Buitenland.
„Er kan goeri twijfel bestaan of de vredesonderhan
delingen zijn op den goeden weg" zeggen de telegram
men. Dit is zeer juist, we gaan recht op den vrede
aan, alleen blijft het de vraag hoelang die weg is, hoe
veel tijd de onderhandelingen noodig zullen hebben
om het besluit te bereiken.
Op hot oogenblik is er met volkomen zekerheid van
don stand der onderhandelingen niets te zeggen, 't Gaat
alles heel in het geheim - in het belang der zaak -
en meer weten we niet dan dat Spanje in beginsel de
Amerikaansche voorwaarden aanneemt, behoudens
enkele inlichtingen, die het in Washington gevraagd
heeft. Ook weten we dat deze inlichtingen in Was
hington volkomen gegrond worden geacht en dat men
er aan de goede trouw van Spanje volstrekt niet twij
felt. Heeft Cambon het beslissend telegram uit Madrid
naar het Witte Huis overgebracht, dan zou een wa
penstilstand onmiddellijk kunnen volgen. Reeds is in
beginsel uitgemaakt, dat de vredescommissie in Parijs
bijeen zal komen.
De moeilijkheden om de Philippijnen schijnen toch
noch niet geheel van de baan. De Amerikaansche
pers, met die van New-York aan het hoofd verlangt
nu weer nadrukkelijk dat de Vereenigde Staten de
Philippijnen anexeeren. Een zóó mooie gelegenheid om
koloniaal bezit in het uiterste Oosten te krijgen komt
zeker vooreerst niet terug, beweren zij niet geheel en
al ten onrechte, en als Amerika in het vervolg mee
wil doen in de groote politiek, dan moet het kunnen
wijzen op een koloniaal bezit. Met een goedigheid, die
niet onverdacht is, merken zij op dat Spanje van de
Philippijnen toch maar last zou hebben. Om de Phi
lippijnen te bewaren moet men een machtige marine
en een talrijk leger hebben en het arme Spanje kan
zich die luxe niet veroorloven.
De oorlog wordt met geringe kracht voortgezet, in
het algemeen kan men de verschillende ontmoetingen
als toevalligheden beschouwen. Een telegram van 2
Aug. uit het hoofdkwartier op Portorico meldt, dat
de Spanjaarden te Aibonito staan en door vijfduizend
Amerikanen aan de voor- en de achterzijde worden
bestookt. De hoofdmacht der Amerikanen is op 22 mij
len van Aibonito. De Spanjaarden hebben een sterke
stelling. Zij zullen den Amerikanen nog behoorlijk
weerstand kunnen bieden. De bevelhebber van Ponce,
die met zijn troepen de stad verliet toen de Ameri
kanen aankwamen en San Juan opzocht om er zich
bij de troepen te voegen werd dadelijk voor een krijgs
raad gesteld. Met algemeene stemmen veroordeelde de
krijgsraad hem ter dood en in de vroegte is de onge
lukkige officier gefusileerd.
De opstandelingen op Cuba blijven den guerillaoorlog
tegen de Spanjaarden met afwisselend geluk voortzetten.
Bij Monte Verde werden zij met zware verliezen terugge
slagen; bij Mayari behaalden zij een belangrijke overwin
ning. Zij maakten er niet minder dan 500 Spanjaarden ge -
vangen. Verder hebben zij de verlaten stad Jibara be
zet, terwijl hen door den gouverneur van Manzanillo
een parlementair gezonden werd met het aanbod tot
overgave der stad mits de bezetting gewapend en met
krijgseer uittrekken mag. Wat Garcia daarop geant
woord heeft is niet bekend.
Op de Philippijnen krijgen de Amerikanen het tel
kens weer met de opstandelingen te kwaad. Aquinaldo
heeft hen bericht dat hij zich dictator beschouwt en
dat hij de Spaansche priesters zal laten terechtstellen.
