NIEUWE
Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 18.
Zondag 1 Mei 1898.
7e Jaargang.
ILLUSIËN.
N ieuwstij dingen.
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Oüdkarspel, Zuidsciiarwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 ct., franco p. post .60 ct.
UITGEVER:
J. EL KEIZER.
BUREEL:
YoordscharwoiHle.
PRIJS DER ADVERTENTIÊN:
Van 15 regels 30 ct., elke regel meer 5 ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
Ifiij dit nummer behoort een
bijvoegsel.
Langs een eenzaam, moeieljjk begaanbaar en
sober beschut bergpad vervolgt de reiziger zijn
weg, opwaarts. Vele uren reeds heeft hij zijn
krachten ingespannen, en een toenemend gevoel
van matheid belemmert zijn schreden, vertraagt
zijn voortgang; soms is het, alsof hij op het punt
staat, de worsteling op te geven, alsof het
beste wat hij zou kunnen doen, is nederzinken
aan den kant om daar in doffe berusting het einde
af te wachten. Immers, hoevelen hebben niet,
vol opgewektheid en vertrouwen op hun volhar
dingsvermogen, den tocht aangevangen, om te
bezwijken vóór zij nog halverwege waren, en
van hoe weinigen, die gelukkig genoeg geweest
zijn het einddoel te bereiken, is vernomen, dat zij
daar werkelijk hebben gevonden wat de verbeel
ding hun voorspiegelde!
Het is niet onwaarschijnlijk, dat het Eden,
waarnaar het verlangen zich uitstrekt-, en dat er
op een afstand zoo heerlijk uitziet, weinig meer
is dan een zeer gewoon plekje grond, bezet met
luttele boomen en schamele huizen. Dat het zich,
uit de verte beschouwd, zoo tooverachtig ver
toonde, komt door het licht, dat er op viel en
door het contrast met den ruwen weg die er heen
leidt. De afstand is de stoutste dichter; hij ver
levendigt de grauwe tinten en wischt de schrille
overgangen uit, vandaar dat ook het verleden
ons zoo vaak onder vriendelijker gedaante voor den
geest staat, dan wij er aan opmerkten toen wij het
doorleefden.
Voorts, is het begeerde oord daar in de verte
bereikt, dan biedt het geen blijvende stede. Het
is geen rustplaats voor altijd, hoogstens een halt
voor een oogenblik. Want wederom breidt de weg
zich voor den reiziger uit, weder trilt de staf in
zijn hand, vooruit, over verhevenheden en
door dalen, naar een nieuw doel. Wat verkregen
is, bevredigt niet; de illusiën, door de verwijde
ring gewekt, zijn voor een deel weggevaagd door
de nabijheid, de strevende mensch schept zich
nieuwe, en wat het heden nog onthield, de toe
komst zal het wellicht schenken. Op, zonder ver
wijl teleurstelling kan wel tijdelijk den drang be
perken, maar den naar lichaam en ziel gezonden
pelgrim op 's levens paden ontneemt zij niet den
moed om altijd door te zoeken naar geluk, te kam
pen om den prijs, die is weggelegd voor wien tot in
't einde volhardt.
Een menschelijk bestaan zonder illusiën is niet
denkbaar. Zij zijn de bloemen, wier liefelijke geur
het hart verkwikt en den geest frisch houdt. De
bloemen, kinderen van één dag, verwelken, maar
zij laten een bekoring na, die bewaard blijft in
de schatkamer der herinnering.
Want inderdaad, het tegenwoordige is slechts
een stip het steeds vooruitschuivend grens-
punt tusschen het verleden en de toekomst. In
het verleden hebben we geleefd, in de toekomst
leven we. Aan haar geven we onze ziel, onze
gedachten. Haar bouwen we op, met al het ma
teriaal dat we hebben kunnen verzamelen, en
deze arbeid is de eenige, die de aanwending van
al onze krachten waard is.
We beginnen daarmede, zoodra we het bewust
zijn van onze persoonlijkheid hebben verkregen.
Het kind stamelt van „groot zijn," en drukt in
dat verlangen een voorstelling uit van iets zeer
begeerlijks. Dat zijn illusiën van den meest
naieven aard, een ideaal van vrijheid, van zelf
standigheid, waaraan alle begrip van de werke-
ljjkheid vreemd is, omdat het die niet kent. Wij
allen hebben dat ondervonden, en wij weten ook,
hoe ontnuchterend de vervulling was. Het dar
telende veulen heeft geen denkbeeld van de teu
gels, die het straks zullen worden aangelegd,
en als de jonge mensch den knapenleeftijd na
dert, dan komen de leermeesters met hun eischen,
de plicht wordt aangelegd als een band, de taak
wordt voorgeschreven in soms vriendelijken, maar
toch altoos knellenden dwang, de gedroomde vrij
heid is zeker de vergankelijksto van alle illusiën.
