Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N". 9.
Zondag 27 2 g'&ruari 1898.
7e Jaargang.
De macht va® het kleine.
Nieuwstij dingen.
Feuilleton.
NIEUWE®
LAIGEBIJK1R (1)1 HUI
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Oüdkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 ct., franco p. post 60 ct.
UITGEVER:
J. II. KEIZER.
BUREEL:
Noordscharwoiide.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—5 regels 30 ct-, elke regel meer 5 ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
Onze taal heeft meer dan eene uitdruk
king, welke er aan herinnert, dat het kleine
machtig kan zijn.
De vlijtige huismoeder wijst er haar niet
al te ijverig dochtertje op, dat alle dagen 'n
draadje 'n hemdsmouw in het jaar is. Op
school is ons geleerd, dat de gestadige drop
pel den steen uitholt.' „Pas op de kleintjes",
werd ons altijd voorgehouden, wanneer er ver
moedens bestonden, dat we dien gulden regel
lieten glippen. Kleine oorzaken, groote gevol
gen, is de moraal van menig romannetje uit
jon gedames-lectu ur.
De macht van het kleine, ze is in de natuur
eene groote macht. Ze dwingt ons bewondering
af, al moeten wij ook dikwijls den strijd, met
zooveel moed, volharding, overleg, tegen haar
gevoerd, opgeven. Hoe nietig en klein is de
paalworm en toch staat de mensch tegen zijne
verwoestingen zoo goed als machteloos. Met
z'n scherpe tandjes en hij heeft er onge
veer 'n twintig h dertig duizend boort hij
gangen in het hechtste hout van het paalwerk,
doorkruist het in allerlei richtingen en het
ijzerharde hout, dat den ontstuimigen, woes-
ten aanval van wild-uitelkaar-spattende gol
ven kan weerstaan, bezwijkt langzaam maar
zeker voor dien geduchten vijand, wiens bestaan
met het bloote oog maar even is waar te ne
men. Een baccil, slechts bij zeer sterke ver
grooting zichtbaar, vermenigvuldigt zich in het
menschelijk lichaam bij millioenen, zij nestelt
zich in de fijnste, de teerste deelen van het
organisme, zij verwoest de edelste cellen en
weefsels en vernietigt de levensfuctieszij tast
de slijmvliezen van maag en darmen aan, en
zie het levenslampje gaat kwijnen, om straks
uit te gaan; zij dringt in de haarbuisjes der
ademhalingsorganen en de arme kunst zoekt
tevergeefs naar 't kruid, om aan hare vernie
ling 'n einde te maken.
De macht van het kleineDaar rolt 'n berg
stroom woest door het enge dal. Wild spat
ten z'n golven uiteen met witte kuiven tegen
overhangende rotsgevaarten. Steenmassa's wor
den als lichte veertjes door den stroom losge
scheurd en meegevoerd. En toch is die stroom
niets anders dan 'n vereeniging van nietige
waterdruppels. Dat is de macht van het kleine
De gestadige droppel holt den steen uit, de
rollende sneeuwbal kans straks 'n lawine doen
ontstaan, 'n Vonk, geworpen in 'n magazijn
met buskruit of dynamiet kan 'n ramp ver
oorzaken, waarvan de gevolgen niet te over
zien zijn.
Het koraaldiertje, nauwelijks met het onge
wapende oog zichtbaar, bouwt uit de diepten der
zee zijne gevaarlijke koraalriffen op, die de
schrik zijn van den zeevaarder. Straks steken
de klippen haar kruin boven het wateropper
vlak uit, om den mensch te toonende macht
van het kleine.
De stofdeelen der steppen, ze hebben in
vóór-historische tijden laagten in de aardop
pervlakte gevuld en, waar nu de ploeg den
akker scheurt, daar grijnsde eenmaal 'n don
kere, reusachtige afgrond. Dat is de macht
van het kleine!
Ook in het geestes- en gemoedsleven van
den mensch openbaart zich die groote macht.
Onze vreugd en onze smart, ze ontwikkelen
zich uit kleinigheden, die uit zichzelf schijn
baar van niet het minste belang zijn, maar
die in vereeniging den stempel drukken, op
wat wij levensbeschouwing noemen. Wie één
maal z'n voet stoot, heel eventjes, merkt dat
niet op, maar als die ondeugende steentjes zoo
vaak voorkomen, laten ze indrukjes achter die
indrukken worden, welke zich vastnestelen
in 't menschenhart, het doorkruisen, als de
paalworm het hout der zeewering; het teis
teren, als de baccil de weefsels van maag en
longen'. Dat is de macht van het kleine!
