Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken. TSP. 51. Zondag 18 December 1898. 7 e Jaargang. Nieuwstijdingen. Feuilleton. NIEUWE lUlilJUklI CO VIA KT. Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS voor Noordscharwoüde, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden 50 ct., franco p. post OO ct. UITGEVER: J. H. KEIZER. BUREEL: IVoordscharwoude. PRIJS DER AD VERTENTIËN: Van 15 regels 30 ct., elke regel meer £5 ct. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. GOEDHARTIG. Wanneer de maatschappij te vergelijken is bij een onmetelijke machine, met honderdduizenden raderen en rondsels, met assen en stangen van allerlei soort, dan is goedheid de olie, die in ruime mate op de wrijvingspunten moet aange bracht worden, om een zachten en regelmatigen gang te verzekeren en te beletten dat de ver schillende stukken spoedig door slijtage buiten werking geraken. Goed te zijn is het hoogste. Alle zedelijke arbeid, dien we aan ons zeiven volbrengen, moet daarheen gericht zijn. Met dat eenvoudig woord is alles gezegd. Het spraakgebruik heeft bij alle bekende volken nu eenmaal van het hart den zetel gemaakt van het gemoedsleven en alleszins verklaarbaar is het dus dat de term goedhartigheid" in zwang is gekomen. Natuurlijk openbaart zij zich tot medemen- schen 't allermeest. Zeer zeker, maar ook tot de dierenwereld. Wie wreed is tegenover de redelooze wezens, zjjn huisdieren slecht behandeld, die kan onmo gelijk een goedhartig mensch genoemd worden, en in 't voorbijgaan willen wij er even op wijzen dat het van zeer veel belang is en van groote paedagogische waarde, wanneer wij onze kinde ren reeds vroegtijdig liefde inprenten voor de dierenwereld. Goedheid des harten openbaart zich op zeer onderscheiden wijzen. Welk een geheimzinnige macht is het, die de hen haar kiekens op zoo treffende wijze doet verzorgen, haar behagen doet vinden in een eenzame opsluiting gedurende vele weken, haar bij eenig dreigend gevaar een moed ver boven haar krachten doet ten toon spreiden? We maken ons van die vraag at met het niets zeggend woordInstinct"verder gaat onze wijsheid niet. Dat beteekent, dat we er hoege naamd niets van weten. Goedhartigheid zal wel niemand het vooreerst noemen. Evenmin zijn we gewoon dien naam te geven aan het overeenkomstig gevoel, dat de moe der bezielt voor haar kind. Het natuurlijk bestaan van deze bijna onuit roeibare toegenegenheid is oorzaak, dat men haar niet beschouwt als een bewijs van goedhartigheid ruwe en wreede wilden, zooals er leven in ver wijderde en onontgonnen streken en in de don kere hoeken van de beschaafde wereld, hebben toch dat gevoel. Goedheid des harten daarente gen is iets, dat moet worden aangekweekt, zal het tot voldoende ontwikkeling komen. Hoe komt het, dat zelfs bij zeer jonge kinde ren, op wie de invloed der opvoeding nog weinig kan hebben ingewerkt, groote verschillen zijn waar te nemen, wat betreft zekere „aangeboren" goedhartigheid? Dat die verschillen zich vertoo- nen bij de kleinen in één gezin, van hetzelfde ouderenpaar, en onder ongeveer .gelijke omstan digheden opgroeiden Laten we met betrekking tot oorsprong en oor zaak de bescheidenheid in acht nemendaaren tegen, met de verschijnselen, die we wèl kunnen opmerken, ons voordeel doen. Goed is alleen datgene, wat werkelijk nuttig is. Op het zedelijk leven toegepast: wat dienen kan om de menschen gelukkiger, dat is, beter te maken. Wordt hulp gevraagd door menschen, met wier omstandigheden wij bekend zijn, en van wie wij dus weten dat onze handreiking voor hen een behoefte is, dan is de zaak gemak kelijk genoeg, en het komt er maar op aan te bepalen, wat hun het meest dienstig is. Dan spreekt de stem der broederschap, en haar hebben we eenvoudig gehoor te verleenen alleen heb ben we te overwegen, of het niet mogelijk is de stoffelijke hulp te verbinden met een bijstand, die verheffend werkt en een terugzinken voor komt. Want dat moet op den voorgrond staan, dat de echte goedhartigheid ook verstandig is en nadenkt bij hetgeen zij doet. Dat is een eisch der billijkheid. Een slecht bestede gave is weggeworpen en