Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken. N". 23. Zondag 5 Juni 1898. 7 e Jaargang. J. LI. KEIZER. Menschen zoeken. Nieuwstijdingen. Feuilleton. OIH EEN KLEINIGHEID. NIEUWE LAIGEDI COURANT, Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS voor Noordscharwoude, Oüdkarspel, Züidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden 50 et-, franco p. post <30 ct. UITGEVER: BUREEL: Hoordseharwoude. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels 30 ct., elke regel meer 5 ct. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. Publiek was er genoeg op het marktplein te Athene, toen op den vollen middag Diogenes er rondliep met zijn brandend lantaarntje in de hand maar of hij er gevonden heeft wat hij zocht, menschen? De overlevering maakt er geen mel ding van, en 't is niet onwaarschijnlijk, dat hij onverrichterzake weer naar huis, of, om in overeenstemming met de legende te spreken, - „naar ton" is getrokken. Die beste, brave Diogenes verstond bij uitne mendheid een kunst, waarvan na zijn tijd het ge heim gelukkig niet is verloren geraaktreclame maken voor zichzelven. Als hij daar voortschreed, barrevoets, met zijne heele roerende have in een grauwen zak op zijn rug, slecht gedekt door een mantel vol gaten, door welke, naar Socrates' beweren, zijn ijdelheid heengluurde, dan vond hij het volstrekt niet onaangenaam, dat de jon gens hem naschreeuwden en de volwassenen hem aanwezen als den grootsten zonderling dien de zon bescheen, want dat streelde zijn eigen liefde. Het lantaarntje van Diogenes brandt nog altijd, en legio is het aantal dergenen, die er mee rond- loopon, al dragen zij het zoo bedekt, dat het nie mand in het oog valt. Naar menschen zoeken wij dag aan dag. Naar menschen, om in hun de ver wezenlijking te zien van eenige onzer idealen om ons bjj hen aan te sluiten, wat de Grieksche wijsgeer toch niet zou gedaan hebben, endoor samenwerking met hen te bereiken wat wy, al leen gaande, niet kunnen. Jongelieden zijn in dit opzicht het gemakkelijkst te voldoen, eensdeels omdat zij hun eischen niet hoog stellen, maar ook omdat het hun nog aan tijd en gelegenheid heeft ontbroken om de gedane keus te critiseeren en tot de slotsom te geraken, dat zij zich bedrogen hebben. Naarmate de jaren klimmen en de gave der onderscheiding meer is ontwikkeld, laten wij ons minder door den uiterlijken schijn innemen, worden wij wantrouwiger, ontdekken wij gemak kelijker de splinters van het egoïsme in het oog van den naaste, en niet zelden is de trooste- looze slotsom van al de nasporingenAch, er zijn geen menschen, althans, het is mij niet gelukt ze te vinden! Menschen zoeken allen, die behoefte hebben aan sympathie, minder nog om haar te verwer ven dan om haar te bewijzen, 't Is zoo erg een zaam in de wereld, als we, te midden eener drukke en woelige menigte, die zich haastig voortspoedt in alle richtingen om voordeel te behalen en ge not na te jagen, geen harten vinden, die in den zelfden rhythmus kloppen als het onze, maar nog oneindig meer verlaten is hij, wiens medege voel niemand als een hulp en een steun verlangt. Wees een eik in het midden van het kreupelhout, dat met ontzag de blaadjes opheft naar de trotsche kruin in de hoogte; gij zult toch ervaren, hoe veel heerlijker het is met velen samen te leven, te lijden als 't moet, te genieten als 't kan, dan daar zoo geheel alleen de storm te moeten weerstaan en den kringloop van het zonlicht te laten voorbijgaan. "Van die onbeminnelijke Diogenes-natuur heb ben wij allen een tikje beet. Menschenkenners in eigen oog worden zoo heel licht menschen- verachterszij zien bjj hun eenzijdige „studie" overal wolken van eigenzinnigheid, ijdelheid, égoissme, die hen van nadere kennismaking afschrikken. Gij zoekt menschen Onderzoek dan eerst of gij er zelf een zijt, maar doe het eerlijk, precies alsof ge, uw eigen persoon tot onderwerp eener aandachtige beschouwing makende, een ander voorhebt. Dat is ten minste een egoïsme van goeden huize. Wie ernstig met zichzelven aanvangt, en