BIJVOEGSEL NIIUVE LANSEDIJKER COURANT van ZONDAG 16 OCTOBEB 1898. Jaargang. r- SU SS etc. h H F* P2 I VAJST DE Feuilleton. Paul en Augusta. L. imte berekend. ide. CD Oorspronkelijke novelle. 6). Pauls hoogmoed kwam hier wel sterk tegen op, maar hij liet zich gezeggen, en Gusta den knecht boodschappen, dat zij zou komen. «Als u er niet tegen hebt, zal ik gaarne even meê loopen," verzekerde Beers. Gusta vond dit wat veel van z^jne goed heid gevergd en zeide, dat Paul zich die moeite wel zou willen getroosten. «Uw broeder heeft zijn tijd wei noodig voor zjjne studie,jufvrouw Gusta en terwjjl ik u geleid, kan hjj ongestoord doorwer ken, dus als u er niet bepaald op tegen hebt?" »Op tegen, wel neen meneer Beers, wat zou ik er op tegen hebben? Ik ben alleen maar bang, het u te lastig zal vallen." Beers haastte zich de verklaring af te leggen, dat het tegendeel waar was en het hem een wezenlijk genoegen zou doen juf vrouw Gusta te geleidenhij kou wel even bjj de les gemist worden en Paul had dan inmiddels den tijd, om ongestoord een paar hem gestelde vragen over debet en credit be hoorlijk op te lossen. «is 't niet waar, amice?" voegde hij er bij. »Mjj is het wel, als wij 't u niet te lastig maken." «Neen! heusch niet" en zich tot Gusta wendende welke inmiddels een man tel had omgedaan, vroeg de heer Beers «al gereed?" «Om u te dienen, meneer Beers, mag ik u maar voorgaan?" De aangesprokene zette zijn hoed open volgde 't aardige meisje met het opge- ruimdste gelaat van de wereld, in zijn hart mevrouw van Bruggen zegenende, voorde door haar gezonden boodschap. Buiten gekomen, bood hij Gusta zijn arm, dien ze vertrouwelijk aannam en overgelukkig met het onverwachte for tuintje, stapte Beers naast de schoone voort. Na een paar straatjes ver geloopen te hebben, trachtte Beers een gesprek aan te knoopen, maar het wilde niet te best vlotten, de volzinnen die hjj uitbracht waren kort en afpebroken en zijne stem had iets zenuw achtigs. Hoe 't zoo kwam wist hij niet, hoe wel hem anders de woorden gemakkelijk toevloeiden, kon hjj, nu hjj zoo gaarne veel en goed had gesproken, geen drageljjken zin bjj elkander krjjgen. Het was hem of de aanraking van Gusta's armhemelectriseerde en zijn spraak belemmerde. Duizende malen had hjj gewenscht eens met Gusta alleen te zjjn eiv thans, nu hjj zij n wensch vervuld zag, bloosde hjj als een kind. Gusta, die met de scherpzinnigheid, jonge meisjes in soortgelijke gevallen eigen, zeer goed den toestand van haar geleider op merkte, trachtte met den haar eigenen tact te voorkomen, dat Beers zjjn gevoel in tee- dere bewoordingen lucht gaf en vroeg hem op schjjnbaar onverschilligen toon, of hjj wist waar mevrouw van Bruggen woonde. HelaasGusta ik wenschte dat ik het niet wist en nog eenige uren lang met u naar haar huis moest zoeken. Gusta deed, of ze hem niet goed begreep en vertelde, dat mevrouw van Bruggen op den buitenkant woonde, niet ver van de kweekschool. »Ach ja!" klaagde Beers, «en we zjjn er geen twintig minuten meer van verwij derd." Gusta zweeg weêr en zonder verder iets tej spreken gingen beide hun weg, tot ze voor het huis van mevrouw van Bruggen kwamen, waar Gusta den arm van Beers los liet en hem dankte voor zijne goed heid. «Geen dank, beste Gusta als ik hier mag wachten tot gjj terug komt, zal ik meer dan beloond zijn." O neen, dat niet! dat mag ik volstrekt niet van u vergen, meneer Beers! mevrouw zal mjj den knecht wel even meêgeven en