verkregen gedeeltelijke schoen komt
volkomen overeen met gelijknamige deelen van
de schoenen van den gearresteerde. Deze blijft
evenwel nog steeds volhouden, dat hij van niets
weet.
VARKENSNOOD.
Men schrijft uit Drente
In dit gewest, waar zoo buitengewoon veel
aan varkensteelt en vetmesterij wordt gedaan,
begint gebrek aan varkens te komen. Er is al
sedert maanden zooveel uitgevoerd, dat eindelijk
de voorraad schijnt uitgeput te zfin. Dag aan
dag loopen de commissionairs de hokken der
boeren af en kunnen niet eens zooveel opdoen,
als zij wel weten te plaatsen.
Te Beilen, het Drentsche Porcopalis, staat de
slachterij van den heer P., waarin, doorgaans
een honderdtal of meer in de week worden ge
slacht, bijna stil, enkel uit gebrek aan varkens.
Tengevalge van deze omstandigheden legt men
zich tegenwoordig met alle kracht op de fokkerij
toe, en besteedt men voor biggenmotten en jonge
biggen hooge prijzen. Zoo gelden vijf-weeks
biggen ongeveer f5.50 a f6 en biggenmottem
f30 a f45. Ook de prijs van slachtvarkens is
om bovenvermelde reden niet slecht. VoorLon-
densche besteedt men f 0.38 en voor vette f 0.40
per kilo ruw.
Wie krijgt de schat Yoor 'n 20 jaar
ging eene reis naar en van Holland uit de
Veenkoloniën niet zoo gemakkelijk als thans.
De spoorweg was er nog niet, en men moest
of per trekschuit over Groningen naar Friesland
en dan met den „buiten- of binnen Lemmer-
man" naar Holland, of men ging, gedeeltelijk
per diligence over Assen, Meppel, Zwolle, enz.
Zoo gebeurde het, een kleine 40 jaar geleden
dat een gezelschap zeekapiteins met hunne
vrouwen uit Holland kwamen, waar zij te Am
sterdam of Rotterdam hadden „opgelegd" en naar
Veendarn terugkeerden, om daar de winterkwar
tieren te betrekken.
Te Dievenbrug pleisterende, ontdekte de vrouw
van een der scheepskapiteins, dat haar trom
meltje, waarin onder anderen f 125 aan geld en
eeuige kostbaarheden, als zilveren lepeltjes, enz.
verdwenen was. Overal werd gezocht, maar
't trommeltje was weg en bleef weg. Allo aan
wezigen verklaarden, dat zij het trommeltje wel
gezien hadden en nadat daar behoorlijk proces
verbaal van was opgemaakt, vertrok men, zop-
der er ooit iets weer van te hooren.
Nu werd dezer dagen bij 't graven van eene
sloot te Dievenbrug zoo'n trommeltje gevonden.
Dit kwam ook ter kennis van iemand, die
destijds bij het reisgezelschap had behoord. Ter-
stohd schoot hem de geschiedenis van het ver
dwenen trommeltje te binnen en hij gaf daar
van onmiddelljjk kennis aan de nog levende
weduwe van den scheepskapitein, 't Spreekt van
zelf, dat fleze nu de noodige stappen heeft ge
daan, om haar reeds lang verloren gewaand-
eigendom terug te bekomen.
WAA.ROP MEN IN 'N STAD ALS
AMSTERDAM TROUWEN GAAT.
Ka. Min dochter gaat trouwen.
Na. Wat je zeg, mensch. Waarmee
Ka. Nou, die is glad! met een man. De jonge
is 23.
Na. En wat doet ie voor de kostP
Ka. Schillebaas.
Na. Sshillebaas? Wat is dat voor werk?
Ka. 'Je heele lieve dag loope en drave, om
de aardippelschille op te hale's morgens vroeg
tegen letaling van zooveel per week, en later
bij de grooten, die ze graa» kwijt zijn. En 's
avonds ioopt ie met de voorraad naar een man
die koqfje houdt en verkoopt hem de heele zooi.
Z'n v^ler loopt met tramkaartjes op den Dam
en koitt bij de jongelui inwone.
Na. Wel zoo! wel zoo Nou, wel gefelisiteerd.
Ka.| Dankjewel, hoor! Ja, 't is een heele
troost als de kinders uit huis gaan en dadelijk
een vet bestaan hebbe. (Historisch).
INFLUENZA.
Men schrijft:
„Nu zoovele menschen door de influenza zijn
aangetast of de naweeën dier ziekte nog onder
de leden voelen, is het niet ondienstig de lezers
van dit blad te herinneren aan het eenvoudige
middel, dat voor een vijftal jaren, toen die ziekte
zooveel slachtoffers eischte, met succes is aange
wend om de zoo noodige transpiratie van het ge-
heele lichaam te bevorderen. Velen mochten
daarbij baat vinden en werden van de pijnen en
de loomheid in armen en beenen bevrijd.
Het middel bestaat in het wikkelen van het
geheele lichaam, met uitzondering natuurlijk van
het hoofd, in een laken, dat met lauw water voch
tig is gemaakt.
