NIEUWE Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken. N". 41. Zondag 9 October 1898. 7e Jaargang. N ieu wstij dingen ANGED1J Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS voor Noordscharwoude, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden 50 ct., franco p. post 60 ct. UITGEVER: J. II. KEIZER. BUREEL: Noordscharwoude. PRIJS DER AD VERTENTIËN: Van 15 regels 30 ct-, elke regel meer 5 ct. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. Btü dit nummer belioort een büvoeg-sel. In het „N. v. d. D." van Maandag 3 Oc tober, lezen wij onderstaand Hoofdartikel, dat, niettegenstaande het reeds door duizenden in den lande zal zijn gelezen, in nog ruimer kring moet worden bekend gemaakt, omdat, hetgeen daarin wordt verhaald, helaas! maar al te waar is en door velen opgemerkt. Daartoe aangezocht geven wij het volgaarne eene plaats. Met welk doel? Het zal den lezer bekend zijn, na van den inhoud te hebben kennis genomen. Red. Barmhartigheid. Do plaats der handeling blijve ongenoemd. Laat ons zeggen dat zij in het buitenland ligt. Overigens wien de schoen past, die trekke hem aan. Het was op een buitengewoon warmen avond. Twee heeren, reizend voor hun pleizier, zaten iu den spoortrein en lachten samen. Waarom Om een eigenaardige muziek, die zich in hunne nabijheid verhief met groot geluid van stemmen. Een wagen vol kalveren was op een tusschenstation aangespannen, met bestemming naar de stad waarheen de heeren reisdenen het gebulk der jeugdige runderen vervulde onop houdelijk, in allerlei spelingen van hoogte en diepte, de lucht. „Sakkerloot, hoor eens even Wat een con trabas 1" „Wat een timbre, hèEn een volumen „Volmaakt het orgaan van vriend P., onzen liedertafelsolist 1" „Dat mocht hij willen Had hij er maar zoo een „Nu weer een andere! Die gaat nog dieper! MooiSonoor „En dan die smeltende bariton er tusschen „Ilahaha! Hihihi De heeren vonden het hoogst vermakelijk een grappig intermezzo bij eene vervelende reis. Zij lachten eenslachen is gezond. De kal veren spoorden mee, al maar bulkend. Men be reikte de stad. De heeren stapten uit, begaven zich naar een hotel, soupeerden rijkelijk, sliepen den slaap der rechtvaardigen, stonden tijdig op, lieten zich een krachtig ontbijt smaken, en wend den hunne schreden weder naar het station, om met den vroegtrein hunne reis voort te zetten. En hoorhet eerste, wat hen daar be groette, was hetzelfde kalvergeloei, uit denzelfden wagen. Hernieuwde hilariteit, onder het aanpaffen van eene versche sigaar. „Daar zingen ze waarachtig weer hun mor genkoraal „Zou dat den ganschen nacht zoo geduurd hebben P" „Waarom niet? Serenade, nocturne en au bade alles in één stuk en voor hetzelfde geld 1" „PhenomenaalHier heb je nu nog eens liefhebbers, die van geen vermoeienis weten in hunne muzikaliteitOnze liedertafelaars staan voor geen kleintje vervaard en weten, als zij eenmaal aanheffen, zoo gauw niet van uitschei den. Maar zóó'n volharding toch 1" „Hihihi „Hahaha „Maar, zeg zou 't ook kunnen wezen dat de arme dieren honger hadden „Of dorst bij deze hitte?" „Zoo'n heelen nacht zonder eten of drinken opeengepakt in een wagen dat is eigen lijk toch De trein floot. De heeren reisden verder en praatten over wat anders. Hunne laatste overweging was de beste ge weest en had de waarheid in het wit getroffen. Niet uit reine muzikaliteit en welbehagen in hun eigen stemgeluiden, maar louter van hon ger en dorst hadden de jeugdige runderen van den avond tot den ochtend de lucht vervuld met hun geklaag. De koopman, die hen had moeten afhalen, had verhindering gehad. Dit was men- sehelijk. Het spoorwegpersoneel kon zich natuur lijk met het voederen en drenken van vee niet inlaten. Dit was begrijpeljjk. Dientengevolge, terwijl