Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 45.
Zondag 6 November 1898.
7e Jaargang.
N ieu wstij dingen.
NIEUWE m
Lt Mil 1.1
mmi
I)eze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordsciiarwoude, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 et-, franco p. post GO et.
UITGEVER:
J. H. KEIZER.
BUREEL:
iloordseharu oude.
PRIJS DER ADYERTENTIËN:
Van 1—5 regels 30 et-, elke regel meer 5 et.
Grootc letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
Hij dit nummer behoort een
bijvoegsel.
Nederig*.
Er ligt eene bekoring van poezie in den klank
nederigheid. Zij is die van het viooltje, zijn lief
lijken geur en heldere kleuren verbergende in
het grastapijt, aan den weinig bezochten oever-
zoom; van de stulp des eenvoudigen landmans,
binnen welker wanden het geluk geen bestrijdin;
ondervindt door de begeerte naar grootheid.
In een wereld, waarin alles naar den voorgrond
dringt om van zich te doen sprekenwaarin men
zich vermoeit in den strijd om het meesterschap
is daarom geenszins onnatuurljjk, dat men eene
aanbeveling als: „Weest nederig," de beteekenis
heeft gegeven van een zedelijk voorschrift.
En wat wordt daar eigenlijk mede bedoeld?
Nederig is hij, die zich omlaag houdt, die geen
aanspraak maakt op de eereplaats. Zij is een zoo
gering mogelijke taxatie van eigen arbeid en
eigen persoonlijkheid.
Het bezit of voorgewend bezit dezer hoeda
nigheid openbaart zich op verschillende wijzen,
en juist dat heeft veel begripsverwarring doen ont
staan.
Wordt van iemand gezegddat hij nederig ge
kleed gaat," dan is dat reeds voldoende om van
hem een gunstige opinie op te vatten. Hij stelt, wat
zpn uiterlijke verschjjning betreft, geen hooge
eischen, tracht niet door te gaan voor meer
dan hij is, wil volstrekt niet de aandacht op zich
vestigen.
Maar het zou ook kunnen zpn, dat het laatste
juist zijn geheime bedoeling is.
Er zijn voorbeelden te over, waarmede wij zou
den hunnen aantoonen, dat hij die zich hult in
een slordig gewaad, dat doet om de aandacht op
zich te doen vestigen, om dat als een bewijs van
genialiteit te doen gelden.
En dat is geen nieuwerwetsche vinding. Yele
groote mannen en wijsgeeren hebben dat middel
te baat genomen, om van zich te doen spreken.
Hoogmoed sprak uit hun nederigheid, door enke
len soms begrepen, omdat de menschen geneigd
zijn eenvoud en nederigheid met elkander te ver
warren.
Nu mag een dergelijke nederigheid niemand
schaden en iedereen er zich van mogen bedienen,
maar op zichzelf bewijst het niets voor zijn per
soonlijke waarde. Slechts hij is schuldig, die door
uitwendig vertoon de grens zijner middelen over
schrijdt.
We hebben gesproken van een étalage van
nederigheid, die niets anders is dan een vorm
van hoogmoeddenzelfden vorm, dien we in het
dagelijks leven zoo dikwijls tegenkomen.
Zoo dikwijls hoort men spreken in den kring
eener landbouwende bevolking: „Ik ben maar
een nederig boertje," en in den regel zijn zij,
die dien term bezigen, bezitters van eenige tien
tallen bunders land, en niemand in zijn omgeving
laat zich daardoor dan ook beetnemen. En door
gaans zijn het ook dezelfde lieden, die het uit
spreken van hun oordeel op de volgende wijze
plegen in te leiden: „Met mijn domme verstand
zou ik meenen datenz., hetgeen niet ver
hindert dat hij het zeer kwalijk neemt als men
zijn opinie niet aanvaardt.
Als iemand zijn gevoelen ten beste geeft onder
verklaring dat het „naar zijn bescheiden meening"
zus of zoo is, dan behoeven we niet daarom al
leen de juistheid van zijn advies in twjjfel te
trekken, maar wel is er grond, om de „beschei
denheid" te wantrouwen.
Maar dat alles is het ergste niet. Er bestaat
evenwel een nederigheid, die zeer stellig uit den
booze is.
Er zijn figuren over welke het volksgeweten,
de openbare meening het vonnis streng, maar
rechtvaardig heeft geveld. Het zijn de „kruipers."