Het vocht zal de poriën der huid openen en
het zweeten bevorderen, dat gaande gehouden
wordt door over dit laken een wollen deken te
wikkelen, zoodat de patiënt ingebakerd is als een
pasgeboren kind.
Deze kuur, de eerste mag niet langer duren
dan één uur, kan de lijder bij herhaling langer
genieten en de weldadige werking zal niet uit.
blijven.
Het spreekt van zelf, dat de zweetkuur door
eene flinke afwassching moet gevolgd worden."
Wij zouden echter toch den raad willen geven,
deze kuur slechts toe te passen in overleg met
een kundig
Te WINSCHOTEN had een letterzetter een
kleine wond aan het tandvleesch. Hij schijnt on
der het werk met een zijner vingers, die natuur
lijk bevuild waren met loodoxyde van de letters,
met die wond in aanraking te zijn gekomen,
waardoor bloedvergiftiging schijnt ontstaan te zijn
althans het hoofd zwol geweldig op en hoewel
de patiënt dadelijk onder geneeskundige behande
ling kwam, is zijn toestand hoogst gevaarlijk,
DE SCHOENMAKER EN DE LOODGIETER.
Een onzer lezers schrijft ons:
Onder de verrassingen, door het nieuwejaar ons
gebracht, is een rekening van een Tielsch lood
gieter het vermelden waard.
Behalve het karwei: repareeren van een pomp
bevat deze den post twee gulden voor slij
tage van laarzen.
Ook nog een uitvinding van onze verlichte 19e
eeuw
(Tel.)
Uit een polemiek in „Het Vlaamsche
Volk
Zeg eens, Wilfried, wie zjjt gij
„Ik noem u wel een ezel, maar gijzoudtook
een hond zijn kunnen, gij schijnt immers met hon
denstreken zeer wel bekend.
„Zoo komt gij van tijd tot tijd uit uw vuil kot
om op mij eens te blaffen en uw pootje op te
heffen tegen mijn broekspijpen."
GEBOET.
door
Th. FONTANE.
2.)
«Hij heeft me aangeklaagd, dat was zijn
lust. Zoo is het. Hij heeft er altijd plezier
in, bij iedereen; maar dubbeld bij mij,
want wij zijn oude vijanden, sedert mijn
soldatentijd en sedert den oorlog. Ik ken
hem, dominé; hij is een slecht mensch, en
zoolang hij mij kent, heeft hij mij geplaagd.
Hij was mijn luitenant, en geen goed woord
heeft hij mij gegund. Altijd hard en ruw,
en als het op een vechten ging, keek hij
als een oorwurm. Er zijn kogels, die hun
doel missen. En dan, als hij er niet geweest
was, zou ik gedecoreerd zijn, maar h(j heeft
er tegen gesproken. En wat heeft hij gezegd?
Dat ik niet deugde, dat .ik brutaal en over
moedig was, en dat men niet iedereen een
medaille kon geven, die een paar maal uit
een venster schoot, bij goede dekking.
Waarachtig waar, dat zei hij. En hij was
er niet eens bij geweest. Ik wil niet zeggen,
dat hij laf is, neen lafhartig is hij niet,
maar hij is nijdig en haatdragend. En wat
later gebeurde, verleden jaar bedoel ik, nu,
at weet u. Ik mag ik weet niet wat wo rden,
als ik het den kei el vergeef, dat hij mij be
loerd heeft en aan de douanen heeft ver
klapt, die me in de gevangenis hebben we
ten te krijgen. En waarom? Om een stuk
laken, dat het praten niet waard is. Altijd
is hij mij in den weg getreden. De duivel
moge hem halen."
Siebenhaur dreigde half schertsend met
den vinger. Lehnert echter ging naar den
oude toe en vroeg op een toon, waarin ernst
en luim tegen elkaar opwogen, om ver
geving.
Ik wil je »den duivel" ten goede houden,
Lehnert, ofschoon je hem niet moogt aan
roepen. Maar beloof me, dat je nu vrede hou
den zult. Ik weet niet, of Opitz je onrecht
gedaan heeft, wat die medaille betreftmaar
al was het zoo, je moet het vergeven."
«Ik wil het probeeren."
«Beloof je me dat ernstig? Op je woord
«JaMaar als hij weer begint
»Dat zal hij niet. Ik zal met hem spreken
en je zult er van hooren. Misschien spoedig.
En dan kom ik zelf.
III.
Terwijl Lehnert dit gesprek voerde, ging
de persoon, wien al zijne bedreigingen gol
den, naar Wolfshau, waar z(jne houtvesters
woning lag, die aan de wagenmakerij van de
familie Menz grensde. De kortste weg zou
die door het dal geweest zijn, langs de
Lomnitz; hij sloeg dien echter niet in, om
dat aan dien weg geen herberg stond, en
hij zich ernstig had voorgenomen, zich door
een goed glas bier en een aangenaam ge
sprek eene verkwikking te stfienken na de
vermoeienissen, die eene aanglhoorde preek
van Siebenhaar medebrengt, lie zooals ge
woonlijk goed, maar toch wejwat lang was
geweest.