de heeren soupeerden en sliepen en ont beten, hadden deze hulpelooze dieren gesmacht, en hunne laatste levensuren want morgen moesten zij ter slachtbank waren uren van foltering geweest. Ja indien de heeren dit nu zoo geweten hadden, dan zouden zij bij die kalvermuziek zeker niet gelachen zij zouden veeleerzich geërgerd, misschien zelfs wel geprotesteerd heb ben. Want hartelooze wreedaards waren die hee ren niet. Een hartelooze wreedaard was ook niet de koopman, die verzuimde de beesten af te halen. Geen hartelooze wreedaards waren ook de stationsmannen, die nalieten ze te drenken. Och neen. Wreedheid, ziet ge, is iets positiefs kwaad doen willen. Iets negatiefs daarentegen is het wat de dieren, zoo zij spreken konden, aan de groote meerderheid der menschen zouden ver wijtenonnadenkendheid, onverschilligheid: niet kwaad doen willen, maar goed doen laten. Doch, positief of negatief wat vroegen die ongelukkige kalveren er naar, terwijl zij zich schor en lam loeiden om water? Deze kalveren zouden straks door menschen gedood en gegeten worden. Wjj, voor ons, heb ben daartegen niets te zeggen. Een lezer, of le zeres, meende onlangs, naar aanleiding van eene min of meer dichterlijke ontboezeming te midden van rijpende korenvelden, bij ons aan hetjuiste adres te zijn met een lofzang op het vegetarisme. Te onpas. Wij kunnen in de opvatting van hen, die zich met plantenkost willen vergenoegen, vee- aantrekkelijks vindenmaar de leer der vleeschl verbieders telt ons noch in practijk noch in the orie tot hare bekeerlingen. Zulk eene verklaring alleen reeds is misschien, in dezen tijd van heftige meeningen en onver draagzame overtuigingen, een waagstuk. Kan men haar afleggen zonder onmiddellijk door zachte lotos-eters te worden berend en neergeslagen? Mag men, zonder zich bloot te stellen aan per soonlijk molest of oogenblikkelijke en vinnige bestrijding, de zienswijze uiten, dat uit een di- ëtisch oogpunt het genot van vleeschkost, voor A. misschien schadelijk en voor B. overbodig, toch voor C. wel nuttig en voor D. zelfs nood zakelijk zou kunnen wezen? Durft men, zonder te worden verdacht gemaakt van dageljjks aan te zitten met den beul en zijne knechten, het standpunt verdedigen van den jager, die zegt: „de dieren verklaren elkander en den mensch wel voor goede buit waarom zou de mensch het de dieren niet doen Of van den boer, die redeneert„Als ik rajjn varken niet mocht opeten, dan zou ik het niet hebben gefokt, en het zou dus nooit bestaan hebben. Mijn varken, dat door mijne bemiddeling in de wereld gekomen en op mijne kosten grootgebracht is, heeft een vol jaar lang een leven geleid, zoo kostelijk als een zwijn maar wenschen kan. Wat voor wreeds is er dan in, dat ik na zekeren tijd het beest zijn leven weder afneem? Wat voor verschrikkelijks, dat het op een zeker oogenblik sterven moet, gelijk wij allen eenmaal moeten sterven, dikwijls na van het leven vrij wat minder waarde genoten te hebben?" Hierin steekt toch zeker heel wat waars hoeveel liefs men overigens in het ideaal der vegetariërs moge vinden, en hoe gaarne men den slager, den soldaat en den brander arm in arm „auf Nimmerwiedersehen" door de poort van het Paradijs zage stappen. Het recht van den mensch tot het dooden en opeten van de door hem zelf gekweekte dieren is wel onbetwistbaar. Maar te vens geen recht, daar het een recht overle ven en dood is, eischt strengere afbakening en legt den uitoefenaar strengere zedelijke verplich tingen op. Wij zijn niet bloeddorstig o neenAls wij vleesch van dieren eten, dan doen wij dit omdat wij het smakelijk, of omdat wij het voor ons le vensonderhoud noodig vinden of, zachtst ge sproken, omdat wij het nu eenmaal gewoon zijn en nog