«IJ V0EU.SEI;
„NIEUWE LANSEDIJKER COURANT"
▼an ZONDAG 13 NOVEKBEB1898.
N°. 47.
Zondag 20 November 1898.
7e Jaargang.
VAN DE
Feuilleton.
Paul en Mathilda.
Paul en Augusta.
Oorspronkelijke novelle.
10.)
De koopman gaf op dit alles geen ant
woord; als een kind liet hij zich door zjjne
vrouw geleiden en spoedig lag hij dan ook
door hare zorg op zijn ledikant in een zeer
onrustigen slaap.
Mevrouw van Arkum echter sliep den
ganschen nacht niet meer; angstig luisterde
zij naar de ongeregelde ademhaling van ha
ren echtvriend en schiep zich in de lang
zaam voortkruipende uren allerlei treurige
visioenen.
Ook haar was het niet ontgaan, dat de
handelaar in den laatsten tijd zoo afgetrok
ken er. zonderling was, rnaar zij had-zich-
zelf diets willen maken, dat ze 't zich ver
beeldde en het ook voor haar dochter ver
zwegen, dat ze papa lang niet opgeruimd
vond. Nu echter alleen liggende, bracht ze
zich zijn gedrag weder voor den geest,
knoopte er allerlei treurige gevolgtrekkin
gen aan vast en verband brengende tus-
schen zijn gedrag en zijne zaken rees bij
haar het nare spooksel der vrees op voor
verkeerde speculatien, verliezen in den han
del en dergelijke, alles behalve tot vroolijk-
heid eri opgeruimdheid stemmende zaken.
Wel was ze bljj dat eindelijk de lang ge
wachte morgen zijne eerste lichtstralen door
de reten der blinden naar binnen zond en
ze zegende hem, den aanbrekenden dage
raad, als 'n vriend, van wien ze hulp en
troost verwachtte.
Daar de heer van Arkum nag altjjd on
rustig zenuwachtig was, zond mevrouw zoo
spoedig mogeljjk een verzoek aan den doc
tor, om even aan te komen en deze ver
scheen na verloop van een uur aan het
ledikant van den patient, die hem min of
meer wezenloos aanstaarde. Docter van
Tinhoven voelde bedaard de pols, haalde
even zijne schouders op en zeide, dat de
patient alleen rust behoefde en zich op een
of andere wijze had overspannenmeneer
heeft een krachtig "gestel" verzekerde hij
sen door de natuur hare eischen in te wil
ligen, zal hij binnen eene week wel weder
hersteld zijn."
»Gij ziet er dus geen gevaar in docter?"
vroeg mevrouw op angstigen toon.
«Gevaar direkt niet mevrouw, maar toch
zoo meneer voortgaat zich de noodigerust
te ontzeggen, zou het gevaarlijk kunnen
worden, waarom ik dus aanbeveel, hem
niet toe te staan in de eerste dagen althans
eenigen arbeid te verrichten."
«Dat is juist het punt waaromtrent mijn
man en ik dikwerf verschillen, docter."
»Zoo mevrouw."
»Ja docter, ik heb er al meer dan eens
op aangedrongen, dat niijn man hulp zou
nemen, maar hij heeft steeds geweigerd."
»En toch is het hoogst noodzakelijk, me
vrouw I"
sik geloof u docter, maar waar een ge
schikt persoon te vinden, dat is de groot
ste zwarigheid; want zoo mijn man zoo
iemand moet zoeken, gebeurt er toch niets
van."
Daarvoor zou ik misschien wel raad we
ten, mevrouw."
slnderdaad docter?"
»Om u te dienen, mevrouw
»En wie, als ik u vragen mag?»
sHeeft u de familie Lansveld gekend,
mevrouw?»
»Ten minste ik heb ze wel hooren noe
men, is er geen handelshuis geweest van
dien naam?»
»Juist mevrouw, en het is een kleinzoon
van den chef van dat huis, dien ik u wilde
aanbevelen.»