Zjj staan altijd en overal op een slecht blaadje
en het oordeel over hen, die zich door kruipers
laten bedienen is eveneens allesbehalve gunstig.
Wie zich zeiven op de mesthoop werpt zal j
door de zwijnen gegeten worden; als dat
waar is, behoeven we nog niet te vreezen, dat I
er aan voeder voor die borstelige dieren, geen
gebrek zal komen. De lafhartigheid van slaven
en de overmoed van tyrannen houden elkaar in
het leven, en het nederigheidsvertoon der eersten
is een van de duizend gedaanten waaronder het
égoïsme zijn slachtoffers verleidt.
De fout is deze, dat we ons te veel bezighouden
met onzen persoon en met den indruk, dien deze
op anderen maken zal. Op de kermis des levens
wordt met valsche dobbelsteenen geworpen en de
prijzen vallen hem ten deel, die behendig ge
noeg is om öf boven 11 öf onder 8 te gooien. De
quasie-nederigen doen het laatste. Uit de wijze
waarop wij onze taak vervullen, blijkt onze we
zenlijke waarde; hetgeen we inderdaad zijn.
Men spreekt van een nederigen werkkring,
doch de plaats, die wjj in de samenleving inne
men, en die ons werd toegewezen tengevolge van
tal van omstandigheden, voor een groot deel niet
van onzen wil afhankelijk, is geen maatstaf
voor het zedelijk karakter; wel is dat de mate
waarin we ons kwijten van afgelegde verplich
tingen.
En nu kunnen we stil onzen weg gaan; ons
achteraf houden en ons niet werpen in het strijd-
gevoeiaan anderen de zorg overlaten de vlag
omhoog te steken. Wil men dat nederigheic!
noemen, het zij zoo.
Maar we kunnen genoodzaakt worden voorop te
gaan, omdat een maatschappelijk belang onze
zorgen vereischt; omdat er een daad verricht
moet worden, die zonder ons ongedaan blijft-
Zouden wij nu zondigen tegen het voorschrift
der nederigheid, als wij aan dien drang gehoor
geven? Zou men one dan met grond kunnen
verwijten, dat wij door hoogmoed worden be
zield
Neen, zeggen we, als echter geen ander be
ginsel ons leidt, dan het algemeen welzijn.
Wij allen zijn soldaten in den maatschappelijkcn
strijd, in de edele worsteling voor de hoogste
goederen der menschheid. Zoo wij den drang ge
voelen aan den spits te gaan, dan past geen
nederigheid, die dwingen zou tot achterblijven
ieder moet geven en geheel geven wat hij heeft.
Dienen is onze levenstaak, en het hangt van
de omstandigheden af, of wij moeten voorgaan
of volgen. Wie de ware nederigheid wil betrach
ten dringe alle zelfzuchtige neigingen op den
achtergrond; hebbe slechts oog voor zijn taak;
legge zijn ziel in zijn werk; doe zoowel het een
als het andere met verloochening van eigen
eer en glorie.
- Heer Hugo waard. Werd, als uitvloesel der
kroningsfeesten alhier eene zangvereeniging op
gericht aan 't Kruis, thans is eene dergelijke
vereeniging in 't leven geroepen te Veenhuizen,
onder den naam van „Vriendenkring." Hier
wellicht een gevolg van 't opheffen der tienjaren
bestaan hebbende rederijkerskamer.
„Vriendenkring" heeft tot directeur den heer
K. Pekelharing, onderwjjzer te Veenhuizenter
wijl de oefeningen, waaraan ongeveer 30 perso
nen deelnemen, worden gehouden in het lokaal
van den heer D. de Jong aldaar.
„Geen sterken drank tjjdens de oefeningen"
is eene der bepalingen, waartoe met algemeene
stemmen is besloten.
We wenschen de jeugdige vereeniging toe, dat
ze bloeie en mede iets moge bijdragen tot ver
betering van den volkszang.
In den loop dezer week was het paard van
den heer Pereboom in stede van voor den brood
wagen voor een koolwagen aangespannen. Tot
niet geringen schrik van den bestuurder viel het
dier plotseling voor het rijtuig en bleef dood
liggen.
Stoomtram West Friesland.