geen reden gevonden hebben om het af te schaffen. Wij zijn niet wreed. De dieren, die wjj slach ten, maken wij liefst zoo snel en pijnloos moge lijk af. Ach neen! Wij zijn in den regel maar onnadenkend en onverschillig. Die kalveren schreeuwden in de hitte een ganschen nacht om wat water en wij lieten hen schreeuwen, wij allen, een ganschen nacht, om hen vervolgens op de mee3t humane wijze te dooden en op te eten. Welnu, niet in het dooden was onze schuld, maar in het versmachten laten. Niet in het slachthuis is de ongerechtigheid, maar op den weg er heen, waar de knuppels der drijvers gezwaaid worden en de stemmen der gedrevenen jammeren van honger en dorst. Mensch, uw recht om te slachten en te eten is zekerlijk niet voor u een recht om onnoodig te doen lijden. Dood de dieren, zoo gij hen eten moet. Maar zoolang hun leven nog in uwe han den is, eerbiedig het als leven, en laat hen het goed hebben onder uwe vrijmachtige beschik king over hun „to be or not to be." Laat hen uwe medeschepselen zijn, die dorsten en honge ren zooals gjj zelt en wier zenuwen pijn voelen zooals uw eigene. - H. M. de Koningin heeft afwijzend be schikt op een verzoekschrift om gratie, ingediend door weduwe Tlellinga, vroeger woonachtig te Roden, die door de rechtbank te Assen in Fe bruari 1891 is veroordeeld tot levenslange ge vangenisstraf wegens het met rattekruit vergif tigen van hare 20-jarige dochter Grietje Ilel- linga te Roden, in October 1890 en die sedert Maart 1891 is gedetineerd in de gevangenis voor vrouwen te Gorinchem. Een stoomsloep van H. M. pantserdekschip „Holland" is te reede van Tessel op korten af stand van het Nieuwediep, in diep water gezon ken. Alle opvarenden konden gelukkig worden gered. Drama iu de Nieuwe Kerk te Amsterdam Dinsdagmiddag omstreeks vier uur vonden eenige werklieden, die bezig waren de Nieuwe Kerk te ontruimen, den brandweerman v. d. B., die om twaalf uur op wacht gekomen was, in bewusteloozen toestand en verwond op den grond liggen. Aanvankelijk veronderstelde men dat hij van een der galerijen was gevallen. Men stelde den commandant van de sectie, den heer Nieu- wenhuis, met 't gebeurde in kennis en deze kwam weldra met den corpsdokter, den heer Aletrino, naar de kerk. Dr. Aletrino verklaarde, dat overbrenging naar 't gasthuis dringend noodzakelijk was. Bij on derzoek bleek daar dat de man eenige wonden in 't onderlijf had, zoodat van vallen geen sprake was geweest. Eer moest aan moord of mishan deling gedacht worden. Bij het doorzoeken van de kerk werd op een der galerijen een revolver gevonden waaruit vijf schoten waren gelost. Deze revolver was afkomstig van een wapen handelaar op den Nieuwendijk, die verklaarde deze aan v. d. B. te hebben verkocht. Wat v. d. B. tot deze noodlottige daad ge bracht heeft, is onbekend. Hij was 16 jaar bij de brandweer en algemeen geacht door zijn chefs. Vette baantjes! Te Schin op Geul (Limburg) wordt een ge meente ontvanger gevraagd. Jaarwedde f 70. Natuurlijk moet daarvoor flink borg gesteld wor den. Invoer van vee in België Zooals men weet, heeft onze minister van bui- tenlandsche zaken in de Tweede Kamer medege deeld dat, blijkens bericht van den gezant te Brus sel, de Belgische grens vóór 10 October zou wor den opengesteld voor den invoer van Ilollandsch melkvee. Het officieuse Journal de Bruxelles zegt ech ter uit goede bron te weten, dat de openstelling der grens voor melkvee eerst tegen den 15en zal plaats hebben. Yoor andeie veesoorten blijft voor- loopig het tegenwoordig stelsel van kracht. De invoer zou niet volkomen vrij zijn, doch het volgende stelsel wordt aangenomen: „Het vee dat uit Nederland komt en niet voor de slachtbank bestemd is, zal aan een quarantaine van tien dagen