NIEUWE
Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 33.
Zondag 14 Augustus 1898.
7e Jaargang.
Nieuwstijdingen.
nmi
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 ct., franco p. post 60 ct.
ÜITÖEVEE:
J. II. KEIZER.
BUREEL:
Noorclscharwoude.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Yan 15 regels 30 ct., elke regel meer 5 ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
By dit nummer
bijvoegsel.
behoort een
GEDULD.
Onder de kindergedichten Van Yan Alphen
zijn enkele niet onaardig; maar toen op een goe
den dag de waardige Hieronymus zich nederzette
om een lyrische ontboezeming te wijden aan het
Geduld, was hij ontegenzegljjk slecht gedispo
neerd en bleef' het product van het onderhoud
met zijn Muze beneden de bescheidenste eischen.
Wat is toch de oorzaak, dat dit rijmpje zoo
populair is geworden, zóó zelfs, dat we nog heden
ten dage, als we elkander tot geduld aanmanen,
niet kunnen, nalaten er bij te voegen, dat het
„zulk een schoone zaak" is, precies alsof er
van honderd en van duizend andere dingen niet
hetzelfde kan gezegd worden
Krachtiger, beteekenisvoller is niet minder de
bekende spreuk, die we aan de oudheid ontlee-
nen: Geduld overwint alles.
Er spreekt levenservaring uit en vertrouwen.
De eerste zegt dat elke toestand, hoe onaange
naam, hoe drukkend ook, van voorbijgaanden
aard is. Als men maar moed genoeg heeft om te
doorstaan wat als iets onvermijdelijks is opgelegd,
dan komt veel terecht van datgene, waaraan in
het begin, toen het in al zijn schrikwekkendheid
te voorschijn trad, werd gewanhoopt. En vertrou
wen ookwant wie gedurende een reeks van jaren
eb en vloed in het menschenleven heeft waar
genomen, wie de afwisselingen van regen en zon
neschijn, van storm en kalmte, van leed en van
lief, heeft doorgemaakt zonder er het hoofd bij
te verliezen, zal toch ook wel de ontdekking heb
ben gedaan dat er in alles een leiding is, dat
het oorzakelijk verband der dingen de omstan
digheden vereenigt tot een harmonisch geheel,
waarvan het resultaat iets oplevert, dat wij als
winst ons mogen toeëigenen.
Niettemin bestaan er ook omtrent deze „schoone
zaak", verschillen van opvatting, en zijn niet alle
menschen het eens over de plaats, die het geduld
inneemt in de reeks der eigenschappen, waarmede
we moeten trachten het pad tusschen ons komen
en gaan op dit benedenrond begaanbaar te maken.
Er is een soort van geduld, dat, bij anderen op
gemerkt, in staat is den kalmsten mensch uit
zjjn vel te doen springen. Wie herinnert zich
niet wat de overlevering meldt aangaande de
dierbare echtvriendin van Socrates, die, toen zij
alles had beproefd om den wijsgeer eens nijdig
te maken, ten slotte haar scheldwoorden beze
gelde met een stortbad van vuil water bovenop
zijn eerwaardig hoofd, welke handeling hem
slechts deze philosophische opmerking ontlokte:
„Ik had het wel gedacht, een onweer loopt
gewoonlijk niet zonder regen af?" Ziet ge, er zijn
grenzen aan alles, en indien alle mannelijke ge
zinshoofden zóó doodbedaard bleven onder min
gepaste bejegening van hun wederhelft, dan zou
er met de hedendaagsche schoone sekse geen huis
te houden zijn.
En toch, is ook in dit geval niet gebleken
dat geduld alles overwint, zelfs het onhandelbaar
humeur eener Xantippe Toen de beroemde Athe-
ner zijn sterfuur voelde naderen, na het ledigen
van den gifbeker, hem door den haat van de
leiders zijns volks bereid, toen vervulde de „booze
vrouw" de kerkerruimte, met haar weeklachten.
Misschien voelde zij wel, dat zij nooit van zijn
leven zoo'n goeien, besten man, die zich alles
liet welgevallen, zou weeromkrjjgen. Het besef
van zijn goedheid kwam dus eindelijk, alleen,
't was wel een beetje laat.
En dit nu is de schaduwzijde van het geduld,
in den zin waarin het gewoonlijk wordt opge
vat. Het levert dikwijls zijn vruchten op een
tijdstip, dat men er niet veel meer aan heeft.