Met de groote koemarkt te Schagen den 3de
dezer vervoerde bovengenoemde tram naar en van
die gemeente niet minder dan 678 reizigers. Goe
deren en veevervoer heeft tot heden niet plaats,
zoo spoedig alles geregeld is zal ook daarmee een
aanvang worden gemaakt.
Den 2den November werd te Alkmaar
de uitslag bekend gemaakt van de inschrijving
van den verkoop der overblijfselen der door den
brand op 19 September 1898 vernielde gebouwen
en machineriën der Alkmaarsche stooinmeelfa-
briek. Er waren 10 inschrijvers; de hoogste was
de heer J. Muys te Alkmaar voor f15010, aan
wien alles werd verkocht. Het sloopen van deze
groote ruïne geeft aan velen dezen winter werk
en brood.
De orde in de feestweek!
Er is na de Inhuldigingsdagen algemeen ge
roemd in de voortreffelijke orde, die te Amster
dam heeft geheerscht.
Een aardige bevestiging daarvan levert het juist
verschenen „Statistisch Maandbericht der ge
meente Amsterdam" waarin een statistiek voor
komt van de processen-verbaal door de politie
alhier opgemaakt in de maanden Januari tot en
met September van dit jaar.
De respectieve cijfers zijn: voor Januari 1810,
voor Februari 2662, voor Maart 2691, voor April
2536, voor Mei 2470, voor Juni 2506, voor
Juli 2462, voor Augustus 2231, en voor Sep
tember 1341.
Neen maar alsof men niet wat door
de vingers heeft gezien!
In Nederland wordt voor verzorging der
armen, in allerlei vormen, gegeven 4 millioen,
c:i wordt voor sterke drank aan belasting be
taald 26 millioen, hetgeen beteekent, dat aan
gedistilleerd wordt verdronken 80 millioen.
Gallioisehe karpers.
Op de visscherjj in de vestingwerken te Spaarn-
dam,^ die de Staat aan eenige leden der „Ver
eeniging tot bevordering der Ned. visscherjj" in
pacht gegeven heeft om er proeven te nemen,
werd een onderzoek ingesteld naar den groei der
Gallioisehe karpers, die er in het voorjaar ge
poot zijn.
De diertjes wogen einde April van dit jaar 40
gram per stuk en het bemachtigde exem
plaar woog nu rond 500 gram, dus in 6 maan
den het twaalfvoudige. Deze karpersoort is be
kend als de snelst groeiende en fijnste van
smaak. Zij zal dus een goede aanwinst voor
onze waters zijn.
Te Groningen worden onder de „gevon
den voorwerpen" opgegevenvier koeien.
Fin de Siècle.
In de „Zierikzeesche Nieuwsbode" wordt per
advertentie voor notabele bij de hervormde go-
meente iemand aanbevolen omdat hij geen vijand
is van 's Zondags fietsen.
Een Dreyfus-proces in 1766.
In „Nederland" schrijft prof. Jan Ten Brink
een artikel onder bovengenoemd opschrift over
een proces, dat zeer veel overeenkomst heeft met
het proces Dreyfus. Het is dat van den stafoffi
cier graaf De Lolly-Tallendal, dat geëindigd is
met de veroordeeling van den beklaagde en zijn
terechtstellingna den dood van den ongelukkige
is zijn onschuld vastgesteld, waarbij Voltaire de
rol heeft gespeeld die Zola nu vervult.
Weet men wel, dat er één persoon in Ne
derland is, aan wie men op geen andere wijze
dan door tusschenkomst van de Post een brief
kan toezenden?
Die persoon is.... II. M. de Koningin.
Noch aan Haar paleis, noch aan het Kabinet
noemt men een brief voor H. M. aan. 't Moet
altijd over de post.
In den effectenhoek
Een Russisch toerist, bezocht Woensdag de
beurs te Amsterdam. Hij had zich, al kijkend
naar het ongewone schouwspel der handelende
en verhandelende menigte, begeven in den effec-
tenhoek en werd daar onverwacht door een paar
beursbezoekers aangegrepen en onder geschreeuw
heen en weer geschud. De vreemdeling, die onze
taal niet machtig was, werd door de beursbe-
ambten ontzet, die hem beduidden, dat de effec
tenmannen geen vreemdelingen in hun hoek dul
den! Gelukkig kwam deze verklaring bijtijds,
anders waren er misschien ongeluken gebeurd,
daar de zoo onbeschoft aangevallen Rus reeds
zijn revolver had gegrepen om zich te verde
digen.