aan de grenzen onderworpen we zen. Tweemaal per maand, op vaste data, mag het in België binnen komen. „Na het verblijf van dit vee in de stallen, wordt het eerst ambtshalve gezond gemaakt, ten einde alle mogelijke besmettingskiemen te vernietigen. „Het vette vee wordt, evenals nu, onmiddellijk naar de slachthuizen gezonden. „Weldra zullen beschikkingen worden getrof fen om de dadelijke slachting van dit vee aan de grens, op Belgisch terrein, te laten geschieden". Hendrik De Jong! Volgens de Nij m. Ct. bestaat er grond voor het vermoeden, dat de beruchte Hendrik De Jong zich thans in den omtrek van Nijmegen ophoudt of althans dat hij zich daar heeft vertoond. Een persoon, beantwoordend aan het signalement, heeft zich dezer dagen bij enkele families vervoegd, on der voorgeven aan hen geparenteerd te zijn, het geen onjuist was. Mr. Troelstra heeft, zooals is gemeld, voor den Hoogen Raad den eed als advoeaat af gelegd. Deze eed luidt: „Ik zwere (belove) getrouwheid aan den Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet, eerbied voor de rechterlijke autoriteiten, en dat ik geen zaak zal aanraden of verdedigen, die ik in gemoede niet geloove rechtvaardig te zijn". Naar de S. D. meldt, heeft Troelstra dezen eed afgelegd om te kunnen voldoen aan de opdracht van het Landelijk Comitee tot invrijheidstelling der Gebr. Hogerhuis, om Hoitenga c. s. 5 Oct. te Leeuwarden te verdedigen. Men weet dat Allard Dijkstra door Hoitenga en Van der Ploeg Bakker openlijk beschuldigd is van te zijn inbreker en moordenaar. De heer Troelstra verzocht te worden toegelaten tot levering van het bewjjs van waarheid der gebezigde uitdrukking en schorsing inmiddels van de belandeling der zaak. De rechtbank maakte hiertegen bezwaar. Bij het verhoor der getuigen wilde de heer Troelstra herhaaldelijk vragen betreffende de zaak der Ho- gerhuizen doende president weigerde, waarop de heer Troelstra zjjn taak nederlegde als ver dediger. Bij het verder getuigenverhoor ontstond zoodanig tumult, dat de president de zaal deed ontruimen. Eisch tegen ieder der beklaagden drie maanden. Uitspraak over een week. Het meisje, wier lijk aan het strand te Zandvoort gevonden werd, is thans bekend. Zij was mej. Van B., te Haarlem. Wegens bloedarmoede moest zij ossebloed drin ken en uit tegenzin daarvan pleegde zij zelfmoord. Mij zijn dames bekend, zoo schrijft de HaagSChe kroniekschrijver in de „N. Gr. Ct." die, zoolang HH. MM. de Koninginnen hier wa ren, dagelijks naar het paleis gingen en soms uren daar wachtten om de Koningin te zien uit rijden of thuiskomeneen winkeliersvrouw ver telde mij, dat zij, hoe ook door haar zaken ge bonden, nu en dan eens een middag er uitliep en als de Koningin in den Haag was altijd naar het paleis ging om Haar te zien. En haar man kon, als zjj thuis kwam, steeds raden of zjjn vrouw de Koningin ook had ontmoet: hij zag 'taan haar uiterlijk; als ze met een kleur op de wangen, lachend terugkwam, wist hij er alles van: dan had zij „Haar" gezien. Zóó zijn er duizenden in de hofstad. Misschien noemt ge dit ietwat sentimenteel ziekelijk, dweperijiets wat naar afgoderij zweemt, gelijk 't verzoek van de officieren van een schip, die H. M. vergunning vragen om een stuk ijzer, waarop de Koningin bij gebrek aan een stoel, eventjes ging zitten, van een gedenkplaat te mo gen voorzien en voortaan met oranjeverf te mo gen schilderen. Het herinnert mij aan het onlangs medegedeelde feit, dat men in een bergpas ergens in Rusland een gedenkplaat had aangeslagen met de woorden: „President Paure is door dezen bergpas gegaan"; waaraan een ondeugend var kenshoeder had toegevoegd: „en mijn zwijnen ook." roude.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1898 | | pagina 1