En naarmate de ziel zich ontplooit, en het
leven zijn schatkamers opent, maar ook zijn zor
gen niet spaart, ontluiken nieuwe bloesems der
verbeelding. Vriendschap en liefde ontvouwen
haar kelken, zij bloeien en geuren in de verte,
en wij snellen daarheen, waar wij hopen ze te
plukken. O voorzeker, niet vergeefsch zijn de
pogingen die wij aanwenden om ze binnen ons
bereik te brengen; de individuën, die de mensch-
heid vormen, zij hebben allen dezelfde behoefte
aan samensmelting der harten en het is ons een
onschatbare troost bij alle wederwaardigheden,
menschen te hebben gevonden met wie wij mede
leven, die van ons overnemen en aan ons
overgeven wat het gemeenschappelijk geluk
uitmaakt.
Maar toch er blijft een tekort. Niemand
is er, die ook in dat opzicht al zijn illusiën ver
wezenlijkt ziet. De begeerde bloemen staan te
midden van distelen en doornen, en ook deze
hebben we te plukken om het verlangde te be
reiken. De onbaatzuchtige toewijding wordt niet
door gelijk gevoel ^beantwoord, althans niet in die
mate als we meenden te mogen verwachten, en
een kille adem van egoïsme doet van de schoonste
bloemen de kleuren verbleeken vóór wij ze kon
den plukken.
Wie hooge illusiën maakt van de menschen-
wereld, zal zelf trachten, aan die voorstelling to
beantwoordenen wie goed is en oprecht, heeft
de beste kansen goede menschen te ontmoeten,
aan te kweeken zelf. De hoedanigheden der ziel
werken epidimisch en gelijk de snaar in het
eene instrument de op gelijken toon gestemde
snaren in de nabijheid doet medeklinken, zoo
wekt ook elke uiting van edele aandoeningen in
het hart des eenen een weerklank bij alle anderen.
Menschen van hooge zedelijke waarde kunneD,
wanneer zij het eind van een lang leven nade
ren, vele illusiën hebben zien verdwijnen,
zich dikwijls teleurgesteld hebben gevoeld,
maar het geloof in en de liefde voor de mensch-
heid is hun bjjgebleven, is sterker geworden
naarmate hun ondervinding is gerijpt. De vruchi
des levens is geen menschenhaat.
En komt wel eens het critieke oogenblik, waarin
ons geloof aan de menschen een ruwen schok
ondergaat, als een bittere teleurstelling ons
treft, als de ontrouw dergenenen op wie wij
meenden ons geheel te kunnen verlaten ons als
het ware een slag in het aangezicht geeft, en een
onzer edelste illusiën als een zeepbel uiteenspat,
moed gehouden!
Ziet, het ligt daar, binnen het bereik van het
oog, het heerlijk landschap, in goud gehuld door
de stralen der dalende zon, lokkende door een
rijkdom van vormen en kleuren, en vanwaar de
blik een heerlijk verschiet zal omvatten, waar
rust voor den vermoeiden voet, verkwikking voor
het uitgeputte lichaam, verademing voor de naar
geluk hijgende ziel zal gevonden worden! Kom
aan, afgeschud de sombere gedachten, weerstand
geboden aan de neiging tot traagheid, het
oor gesloten voor de inblazingen der wanhoop,
nog een paar overwinningen op zichzelven
behaald, het laatste deel van den tocht is
misschien het zwaarst, maar men.zal steeds dich
ter bij zich brengen het heerlijk einddoel, het
paradijs van vrede en welbehagen, dat zich daar
aan den gezichteinder teekent als een oase in
de woestijn! Altijd verder, immer hooger!
R. R. N.
LANGEDIJK.
Deze week heeft men een begin gemaakt met
het uitzetten der bloem koolplan ten uit de bakken.
De „uitersche kool" voor de zomerteelt is reeds
geheel uitgezet in de maanden Maart en April.