ontneemt iets aan het deel dat hun toekomt, wien de hulp tot steun kan verstrekken. Daarom ook is een weigering niet altijd een bewijs van hardheid dikwijls is zij plicht. Als een bedrieger gemakkelijk dupes maakt, wordt hij nog slechter; zijn succes maakt hem over moedig en hij zal zijn aanslagen vermenigvul digen. Indien het eenigszins mogelijk is, late men een onderzoek voorafgaan. Kan, hetgeen de man vertelt, die uw hulp inroept, waar zijn? Spant hij uw goedhartigheid geen strikken Maar het is juist dat onderzoek, waartoe men veelal zich geen moeite wil geven. Het vereischt tijd, het vereischt werkzaamheid en ook ernst. We zien tegen dien omslag op, en laten het dus van onze stemming van het oogenblik af hangen, of we zullen weigeren of toegeven. Dat is niet in orde. Ook mochten we het kleine kapitaaltje aan goedhartigheid, in welks bezit we ons verheu gen, wel wat meer rentegevend trachten te ma ken, door al die betrekkelijk geringe sommetjes bij elkaar te leggen. We moeten naar meer sa menwerking streven, ook op dat gebied. Met raad elkander voorlichten, met de daad elkander bijspringen, als dat meer gedaan werd, dan zou, waar hulp noodig is, deze op meer afdoende wijze kunnen worden verleend, waar zij ten onrechte wordt ingeroepen, met meer grond van zekerheid een afwijzende besohikking zijn te nemen. Er zou ook beter tegen bedrog worden gewaakt. Het gebeurt dat dezelfde persoon, die een mooi verhaal van denkbeeldig leed weet samen te flansen, onderscheiden slachtoffers maakt, en als dezen dan later eikanker ontmoe ten, en toevallig hun wedervaren vertellen, dan hoort menEi, heeft die deugniet u ook een bezoek gebracht? Nu, met hetzelfde praatje heeft hij mij ook beetgenomen. Dat behoefde niet, als wij ons een weinig wisten te vereenigen. Zelfs in het geval dat dadelijk onderzoek niet doenljjk is, en men besluit op goed geluk de gevraagde hulp te geven, zou nog slechts één vrucht in verkeerde aarde vallen en de oplichting niet herhaald worden. Goedhartigheid is een kostelijke plant, maar we moeten haar met zorg aan kweeken, opdat zij niet verbastere. Dat kan ook, door onzen arbeid en onze ervaringen in gemeenschap te brengen. Sint Pankras, 9 December 1898. Hedenavond vergaderden in het lokaal van den heer J. Ruijs alhier de in deze gemeente wonende leden van de te Broek op Langedijk gevestigde Landbouw- en Handelsvereeniging in vereeniging met de Tuinbouw vereeniging „Vrones Hope", welke uit nagenoeg dezelfde leden bestaat. Aan de orde was de vraag: Zullen de te Sint Pankras wonende leden der Landbouw- en Handelsvereeniging zich vereeni gen tot eene afdeeling? Nadat de president, de heer A. Oudes, deze vraag namens het Hoofdbestuur aan de orde had gesteld, werd door den heer D. Kloosterboer ge wezen op de houding van 't hoofdbestuur in den afgeloopen zomer in zake de afschaffing der over- tallen. Hij voorzag, dat velen zich van de vereeni ging zouden onttrekken. De heer G. Kempers wjjst op 't nut van het vormen van afdeelingen en betoogt, dat de be langstelling dor leden in de Vereeniging door het vormen van afdeelingen zeer zal verhoogen en een opgewekt afdeelingsleven de bloei is van eene Vereeniging. Hij is van meening, dat, mocht het waar zijn, dat het Hoofdbestuur niet goed heeft gehandeld, hiermede de Vereeniging volstrekt haar recht van bestaan niet heeft ver loren. Het nut van 't vereenigingsleven wordt tegenwoordig door bijna niemand meer in twij fel getrokken. Welke vereeniging ziet maar al tijd dadelijk hare wenschen vervuld? En is er behalve de afschaffing der overtallen nog niet genoeg te doen? De heer L. v. d. Vijzel zegt, dat de door den heer Kloosterboer genoemde zaak met de aan de orde gestelde vraag niets heeft te maken en pleit sterk voor het vormen van eene afdeeling Sint Pancras. Achtereenvolgens spreken in denzelfden geest de heeren A. Nobel en Jb. Wagenaar, terwijl de heer K. Ploeger als zijne meening uitspreekt, dat de afdeelidg Sint Pancras hare zelfstandig heid alsdan te veel prijs geeft, welke meening door anderen wordt weerlegd. De zaak voldoende besproken zijnde, wordt tot stemming overgegaan