Hjj zal doen wat hem belieft en aan „vreemde indrin
gers" denkt hij zich volstrekt niet te storen. Mc Kin-
ley moet in een geheim telegram Dewey gelast heb
ben den opstandelingenchef te arresteeren en aan boord
van één der schepen in bewaring te houden. Maar dit
is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Aquinaldo zal
zich waarschijnlijk niet bij de eerste opvordering over
geven
VORST VON BISMARCK, f
Als men een eik ziet staan hoog opgaande,
een kruin die zich bijna aan het gezicht ont
trekt, beeld van kracht, kan men zich moeilijk
de mogelijkheid voorstellen, dat die reus den
volgenden morgen geknakt tegen den grond
zal liggen. De natuur wil gehoorzaamd worden
Wat stof is, zal weer stof wordendat is haar
onverbiddelijk gebod, dat gehoorzaamd moet
worden, waarvoor alles zich moet buigen, plant
en dier en mensch.
De eik, de historische eik, die jaren lang het
rumoer heeft getrotseerd; die stormen langs
zich heen liet strijken met het bewustzijn dat
ze hem niet konden deeren; die onbeweeglijk
alles om zich liet woelen, als stond hij honder
den voeten in den gronddie, overgeplant ein
delijk naar kalmer oord, toch nog zijn oude
kracht scheen te behouden; die, als hij zich
bewoog in de afzondering van het eenzame
Sachsenwald, toch nog ieder verbaasd deed
staan over de kracht, die van hem uitging,
zelfs al was hij oud, heeft ten slotte ook moe
ten erkennen, dat er een macht bestaat ster
ker dan de zijne, waartegen geen verzet mo-
Bismarck, de legendarische Duitscher, de
Duitscher, type van kracht, lichaam geworden
wil, ziener, tegen wien ieder op zag met eerbied
of met beving, reus wiens schouders uitstaken
ver boven de hoofden van allen die om hem
stonden, heeft gehoorzaamd aan het lot, dat
alles wacht wat leeft; is opgeroepen naar be
tere gewesten en heeft aan dien oproep moeten
gehoor geven.
Donderdagavond heeft hij, geheel onver
wachts, het tijdelijke met het eeuwige ver
wisseld.
Duitschland kan in rouw, in zwaren rouw
gaan! Zijn grootste zoon heeft het verloren.
Zoo viel dus, nog geen drie maanden nadat
Gladstone stierf, die was als statige beuk met
den gladden stam en den breedvertakten blade-
renkroon, zoo viel nu ook de hooge, forsche,
knoestige eik, met de enkele sterke takken,
die daar in het Sachsenwald wortel had gesla
gen. Wat zal die „Staatsman in ruste" gemist
worden, die oude, „wiens tijd het werd",
een ledig laten! Een gerust denkbeeld was het
voor wie den grooten tijd van Duitschland on
der hem heeft medegemaakt, hem nog altijd
daar te weten, bereid om met raad en moge
lijk ook met daad te helpen, wanneer de za
ken eens verkeerd liepen. En voor wie zich
dit mogelijk niet wel meer konden voorstellen,
was hij, de man die de zeldzame eer had tij
dens zijn leven standbeeld op standbeeld voor
zich te zien verrijzen, als het levend gedenk-
teeken aan dien grooten, schoonen tijd, waar
van hij de laatste vertegenwoordiger was.
Zijn levensbeschrijving geven kunnen wij
niet, zelfs van enkele bijzonderheden moeten
wij ons onthouden. Een van zijn sprekende
karaktertrekken was zijn onverzettelijkheid,
zijn gemis aan ontzag voor wien ook.
Hij heerschte als een geweldige, doch niet
uit zucht om te heerschen, neen, maar om alle
ding te doen medewerken ter bereiking van
het ideaal, dat hij zich had voorgesteld. Bekend
zijn zijn woorden, eens in den Rijksdag gespro
ken: Wij Duitschers vreezen niemand dan
God". En de Keizer herinnerde hem, eenige
jaren geleden, aan een evenzoo van hem
(Bismarck) bekend gezegde: „Wat gij doet,
doet gij den Heere en niet den menschen".
Niet de kronkelpaden der diplomatie waren
zijne, maar de weg rechtuit op het doel, al
moest dan alles kort en klein geslagen wat
hem op dien weg in zijn voortgang hinderde.
