Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 36.
Zondag 4 Septembor 1898.
7e Jaargang.
BERICHT!
Kennisgeving.
Kennisgeving.
Kennisgeving.
Nieu wstij dingen.
Feuilleton.
OP BET NIPPERTJE.
NIEUWE
MEIU
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Oudkarspel, Züidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 ct., franco p. post 60 ct.
UITGEVER:
J. H. KEIZER.
BUREEL:
Noordscharwoude.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels 30 ct., elke regel meer 5 ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
UÜ dit nummer behoort een
bijvoegsel.
Van het groote aantal Inhuldigings
nummers hebben wij nog enkele ex.
in voorraad, welke wij verkrijgbaar
stellen a 10 ct. per ex.
DE UITGEVER.
De Burgemeester van Noordscharwoude brengt bij
dezen ter kennisse van de Ingezetenon, dat op heden
bij hem is ingekomen een telegram van den navol
genden inhoud:
Hare Majesteit draagt mij op de Feestcommissie
en Ingezetenen te danken voor aangeboden hulde.
Adjudant (get.) Van TETS.
in antwoord op een door de feestcommissie aldaar aan
Hare Majesteit den 31 Augustus verzonden telegram
van gelukwensch met Hoogstderzelver Jaardag en aan
vaarding der Regeerig.
Noordscharwoude den 2 September 1898.
De Burgemeester der gemeente,
C. KROON.
De Burgemeester van Oud-Karspel brengt bij dezen
ter kennisse van de Ingezetenen, dat op heden bjj
hem is ingekomen een telegram van den navolgenden
inhoud
Regeering.
R. P.
KROON, Eerevoorzitter Oud-Karspel,
Noordscharwoude.
Hare Majesteit draagt mij op de Feestcommissie
en Ingezetenen te danken voor aangeboden hulde.
Adjudant (get) Van TUIJL.
in antwoord op een door de feestcommissie aldaar aan
Hare Majesteit den 31 Augustus verzonden telegram
van gelukwensch met Hoogstderzelver Jaardag en aan
vaarding der Regeering.
Oud-Karspel den 2 September 1898.
De Burgemeester der gemeente,
C. KROON.
De Zitdag van den Rijksontvanger te Alkmaar B. G.
op Dinsdag 13, zal niet op dien dag, maar op Don
derdag den 15 dezer, op gewonen tijd en plaats (Van
der Sluijs) te dezer gemeente worden gehouden, waar
van hij dezen openbare kennisgeving.
Noordscharwoude deu 3 September 1898.
De Burgemeester der gemeente,
C. KROON.
Lutjewinkel. Zaterdag den 27 Augustus
werd er bij J. Korff alhier weder een gecombi
neerde vergadering gehouden van de besturen
der afdeelingen LutjewinkelWeere en Moer
beek van de vereeniging Niedorper Kogge. De
Voorzitter der afdeeling Lutjewinkel—Weere
bracht verslag uit van de te Schagen gehouden
vergadering met de eigenaren der landerijen,
welke voor den te maken weg MoerbeekLutje
winkel dienen te worden afgestaan. Alle eigena
ren hebben de som per hectare opgegeven, waar
voor zij hun grond willen laten onteigenen en
de besturen der beide afdeelingen zullen thans
de medewerking van bet Hoofdbestuur trachten
te verkrijgen, opdat eindelijk in de „lang gevoelde
behoefte", een flinken weg, worde voorzien.
Te dien einde is aan bet Hoofdbestuur verzocht
binnen kort een vergadering te beleggen, waarin
de hoofdbestuursleden, de heer K. de Moor van
Moerbeek en J. Breebaart Dz. van Lutjewinkel,
de plannen ter sprake zullen brengen en ver
dedigen.
In den nacht van Dinsdag op Woensdag woei
bet zoo fel, dat een geheele zandtrein van de
Weere naar Lutjewinkel werd voortgedreven. De
brug over de ringsloot te Lutjewinkel was ge
opend en daardoor kwam een wagen in de ring
sloot terecht, waaruit hij met zeer veel moeite
is opgehaald. Ook de brug werd daarbij be
schadigd.
Winkel. Liet 't weer zich in den morgen
van Woensdag 31 Augustus slecht aanzien, toch
zijn de feestelijkheden naar wensch geslaagd.