Een zonnestraal schept geen optimisten. Maar
'n rij van zonnige dagen, met enkel koesterende
warmte, met enkel licht en glans, verheldert
ons en maakt ons ongevoelig voor de donkere
slagschaduwen; we huppelen vroolijk door het
leven en kunnen ons niet begrijpen, dat 'n
medaille ook nog 'n keerzijde heeft. Dat is de
macht van het kleine! Aan die macht is al
wat groot en grootsch is in de natuur onder
worpen door die macht ontstaat al, wat groot
en grootsch is in de oneindige ruimte; voor
die macht ligt de mensch, het hoogste wezen
der schepping, geboeid.
Zij beschikt over z'n denken, z'n willen, z'n
handelen, z'n levenzij slingerd hem in den
draaikolk van lijden en wee; zij voert hem
langs grazige weiden en zonnige heuvels. Dat
is de macht van het kleine!
P. Aarts Jz.
Onze correspondent te Sint Pancras
schrijft
In den nacht van Dinsdag op Woensdag 1.1.
werd het huis van den heer R. in het zuideinde
alhier een prooi der vlammen.
Omstreeks middernacht ontwaakten de bewo
ners en bemerkten, dat de kamer, waarin zij
sliepen, reeds vol rook stond. In allerijl verlie
ten ze hun woning, die tot den grond toe af
brandde. De oorzaak van den brand is niet be
kend.
Benoemd tot burgemeester der gemeente
Nieuwe Niedorpde heerJ. v. d. Stok.
Kras.
Als eene bijzonderheid deelt de „N. Prov.
Gr. Ct." mede, dat Dinsdag op de markt te
Groningen boter uit Australië was aan
gevoerd.
Een kostbaar beestje.
Te Rotterdam is uit Engeland een hengst
aangevoerd, genaamd „Balmoral", die aange
kocht is voor rekening van het Ministerie van
Landbouw in Hongarije voor de som van 16,000
p. st. De kostbare viervoeter is gestald bij Ock-
horst.
In Friesland staat reeds op de weilan
den, welke in het najaar bemest zjjn, zóóveel
gras, dat het jonge vee er overvloedig voedsel
zou vinden. Enkele boeren zijn dan ook begon
nen, het jonge vee des daags in de weide te la
ten om des avonds weer te stallen. Dat het den
dieren in de weide al is het Februari
goed bevalt, wordt bewezen door het feit, dat
de boeren moeite hebben, ze tegen den avond
stalwaarts te drijven. De beesten zouden het er
gaarne op wagen, ook des nachts buiten te blij
ven, waarin zelfs geen nachtvorst hun schade
zou doen.
De oudsten van dagen herinneren zich zoo'n
winter niet, al dient hier aangemerkt, dat nog
altijd het „lest heugt best" zijn invloed doet
gelden.
De winterrogge staat zooi mooi, als schreven
we April.
Zooals men weet, wordt dit winterkoren veel
holler gezaaid dan de zomerrogge. Waren daarom
voor enkele weken op tal van akkers nog kale
plekken te zien, nu vertoonen de akkers een
groen, dik kleed. De plant tiert welig, haar ui
terlijk toont niets dan levenslust en levenskracht.
Als wij zoo de Meimaand krjjgen, gaan we in
het midden van Maart kieviteieren zoeken niet
alleen, maar vinden ook.
Deze vogels zijn hier en daar al aangekomen.
Maar.,., we schrijven nog Februari en laat
ons maar niet ver terug gaan; 16 Februari van
het vorige jaar gaf ons een sneeuwstorm en des
avonds eenige graden vorst!
Hier ook alweer „lest heugt best."
L. Ct.
Wielernieuws.
Onder Huwelijks-aanvraag vinden wij in 't aller
lei van De Kampioen de volgende fin de siècle
advertentie op rijwielgebied.
Door den dood van mijn innig geliefde echtge-
noote is eene zitplaats op mijn tanden vacant.
Adres met franco brieven en onder bijvoeging
van portret enz.
Onverwachte erfenis.
Een scharenslijper te Weert kreeg dezer da
gen de tijding uit Indië, dat hij door het over
lijden van zijn zwager aldaar, erfgenaam was
geworden van f20.000.
Als de man de weelde maar dragen kan
„De Jong".
De advocaat-generaal bij het Hof te Arnhem
eischte tegen Hendrik de Jong bevestiging van
het vonnis der rechtbank aldaar, waarbij hij ver
oordeeld werd tot twee jaren gevangenisstraf we
gens oplichting en diefstal. Evenals in eerste in
stantie trad Mr. Aberson als toegevoegd verdedi
ger op, die het vonnis der rechtbank een onrecht
vaardigheid noemde, voortgesproten uit het ongun
stig oordeel over dezen beklaagde, en tot vrij
spraak concludeerde.
Onbestelbare brieven.
Honderden brieven en briefkaarten zijn, we
gens onvolledig of onjuist adres, onbestelbaar en
worden, wijl de afzenders niet bekend zijn en
de stukken daarom niet aan hen kunnen worden
teruggegeven, na verloop van 3 maanden ver
nietigd.