En altijd kwam hij waar hij wezen wilde,
altijd slaagde hij in zijn voornemens, behalve
in den strijd der geesten. Met kracht,geweld,
vermocht hij alles tegenover gewelden groot
onsterfelijk, is daarin zijn roem. Maar in den
binnenlandschen partij-strijd, in de worsteling
der geesten kon, en vermocht hij dan ook niet,
de meeningen naar zijn hand zetten, wat po
gingen hij daartoe aanwendde. Al de maatre
gelen tegen de Roomsche kerk hebben haar
niet kunnen verzwakken, noch den invloed
der Roomsche staatspartij in iets verminderd.
En al de socialistenwetten hebben de donker-
roode revolutionairen niet geschaad, noch hun
aanzien onder het zoogenaamde proletariaat
doen tanen. Integendeel, beide deze „vijanden
des rijks", welke Bismarck dacht onschadelijk
te maken, zijn thans krachtiger kan ooit. Het
Centrum neemt onder alle partijen de eerste
positie in en heeft het lot der voornaamste
wetsvoorstellen in handen; de socialisten,
schoon even Reichsfeindlich als voorheen, zagen
hun aanhang steeds wassen en zijn met hun
2V2 millioen steramen, bij de laatste verkie
zingen uitgebracht, een macht geworden die
men niet meer negeeren kan; die niet meer
in theorie kan verdelgd worden, maar waar-
meê moet gerekend.
De stichting van het Duitsche keizerrijk was
de bekroning van de zegepraal, door de
Duitsche wapenen in den oorlog van 1870 be
haald.
Bismarck zelf werd op 21 Maart 1871, op
den dag van de opening van den eersten
Duitschen Rijksdag, door keizer Wilhelm in den
erfelijken vorstenstand verheven, hem als do
tatie een domein in het hertogdom Lauenburg
verleend en zijn titel bondskanselier in dien
van rijkskanselier veranderd.
Na '71 begon het tijdperk van inwendigen
strijd, maar ook van Duitschlands sociale ont
wikkeling en voorspoed.
De oude Duitsche keizer wilde Bismarck
nooit laten gaan, hoezeer het hem soms moei
lijk viel zijn kanselier te handhaven.
Misschien zou Bismarck het ook onder keizer
Frederik wel hebben uitgehoudenmaar onder
Wilhelm liep het al spoedig spaak. Een mee-
ningsverschil over de rechten van den Prui-
sischen minister-president (Bismarck stond er
op, dat de keizer nooit met zijn ministers zou
spreken, zonder dat hij er bij was) maakte de
breuk welhaast onvermijdelijk. Den 20en Maart
1890 vroeg Bismarck, op herhaald verlangen
des keizers, zijn ontslag, en sinds dien werd hij
de „kluizenaar van Friedrichsruhe", die op ge
spannen voet met den keizer leefde. Gelukkig,
voor beiden, bood een ernstige ziekte, die den
hoogbejaarden man in 1893 te Kissingen aan
den rand van het graf bracht, de gelegenheid
welke keizer Wilhelm met beide handen aan
greep om tot een verzoening te komen.
Men herinnert zich, hoe op 1 April 1895 de
80ste verjaardag van Bismarck werd gevierd
onder allerlei hulde- en eerbetuigingen aan den
machtigen schepper van Duitschlands eenheid
en grootheid, en hoe de regeering harerzijds aan
de nationale gevoelens uiting gaf door een wel
sprekende proclamatie aan het hoofd van het
officieele blad.
Een zware slag voor den Vorst was de dood
van zijn vrouw op 27 November 1894, die van
zichzelve Johanna von Puttkamer heette. Uit
dit huwelijk zijn geborengravin Maria Elisa
beth Johanna von Bismarck, gehuwd met Cuno
graaf van Rantzau; graaf Herbert en graaf
Wilhelm.
INGEZONDEN.
Geachte Redacteur 1
Doe mij het genoegen het onderstaande, ge
schreven als eene verantwoording aan, maar te
vens als eene onderwijzing voor de lezers, in uw
blad op te nemen. Ik stel er prijs op hier na
drukkelijk te verklaren, dat ik hiermede uitslui
tend mijne zienswijze weergeef. Sommige onna
denkende lezers, die het den redacteur van een
blad gewoonlijk kwalijk nemen dat hij „zulk ge
schrijf" in zjjn blad opneemt, en die niet schijnen
te weten dat de ware onpartijdigheid aan elke
zienswijze gelegenheid laat zich uit te spreken,
kunnen het zich nu voor gezegd houden, dat,
zoo zij het met de hier verdedigde zienswijze
niet eens zijn, de aangewezen weg is, de eigene
te verdedigen en de andere te weerleggen, wat
mij niets anders dan aangenaam zijn zal.