Het kostelijke plantje wordt gezaaid, maar dan
laat men het aan zijn lot over, zonder eenige
cultuur, die den wasdom en de rijpwording kan
verhaasten. Het geduld wordt beschouwd als een
bloot lijdelijke hoedanigheid, die zich kenmerkt
door wachten en stilzitten. In het woelig wereldje,
waarin wij het genoegen hebben te verkeeren,
gaat dat niet altijd aan.
Zeker, het is niet mogelijk te planten en te
oogsten op denzelfden dag. Elke ontwikkeling,
ook die der feiten en omstandigheden, heeft tijd
noodig. Het brandendst ongeduld doet geen der
phasen overspringen, die elk proces van vervor
ming en verandering noodwendig moet doorloo-
pen, maar er is toch in alles een daadwerkelijk
ingrijpen mogelijk, dat de natuur te hulp komt.
Als de traditioneele man van Kampen, die
over den IJsel moest, getrouw is gebleven aan
zijn oorspronkelijk voornemen, om geduldig te
blijven wachten totdat al het water zou zijn voor-
bjjgestroomd, dan zit hij er nog. Maar vermoe
delijk zal hij wel tot het uitzicht zijn gekomen,
dat hijzelf ook wat moest doen.
Er is een knoop te ontwarren. Rukken en
scheuren en trekken helpt niet, daardoor gera
ken de draden nog vaster in elkaar, en of gij
in 'i eind er bij gaat stampvoeten, gjj komt niet
verder. Kalm afwachten, tot zij vanzelf loslaten,
baat evenmin. Neen, we bekijken eerst de zaak,
heel kalm en heel nauwkeurig. Dan zien we,
hoe de draden elkander kruisen en we ontdek
ken, welke we moeten aanpakken, om ze uiteen
te halen. Doch dan ook is het oogenblik van
flink handelen gekomen.
Een ongeduldig mensch brengt het nooit zoo
ver; als hij een poos zenuwachtig geplukt en
zich tot een toestand van halve razernij opge
wonden heeft, loopt hij weg.
Er doen zich echter gevallen voor, waarbij
het meest passieve geduld, de vorm dus, dien
wij liefst met den naam van lijdzaamheid aan
duiden, de voorgeschreven gedragslijn isom
standigheden, op welker oorzaak geen inwer
king mogelijk is. Worden wij door ziekte aan
gegrepen, dan is verzet niet raadzaam al hebben
soms, in uiterst critieke gevallen, personen van
ongewone geestkracht, die voor de vervulling
eener hoogst ernstige taak stonden, den aanval
kunnen weerstaan, gewoonlijk komt er later een
reactie, die toch verplicht, het zeil te strijken.
Meestal kan men niet verstandiger doen, dan
zich stilletjes te onderwerpen, de voorschriften
van den geneesheer stipt volgen, de rust nemen
die hij noodzakelijk acht, en niet met hem gaan
twisten als hij den tijd nog niet gekomen oor
deelt om tot hervatting der werkzaamheden over
te gaan. Ziek zjjn is ook een kunst, die we
moeten leeren menigeen heeft het zich te laat
beklaagd dat hij niet een betamelijke dozis ge
duld aan zijn medicijnen heeft weten toe te
voegen.
En zoo is het eigenlijk met tal van zaken,
welker verloop van onzen wil onafhankelijk is.
Wij menschjes verbeelden ons al te gauw, dat
wij de wetten der natuur beheerschen, maar ko
men even dikwijls tot de ondervinding, dat dit
meer schijn is dan werkelijkheid. Als iemand
wilde beproeven door een krachtige uiting van
ongeduld de lente vroeger te doen verschijnen
dan zij plan heeft te komen, dan zou hij uit
gelachen worden of men zou aan den normalen
toestand van zijn geestvermogens twijfelen maar
ziet men niet eenen dag dat de schijn wordt
aangenomen, als kon men op die wijze verande
ring brengen in een volgreeks, waarvan elke
schakel geregeld moet afloopen
Hetzelfde is niet het geval, waar het onze
persoonlijke werkzaamheid geldt. Daar krijgt het
woord „geduld" een geheel andere, een hoogere
beteekenis. Het mobiliseert zich als het ware,
het wordt actief.
Het eigenaardige van onzen arbeid is, dat wij
er gewoonlijk de vruchten niet van te zien krij
gen. Daarmee wordt niet bedoeld het loon, dat
er voor is toegestaan of bedongendat is iets
geheel bijkomstigs, een bijdrage tot ons levens
onderhoud.