Door het hoofdbestuur der posterijen wordt de
aandacht van het publiek er nogmaals op ge
vestigd, dat de afzenders zich tegen zoodanig ge
volg kunnen vrijwaren door vermelding van hun
naam op de achterzijde der stukken.
Een Carnavalsgrap.
Men deelt aan de „Bred. Ct." de volgende
carnavalsgrap mede, die te Breda is voorge
vallen
Er zou eene voorstelling gegeven worden in
het Ulvenhoutsche bosch, van de vlucht en het
opvangen van Toekoe Oemar, hij zou gevanke
lijk naar Breda worden vervoerd en daar, in
effiige, het Van Coothplein gehangen worden, in
bijzijn van een krijgsraad, zetelende in een der
bovenlokalen van het hotel Yan Ham.
Aangezien men om in het Ulvenhoutsche
bosch te komen, het grondgebied van Ginneken
doortrekken moet, had zich aan de Ley een
politiemacht gesteld om het binnenkomen te be
letten, wanneer de troep gemaskerd was. Dit
waë echter niet zoo en ongehinderd trok men
door.
Doch wat deed Toekoe Oemar POok hij trok
er op een gegeven oogenblik van door, hij sprong
op een fiets, nam een omweg om in Breda te
komen, reed toen over het Yan Coothplein en
GEBOET.
door
Th. FONTANE.
6).
Om Opitz' mond, die maar al te goed
wist, dat hjj thans zijn ouden tegenstander
in handen had, vloog een spottende glim
lach, en hjj gevoelde veel lust, om aanzijn
gevoel van meerderheid oogenblikkeljjk lucht
te geven. Hjj bedwong zich echter, en zei
«Lehnert, je begint den strjjd opnieuw, en
je deedt toch wjjzer en beter, met dat niet
te doen. Ik waarschuw je. Ik meen het goed
met je."
«Ik heb den haas niet."
«Je hebt er op gemikt en geschoten.
«Ik heb geschoten, maar niet gemikt. De
haas zat op ons land; hjj is tegenwoordig
dikwjjls b\j ons te gast; en 's nachts zal
hjj wel met zjjne familie komen. Ik behoef
geen haas op mjjn veld te dulden en heb
hem willen weg jagen."
»Een haas is bang genoeg; je behoeft
alleen in je handen te klappen
«Maar een schot geeft beter."
Vooral als het treft."
Lehnert zweeg, en keek langs Opitz heen,
die zijnerzijds zweeg, bijna alsof hij Opitz
tjjd wilde geven, om te overleggen. Toen
Lehnert echter bleet zwijgen, nam hjj het
woord weer op en zei: «Lehnert, je brengt
je zelf in ongelegenheid. Je haat mij en dat
beneemt je je gezond verstand. Je ontkent
dit, terwijl je anders altijd ovei je waar
heidsliefde spreekt, en het zou me gemakke
lijk genoeg vallen, den haas in je huis te
vinden. En als ik hem niet vond, dan toch
Diana.Je hebt den haas willen ver
jagen. Goed, dat is je recht. En als je dat
een schot kruit waard is, laat dat ook we
zen, ofschoon het vreemd is en eigenlijk
niet in orde. Het is geen gewoonte hier
te lande, om hazen door een geweerschot
te vei jagen. En jjj vooral hebt daar geen
recht op, omdat je al veel op je kerfstok
hebt. Ik zag voor m ij n raam, dat je miktet
en dat de haas viel. En ten overvloede heb
ik de plek nauwkeurig onderzocht, en het
bloed aan het hooge varenkruid gevonden."
Lehnert werd meer en meer in de engte
gedreven. Hjj was er reeds te ver in, om
er ongedeerd weer uit te kunnen. En wat
het ergste was, hjj vtfilde niet toegeven, dat
hij onwaarheid had gespioken. Daarom be
gon hij een wjjsje te fluiten, alsof hij wilde
aanduiden, dat er nu woorden genoeg wa
ren vuil gemaakt.
Opitz van zijn kant was niet van zins, om
zijn triomph te verkorten, en vervolgde,
den rol van beschermer volhoudend, op be
daarden toon«Ik zie, Lehnert, dat je on-
spek op toe geven! En ik Lehnert, ik zal
het bij den graat verantwoorden, en, mocht
hij verwonderd wezen, dan zal ik van een
schot spreken, dat toevallig getroffen heeft.
De graaf is een genadic heer, eri, al gelooft
hij van dat schot niets, dan zal hij toch doen.
alsof hij het gelooft. Maar dit verlang ik
van je, dat je me bekent, dat je het gedaan
hebt, en dat je je verontschuldigt. Ik van
mijn kant, heb mijne verontschuldiging in
gebracht over den haan. en daartoe was ik
niet verplicht. Maar jjj bent dat wel. En nu
ronduit de waarheid gezegdDan kan men
iedereen weer vrij in de oogen zien!"