en verklaren zich 20 leden vóór en 2 tegen het vormen van een afdeeling, Daar nu nog zaken, de Tuinbouw vereeniging betreffende, moesten worden besproken, werd be sloten, dat de leden van de nu gevormde afdee ling Sint Pankras van de Landbouw- en Han delsvereeniging eerstdaags tot eene vergadering zullen worden opgeroepen, ten einde een afdee- ling8reglement vasttestellen en een afdeelingsbe- stuur te kiezen. Alsnu wordt aan de orde gesteld de vraag: „Heeft naast de genoemde afdeeling nu ook nog De Tuinbouwvereeniging recht van bestaan?" Verreweg de meerderheid der leden verklaarde zich voor het behoud der Tuinbouwvereeniging. Ten gevolge van de gevallen besluiten bedank ten sommigen als lid der Tuinbouwvereeniging en enkele anderen als lid der Handelsvereeniging. Nu deed de penningmeester der Tuinbouwver eeniging rekening en verantwoording van het ge houden beheer over 1898 en bleek, dat de kas een batig saldo heeft van f8.98. Aan de orde werd nu gesteld de vraag: „Is het wenschelijk, dat te dezer plaatse eene fabriek van geconserveerde groenten wordt opge richt?" Over 't geheel was men met deze zaak niet genoeg op de hoogte om een beslist oordeel over de uitvoerbaarheid uittespreken. Besloten werd, dat op kosten der Vereeniging twee of drie leden elders een grondig onderzoek zouden instellen. Als zoodanig werden door de vergadering aange wezen de heeren: A. Oudes, K. Ploeger en D. Kloosterboer. Voor de behandeling van het laatste punt der agenda: „De aardappelenteelt te dezer plaatse" Paul en Augusta Oorspronkelijke novelle. 15.) Paul neigde wel een weinig naar dien kant over en wel was het jammer, dat zjjn vriend Beers vertrokken was, want deze met zjjn taai geduld, zjjn energie en vroo- lijken aard, zou door den invloed, dien hjj op zjjn vriend uitoefende, allicht het raiddel hebben weten te vinden om de somberheid van Paul te verdrijven en hem denzelfden jongen van voorheen te maken. Maar hq was heengegaan en de groote verre zee lag tusschen hem en zijn vriend, die nog dikwerf aan hem dacht en nu eerst recht begon te gevoelen, wat hij in hem miste. Met geen gering verlangen zagen Paul en diens zuster naar -een brief uit van den schilder en beiden telden de dagen en we ken, die er verloopen moesten voor zij eenig schrijven van hem konden ontvangen. Toen eindelijk de tjjd daar was, zagen ze in niet geringe spanning eiken posttijd te gemoet en het was hun eene wezenlijke teleurstel ling, als de facteur met zjjn tasch hen pas seerde, zonder de gewenschte brieven af te - geven. Onder de rampen des levens zjjn er zeker geene, die zulk een prikkelende kwelling veroorzaken als deze, een brief zeker te verwachten en toch niet te ont vangen. Zjj, die zoo iets niet bjj ondervinding heb ben, zullen moeieljjk gelooven, welk een we zenlijk verdriet eene zoodanige gebeurtenis veroorzaakt. Reeds eenigen tijd voor de postkar arri veert wordt men zenuwachtig, loopt telkens naar het raam, om op straat een blik te werpen, of er ook iets te zien is van den brieveman en van het raam naar de pendule, om deze te raadplegen omtrent den tqd. De wjjzers kruipen schijnbaaruiterstlang- zaam voort en men komt in verzoeking te gelooven dat het uurwerk stilstaateinde lijk slaat het en trillen de slagen door de kamer, een zonderlingen indruk makende op den wachtenden. Weer kijkt men de straat op daar in de verte meent men den man te zien: neen, hq is het niet; wat? Ja, hq is het toch, hij komt den hoek om; zal hij een brief hebben? Daar is hjj, neen hjj gaat een winkel in om een brief af te geven. Wat duurt het lang eer hq zqn port ontvangen heeft! hij maakt zeker 'n praatje over het weêr: begrijpt zoo 'n vent dan niet, dat de menschen naar hunne brieven wachten? Daar is hjj weer hjj komt op het huis af nog een pas of wat en hjj zal er zjjn, de hand gaat reeds in de tasch men zoekt al naar geldgaat de bel nog niet over? Verbazend wat duurt het langmet haastige stappen gaat men op nieuw naar het raam en ziedaar onze man aan den overkant van de straat een brie! afgevende aan een onzer buren. Alweêr niets zeggen we op doffen, neêrslachtigen toon, alwéér