Uw Dw.
G. W. MELCHERS.
"V erantwoording.
Het was tot heden mijn voornemen noch in
het openbaar, noch in particulier gesprek, zoomin
mondeling als schriftelijk de zaak van de kro
ningsfeesten en mijne houding daar tegenover
ter sprake te brengen of te verdedigen. Ik meende
dat in eene zich liberaal, d. i. vrijzinnig noemende
omgeving, genoeg verdraagzaamheid bestond om
iemand, die zonder propaganda er voor te maken,
in eene zaak eene afwijkende zienswijze was toe
gedaan, ongemoeid te laten.
Maar het blijkt mij dat ik mij hierin vergist
heb, dat de zoogenaamde vrijzinnigheid niets
meer is dan een klank en dat, wat nog veel er
ger is, de liberalen noch de geschiedenis, noch
de beteekenis van het liberalisme kennen.
Dat heeft mij genoopt mijne tot heden gevolgde
gedragslijn te laten varen. Immers tot heden heb
ik mij als voorzitter der geheelonthoudersvereeni-
ging bepaald tot het meedoen van pogingen om
te voorkomen dat de feesten, wier viering vrij
wel een voldongen feit is, konden dienen tot „hul
diging" der schadelijke drinkgewoonte, die ge
woonlijk de meeste feesten bederft. Van het mij
bij de grondwet gewaarborgd recht voor mijne
meening uit te komen en daarvoor te ij veren heb
ik, den tijd daarvoor noch geschikt noch rjjp
achtende, geen gebruik gemaakt. Die gedragslijn
volgde ik omdat ik, wetende dat het meerendeel
der menschen meedoet om feest te vieren, maar
niet omdat zij weten waarom zij feestvieren, geen
roet in het eten wilde werpen. Het is mij echter
gebleken dat men mijne niet verder toegelichte
onzijdigheid heeft aangegrepen, als een middel
om mij allerlei ondeugden toe te dichten.
Ik ben daarom gedwongen mij te verdedigen,
en doe dat als een vijand van duisternis en als
vriend van licht en openbaarheid, het liefst door
middel van het aan de Langedijk het meest ge
lezen orgaan.
Dat ik daartoe overga vindt zijn oorzaak dus
niet in eene bij mij bestaande inbeelding dat
het zoo belangrijk zou zijn als anderen mijne
meening kenden, maar in het feit, dat de libe
ralen niet liberaal zijn, en de vrijzinnigheid eene
leuze, en daardoor een leugen is.
Waarom viert men bij de troonsbestijging van
Koningin "Wilhelmina feest Uitsluitend uit sym
pathie voor hare persoon? Voorzeker niet, want
dan zou men voor allerlei personen kunnen gaan
feestvierenNeen, men viert feest in de stilzwij
gende onderstelling, dat hare troonsbestijging een
gewichtig feit is in het leven van ons volk. Die
onderstelling nu, die de eenige billijke reden kan
zijn van het feestvieren, is beslist een leugen.
Wie zijn gezond verstand raadpleegt moet erken
nen, dat koning of koningin hoegenaamd geen
invloed hebben op den gang van 's lands zaken. Dit
wordt zoo algemeen gevoeld, dat toen mijne par
tijgenoot Troelstra in de Tweede kamer deze be
wering uitsprak, er niemand opstond om haar te
weerleggen.
De Heer S. v. Houten noemde daarom het
Koningschap een ornament, de tegenwoordige
Minister van Justitie Cort v. d. Linden noemde
het een vliegwiel, dat is een wiel dat niet door
eigen kracht draait, maar, als het den gang er
in houdt, de kracht teruggeeft die het eerst ont
vangen heeft.