de verworven kennis niet alleen aanwendt om te weten, wat er aan het beeld ontbreekt of niet deugt, doch tevens om de leemten te vullen en het gebrekkige door het betere te vervangen, krijgt daarmee zoo ontzaglijk veel te doen, dat er voor de honderden en duizenden studie-voor werpen om hem heen geen tijd overschiet. Dat bezwaar is gering. Hoe meer iemand mensch is, des te helderder wordt zjjn blik voor het werke lijk menschelijke in anderenhet menschen- vinden gaat ten slotte vanzelf. Hij, die grooter was dan alle Grieksche en niet-Grieksche wijsgeeren te zamen, had geen lantaarn noodig om ze te zoeken op elke schrede ontdekte hij ze met één oogopslag, en omvatte ze altegaêr in één oneindige liefde. We zullen ons eehter ook rekenschap moeten geven van eenige moeielijkheden, in onze dagen aan het zoeken verbonden. De maatschappij van dezen tijd noemt zich, evenals de oud-Atheensche een beschaafde. Voor sommigen, voor velen wil dat zeggen, dat de wezen, waaruit zij is samen gesteld, met allerlei looi zijn omhangen en met een vernis zijn overdekt. Onze lantaarn moest eigenlijk een soort van Röntgen-stralen uitschie ten, die door dat alles heendringen. Zoo weini gen vertoonen zich in hun ware gedaantemen belijdt openlijk beginselen, voor welke eigenlijk door den spreker niets gevoeld wordt en die zjjn handelingen geregeld schenden. Er wordt comedie gespeeld, en wat voor het voetlicht komt ziet er heel mooi uitmaar och, als eens een kijkje achter de schermen wordt gegund, waar de ac teurs hun rol voor een oogenblik hehben afge legd Er wordt geposeerd, om op een plaatje een mooi gezicht te vertoonen maar het gewone, alledaagsche gelaat krijgt men niet te aanschou wen Mijn vriend, dat is alle3 waar. Doch wanneer gjj het zoover gebracht hebt, dat gjj aan die al- gemeene opsmukkerjj niet meer mededoet, dan zult gjj tot uwe verrassing ontwaren, dat die geheimzinnige, die X-stralen, in uw bezit zjjn. Achter den schjjn, zult gjj de werkelijkheid be speuren, en die zal meestal niet zoo erg tegen vallen als gij gevreesd hadt. De zwakheden uws broeders namen in uw verbeelding grootere ver houdingen aan, dan zij bij een juiste en onbe vangen waarneming blijken te hebben. Het gros onzer medemenschen, neem nu niet eens de hoogst begaafden, die wier karakter op het eerste gezicht eerbied afdwingt, maar de groote midden soort, waartoe ook wij meenen te behooren, is niet zoo slecht als ons vaak wordt voorgehouden. Doch 't is waarlijk zoo erg nieter zijn nog wel menschen te vinden. De lantaarn, die daarvoor noodig is, moeten we zelf aansteken en zelf van olie voorzien, niet haar brandend en wel ontvangen uit de handen van een ander. Zjj behoort te zijn in gericht naar ons eigen gezichtsvermogen. Doch alleen de werkeljjk-zienden kunnen er gebruik van maken wie verblind is door eigenwaan en vooroordeel, ontvangt geen zuiver beeld op het netvlies zijner ziel. En geljjk, naar het woord van den Meester, slechts de reinen van hart God zullen zien, is ook aan dezen het voorrecht ver zekerd, menschen te aanschouwen. Onze eeuw, zegt men, is niet gunstig voor het aankweeken van karakters, dus voor het vormen van menschenzij eischt, dat men zich in boch ten wringt, zich onkenbaar maakt, den schjjn aanneemt van hetgeen men niet is, optreedt in vermommingen, als ware de wereld een groot carnaval. Dat is volstrekt niet waar. Laat hen getuigen, die er zich steeds op toegelegd hebben, waar te zijn en eerlijk, voor zichzelven en voor anderen 't kan misschien eenige onaange naamheid veroorzaakt hebben, maar per slot van rekening zijn zjj er nog het verst mee gekomen. Men hebbe slechts den moed om vol te houden, en er desnoods iets Van zjjn belangen aan op te geven wie zjjn karakter weet te bewaren, den stempel der goddelijkheid, zijn ziel inge drukt, hij zal, wat ook schipbreuk ljjde, het kosteljjkste behouden. En dezulken, zjjbehoeven elkander niet te zoeken zjj v i n d e n. Er is een onzichtbare macht, die hen samenbrengt, dwars over scheids muren van stand en fortuin heen. Misschien gaan zjj niet denzelfden weg, maar hun kompas wjjst toch naar 't zelfde Noorden. Zjj zijn het, die elkaar steunen in moeieljjke oogenblikken, die werken aan elkanders arbeid. Dat zjjn de confraters der menscheljjkheid wèl hem, die in deze broederschap is opgenomen R. R. N. 