BIJVOEGSEL
NIEUWELANSEDIJKER COURANT
van ZONDAfi 25 DECEMBER 1898.
VAJST DE
Feuilleton.
J, B, Keizer
Paul en Augusta.
Oorspronkelijke novelle.
16.)
New-York is eene prachtige stad en het
leven hier, als men een weinig bekend is,
allerprettigst Ik stel mij voor, met mijne
moeder een bovenhuis te betrekken en mij
daar op mijn gemak interichten. Meneer van
Hessen heelt mij voorgesteld samen te wo
nen, omdat hij meent, dat zulks èn voor
zijne beurs èn voor de conversatie het beste
zal zjjn. Wat zjjne beurs betreft, geloof
ik dat hjj gelijk heeft, want het is hier on
gelooflijk duur leven, vooral als men gesteld
is op Hollandsche comfort.
En nu nog iets tot besluit over de Ameri
kanen.
Wonderlijker kerels, beste Paul, heb ik
in mijn leven niet gezien als men de echte
soort neemt, bieden ze een interessante stof
aan voor hen, die hun vak maken van het
bestudeeren van de menscheljjke natuur.
Zoo'n echte volbloed Amerikaan is nooit ver
legen en weet overal raad voor.
Hoe die kerels aan den kost komen, daar
kunt ge u zoo geen idé van maken. Van
daag zijn ze kruier, morgen winkelier, over
morgen spelen ze voor docter en als dat
niet opgaat worden ze schoolmeester of ad-
vokaat.
Hun geheele leven is een bestendige jacht
op den almachtigen dollar; dien te beko
men, daarmede hun zak te vullen, is het
groote doel van hun leven. Zooveel ik er in
den korten tjjd dat ik hier ben reeds van
gezien heb, acht ik een Amerikaan in
staat, om zelfs zjjne moeder voor geld te
laten zien.
Geld het is overal in de wereld de
spil waarom alles draaitdat is eene waar
heid waarvan ik meermalen de treurige
ondervinding opdeed, maar nergens voorze
ker is dit meer het geval dan hier.
Gjj zoudt verbaasd staan over de vinding
rijkheid van den Amerikaan, zoodra zijne
gedachten over de dollars beginnen te loo-
penhij is dan bepaald een genie, dat uit
alles goud weet te slaan en uit de vreemd
ste combinatiën den almachtigen dollar weet
te voorschijn te roepen.
Later kom ik op dit punt nog wel eens
terug. Een eerste brief, die van alles ge
wagen moet, is natuurlijk geljjk aan de ruwe
schets eener schilderij die men naderhand
moet uitwerken, zoo hier en daar 'n Iqn en 'n
trek, om van de gedachte compositie eenig
idé te geven.
De oude vrouw houdt zich uitmuntend;
't goede mensch is gelukkig, zegt ze, als ze
maar hjj haar zoon is; beiden zijn we ge
zond als visschen, een toestand die ik van
harte hoop dat ook uw deel moge zjjn en
dat van Augusta. Voor haar is inliggende
brief, dien ge wel zoo goed zult willen
zijn dadelijk te bezorgen.
En nu, neem mij niet kwaljjk dat ik zoo
weinig schrijf, ik ben hier pas en het kan
u dus niet bevreemden, dat ik, in mijn
haast om u spoedig iets van mjj te doen
hooren, niet in alle bijzonderheden heb kun
nen treden.
Schrijf vooral eens spoedig terug; mijn
adres is Hotel the Eagle, Broadstreet,
New-York.
Na minzame, hartelijke groete ook
aan den docter en Augusta, noem ik mij uw
altijd trouwe vriend
Beers.
>Mooi," zei docter van Tinhoven, toen
Paul den brief weder in zijne plooien
vouwde en in den binnenzak van zijn jas
wegborg, »mooi, die vent zal zjjn weg
daar wel vinden, daar ben ik niet bevreesd
voor.
Natuurlijk zal hjj eerst nog wat leergeld
moeten betalen aan de Yankees, want die
kerels zjjn den duivel te slim; men zegt
niet ten onrechte: één Chinees bedriegt
twee joden, maar één Amerikaan drie Chi
nezen.