Het is eene verdienste van de in 1848 nog
voor hare erkenning strijdende Liberale Partij ge
weest dat zij, in het Koningschap den bondge
noot van het behoud ziende, Willem den Tweede
gedwongen heeft afstand te doen van zijne rech
ten en de rechten der Kroon over te dragen aan
het Parlement. Immers in de handen van eene
Kamer ven 100 of meerdere leden zijn de belan
gen van een volk veiliger dan in de handen van
een enkel vorst, dat is een feilbaar mensch, die
door het toeval der geboorte op den troon geplaatst
wordt. Men denke aan Herodus, die zijn macht
gebruikte om Johannes den Dooper te dooden,
den weifelenden Pilatus, aan den onzedeljjken
Lodewijk XIV, enz. enz.
Bovendien leert de geschiedenis ons, dat de
meeste oorlogen zijn gevoerd om de hebzucht
van vorsten te bevredigen, om mijnheer A of
mijnheer B een bestaan te verschaffen door hem
aan een rijk te helpen. Men denke aan het ge
vaar dat nu Spanj'e dreigt van de zijde van Don
Carlos.
Is door de constitutie, dat is de Grondwet etc.
het Koningschap van zijnen macht beroofd, het
heeft daardoor tevens opgehouden Koningschap
te zjjn en als het zout, dat smakeloos geworden
is, dien naan niet meer verdient. Ik begrijp dan
ook niet, waarom men van de zijde van de anti-revo
lutionaire partij, die opgericht werd om het re
volutionaire streven der liberale partij tegen te
gaan, kan feestvieren. Daar moest men, met het
ideaal van een Koningschap van Gods genade
voor oogen eerder de rouwvlag uitsteken over
den moord voor 50 jaar op het Koningschap
gepleegd.
Het is voor mij een bewijs van de groote on
kunde der massa ten opzichte van deze zaak,
dat men door feest te vieren van liberale zijde
de onware gedachte huldigt, alsof het Koning
schap van invloed ware op den gang der zaken,
wat een echt liberaal niet wenschen mag, en van
anti-revolutionaire zijde toont, het gekortwiekte
Koningschap te houden voor het ware en dus
gebroken heeft met zijn eigen ideaal. De eenige
verontschuldiging voor deze begripsverwarring is
te vinden in de omstandigheid, dat de gedachte
aan huldeblijk, aan feestvieren van hoogerhand
(dus niet uit den boezem des volks) is gebracht
onder het volk, dat de organen van het Staats
gezag den stoot hebben gegeven voor de feest
viering.
Aldus wordt ten bate van hen die belang heb
ben bij het behoud van het bestaande, bij de
feestvierende menigte de onware gedachte ver
breid of geacht, dat het Koningschap inderdaad
van belang is voor het leven des volks.
En dat liberalen hieraan mede doen is voor
mij een treffend staaltje van de geringe opvoe
dende en ontwikkelende kracht die van het libe
ralisme en zijne woordvoerders is uitgegaan.
Diezelfde begripsverwarring of juister wellicht
afwezigheid van geldige redenen en nadenken,
zie ik, en het doet mij om reden van persoonlijke
hoogachting leed, dat ik het zeggen moet, in de
wijze waarop een deel der feestelijkheden te
Zuidscharwoude is georganiseerd,
Indien ik verleden jaar had kunnen medespre-
ken in de vergadering van hen, die besloten heb
ben het schoolfeest uitte stellen tot dit jaar, om
het dan tegelijk met het kroningsfeest te laten
plaatshebben, dan zou ik ten sterkste hebben
geprotesteerd. Ik wil aannemen, ja zeg zelfs, ik
vertrouw dat dit geheel te goeder trouw is ge
schied. Maar het komt mij voor dat men niet
overwogen heeft, welke gevolgen dat uitstellen
moest hebben voor het karakter van het school
feest. Dat schoolfeest hield op schoolfeest te zijn,
zoodra het in verband werd gebracht met eene
gebeurtenis die tot het politieke leven des volks
behoort.
Het geldt als wijze opvoedkundige regel, dat
men kinderen, die nog de beginselen van kennis
moeten verzamelen, niet lastig valt met zaken,
die buiten hun gezichtskring liggen. Eene der
gelijke zaak is de politiek. De neutrale school
(en neutraal is immers de openbare school) mag
bovendien niet in dienst staan van eenige poli
tieke richting. Anders zou zij geen openbare
school meer kunnen zjjn. Zij verloor het ver
trouwen van die ouders die niet van de gods
dienstige of politieke kleur, waarin het onderwijs
dan werd gegeven, waren gediend.