anders »Neen, juffrouw Gusta, ik blijf," v'e' Beers haar in de rede. «ik zou voor geen geld willen, dat gjj alleen terug moest gaan." Intusschen had hjj voor Gusta aangebeld en werd de deur geopend, de meid ver zocht de juffrouw binnen te komen en sloot toen de deur achter zich dicht, Beers met zjjne bespiegelingen en gedachten alleen latende. Die gedachten waFen gelijk alle bloode minnaars ze koesterenhij verweet zich na melijk zjjne bedeesdheid en was boos op zich zeiven, dat hjj eene zoo schoone gele genheid om zjjn hart voor Gusta openteleg- gen, zoo onhandig ongebruikt had laten voorbijgaan. «Straks," zeide hjj in zich zelf, zal ik beter oppassen. Nu of nooit; want misschien krjjg ik nimmer weder zulk een goede kans." Terwjjl de heer Beers zich met deze en soortgelijke denkbeelden den tijd kortte, werd Gusta door mevrouw van Bruggen bin nen verzocht. De kamer, welke deze bewoonde, lag in het achterste gedeelte van het huis en was met al die weelde gemeubeleerd, welke menschen «met geld" zich kunnen veroor loven. Mevrouw zat, of liever lag zeer op haar gemak, in een easychair en hield zich on ledig, bij het licht van een fraaie lamp, een dier luchtige romannetjes te lezen, welke de franschen zich steeds bejjveren het licht te doen zien. Toen Gusta binnen kwam, leide zq hare lektuur naast zich op een werktafeltje, be antwoordde den groet van het meisje met een hoofdknikje, wenkte haar met de hand op een stoel plaats te nemen en begon toen een soort van verhoor omtrent Gusta's bekwaamheden en wat dies meer zij. Deze scheen de haar gestelde vragen, naar genoegen van mevrouw te beantwoorden, althans het hoofd dei dame was in eene gedurig knikkende beweging en toen Gusta zweeg, zeide ze «best, maar nu nog iets: houdt ge van kinderen?" «O ja, mevrouw!" «Ja, maar zie je, mijn dochtertje is 'n weinig druk en levendig en heeft gaarne, dat men zich den ganschen dag met 'r bemoeit, zou u dat kunnen?" «Ik vertrouw van wel, mevrouw!" «Hoofdzakelijk is het voor mijn dochtertje, dat ik een juffrouw zoek, persoonlijk heb ik er minder behoefte aan, zoo'n enkele vervelende avond, als ik geen visi tes heb te maken of te ontvangen, uitge zonderd.» Gusta, niets beter wetende te doen, knikte even, waarop mevrouw weder het woord opvatte en het punt finantiën op het tapijt bracht, met de vraag: »Hebt ge ook eenige bepaling omtrent het «Neen mevrouw, ik heb daarover niet gedacht en laat dat liever aan u over.» «Ja, zie! dat is nog al lastig: ik heb lie ver dat men mij zegt, wat men voor zijne diensten begeert: er komt anders over dat punt zoo licht verschil en van dat gekibbel over loonen en huren houd ik volstrekt niet. Gusta bewaarde op dit gezegde het stil zwijgen en wachtte, tot mevrouw den draad van het gesprek op nieuw op zou vatten, hetgeen dan ook spoedig ge beurde. «Als ik u honderd gulden geef, is dat goed «Best, mevrouw!» «Goed, dat bljjtt dan bepaald en wanneer kunt ge komen?» «Als 't mevrouw goed is met eene maand. Mijn broeder, met wien ik thans nog zamen woon, moet eerst nog eene andere gelegen heid zoeken en natuurlijk heb ik voor mjj zelf nog het een en ander te behartigen en in orde te brengen, dat ik eerst gaarne doe, vóór ik bjj u in betrekking treed.» »'n Maandzoo, dat is mjj wel lang genoeg: kan 't niet wat eerder?» «Misschien wel mevrouw! ik wil gaarne mijn best doen, om zoo spoedig mogelijk te komen. «Ja doe dat, want van zoo lang houd ik niet. Gusta zweeg weer en