Des morgens te 9 uur begonnen met een rede
van Ds. A. J. Onnekes en de uitvoering der
Oranje Nassau cantate door de zangschool in het
keurig met groen, bloemen en vlaggen versierde
kerkgebouw, voortgezet met optocht, gezang en
onthaal van een 300 tal schoolkinderen, was men
te half twee genaderd tot 't voornaamste punt
van 't programma namelijk de groote optocht van
ruiters en wagens, de laatste voorstellende alle
bedrijven uit de gemeente. Die optocht was prach
tig en is uitstekend geslaagd, evenals de volks
spelen, die 't slot van 't programma vormden en
waaraan door een groot aantal jongens en meis
jes werd deelgenomen. De verlichting, die wegens
den wind eerst laat kon plaats hebben, is toch
nog gelukt en maakte een aardig effect. In den
loop van den dag is door de Feestcommissie de
gelukwensch der burgerij aan H. M. de Koningin
telegrafisch gezonden.
Zaken gedaan!
De Ilaagsche correspondent van de „Zutph.
Crt." vertelt het volgendeEen klein ambte
naartje ontving een persoonlijke toegangskaart
voor de Nieuwe kerk te Amsterdam met een
bijkaart die hij naar goedvinden kon invullen.
Het mannetje, dat er in het geheel niet op ge
rekend had, was natuurlijk zeer iu zijn schik
en vertelde aan iedereen die het hooren wilde
welke eer hem was te beurt gevallen. Al spoe
dig kreeg hij van een rijk rentenier een aanbod
om zijn bijkaart voor f100 te verkoopen, en
zoo geschiedde.
Maar een dag later bleek het dat die kaarten
aan een verkeerd adres waren bezorgd en dat
ze bestemd waren voor een naamgenoot die hier
in Den Haag een hooge positie bekleedt. Maar
de rentenier was evenmin bereid om zijn kaart
als de ambtenaar om geld af te staan. Laatst
genoemde vroeg advies van een advocaat, die
verklaarde, dat hij zelfs niet verplicht was zijn
persoonlijke kaart weer af te staan, want dat
naam en woonplaats op de kaart goed vermeld
stonden.
Zou 't waar zijn?
De miuister van marine had 14 oorlogssche
pen, van verschillend type aangewezen voor de
vloot-revue. Onder.deze schepen is ook begre
pen de Friesland, welke op hare terugreis uit
DOOR
EMIL PESCHKAU.
Uit liet Duitsch door C. H. W.
3.)
(SLOT.)
»Ja, doe dat, lieve Erik, Jordbiir met
FlödeDat werkt o zoo zacht, zoo zacht.
En verzoen u met Karen."
Hjj stond op, maar zij hield zijn hand
nog vast en zag hem met smachtende blik
ken aan.
»Wilt ge al gaan 7"
»Ik moet met de Helsingörsche boot
terug."
«Neem mij mê. Ik zal u met Karen ver
zoenen. Dat zal prachtig zijn."
»Ik dank u, Ellen, maar het gaat niet."
»Hoe jammer. Dan hadden we van avond
samen naar Fortuna kunnen gaan. Daar is
concert en Bengaalsche verlichting."
»Adieu, Ellen
»Ik zal u vergezellen tot aan de aanleg
plaats."
Zij stond op en nam zjjn arm. Zoo gin
gen zjj langzaam den weg op naar Belle-
vue. toen opeens de bel voor de afvaart
klonk. Nu scheurde Erik, die als een droo-
mende aan de zjjde der schoone vrouw had
gewandeld, zich onstuimig los en nam, zon
der verder naar haar gebabbel te luisteren,
zóó kort en barsch afscheid, dat Ellen staan
bleef en hem verwonderd nazag. Wat
scheelde Erik toch en waarom was hjj op
eens zoo onvriendelijk tegen haar geworden?
Zij volgde hem, tot hij in het gedrang,
dat op het dek der boot heerschte, ver
dwenen was, en ging naar een bank, die
in de nabijheid van den oever stond. Hier
ging ze zitten, zag een tijdlang naar de zee,
die in de laatste stralen der zon schitterde,
terwijl ze nadenkend de punt van haar
parasol om den omtrek van haar kleine
voetje liet glijden, een voetje, zoo klein en
snoeperig, als men in Denemarken zelden
aantreft. Eensklaps stond ze op en zei half
luide terwijl ze zacht glimlachte»Ik ge
loof dat de liefde toch erg dom is. Zoo dom
zoo dom 1"
IV.
Erik had de boot bereikt op het oogen-
blik, dat het teeken van vertrek werd ge
geven. Hij ijlde den kapitein voorbij, zon
der diens groet op te merken, wrong zich
door het gedrang der passagiers, en toen
hij de kofferbarricade der teekenende En
gelsche dames voorbij was gegaan, ont
waarde hij Niels Persen, die als een stee-
nen beeld op de uiterste punt van het dek
stond en over de zee staarde.