Is hjj echter dien torn te hoven, dan zal
het Beersje zich wel spoedig in zoet water
weten te werken en dan komt hjj vet als
'n paling terug.
Als gij hem terug schrjjft, doe hem dan
mijne groete Paul, en herinner hem er nog
eens aan, dat iemand die wil bijna alles kan."
Paul beloofde dit en beide gingen daarop
de kamer af, de docter om zijnen patiënten
de gewone visite te brengen, Paul om zijn
zusje op te zooken en haar gelukkig te ma
ken met het nieuws uit Amerika.
Augusta was in de wolken met de beide
brieven die Paul haar overhandigde en
spoedde zich naar hare kamer, om er onge
stoord de letteren van haren beminde te
genieten.
Met bevende hand opende zij de enveloppe
en verslond als het ware den inhoud, en
geen wonder, want wat Beers schreef, dat
ademde alles reine, innige liefde.
Op bemoedigenden toon schreef hij van
zijne vooruitzichten en van de hoop die hjj
koesterde, spoedig naam te zullen maken en
veel geld te maken voor zjjn werk. En als
dat tjjdstip eenmaal daar was, zou hij te
rugkomen naar het vaderland, om er zjjne
Augusta op te zoeken en haar als zijn ge
lukkig vrouwtje met zich te nemen.
In gloeiende bewondering weidde hij uit
over het stille huwelijksgeluk, dat dan hun
deel zou zjjn en niet dan met moeite ge
hoorzaamde Augusta aan de stem harer
mevrouw, die luid bromde over het lastige,
domestieken te hebben, die met anderen in
correspondentie waren, en plichten verga
ten, om zich in de lectuur van allerlei ge
schrijf te verdiepen.
Maar haar gepruttel deerde ditmaal het
meisje niet, hare ziel was te zeer vervuld
met de schoone beelden, in den brief van
haren beminde afgeschilderd en zjj hoorde
het bijna niet, dat mevrouw Bruggen haar
met onbillijke berispingen overlaadde.
De dissonanten van mevrouw. ze smol
ten als te zamen met het heerlijke lied der
liefde en der hoop, dat door de ziel van
het meisje ruischte als eene plechtige, hei
lige muziek.
Het was zomer; de liefefjjke adem van
het zuidewindje speelde met het loof der
boomen en dartelde door de kelken der
bloemen. De heldere stralen der zon besche
nen vroolijk de groene weiden en gaven
de schoone aarde gloed en warmte.
In tuinen en bosschen juichten en zon
gen de vogelen, terwjjl vliegen en insek-
ten elk op hunne wjjze hunne stemmen
paarden aan het hatmonisch lied dat de
schepping haren Schepper zong.
Verscheidene familiën spraken er over,
haar buitens op te zoeken, om in de stille
verrukkelijke natuur afwisseling te zoeken
voor het gewoel en het stof der hoofdstad.
Ook mevrouw van Bruggen had de noo-
dige bevelen gegeven om zich voor te be
reiden, eenige weken op haar buiten door
te brengen.
Etteljjke kisten en koffers werden gepakt,
van vrienden en bekenden werd afscheid
genomen en op zekeren morgen het rij
tuig voor geroepen om den tocht te aan
vaarden.
De tocht van mevrouw naar Lustoord
dus heette hare buitenplaats werd ge
woonlijk op zeer zonderlinge wjjze gedaan.
In stede van per spoor te reizen, kwam er
een groote reiswagen voor, die van onderen,
van boven en van binnen met allerlei pak
ken en kisten zoo vol werd gepakt, dat het
bjjna onmogelijk was er meer plaats te vin
den. Als dit behoorlijk in orde was en al
de touwen en kleeden vastgesjord waren,
namen mevrouw, haar dochtertje en hare
gezelschaps-juffer tusschen de manden en
pakjes in den wagen plaats en beklom de
binnenmeid in gezelschap van den koetsier
den bok.