't Nut. Op de te Amsterdam gehouden 112de jaar vergadering der „Maatschappij tot Nut van 't Algemeen" werden den eersten dag (Woensdag) goedgekeurd Punt III. „de voorstellen van het hoofdbe stuur, ter verdere uitvoering en hernieuwing van vroeger genomen besluiten," om op de be grooting voor het dienstjaar 1898/99 uit te trekken a. f 1900 voor 't jaarboekje k f5000 voor onderwjjszaken c. f500 voor volksvoorlezingen en volksver maken d. f 2000 voor volksbibliotheken e. voor aankoop van boeken der dep. biblio theken f500 ondersteuning van algem. aard. IV. f800 uit te trekken voor hoogstens zes kleine geschriften. V. f 3000 beschikbaar te stellen voor het doen houden van voordrachten. VI. f 500 aan te wjjzen tot bevordering van de oprichting van plaatseljjke volksbanken. VII. f 1000 op de begrooting te brengen voor bemoeiingen ter bestrijding van werkloosheid en hare gevolgen. VIII. Met het oog op de poovere resultaten wenscht het bestuur weder f500 beschikbaar te Novelle van JASS'Y TORRUND, uit het Duitsch 'door C. H. W. B. U) Dergelijke en andere vragen lieten haar geen rust; hoe meer de bewuste dag na derde hoe onrustiger ze werd en eindelijk toen ze van innerlijke benauwdheid meende te zullen stikken, besloot ze de oude vrien din op te zoeken en haar gefolterd hart uit te storten om zoodoende eenige troost te vinden. Ze liet de zorg voor haar echtge noot over aan de pleegzuster en ging,(on danks den snerpenden oostenwind, die haar bijna den adem benam, te voet naar de tamelijk verwijderde woning harer vriendin. Mevrouw Lorenz had zich in langen tijd niet laten zienze was door een hevigen aan val van rheumatisme verplicht geweest thuis te bljjven en was dubbel in haar schik toen ze Franciska zag en tevens goede tij ding van Ernst kon vernemen. »Maar ge ziet er zelve akelig uit, Fransje," sprak de oude dame medelijdend en schoof voor haar lieveling een gemakkelijken leun stoel bjj den haard, waaruit een warme heldere lichtgloed straalde, die aan de vrien delijke kamer een uiterst gezellig aanzien gaf. Dat de storm huilend door den schoor steen vaarde en de kolen daardoor bij het iopvlammen roode dwaallichten door de kamer deden dansen en dat het geheele vertrek met een zoeten rozengeur uit een ouderwetsch reukbusje, dat ergens op een tafeltje lag, vervuld was dat alles werd Franciska slechts instinctmatig gewaar. De oneindige behagelijkheid van dit stille we duwen verblijf werkte weldadig en kalmee rend op haar opgewonden zenuwen. Ze dook huiverend in de groote fauteuil en zag in het vuur en het was haar als waren alle zorgen, alle angst buiten gebleven, buiten op de straat, waar de storm woedde en als heerschte hier binnen niets dan vrede en rust Mevrouw Lorenz had zachtjes de kamer verlaten en toen ze nu terugkwam en een fijn kopje met geurige thee naast haar be zoekster zette, greep Franciska naar de lieve, moederlijke hand en drukte deze vurig aan haar lippen. Tan te Lorenz, bij u is vrede maar ik o God, ik ben zoo angstig, zoo vreese- lijk angstig," fluisterde ze en haar oogen vulden zich allengs met tranen. »Moed, mijn hartje, ge waait tot nu toe zoo dapper!" sprak de oude dame vertroos tend en streelde haar bleek, koud gelaat. Wat is er dan nu weder? Spreek op Fransje En nu kwamen alle bekommernissen voor den dag: de vreeselijke bank der be schuldigden, de eed en al het andere, wat Franciska's hart bedrukte. Mevrouw Lorenz hoorde haar deelnemend aan; veel raad of troost wist zjj ook niet te geven. Zij had evenmin als Franciska ooit een rechtszitting bijgewoond en zag er zelve vreeselijk tegen op om als getuige op te treden. Zwijgend en nadenkend zag zij Franciska aan. Eindelijk zei ze: »Als ge over dat alles zoo in onrust en angst ver- keert, ga dan