Uien werd half Maart gezaaid en komt al flink
voor den dag, wat vooral te danken is aan de
milde regens tegen het einde van Maart, ook de
wortelen en aardappelen zijn gezaaid en gepoot,
de laatste staan al flink boven den grond, voor
namelijk te Broek Waar nog niet gezaaid of ge
poot is, is men bezig met ploegen, spitten of be
mesten, zoodat hier op de landerijen weer eene
groote bedrijvigheid hcerscht.
De hoofdplaats der gemeente Zjjpe, Scha-
gerbrug, is in den nacht van Dinsdag op
Woensdag door een zwaren brand geteisterd.
De brand is ontstaan in de bakkerij van ze
keren De Jager, door het omvallen van een pe
troleumlamp, terwijl hij bezig was eenige tak
kenbossen van boven te halen. De poging door
hem aangewend den brand te blusschen was
echter vruchteloos. Zoo sriel spreidden de vlam
men om zich heen door de vloeiende petroleum
dat alras het geheele perceel in volle vlam
stond.
Aangewakkerd door den feilen noordoosten
wind vatte ook weldra de aan weerszijde staande
perceelen vlam, en deelde het vuur zich verder
mede aan het huis van Mej. de Wed. Zander
en de slagerij van Stöve daarnaast.
Door den verschrikkelijken vonkenregen ge
raakte ook de boerenplaats van den Heer Jb.
Harp in brand, welker rieten dak een welkom
voedsel bood.
Bijna ongekleed ontvluchtten vrouwen en kin
deren den vuurpoel. Alle pogingen werden aan
gewend om het vee te redden. Slechts voor een
deel mocht dit gelukken. Twee koeien en twee
kalveren, benevens een paard kwamen in de
vlammen om. Yan het geredde vee bekwamen
enkele koeien deerlijke brandwonden. Ook de
heer Harp, die nog redde wat hij redden kon,
ontving vrij ernstige brandwonden in het ge
laat.
Door de steeds meer en meer vernielende vuur
zee werd ook weldra de kruidenierswinkel van
den Heer W. Jimmink in lichte laaie gezet.
Nog altijd echter was slechts een spuit, die
van Schagerbrug, op de plaats der ramp.
Het scheen, dat de verschrikte bevolking aan
de hulp der aangrenzende gemeenten niet dacht;
doch wat ouderen vergaten, kwam iff het brein
van een 10-jarigen knaap op. Het zoontje van
den Rijksontvanger, den Heer Feiser reed vlie
gensvlug op zijn rijwiel naar Schagen om hulp.
Weldra klepten de klokken in Schagen en bin
nen 10 minuten was de brandspuit van de gym
nastiek en Schermvereeniging „Lycurgus", ge
volgd door nog meer spuiten, op weg terhulpe.
Inmiddels had het vuur nieuwe perceelen aan
getast. De wagenmakerij van den heer A. Ligt-
hart en de gebouwen en pakhuizen van de han
delaars in brandstoffen, de heeren J. Faus en 0.
Nieman, lagen reeds tegen den grond voordat de
spuiten verschenen. Hoewel ook spoedig de brand-
spruiten van St. Maartenbrug, het Zandt en Oude-
sluis aanwezig waren, moest men het toch nog
aanzien, dat de woningen, bewoond door A. De
Yries en P. Kraakman, en het groote koffiehuis
van A. Bruin verbrandden.
Een oogenblik bestond er groot gevaar, dat de
verbinding tusschen de beide kanten van de
Groote Sloot zou worden afgesneden. De brug
had op vele plaatsen vuur gevat. Ilet was in
de eerste plaats aan schipper De Gooier te dan
ken, dat de brug behouden bleef. Te midden van
een verstikkenden rook en vonkenregen gelukte
het hem, geholpen door een paar mannen, met
een houweel de brandende stukken weg te hakken.
In 't geheel werden 13 woningen, bewoond
door 16 huisgezinnen, samen 71 personen, van
have en goed beroofd.
De schade is moeielijk te berekenen. Verschil
lende panden zijn geassureerd, behalve de be
zittingen van A. Ligthart, den wagenmaker, die
totaal alles verloor en niets verzekerd had, en
die van Kraakman, die met het oog op zijn
a.s. verhuizen, de verzekering zijner goederen
had uitgesteld.
Den volgenden dag telde het dorp vele bezoe
kers. Het gaf een treurigen aanblik.
Op de plek waar de bergplaatsen voor brand
stoffen hadden gestaan, gloeiden de turven, steen
kool en coaks nog op tot een kolossalen vuur
berg.
Enkelen liepen hunne verbrande bezittingen
schreiend-zenuwachtig voorbij, een meewarigen
blik werpende op de ruïne rondom hen.