Dus ging hij, met bang vooreen omwegje,
de hoofdweg langs, bergowaarts naar
Krümmhübel, waar h\j zeke was, in het
schoon gelegen logement «fchneekoppe,"
den verlangden dronk en vóórtlles een goed.
dat wil zeggen een beleefd gezelschap te
vinden, dat er naar streefde hem zooveel
mogelijk aan het woord te aten, en hem
om het andere woord met «Mipheerde hout
vester" aan te spreken. Wanlhet was attijd
zijn lust, dat de menschen jaar zijn gunst
streefden, onderscheiden h geëerd te
worden.
Zjjn jachthond Diana, dieer op gedres
seerd was, onder kerktijden slaapje te
doen op een door de zon beehenen plekje,
volgde hem op korten afslnd, een mooi
zwartbont beest. Na een ha - u"
in Krümmhübel, waarii
heerschte, zooals alleen aai
gen is. Links stroomde
beekje, kippen en mussche
rond, waar een wagen hat gestaan, en en
kele dorpelingen genoten, F de open deur
staande, deZondagsrust.
«Goeden dag, mijnheer e houtvester",
zei de rechter Klose, terwl hij zijne pijp
uit den mond nam, en »g'den dag, mijn
heer de houtvester," herht 1de vrouw Böh-
mer, die anders met hare gr stbewijzen zeer
karig was. Ze kwam zelfs kit haar winkel
naar buiten, om den voorbij inger eene hand
uurtje was hij
eene stilte
den Zond&g ei-
m schuimend
pikten overal
te geven, ja, ze scheen hem zelfs te willen
aanspreken, maar de houding van den hout
vester was zoo stijf en afgemeten, dat ze
maar beter vond te zwijgen.
Nog honderd pas verder en de houtvester
Opitz stond voor het doel van zijn tocht. Hij
trad echter het logement niet binnen, maar
sloeg zijwaarts at, den tuin in, waarom een
klaterende fontein voor een groote veranda
tal van bezoekers zaten. Het kwam Opitz
echter niet in de gedachte, zich hierbjj aan
te sluiten, daar hjj in het voorbjj gaan op
gevangen had, dat het Berlijners waren, dus
lieden, van wier inbeelding hjj voor zijn
hoogmoed niet veel had te hopen. Daarom
nam hij liever plaats in een priëeel van wilde
wijngerd, waarin nog niemand zat. Er stond
een bruingeverfde tafel in, en vlakdaarbjj
hing een koord, dat met een schel in het
logement verbonden was.
Hij belde.
De bediening was echter niet al te vlug,
wat hem al dadelijk uit zijn humeur bracht,
omdat hij er eene miskenning van z(jne waar
digheid in zag. Werkeljjk, zjjn gezicht dat
toch al aanleg voor eene beroerte verried,
werd van minuut tot minuut rooder, en ter
wijl hij eerst den hoed van zijn hoofd zette
en dadelijk daarop zijn zakdoek voor den dag
haalde, hield hij zich in zenuwachtigen on
rust beurteling met beide bezig. Eindeljjk
kwam eene bediende, een schoon vrouws-
jeisoon, donker van uitzicht, van wie het
ïeette, dat ze kunstrjjderes was geweest,
en als kind door vijf hoepels gesprongen
had, wat haar nu echter wel wat zwaar zou
valleu. Zij verontschuldigde zich, dat «mijn
heer de houtvester" zoo lang had moeten
wachten.
»'t Is al wel, Marie; het is niets."
Hij bestelde een glas bier en een broodje.
Het bier kwam dan ook spoedig, maar
het broodje liet lang op zich wachten, en
in zjjne dadelqk terugkomenden onrust nam
Opitz nu inplaats van zjjn zakdoek een no
titie-boekje uit zijn zak, en begon aantee-
keningen daarin te maken, die, naar zjjn
gezicht te oordeelen, van bijzonder gewicht
moesten zijn. In werkelijkheid waren het
echter niets anders dan krabbels; en on
danks al zijn vertoon van ernst en gewich
tigheid kon hjj onder dit gedachtelooze ge
knoei toch niet nalaten, naar den groote
veranda en de tafeltjes te zien, die daarvoor
stonden.
Eindelijk stoorde Marie met het broodje
deze zenuwachtige werkzaamheid en eenige
oogenblikken later kreeg hjj ook het gezel
schap, waarnaar hij verlangde.
Een kameraad, de oude houtvester van de
Annakapel, voegde zich met den grenswach
ter Krautz en den onderwijzer Wonneber-
ger, wiens school hoog in bet gebergte lag,
bij hem. Opitz ging, wat eene grooie.onder-
scheiding was, hen drie passen tegemoet en
begroette ieder afzonderlijk. Hij was blij, dat
ze kwamen, want hij had een groote voor
raad nieuws. Er was weer wat op handen,
en die godvergeten kerels van Franschen
waren er de schuld van.
«Hoe denk jij er over, Krautz. Jij bent
toch ook een man, die wat weet en wat
hoort, en die er toch ook den veldtocht
meegemaakt heeft?"