En daarna landde men te Kopenhagen,
hy zag Niels het huis van mevrouw Skov-
gaard binnentreden, en zat tot laat in den
nacht onder de oude linden van het Ro-
senborgspark, terwijl de smartelijkste ge
dachten door zijn brein rondwoelden.
Toen hij eindelijk tehuiskwam, vroeg hij
de meid, of er niemand geweest was.
»Neen, niemand," was Kristofa's ant
woord.
«Zijt ge den geheelen dag tehuis ge
weest
«Denkt u, dat ik het huis alleen zou
laten
»Zijn er brieven gekomen
»Ja één. Hij ligt op uw schrijftafel."
Hij trad zijn kamer binnen en vond een
kruisbandde eerste drukproeve zijner
«Psychologie der liefde." Mismoedig legde
hij de papieren terzijde en toen zijn voet
tegen de stukken van Karen's portret stiet,
bukte hij zich om ze op te rapen. Toen
zonk hij ojj een stoel en beschouwde het
lieftallige madonnakopje met de blauwe
oogen zoo lang, als wilde hij daaruit het
geheim harer ziel ontraadselen.
Den volgenden morgen nog in de
vroegte werd hij plotseling door zware
voetstappen uit de lichte sluimering, waarin
hjj gezonken was, gewekt. Hjj sprong op,
deur ging open en vóór hem stond Niels
ïrsen.
»Gij zjjt geen slecht mensch, Holstorv,"
sprak hij nadat hij hem een paar seconden
zwijgend had aangestaard. »Ge zjjt geen
slecht mensch, bijgevolg zjjt ge een dwaas."
Deze woorden, ofschoon ze juist niet vrien
delijk waren, maakten toch, dat Erik, de
heftige opmerking, die hem op de lippen
zweefde, onderdrukte. Hjj antwoordde niets
doch zag Niels met sombere blikken aan.
»Zie in den spiegel" vervolgde deze na
eenige oogenblikken, »zie hoe ver ge het
gebracht hebt. En de arme Karen biengt
ge in het gekkenhuis. Ze ziet er uit als
een geest, ze heeft nog geen bete genut
tigd, geen oog geloken. En waarom dat
alles Omdat ge een dwaas zijt, die niet
weet, welk een schat hjj bezit!"
»En gij zjjt zeker gekomen, om mij daarop
opmerkzaam te maken?" viel Erik hem
bitter in de rede.
»Ja. Ik weet wat Karen deert. Het if
ook waar, dat ik haar bemin."
»Ge zijt tenminste oprecht. Dat is altijd
iets."
»Maar Karen bemint mij niet, dwaas
wat wilt ge toch? of hebt ge die geschie
denis slechts bedacht, ter wille van het
duivelsche schepsel, dat u in haar strikken
heeft gevangen, en dat ge ten slotte gaarne
zoudt huwen?"
»Wat weet gij daarvan!"
«Juist zooveel, als ik noodig heb. Mevrouw
Skovgaard heeft mjj ter hulp geroepen en
mij gezegd, wat Karen haar heeft medege
deeld. Die Ellen Lundbye, die satane heeft
u dus van het verstand beroofd, dat toch
anders niet zoo slecht was? En ter wille van
ïaar beschimpt gjj Karen en jaagt haar het
buis uit.
Ik zeg u, dat Karen zoodoende te gronde
;aat en dat gij daarom met mjj gaan en
ïaar om vergeving vragen moet.»
»En als ik het niet doe, dan wilt ge ze
ker met mjj duelleeren?»
«Dan zal ik afwachten, wat er gebeurt.
Misschien komt Karen eenmaal weer tot
calmte.»
«Haha! En dan zult gij met haar huwen.»
«Als ze liefde voor mij kan gevoelen, zal
ze mjjn vrouw worden. Loopt het echter
anders af is deze treurige geschiedenis
ïaar dood, hetgeen ik zeker geloof dan
s die ook de uwe, Erik, dat zweer ik u.
Oog om oog ik gebruik niet veel woor
den, ge kent mij, maar ik houd woord.»
Op dit oogenblik werd er heftig aan de
luisbel getrokken en dadelijk daarna
hoorde men een opgewonden vrouwenstem.
«Dat is Barliro,» sprak Niels toonloos, «er
moet een ongeluk gebeurd zijn.»
Hij verliet de kamer, doch de oude dienst
bode van mevrouw Skovgaard kwam hem
op den drempel te gemoet met gevouwen
handen en betraande oogen.
«O mijnheer Niels» riep ze snikkend,
«kom toch dadelijk!»