»Lansveld, is er niet een jongmensch
van dien naam bij de heeren Kerkwijk en
Breugelen
«Dezelfde, mevrouw, en ik kan u de ver
zekering geven, dat het een alleszins ge
schikt jongmensch is, aan wien uw echt
genoot zijne belangen gerust kan toever
trouwen.»
«Kent u hem dan zoo goed, docter?»
»Ik ben zijn voogd mevrouw, en leerde
hem sinds geruimen tijd kennen als een
degeljjk jongmensch, toegerust met de noo-
dige kennis, hetgeen u gereedelijk zultge-
looven als ik er bijvoeg, dat hij bij zijne
chefs in een zeer goed blaadje staat aange
schreven.»
»Zou u de goedheid willen hebben docter,
om hem te verzoeken, in de loop dezer week
eens aan te komen? Ik zal dan inmiddels
met mijn echtgenoot over hem spreken.»
Met genoegen, mevrouw.»
Docter van Tinhoven nam hierop afscheid
en mevrouw spoedde zich naar haren pa
tient, om hem met al de liefde en harte
lijkheid welke ze voor hëm gevoelde, op te
passen en te verzorgen.
Je bent een geluksvogel, meneer Lans
veld, één uit duizenden, iemand geboren
onder een gezegende planeet, bestemd om
beroemd, rijk en gelukkig te worden. Met
deze woorden kwam op een zekeren avond
een paar dagen na de visite van docter
van Tinhoven bij de familie van Arkum,
Paul's vriend de heer Beers in vliegende
vaart de kamer van eerstgenoemden binnen
stuiven en begon daarop dadelijk met niet
weinig beweging een vers te reciteeren, toe
passelijk op den voorspoed.
«Kerel wat scheelt je vroeg Paul niet
zonder verbazing, zijn opgewonden vriend
beschouwende.
»Mjj antwoordde deze op kluchtigen
toon, «niets dan een beetje geld, een beetje
roem en een beetje moed had ik die drie
kleinigheden, uw zeer onderdanige dienaar
zou de gelukkigste en naar ik vertrouw de
tevredenste sterveling op Gods lieven aard
bodem zijn.»
»Maar Beers, oude jongen! wat is er ge
beurd heb je een erfenis of zoo iets ge
kregen
»Geen erfenis, meneer Lensveld.»
»Of een trek uit de loterij
»Geen trek uit de loterij.»
»Maar alle duivels kerel, wat scheelt je
dan, ben je op een bruiloftgeweest.dat je
zoo buitengewoon in je nopjes zijt?»
»Mis geraden, mon amiallemaal mis
en al raadt je nog eenige duizende jaren
aaneen, toch raad je het niet,» en de wjjs
van een populair deuntje neuriënde, begon
de heer Beers een geimproviseerde wals op
de kamer uit te voeren, tot blijkbare ver
bazing van Paul, die, niet gewoon zijn vriend
zoo buitensporig te zien, er aandacht.dat
hij ergens getracteerd was geworden en
de dampen van den genoten spiritus hem
in de beenen waren gezakt.
Eindelijk had de danser zjjne voorstelling
geëindigd en viel hijgende op een stoel neer,
onder den uitroep: heb je wjjn?»
«Wijn
»Ja wijn. fonkelenden, parelenden wijn,
wjjndruivensap, het edelste vocht der
vochten, den mensch geschonken om vroo-
lijk te zijn en de weinige dagen van voor
spoed en geluk, die hem in dit aardsche
tranendal te beurt vallen, feestelijk te vie
ren.»
Paul twijfelde niet meer of de heer Beers
had te veel gedronken en voegde hem ee-
nigszins knorrig toe:»water zou misschien
beter voor u zijn, Beers.» „Water,» her
nam deze met een verachtelijk gebaar, wa
ter drinken de eenden en de kikvorschen,
in water drijven de afschaffers en de zee
meeuwenwater! Wijn moet er wezen!
wijn verheldert het verstand en verfrischt
den geest, wijn inspireert den kunstenaar
en den dichter en schenkt den veldheer
moed en beleid, en voor en aleer gjj geen
wijn geeft, vertel ik u geene syllabe van
al het nieuws, waarvan ik overloop.»