«Dat kan ik!" zei Lehnert. en zijn oog
zocht dat van den houtvester, om zich met
hem te meten. Maar het gevoel van zijn om
recht was toch sterker dan zijn trots, en hjj
sloeg de oogen weer neer.
geduldig wordt, en ik wil geen misbruik ging te maken. Maar toen ze eindelijk ge
maken van je kostbaren tijd. Luister daarom
naar mjjn laatsten voorslag! Ik verlang den
Opitz glimlachte.
«Goeden avond, vrouw Menz. Ik zal mijn
vrouw de groeten doen. En ook Christine."
En zonder verder een woord tot Lehnert
te zeggen, verliet hij de woning. Diana
volgde.
VIII.
De oude vrouw was hem tot in den tuin
gevolgd, en rekende er op, dat Opitz nog
wel eens zou omzien, in welk geval ze
voornemens was, eene allerondanigste bui
waar werd, dat er op een genadigen af
scheidsblik niet meer te rekenen viel,
haas niet, en mq'n vrouw, die, zooals je weet, keerde ze naar de kamer terug. Hier stond
het goed met jelui meent, mag er je nog Lehnert nog altjjd op zijne oude plaats, en
keek voor zich uit.
«Ach, Lehnert, had je het maar niet
gedaan En hjj wil nog spek sturen
ook. Maar al was hjj ook in den boter ge
braden, hij zou me toch niet smaken. Als
ik in angst zit, dan kan ik niets naar bin
nen krijgen."
«Och, moeder, wat zou dat Maar zoo
is u U wilt alles hebben, en als er dan
naderhand iets gebeurt, wat maar in de
verste verte op eene aanklacht geljjkt, of
als u deukt, nu is het met de presentjes
van onzen buurman uit, dan heet het weer
«waarom deed je het ook Waarom heb
je ook geschoten
«Ik heb niets gezegd, ik heb het je niet
aangeraden."
Lehnert stampte met den voet op den
grond, maar begon in eens weer te lachen,
en zei: «We moeten elkaar verdragen, moe
der. U is nu eenmaal zoo. Neen, aangera
den heeft u het me niet. U kwam alleen
alsof het huis in brand stond en riep «een
haas, een haas!" En wat wou dat zeggen
Dat ik eens naar dat wonderdier moest
komen kjjken Of het wegjagen Kan u
niet zelf een haas wegjagen Ik heb juist
gedaan wat u wilde, en u heeft daarbij
gedachtOpitz zal vandaag zjjn mond wel
houden om den haan, of misschien ook om
de nieuwe vriendschap," En omdat het nu
anders uitgekomen is, is u dadelijk weer
met verwjjten bij de hand, en jammert,
omdat ik geschoten heb, en zou gaarne
zien, dat ik dadelijk naar hem toeging, en
mjj voor hem op de knieën wierp en zjjne
rokspanden kuste. Maar daar kan niets
van komen. Hjj heeft nu weer wat te schrjj-
ven en aan te brengen. Dat mocht hjj al
tijd graag, reeds toen hq nog bij de sol
daten was.
Maar ik zal me voor het gerecht wel
weten te verdedigen, en zeggen, dat ik
mijn kool liever heb, dan Opitz en zijne
hazen. Ik heb er in den blinde opgescho
ten, en wat er van den haas geworden is,
dat weet ik niet."
«Maar dan zullen ze je op een eed vor
deren. Wil je dan zweren
«Neen, dat niet. Een eed doe ik niet.
Maar ik zal er wel wat op vinden."
Hjj zei dit, half om zjjne moeder tegen
te spreken, half om zich zelf gerust te stel
len maar hjj was verstandig genoeg, om
te weten, dat hjj er zich moeieljjk zou kun
nen uitredden en zoodoende eene tweede
veroordeeling tegemoet kon zien. Dat was
hem eene vreeselijke gedachte, zóó vreese-
lijk, dat hem de lust om te werken ver
ging, en hij begon te lanterfanten, waar
van hjj trouwens toch al veel hield. Den
geheelen dag liep hjj het eene huis in, en
het andere uit; zelfs over de grens, in
Bohemen, waar hjj veel vrienden had.
Maar 's avonds zat hjj in de herberg ia
het «Woudhuis" in Brückenberg, in Wany,
vandaag hier en morgen daar, en vertelde
aan ieder, die hel hooren wi.de, dat er weer
oorlog op til was, en dat hjj voor zich
wachten wilde, totdat het er weer op los
ging.
Oorlog in Frankrijk, dat was het ware
levenmaar, ging het er niet op los, dan
ging hjj en hij wist wel, waarheen ook, Hjj