«Wat is er dan gebeurd?» riep Niels,
zijn hoed opzettend en wegijlend.
«Karen
«Zij heeft de medicijnen uitgedronken,
die ik gisteren voor mevrouw Skoogaard
;ehaald heb. Het is morphine, mijnheer
Miels en toen mevrouw zooeven in Karen's
kamer kwam, lag ze daar levenloos.»
Niels was reeds buiten en Erik en Barbro
volgden hem. Ze vlogen meer, dan zegin
gen, en een minuut later sloegen ze reeds
de straat bjj den Rosenborg in, waar me
vrouw Skoogaard woonde.
Toen ze het huis binnen kwamen, kwam
de dokter hen tegemoet, en deze riep hun
reeds van verre toe, dat er geen gevaar was.
«De dosis, die ik voorgeschreven had,
was -gelukkig niet groot. Kom, mjjnheer
Holstorv, ga heen en maak het arme vrouw
tje weer heelemaal gezond.»
Erik antwoordde niets en ging met Niels
zwijgend de trap op. Niels deed een der
deuren op den carridor open, men trad bin
nen en nu werd van uit de zijkamer me
vrouw Skoogaard's stem hoorbaar.
«Kind, kind» sprak ze «hoe kondtge mij
zooiets aandoen!»
En vervolgens hoorden men de zacht
snikkende stem van Karen.
«O, ik kan niet zondei Erik leven ik
kan niet!»
»Hjj zal terugkomen, Karen.»
»Hjj bemint mij niet meer hjj bemint
Ellen. O, nu begrijp ik alles, ik was ziende
blind.»
Op hetzelfde oogenblik trad Erik de ka
mer binnen met smeekend gevouwen
handen.
»Karen!» riep hij smartelijk de handen
naar haar uitstrekkend.
Ze sprong op, en zag hem aan, alsof ze
een geestverschijning gewaar werd.
»Ik bemin Ellen niet», kreet hij. »Ik heb
nooit een andere vrouw bemind, dan u,
Karen. Ik geloofde, dat Ellen mjj een war
mer gevoel toedroeg dan gij, maar het was
zinsbegoocheling. En het was ook zinsbe
goocheling, dat ik aan uw liefde twijfelde.
Gij bemint mjj Karen, zooals ik u bemin
mijn lieve vrouw!»
Hjj lag vóór haar op de knieën en over
haar bleek vervallen gelaat verspreidde zich
eensklaps eer, bigde glans. Haar wangen
gloeiden, haar oogen straalden en een aan-
doenljjke glimlach van vreugde zweefde om
den kleinen mond met de dunne lippen. Ze
zag hem een oogenblik aan; toen sloeg ze
eensklaps me t heftigheid haar armen om
zijn hals, vljjde haar kopje aan zjjn borst
en kuste hem.
»Dut is de eerste kus, dien ik van u
krijg!» prak Erik, gelukkig glimlachend.
Toen sboog ze zich nogmaals tot hem, ter-
wjjl een vlammend rood haar voorhoofd en
wangen-bedekte en kuste hem ten tweeden
male.
V.
Een paar dagen later reisde Ellen Lund-
je, na een bezoek aan mevrouw Skov
gaard af en nam noch afscheid van Erik,
noch van Karen en ze beloofde zelfs lachend,
dat ze de oogen zou neerslaan, als ze Erik
soms mocht ontmoeten.
»Dan zal Karen toch wel gerust zjjn
en ik zal me vreeseljjk amuseeren. Och, die
liefde is zoo dom, o zoo dom!»
Erik schreef aan de redactie van het
nieuw opgerichtte tijdschrift, waarin zjjn
«Psychologie der liefde» verschjjnen zou,
dat hjj zjjn artikel niet wenschte geplaatst
te zien. Hjj was voornemens het geheel
om te werken en hoopte daarmede tevens
het tjjdschrift van dienst te zjjn.
Tot nu toe heeft men van die omwerking
nog niets gehoord. Maar schrjj ver dezer ge
schiedenis, die haar verleden jaar, toen hij
Scandinavië bereide, uit Holstorv's eigen
mond vernam, (natuurljjk heet Erik even
min »Holstorv» als Ellen «Lundbye») is
overtuigd, dat de vertraging niet te zoeken
is in een tweede omwerking. Hij gelooft
veeleer, dat de wittebroodsweken of liever
de wittebroodsjaren van dit vernieuwde hu
welijk er debet aan zjjn en dat ook in dit
geval het spreekwoord opgaat:
«Gelukkige menschen hebben een afkeer
van de revolutie!»