Het is dus eene noodzakelijkheid, voortvloei
ende uit het karakter der neutrale school, dat
geen partij wordt gekozen voor welke politieke
richting ook.
Als er dus schoolfeest gevierd wordt moet dat
geschieden op die wijze dat alle kinderen daaraan
kunnen mede doen. Zoodra men partij trekt van
het koningschap, sluit men uit de kinderen van
de ouders, die om de eene of andere reden, tegen
het koningschap zijnsocialisten, anarchisten, re-
publikeinen, onvervalschte liberalen, etc.
Door de politiek er bij te halen (en ko-
ningsgezinde liederen zingen is ook politiek) heeft
men daarom aan het schoolfeest een koningsge
zinde strekking gegeven en heeft het opgehouden
een schoolfeestdat is een feest voor alle kinde
ren der school, te zijn.
Om die reden was het mij onmogelijk deel te
nemen aan, of door een gave te steunen het op
31 Augustus te vieren feest.
Ik heb maar eene verklaring voor de vergis
sing door de commissie gemaakt, namelijk de
verklaring die schuilt in het spreekwoordDe
zuinigheid diede wijsheid bedriegt.
Eveneens is er ook maar één middel om die
fout te herstellen. Dit: men beschouwe het den
31 en Augustus te vieren feest niet als schoolfeest
maar als een politieke manifestatie, wat het ook
is, en stelle later een datum vast, waarop het
schoolfeest zelf gevierd wordt. Dat schoolfeest ben
ik bereid te steunen, zooals ik geweigerd heb dit,
voor eene politieke richting dienende, kinderfeest
te steunen.
Ik geef deze gedachte in overweging aan die
genen in mijne gemeente, die ook, wanneer er
geene politieke aanleiding toe is, genoeg liefde
voor hunne en andere kinderen hebben om zich
ter wille van hen eenige moeite te getroosten.
Dankend voor de plaatsing,
Hoogachtend,
Uw Dw.,
Z.-S. 4 Aug. 1898. G. W. MELCHERS.
M. de Red!
Mag ik aan U een plaatsje verzoeken voor
onderstaande Bij voorbaat ontvangt U daarvoor
mijn' dank.
Schoenmaker houd u bij uwe leest.
Bij de gisteravond te Oudkarpel gehouden
aanbesteding voor de levering van lampions, vet-
glazen, kaarsen, guirlandes, enz. enz., voor de
versiering en verlichting van het feestterrein bij
gelegenheid der feestelijkheden op 31 Augustus
en 1 September, is aannemer geworden, als laag
ste inschrijver, de heer B. Blom, grof- en hoef
smid aldaar, voor f140,
X.
Advertentiën.
Heden overleed zacht en kalm onze
geliefde Oom
P. Bruijn Hz.,
in den ouderdom van 78 jaar.
Uit aller naam,
Noordscharwoude, K. HOFF.
3 Augustus '98.
Bij deze gevoelen ondergeteeken-
den zich gedrongen hun harte-
lijken dank te betuigen aan den WelEd.
Z.Gel. Heer J. GJ-. VOGEL EN-
ZANG, arts te Oudkarspel, voor zijne uit
stekende en zorgvuldige behandeling, en zijne
groote belangstelling gedurende de dagen van
ernstige ongesteldheid ondervonden.
A. BRUIN
Oudkarspel, 5 Aug. '98. en Echtgenoote.
Bij deze betuigen wij onzen welgre-
meenden dank voor de vele bewijzen
van deelneming, zoowel van hier als van elders
ondervonden, maar vooral zij hier onzen dank
gebracht aan den WelEd. Zeergel. Heer I>r.
C. ULOOTJLiUEB, voor zijne zorgvuldige
behandeling tijdens de ziekte en het overlijden
van onzen innig geliefden Yader en Behuwd-
vader den Heer K. DE BOER Cz.
Zuidscharwoude,
6 Aug. '98.
Uit aller naam,
J. DE BOER Kz.