mevrouw bereidde zich voor om nog eens van onderwerp te veranderen. De goede dame sprak zeiden lang over eene zaak en sprong gaarne van den hak op den tak, zoo als men dat noemt. «Heb je 'n broêr, zei je?» «Om u te dienen, mevrouw!» «Ouder of jonger?» «Ouder mevrouw.» «En wat doet hjj?» «Hij is op 't kantoor bij de heeren Kerk- wjjk en van Breugelen.» «O ja, 't is waar ook; mevrouw Kerk- wjjk sprak laatst van hem, dat is ook zoo wat ik zeggen wou, ik vergat nog je te vra gen, ken je muziek?» «Piano mevrouw.» «Zing je?» »'n Weinig, mevrouw!» «Weinig? o, dat is goed; want om je de waarheid te zeggen, ik houd niet van zang.» Hier staakte het gesprek, omdat Gusta alweder niet wist, wat op dit gezegde te antwoorden. Mevrouw draaide als in ge dachten aan een juweelen ring en toen plotseling een nieuw idé krijgende vroeg ze «Heb je je vader nog gekend?» «Neen mevrouw, ik was nog heel jong, toen papa stierf.» «Hoe oud was je mama, toen ze over leed «Vijfenveertig, mevrouw,» antwoordde Gusta, 'n traan uit haar oog vegende. Mevrouw deed of ze 't niet zag en had 'n nieuwe vraag en wel, of Gusta kerksch was? Gusta betuigde, dat ze gewoon was Zon dags naar de kerk te gaan en dit ook gaarne in 't vervolg zou doen. «Nu, zoo nu en dan is mjj wel,» verze kerde mevrouw, «maar eene vaste bepaling maak ik er niet van, ik houd niet van kerksch, zie je, de kerk is goed voor menschen die niets te doen hebben, maar als men in betrekking isHé ja, houd je van buiten? zomers ga ik altjjd 'n paar maanden buiten wonen.» «Dat vind ik heerljjk, mevrouw «Vind je? kom, dat doet me pleizier,ik houd ook veel van buiten, maar voor 'n week of zes of acht, langer moet het niet duren.» Gusta dacht, dat ze wel altjjd buiten zou willen wonen, zoo in de vrjje natuur. «Mensch, houd je stilriep mevrouw van Bruggen, de handen verbaasd in een slaande altijd neen, ik geef de voor keur aan afwisseling, van daag dit, morgen weêr wat anders.» Onderwijl mevrouw deze verklaring af legde, werd er aan de deur der kamer ge tikt en bracht de dienstmaagd een paar brieven, die door de dame haastig werden opengebroken. Gusta meende van deze gelegenheid gebruik te moeten maken om zich te verwijderen en maakte zich gereed om op te staan. Mevrouw belde de meid, gelastte deze, de juffrouw even uit te laten, knikte Gusta haar afscheid toe en ver diepte zich toen weder in hare lektuur, zonder verder de minste notitie van de vertrekkenne te nemen. Op de stoep gekomen, vond de jonge maagd den heer Beers nog altjjd op haar wachtende, hij stak haar dadeljjk zjjn arm toe en verzekerde, dat ze «geducht lang onder de kuur was geweest.» Inderdaad, mevrouw heeft u aan de praat gehouden, zeide hjj. «Het heeft vrjj lang geduurd meneer Beers en u had heusch niet op mjj moeten wachten, ik kon immers dat kleine eindje wel alleen gegaan zijn gaf Gusta hem ten antwoord. «Neen, volstrekt niet, al had het den geheelen nacht geduurd, ik had u toch niet aan uw lot overgelaten,verzekerde Beers met veel oprechtheid. »U is wezenljjk al te vriendelijk, meneer BeersDe toon, waarop Gusta dit zeide, electriseerde onzen vriend en joeg hem het bloed naar de wangen. «Nu of nooit,» zeide hjj in zich zelf «toe Beers, laat de schoone kans niet voorbij gaan, wees kloekmoedig en vertel haar nu, dat je hart alleen voor haar kloptver man je en wees geen kind!»Werkelijk begon hjj, maar bracht het niet verder dan «Gusta ik ikke,» toen begaf hem al zjjn moed weer en slechts