Het is niet voor het eerst dat klachten ge
hoord worden over de houding van zekere beurs
bezoekers tegenover vreemden. Wanneer de effec
tenhoek verboden terrein is, dient dat op duide
lijke wijze bij den ingang vermeld te worden, of
behooren zij die voor hun vermeend uitsluitings-
recht opkomen dat op beschaafde wijze te doen.
Het geeft al een allerwondelijksten indruk van
de manieren van een deel onzer handelaars, wan
neer dergelijke dingen voorkomen. Daartegen be
hoort de Beurscommissie, of wanneer deze onmach
tig is, de overgroote meerderheid der beschaafde
beursbezoekers met kracht op te komen.
„Ilbl."
Het Staphorster boertje.
Nog steeds neemt de toevloed van zieken
naar „dokter Stegeman", het „boertje van Stap
horst", toe. Er is zelfs een omnibusdienst op
Donderdag geopend tusschen het spoorwegsta
tion en zijn huis. In de nabijheid van dat sta
tion verrijst voor den heer S. eene zeer nette
woning, die binnenkort betrokken zal worden^
zoodat het den bezoekers dan zeer vergemakke
lijkt wordt.
Buitenlandsch fabricaat onder controle van
Nederland
Naar aanleiding der veelvuldige geruchten
over meel-vervalsching schrijft de Amsterdam-
sche firma Van der Zee Grippeling in het
H b 1.
„Alle bekende importeurs van buitenlandsch
meel hebben besloten de door-hen ingevoerde
merken onder controle te stellen van een chemisch
bureau in Holland. Ieder afnemer en ieder ver
bruiker heeft thans het recht monsters, waarvan
door origineele verpakking of anderszins de iden
titeit voldoende bewezen is, tot gratis onderzoek
in te zenden aan het bureau der heeren Van
Hamel Roos Harmens te Amsterdam.
Veroorloof ons nu een vergelijking te maken
„Hollandsch Meel" wordt gefabriceerd in een
land, waar de wetten op het gebied van verval-
sching van voedingsmiddelen zeer veel te wenschen
laten.
„Buitenlandsch Meel" komt in hoofdzaak uit
landen waar vervalschers streng gestraft worden,
wordt verkocht op garantie van zuiverheid en
staat onder controle van een scheikundig bureau
in Holland.
Iedereen zal ons moeten toegeven, dat uit een
hygiënisch oogpunt de vergelijking ten gunste
van het buitenlandsche fabricaat uitvalt. Hierbij
dient echter te worden opmerkt, dat wij aan de
zuiverheid van ons inlandsch gemaal ook geen
oogenblik twijfelen!"
Een gemeene aardigheid werd volgens
de Arn. Ct. door een werkman van de ijzer
gieterij te Isselborg uitgehaald. De arbeider
A. Luimes uit Dinxperloo lag te slapen. Hiervan
maakte de ander gebruik hem petroleum over
zijne kleeren te gieten en deze met lucifer aan
te steken. De held en verschillende personen, die
deze grap alleraardigst vonden, maakten zich uit
de voeten. Luimes werd deerlijk aan zijn borst
verbrand en moest onderhevige pijnen huiswaarts
keren naar Dinxperloo. De politie is met de zaak
bekend.
Ee landbouwer A. V. te IJselmonde heeft
van 2 morgen land 434 H. L. groote aardappe
len geoogst.
Een handhaver der wet.
Een marechausée te Zutphen deed dezer da
gen eene aardige vangst. Hij betrapte namelijk
een onbezoldigd rijksveldwachter op het stelen
van veldvruchten.
Weilanden.
In Hollands Noorderkwartier ziet men nog da
gelijks grasmaaiers. Het gemaaide gras wordt op
stal vervoederden voor het land èn voor het
vee wordt dit voordeelig geacht. Toch loopt ook
nog veel vee in de weide, gras is er nog ruim
schoots en het weder is uitstekend. Van over-
tollig water heeft men nog in geen enkelen pol
der hinder. Ook door den veldarbeider is dit jaar
veel hooi van kaden, paden en wegen bijeen ge
zameld en wiens huisje maar eventjes gelegen
heid geeft, heeft een koetje op stal, het zij eigen-
gekocht, of wel van den baas om de melk.