De groote vooruitgang op economisch gebied,
dien de laatste eeuwen hebben tot stand gebracht,
is grootendeels hierdoor verkregen dat vele milli-
oenen menschen, elk voor zich, rustig zich heb
ben bezig gehouden met een eenvoudige taak, van
geringe beteekenis in verhouding tot het geheel,
maar die toch moest worden verricht.
Geduldig voortploeterend, zijn wij allen gelijk
aan de tunnelboorders, die te midden van veel
duisternis een weg moeten banen naar het licht,
waarvan zij niet weten of en waar en wanneer
het bereikt zal worden. Alleen den ingenieurs is
de plek bekend, en zij wijzen de richting aan
wjj simpele mijnwerkers, wij graven maar toe,
eiken dag een klein hoopje. Zijn het nog tien, of
zijn het duizend kubieke meters rotsgrond, die we
te verwijderen hebben? 't "Wordt u niet gezegd
graaf maar geduldig verder, het einde zal be
reikt worden, zoo niet door u, dan door een
ander.
Dat gelooven die mijngravers: zij vertrouwen
op de wetenschap hunner leiders. En wij, die met
ons houweel den ijzerharden rotsbodem bewerken,
welke leidt tot de beschaving en veredeling van
het menschengeslacht, en die bovendien nog het
voorrecht hebben dat we niet verplicht zijn te
wachten op de voltooiing van het geheele werk
alvorens vruchten te zien, doch bij eiken voor
uitgang het licht sterker, den rotswand minder
zwaar zien worden en de voordeelen van dien
verbeterden toestand genieten, wij zouden wei
geren ons geduldig te wijden aan een werk, welk
het ook zijn moge, alleen omdat we het bestek
niet gezien hebben en aan de voltooiing meenen
te moeten twijfelen?
Zoo is het met vele dingen, die bijeengevoegd
het menschelijk leven vormen. Er zjjn uren en
dagen, er zjjn jaren soms, dat men met niets ver
der komen dan met wachten. Maar niet minder
veelvuldig zjjn ook de opwekkingen tot handelen,
tot inspanning zelfs van de uiterste krachten. Een
verstandig nadenken wijst aan, welk van beide op
het oogenblik noodig is; de aanwijzingen der er
varing zjjn in deze veel meer waard dan de beste
voorschriften. Maar zoowel bij het een als bjj het
ander kan dat ééne niet gemist worden, dat we
heden de eer hebben ter beoefening aan te beve
len; zonder „de schoone zaak" volvoeren wjj ons
oogmerk niet.
Fijn vleesch voor de logeergasten!
Uit het noorden van Limburg verzendt men
per waggonlading meerderjarige geiten en bok
ken, bestemd voor de slachtbank der steden van
het zuiden dier provincie, alwaar het vleesch
gretig aftrek vindt en menig smuller het voor
recht geeft hetzelve als voortreffelijken lams- of
gekruiden reebout te verorberen.
Las men onlangs dat een groentenvrouw
„Kroningsspinazie" verkocht en een schoenmaker
„Kronings halve zolen" zette, thans ziet men
iemand te Zevenbergen, met een met groen
versierden kruiwagen en een Oranjeknoopje op de
borst, de straten rondrjjdende en roepende „beste
puike Kroningsaardappelen" 15 centen maar. De
man verbood een anderen groentekoopman ten
strengste hem dit na te roepen, zeggende „ik al
léén heb daartoe van de Koningin verlof gekre
gen om tot 15 September mijne aardappelen als
Kronings aardappelen te verkoopen."
De noodzakelijkheid der voeding.
De mensch kan ongeveer vjjf dagen leven zon
der voedsel of drank te gebruiken en wanneer
hjj water drinkt kan hij het omstreeks tien da
gen uithouden. Dit is mogeljjk omdat er in het
lichaam een voorraad voedsel aanwezig is, die
verbruikt wordt, wanneer we zonder eten bljjven.
Voor dat iemand ziek wordt kan hij forsch en
welgemaakt zijn, doch na zijn ziekte wordt hjj
mager en schraal. In de meeste gevallen teert het
lichaam gedurende een ziekte uit, omdat de maag
dan niet in staat is het opgenomen voedsel te ver
teren en het leven wordt hoofdzakeljjk gaande ge
houden doordat de organen den nog voorhanden
zijnden voorraad voedsel opgebruiken. Heeft de
ziekte zijn beloop gehad, dan fleurt het leven weer
op en herkrijgt het lichaam zjjn vroegere gezet
heid en dikte.