nog eens naar Dr. Sonnen- thal en vraag hem of ge ook zweren moet, of ge ook op de bank der beschuldigden zitten moet enz. enz. Wat steekt daarin? Hij is uw advocaat en is voor dergelijke zaken. Als ik maar uitgaan mocht, gingen we dadelijk Nu kind?" Franciska schudde het hoofd. »Neen, tante, alleen mag ik niet gaan. Aurelia weet ook al, dat we bij Dr. Sonnenthal ge weest zijn en denkt, wie weet, wat kwaads van me." »Die Aurelia Zoo'nI reule von Hagen werd met eenige minder, vleiende benamingen betiteld, maar ze had waarljjk niet beter verdiend, meende tante Lorenz. Den volgenden nacht lag Franciska lan den tijd wakker op haar legerstede en dacht na over de zaken, die haar leven somber en ellendig maakten. Ze moest erg hoesten, hoogstwaarschijnlijk een gevolg van haar bezoek aan mevrouw Lorenz. Sedert de pleegzuster des nachts bjj Ernst waakte, had men Franciska's ledikant in de zpamer gezet, opdat ze ongestoorder zou kunnen slapen maar ondanks de gesloten deur en ondanks de doodsverachting, waarmede Franciska by eiken hoestaanval het hoofd in de kussens drukte, hoorde Ernst het toch Hij zond de verpleegster herhaalde ma len tot haar en tegen den morgen liet hij haar drinkend verzoeken te bed te blijven en ook eens aan zich zelve te denken. Toch stond Franciska tijdig op, gebruikte een huismiddeltje om het hoesten eenigs- zins te doen bedaren en maakte zich ge reed om uit te gaan. In dezen slapeloozen nacht was het besluit in haar tot rijpheid gekomen om toch naar Dr. Sonnenthal te gaan. Zij, een gehuwde vrouw kon toch wel op klaarlichten dag naar een advocaat gaan om hem een minuut of vijf over za ken te sprekenErnst sliep nog en de pleegzuster werd tevreden gesteld met de verklaring, dat zij een barstende hoofdpijn had en een kwartiertje in de buitenlucht moest. VI. Niet lang nadat Franciska was uitgegaan werd er gebeld en toen Rieke opendeed, stond freule von Hagen voor haar. Ze was toevallig of met opzet eenige dagen niet persoonlijk gekomen, maar had door het loopmeisje naar Ernst toestand laten infor- meeren en zoodoende ook geen belet ge kregen, zooals vele andere kennissen. Rieke wist niet dat haar meesteres was uitgegaan anders zou ze er zich tegen verzet hebben ze had ook nog een wooidje mee te praten Het ging met mijnheer goddank vooruit en mevrouw sliep nog, zei ze lakoniek be zoeken konden echter in den eersten tijd niet worden afgewacht. Aurelia glimlachte. Zij kon toch niet on der bezoek gerekend worden, zjj behoorde immers tot de familie. En als het met mijnheer vooruit ging, zou het hem zeker genoegen doen zjjn nicht eens te zien. Ze disputeerden nog een poos,Rieke fluisterend, Aurelia met opzet luid sprekend. Ein delijk kwam de ziekenverpleegster met de boodschap, dat mijnheer Wodrich de stem van freule Von Hagen herkend had en haar verzocht een oogenblik binnen te komen. Triomfantelijk ruischte freule Aurelia de verblufte Rieke voorbjj en trad de zieken kamer binnen. Ernst Wodrich had nooit groote toege negenheid gekoesterd voor dit familielid uit medelijden had hjj haar, die alleen in de wereld stond, na den dood harer moe der de betrekking van huishoudster aange boden. Zij had hem in alles uitmuntend verzorgd dat dit niet geschiedde zonder ernstige nevenbedoelingen, vermoedde hij wellicht niet. Toen hij nu later Franciska Ellwege, die in de stad zijner inwoning logeerde, leerde kennen, en de nauwlijks twintigjarige na korten verlovingstijd als echtgenoote naar huis voerde, deed het hem leed, dat zjjn nicht weder zonder tehuis zijn zou. Hij verzocht Franciska goed en geduldig te zijn jegens het oudere, een zame meisje. Dat zijn aangebeden vrouwtje geen doode- lijker vijandin hebben kon dan deze bloed verwante, daaraan had de goedhartige re- geeringsraad niet gedacht. Hij bleef altijd goed jegens Aurelia, beheerde haar klein vermogen en voegde bij de geringe rente, die dit oobracht, in stilte nog een aardig sommetje; voor het overige liet hjj het aan

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1898 | | pagina 1