Men was ook toen reeds bezig met het om
halen der muren der verbrande perceelen.
Allen spraken van den vreeseljjken nacht, van
den angst welke was uitgestaan, over den ont-
zettenden aanblik, die de vuurzee over het ge
heele dorp verspreid, in het diepst van den
nacht bood. Met levensgevaar moesten velen
zich redden en jammerende en gillende zochten
velen in nachtgewaad een veilig heenkomen.
Het was een vreeselijke toestandMet veel
lof wordt gewaagd over de wijze waarop de
hulpvaardige en reddende hand werd toegesto
ken.
Te ongeveer 5 uur in den morgen was het
gevaar voor verdere uitbreiding van den brand
geweken.
Winkel, 28 April.
Yoor de vacante betrekking van Onder
wijzeres te Groetpolder, gemeente Winkel,
op een jaarwedde van f 600, hebben zich na een
tweede oproeping drie sollicitanten aangemeld.
Bij de eerste oproeping, die plaats heeft gehad,
voor dat de examens voor onderwijzeres een aan
vang hadden genomen, was er geen enkele solli
citant. De voordracht bestaat thans uit de dames
A. E. Oudt te Kolhorn, E. M. Ilallie te Zadn-
dam en M. Bal te Nijmegen.
De zomerlandbouwcursus voor Onderwijzers
te Schagen, verleden jaar begonnen en gegeven
van Mei tot November, heeft den 16en April we
der een aanvang genomen. Het getal deelnemers
is niet zoo groot als verleden jaar, maar nu mag
ook verwacht worden, dat de meesten zich op 't
behalen van de acte voor Landbouwkunde zul
len toeleggen, vooral ook wijl -de curcus ook
nog het volgende jaar zal worden voortgezet.
Het onderwijs wordt weder des Zaterdags na
middags van half vijf tot half acht gegeven door
den Directeur der Rijkslandbouwschool, den heer
C. Nobel, en de leeraren de heeren De Gier en
Muis.
De protectionistische Vereeniging tot be
scherming van den nationalen landbouw en nij
verheid zal zich bij de a.s. verkiezing van leden
voor de P. S. in het district Schagen van deel
neming onthouden. Hare leden zullen de vrij
heid verkrijgen naar eigen inzichten te hande
len. Ook de Liberale centrale in ons district zal
zich buiten den strijd houden. De kiesvereeniging
te Noord-Zjjpe denkt mede geene kandidaten te
stellen.
Tot dusver zijn gesteld door Schagen de heeren
Th. J. Waller en P. Buis, door Winkel Th. J.
Waller en K. Breebaart Jz., door Wieringerwaard
Th. J. Waller en J. Zijp Hz.
Tweede Kamer.
De Tweede kamer heeft besloten Dinsdag a.s.
de Marinebegrooting te behandelen en den dag
na afloop daarvan het sectieonderzoek over het
ontwerp-leerplicht aan te vangen.
Schagen—Wognum.
In het nummer van 17 April werd gemeld,
dat bovengenoemde lijn met 1 Augustus gereed
zal zijn. Niets is minder waar dan dat. Zoo lang
zaam als 't tegenwoordig opschiet, zal 't stellig
nog eenige maanden na Augustus zijn eer alles
gereed is.
Het onweer in 1897.
Volgens mededeelingen aan het Kon. Meteoro
logisch Instituut te Utrecht in 1897 gedaan door
hen, die zich met het waarnemen der onweders
op verschillende plaatsen van ons land belast
hadden, werden in 1897 34 menschen door den
bliksem getroffen, waaronder 21 met doodelijken
afloop, 39 runderen, 7 schapen, 14 paarden 1
geit, 11 varkens, 1 hond en 61 kippen werden
door den bliksem of door den daardoor veroor
zaakten brand gedood, 10 hooibergen en 145 ge
bouwen van onderscheiden aard werden getroffen,
hieronder waren 21 kerktorens, 12 molens en 5
schoorsteenen.
Het aantal getroffen boomen bedroeg 58 en 14
maal werden telephoon, telegraaf- en andere elec-
trische toestellen en geleidingen door den bliksem
beschadigd. Bij 17 der vermelde trefgevallen was
het gebouw van een afleider voorzien er ontstond
dan geen brand of de schade was betrekkelijk ge
ring, behalve in 2 gevallen, waarbij niet was uit
te maken of de afleiders voldeden aan alle eischen,
die men tegenwoordig meent te moeten stellen.