niets! - - Paul had reeds verscheidene malen deze teleurstelling ondervonden en zjjn humeur werd er niet te beter op. Augusta verkeerde in hetzelfde geval en zond telkens den knecht naar haar broêr, of hjj geene brie ven ontvangen had. Zjj vooral reikhalsde naar nieuws uit Ame rika, want mevrouw had reeds een en an dere maal gesproken van naar buiten gaan en voor ze vertrok zou ze toch zoo gaarne iets van haren beminde willen weten. Ligt toch was er iets in den brief, waarover zij met Paul moest raadplegen en zaten ze een maal op het buiten, dan was dat niet moge lijk. Dat wachten, dat wachtenwat was het toch pijnlijk. Docter van Tinhoven 3cheen ook al on rustig. Geen morgen ging er om, of de goede man kwarn bjj Paul hoogte halen, of hjj nog niets ontvangen had en als dan het gewone: neen docter, ten antwoord gegeven werd, begonnen beide telkens weder uit te reke nen, hoelang Beers op reis was en bespra ken zjj den gewonen duur van een tocht naar Amerika, alsmede de kansen eener al of niet voorspoedig reis. Van beiden, van lange en korte reizen, werden dan voorbeel den aangehaald en beredeneerd en als de arts ten laatste opstapte, gaf hjj de hoop te kennen, dat hjj morgen gelukkiger mocht zjjn en Paul in het bezit van de gewenschte brieven mocht vinden. »Wij moeten geduld oefenen," verzekerde hij ten slotte, zette, dan zijn hoed op en verliet de kamer met een gelaat, dat echter geheel in strijd was met zjjne wjjze spreuk. In den kruidenierswinkel waren ze al even onrustig als Paul zelf. Zjjn huisheer en diens vrouw hadden van den docter al een en ander maal vernomen, waarom hq zoo iederen dag weer hun commensaal opzocht en nu was ook hunne belangstelling gaande gemaakt. Als het de tjjd was, dat de facteur ge woonljjk op de buurt kwam, nam onze man al eens 'n kijkje op de stoep, ja het was zelfs gebeurd, dat hjj bezig was zjjne vo gels te voeden en de brievenman aan de overzjj zichtbaar werd, dat hij zjjnen ge- wichtigen arbeid in den steek liet om naar buiten te loopen, in de hoop, iets voor den bewoner zjjner kamers te zullen ont vangen. Eindelijk, het was op Zaterdag, daar kwam de facteur op den winkel aan. De kruidenier ontstelde min of meer; hjj had zoo lang in spanning gezeten dat, toen de langverwachte tjjding kwam, het hart hem hoorbaar klopte. »Een brief voor mijnheer Lansveld!" Hoeveel port? »franco meneer!" en weg was de bode weer. De kruidenier bekeek het gewichtig papier aan alle kanten 'n brief uit Amerika! hq had er eerbied voor uit 'n ander werelddeel, jongens, dat was toch wat! ook moeder de vrouw kwam het papier zien. Een brief die zoo ver weg kwam had ze nog nooit in hare handen ge had. Ze waren nog druk bezig het adres te lezen en nog eens te lezen, toen Paul van boven kwam stormen en docter van Tin hoven den winkel instapte, waarop de let teren in de hand van den geadresseerden overgingen en deze met den arts naar bo ven klom, om het eerste bericht van Beers uit Amerika te lezen. Wjj noodigen den lezer uit, in het volgende hoofdstuk van den inhoud kennis te nemen. Brieven en Brieven. Lees maar eens voor, vriendje! noodde docter van Tinhoven Paul uit, en deze, ge hoor gevende aan het gedane verzoek, begon den inhoud des briefs overluid te lezen. New-York den Zeer waarde Vriend! Daar zit ik dan. Waar vraag je? In het hotel »The Eagle" broadstreet num- mero zooveel het nummer ben ik verge ten, anders zou ik het er bjj zetten, omdat ik wel kan denken, dat ge een in alles juist en waar verhaal van mjj verlangt van mjjne lotgevallen tot dus verre. Ten einde aan dit uw billijk verlangen zooveel mogeljjk te voldoen, »oldfellow," zal ik maar met hei begin aanvangen en noodig u uit, mjj daar toe uwe welwillende aandacht (redenaars stjjl) te schenken. Als punt van uitgang stel ik voor, het oogenblik te nemen dat de boot, waarop ik mjj bevond Amsterdam ver liet, om ons naar Londen over te brengen. Dear mewat was dat een naargeestig oogen blik, als ik er nog aan denk, bekruipt mij op nieuw een soort van heimwee, dat ik, om eerljjk voor de waarheid uitteko-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1898 | | pagina 1