Paul, die wel zag, dat zjjn vriend tame
lijk vast besloten was, om zijn woord ge
stand te doen, ging naar een kast en zette
een flesch met twee glazen op de tafel
Beers ontkurkte ze en schonk in. Toen de
glazen gevuld waren, stelde hij een ellen
lange toast in op de schoone kunsten en
de schoone dames, klonk met zijn vriend,
die over al zijn rumoer het hoofd schudde
en begon toen met zjjn nieuws voor den
dag te komen.
«Primo Paul, beste jongen, wenschikje
geluk."
»Waarmee?" vroeg Paul tamelijk nuch-
teren.
»Dat zal ik je vertellen, spits je ooren
en luister goed toe, want mijne woorden
zjjn goud waard."
»'t Zal wat moois wezen."
»Mooi, 'n engel is ze."
»Maar hoor eens Beers, praat nu niet
zulken onzin, heb je wat nieuws, vertel
dan op en laat al die franjes er buiten,"
»Dus zoo m ar eenvoudig weg, allemaal
proza, zonder 'n enkele lettergreep poezy er
tusschen
»Als 't u blieft."
»Nu, goed als ge 't zoo verkiest, maar
schenk eerst nog eens in, zoo geheel droog
daar zie ik geen kans toe,"
»Paul schonk. Beers ledigde zijn glas en
begon weêrVan morgan liep ik op den
Haarlemmerdijk en ontmoette er den doc
ter."
«Docter van Tinhoven
«Dezelfde, hij wenkte mij, gaf mij de hand,
vroeg hoe 't met mij ging, in een woord
was de vriendelijkheid zelve.»
«Verder.»
«Jawel wacht even, je bent verduiveld
gejaagd van avond, hoor
«Vind je?»
«Zeker vind ik maar enfin, om tot
de zaak te komen «Beers» vroeg hij, kom
je van avond ook nog bjj Paul Misschien
wel docter, gaf ik hem ten antwoord. «Zou
je mij dan wel 'n kleine dienst willen be-
wjjzen?» Met genoegen, zei ik, en
toen vertelde hij me, dat hjj over meneer
van Arkum ging, dat deze ziek was en
iemand noodig had om een paar keer in de
week 's avonds wat schrijfwerk te verrich
ten, dat mevrouw hem gevraagd had of hij
niet een geschikt persoon wist voor die
taak en dat hij toen u heeft aanbevolen.»
»Is dat nu alles?»
»Geduld wat, ik ben er nog niet, de doc
ter wist niet of hij van avond nog tijd zou
hebben om zelf even aan te komen, maar
ingeval dat dit onverhoopt niet zoo mocht
zjjn, had hij gaarne, dat ik u namens hem
verzocht van avond om 'n uur of acht, na
kantoortijd weetje, eens bjj meneer vaR Ar
kum aan te loopen om over die zaak te
spreken.»
»Heeft die meneer dan geen bediende?»
»Neen, hjj schijnt eens een geduchte tik
aan zijn oor te hebben gehad en van dien
tijd at heeft hij zich, naar ik wel eens ge
hoord heb, vast voorgenomen alles alleen te
werken orn daardoor zooveel mogelijk uitga
ven te besparen; later is hij er wel weer
boven opgekomen, maar de gewoonte om
alleen te arbeiden heeft hij gehouden, tot
dat hjj zich ziek heeft gewerkt en hulp
noodig heeft.»
»En daar wil je mij naar toe hebben?
Merci, ik heb mijn ledige uren veel te lief
om ze voor 'n appel en 'n ei aan anderen
af te staan.»
»Stil rnaar manneke, je weet nog niet
alles.»
«Wat is er dan meer?»
»De verdiensten zullen misschien niet
hoog zijn, maar je zult er in aanraking ko
men met het mooiste en beste meisje uit
geheel Amsterdam.»
»'t Mooiste meisje uit Amsterdam, hoe
dan?»
»Met Mathilde, de schoone dochter van
van Arkum.
»Wat kan mij dat schelen? meen je dat
ik niets te doen heb dan naar de mooie
meisjes te kijken? Neen ik ga niet, ik bedank
er voor.»