met moeite gelukte het hem te zeggen, dat hjj vond dat mevrouw van Bruggen niet zeer beleefd deed, haar alleen te laten loopen. Gusta vond dit met hem en opperde het ver moeden, dat mevrouw wel 'n weinig zon derling was. Beers deelde deze zienswijze geheel met haar en vertelde, dat hjj mevrouw van Brug gen zeer goed kende, omdat hjj tjjdens het leven van haar man op diens kantoor ge werkt had. «Is ze altjjd zoo kwikzilverachtig?» vroeg Gusta. «Ik heb ze nooit anders gekend en me neer van Bruggen had er veel last en ver driet van. Zóó had ze bijvoorbeeld een fraaie hoed of japon gekocht en 'n uur later wilde ze er niets meer van weten: wat ze zag, moest ze hebben en had ze 't, dan duurde 't gewoonljjk niet lang of mevrouw gaf het precent aan deze of gene, of zette het tegen de helft der waarde aan 'n ander over. Van daag was Piet de begeerde, morgen Klaas en zoo immer bjj afwisseling, altjjd wat nieuws en anders.» Maar hoe is ze in den omgang, meneer Beers «Dat gaat nog al, juffrouw Gustaze heeft wel iets voor 'n ander over en hoe wel ze in den regel dikwjjls van dienstdoend persooneel verandert, zjjn er toch ook wel voorbeelden van dienstmeisjes, die het er twee a drie jaren uithielden als men maar takt heeft met haar om te gaan, is zij zoo on billijk niet.» «Dan zoudt ge denken, dat ik het bjj haar met 'n weinig goeden wil wel uit zal hou den »U? zeker, waar zou u't niet uit kunnen houden, juffrouw Gusta?» «Kom, kom, meneer Beers, u ziet mjj voor beter aan dan ik ben.» «Beers had zeker wel weder eene plech tige verzekering gedaan, dat hjj meende wat hjj zei, hadden ze niet juist op den Dam docter van Tinhoven ontmoet, die van eene late visite huiswaarts keerde en van Gusta hoorende waar ze geweest was, met de beide jongelui mee ging, om nog 'n uurtje te keuvelen. (Wordt vervolgd). er 5 ct. voeten en teenen, waar- groeiden, hebben thans ieur aangenomen, meisje, zonder dat wij e beenen en liep voor rond, waggelend, maar eel beter dan de eerste geheel rond en volge- dus lastig; ook in de Ze zei, dat ze vroeger zitten, dagen lang, en t ze zich door weinig en dokter geraadpleegd de herstelling bevor- 't loopen, antwoordde nezing geheel als een en in dankbare stem- n haren lof; meerma- 1 vervoering, ij, God niet dankbaar >r hare genezing naar naar ziel, waarom zij eestand zoo menigmaal belangstellenden en overspannen, naar 't oofdc zulks ook, daar naakten en van geen dat hier eenegunsti- stoorden bloedsomloop at aan het meisje ge- egeven, wat meer tot ier met een buitenge- te doen hebben. dan het geval, dat zich t loten van vijf broe- hetgeen we van Stol- een gezin van 9 broe- enomen aan de loting, (lootverleden week Nu over enkele jaren schande zijn, als die aide. hagen—W ognum it de proefrit van 14 jeweest. Zooals reeds maals een proefrit ge- Hoofdingenieur van enieur van den prov. aren en op 31 Octo- het publiek worden (Sch. Ct.) imullen len gevangenen eens wordt toegediend en gort, 3 K.G. Kund- alke 100 rations wordt i.s. te beginnen met irekend 6 K.G. voor half jaar door den n te nemen, lit Watergang, dat st in zijn leven ver- 'an melk eene straf- s, kwam heden zijn den gevangenisstraf! ap zijn neus. „Edel- Gaat daar nu niets dat er in de rechts- viel, als aan de ha- and af, lang niet op ang 30 pet. water in zijn gewroken. rt men aan het vee leren van bieten, van tpen, enz. Hiermee ram mogelijk te zijn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1898 | | pagina 5