De mensch, kan men zeggen, is veelal eene
machine, die in beweging wordt gehouden door
voedsel. Eet hjj te weinig dan kan hjj niet met
bekwamen spoed werken; eet hjj te veel, dan
wordt de machine overladen en geraakt in 't on-
gereede. Elke handeling, gedachte of woord veroor
zaakt een verbruik van kracht, dat is van voedsel.
Vandaar de behoefte aan voedsel dat een behoor
lijke hoeveelheid en kwaliteit moet zjjn.
Een eenvoudig voorbeeld van de noodzakelijk
heid der voeding wordt ons geleverd door den
man, die 's morgens opstaat, zijn ontbijt veror
bert, tot etenstijd naar bed gaat, dan zjjn mid
dagmaal gebruikt en tot de „thee" weer gaat lig
gen, zjjn thee drinkt en opnieuw rust, tot hjj
naar bed gaat. Den volgenden morgen staat hjj
weer klaar voor zijn ontbjjt. Zoo kan hij dag aan
dag doen en altijd lust in eten hebben. De reden
daarvan is dat zjjn lichaam inderdaad niet werk
loos bljjft, terwijl hij op zijn bed ligt, alhoewel
hij zelf hiervan niets bespeurt. Zijn hart klopt
met een snelheid van 72 slagen in de minuut en
gebruikt in vier en twintig uur genoeg kracht op
om een last van honderden ponden op te lichten.
Ook ademt hjj zestien maal in de minuuthij ver
teert zjjn voedsel; hernieuwt zjjn weefsels enz.;
voor dit alles is voedsel noodig, teneinde de ver-
eischte kracht te leveren. Een andere oorzaak
van de voortdurende behoefte aan voedsel is, dat
het lichaam altijd op dezelfde warmte wordt ge
houden. De temperatuur van het menscheljjk
lichaam bedraagt 98,5° Fahrenheit. Hoe koud ook
het weer is, ons lichaam behoudt altijd denzelf
den warmtegraad. Bjj eiken ademtocht gaat
warmte verloren, al het voedsel, dat we koud eten
moet tot de lichaamstemperatuur verwarmd wor
den. "Wordt het lichaam tot beneden 90° Fahren
heit afgekoeld, dan houdt het leven op. Kortom,
telkens wanneer we denken, iets hooren, zien,
aanraken of ruiken, wordt er kracht of warmte
verbruikt. De mensch is dus in zeker opzicht
eenvoudig een machine, die voedsel verteert en
in ruil daarvoor werk levert. En van den bouw
der machine hangt het gedane werk af.
Te Amsterdam werd het gerucht ver
spreid dat de Koningin met het oog op de staking
der timmerlieden slechts te Amsterdam zou komen
voor de inhuldigingsplechtigheid om daarna dade-
ljjk naar Den Haag terug te keeren.
Het spreekt wel van zelf dat dit loos gepraat is.
Het programma voor de inhuldigingsfeesten is
vastgesteld en zal worden gevolgd van a tot z.
De feesten en de staking hebben slechts dit
met elkander te maken dat de versiering door het
hoofd comité en de wjjk-comité's er vertraging
door ondervinden.
In het ergste geval zou het hoofd-comité aan
de burgerjj kunnen zeggenwij zullen de officieele
versiering laten vervallen en verzoeken de burgerjj
ieder voor zich zjjn huis te versieren. En wie
weet hoe mooi dat zou worden.
Het hoofdcomité voor de inhuldigingsfeesten
heeft echter Woensdagavond vergaderd om te over
wegen, wat gedaan zal moeten worden, indien do
werkstaking der timmerlieden blijft aanhouden,
en of de versiering van den weg welke bjj den
uittocht gevolgd zal worden, niet zou kunnen
worden voltooid.
Ernst in zaken!
De uit de Limburgsche verkiezingen zoo wel
bekende oolijkert, Aug. Kamps, zal een kassiers
zaak openen. Ziehier hoe hjj bjj advertentie in
de „Limb. Koer." daarvan kond doet:
Bjj deze heb ik de eer het geachte publiek
van Sittard en omstreken bekend te maken, dat
ik een kassierszaak zal openen en mij zal bezig
houden met het incasseeren van wissels en het
verhandelen van vreemde muntspeciën, effecten
en coupons.
Hoogachtend,
Aug. Kamps
Schlosz-Alte,
P.S. UEd. zult wel zeggen, de een is nog niet
koud en nog lang niet vergeten, of de andere is
reeds daar; ja ziet! men smeedt het ijzer als het
warm is. Ik ken wel precies zooveel niet van de