»Hoor zoo'n oudbakken jong mensch eens
redenerenje Ijjkt wel iemand van tachtig
jaren kerel, nog geen twintig jaren en dan
al dwars van de schoone sexe, kom aan, wees
wijzer!»
»Dat zal ik ook, ik zal wijzer zijn en mijn
tjjd besteden tot hetaanleeren van de voor
mjjn vak benoodigde kennis
»Als dat je voornemen is, kan je niet
beter doen dan naar dien heer van Arkum
te gaan; want hjj is zoo niet de knapste,
toch een van de meest ervaren kooplieden
van de stad, van wien ge stellig zeker zeer
veel zult kunnen leeren.»
»Is 't heusch zoo?»
«Bepaald waar, dus wil je opleidingen ken
nis, zoek den man op, help hem een paar
avonden in de week en ik ben er zeker van,
later zal je zeggen: Beers, man! je bent 'n
juweel van 'n vent, want je raad was goud
waard.»
»Nu, ik zal er over denken, maar zeg mjj
nu toch ook eens, hoe kom je zoo opgewon
den van avond?»
»Dat zal ik je eens uit mekaar zetten,
luister maar weer. Ik zat van middag voor
kantoortijd in de voorkamer te schilderen,
omdat ik achter niet al te best meer kon
zien. Toevallig komt de schilder Roelantz
voorbij, ziet mij werken en kijkt door de
glazen naar mijn paneel.
Ik kon naluurljjk niet anders doen dan
hem beleefd binnen te vragen, hetgeen hij
deed. Als iemand die zijn doodvonnis ver
wacht, staarde ik hem aan toen hjj mijn
werk bezichtigde en wachtte bjjna zonder
adem halen op hetgeen hij zou zeggen. Lang
keek hjj, hield het paneel bij het licht en
vroeg eindelgkhebt gij les gehad Ik ant
woordde, neen. Nooit? vroeg hij weer. Neen,
herhaalde ik. Dan, zeide hij, zult gjj het
ver in de kunst kunnen brengen en bij
eenige leiding en verdere inspanning een
groot meester kunnen worden.»
Het was op dat oogenblik of alles voor
mjjri oogen draaide; ik zakte op mjjn stoel
en had alle moeite om bjj mijn positive te
bljjven. De schilder sprak nog'teen en an
der over de kunst, gaf mij eenigen goeden
raad en verzekerde ten slotte, dat ik gerust
in mijn ledige uren bij hem mocht komen
om nu en dan een lesje te halen en zie
daar dan, beste vriend, de reden van mijne
opgeruimdheid, ik had het u wel al dadelijk
kunnen zeggen, maar meende u eerst om
trent uwe eigene belangen te moeten spre
ken.»
«Paul gaf hem de hand en wenschte hem
geluk, hem te gelijk dankende voor zjjne
goedheid.
Geen dank, verzekerde Beers, schenk lie
ver nog eens in, hoera! ik ben zoo geluk
kig, want ik zal een groot schilder worden
en dat door eigen volharding en vljjt,
leve de kunst, leve de heer Roelantsz, leve
de geheele wereld!»
Toen zijne opgewondenheid een weinig
bedaarde, werd Beers gemoedelijk en deed
Paul een getrouw verslag van zjjne plannen
voor de toekomst en verzweeg zelfs zijne
liefde voor Augusta niet.
{Wordt vervolgd).
end.
arin echter ver-
indacht trekt en
alleen, dat wil
innen met twee
zijl twee koetsiers
igin zat de Ko-
echter veranderd.
ju steeds vooraf
en door twee
et portier, in de
ngin, een heer
schouwspel
nd geweest zich
iogelijk te bewe-
>n tot allerlei ge-
hardnekkigst aan
wervende is aan
gepakt en naar
nd omdat derge-
Ten worden, ge
lijk zwellen en
»r worden als zeer
rvan mag geen
aamd niets ge
il. de Koningin
ijdt, wordt door
klaring gezocht,
patent uit en
"emendheid in
N. v. N.
20-tal vragen
dat men elk
n lezen, zon-