Het bankje achter den wagen werd in-
nomen door de werkmeid en de huisknecht,
die belast waren met het toezicht op de
bagage en het schoothondje en gewoonlijk
hunnen arbeid met lachende gezichten ver
richtten. Het spteekt wel van zelf, dat eene
zoo wonderlijk uitgeruste en bevolkte koets
de kwinkslagen der nieuwsgierige voorbij
gangers in ruime mate uitlokte en tal van
uiige gezegden met het dienstdoende per
soneel gewisseld werden. Mevrouw hoorde
ze wel, die schimpscheuten op hare zonder
linge manieren, maar zjj stoorde er zich
in het minst niet aan en liet de menigte
zeggen wat ze wilde.
Gewoon, haar eigen wil in alles te vol
gen, bekommerde zij zich in den regel wei
nig om het oordooi der wereld en ging
haar eigen weg.
Na een rid van een paar uur had men
Lustoord, dat onder Haarlem lag, bereikt
en stegen de reizigers af, om zich op het
fraaie buiten zoo goed mogelijk in te richten.
Gusta kreeg een klein bovenkamertje te
bewonen en gevoelde zich reeds den eersten
dag zeer op haar gemak. De ramen van het
kamertje gaven een heerlijk uitzicht over
het ruime vrjje veld en uren aan een kon
het lieve meisje hier zitten peinzen en mij
meren en dan vooral, als mevrouw visite
ontving of naar Haarlem reed om hare ken
nissen op te zoeken, gevoelde Augusta zich
gelukkig en tevreden. Ieder oogenblik speel
de ze met de kleine Emma in de lanen
van den tuin, ving kapellen en insekten,
vlocht, kransjes van bloemen en groen en
genoot volop de schoone, lieve natuur.
De eerste dagen, die Gusta op het bui
tenverblijf doorbracht, behoorden tot de
schoone, zonnige dagen van ha er leven.
Te midden van groen en bloemen te
mjjmeren over liefde; onder het lommer
der prachtige boomen te luisteren naar het
gebrom der gevleugelde zangers en het ge
snap harer kleine leerlinge, de aromatische
geuren der flora's in te ademen en zich
vrg te gevoelen in Gods heerljjke schepping
dat alles was haar een genot, een heldere
zonnige tint, waartegen het leven in de stad
als een donkere schaduw afstak.
O! mocht ik hier altjjd wonen, mocht
het hier immer lente zijn en zomer, im
mer zonneschjjn en geluk! murmelde Au
gusta in zich zelve.
Maar dat mocht het helaas nietDe
straal van licht en warmte, die voor 'n
oogenblik haar pad bescheen, hjj zou
maar al te spoedig verdooven, om plaats
te maken voor de treurige, grauwe tint van
zorg en leed.
Mevrouw van Bruggen kwam op zekeren
dag van hare gewone visite uit de stad te
rug en bracht een gast mede naar Lust
oord. Die gast was niemand anders dan de
jongenheer van Dongeren, dezelfde, die met
Mathilda geëgangeerd was en van welken
wjj in de vorige bladzijden melding maakten.
Laurens van Dongeren, het is misschien
hier wel de beste gelegenheid om met hem
kennis te maken, reisde veel en dat wel
deels voor zaken en deels voor tijdpassee-
ring.
Laurens had eene alles behalve reusach
tige liefhebberij voor werken. Op het kan
toor te zitten en er zich met ernstige be
zigheden onledig te houden, was iets dat
volstrekt niet in zjjne kraam te pas kwam.
De jongeheer zwierf veel liever van het
eene koffiehuis naar het andere en was
nergens liever dan aan het biljart; spelen
en drinken behoorde tot zijne liefhebberijen
en, hoe ook zjjn vader zich aankantte te
gen zijne uitspattingen, Laurens ging zijnen
gang en stoorde zich weinig aan de vader
lijke vermaningen: - - 'n mensch, dus was
zijne bewering, leefde maar eenmaal en deed
wijs met het genot na te jagen, dat het
leven bood.
De oude heer van Dongeren had van de
levenswijze van zijn zoon veel verdriet en
maakte hem dikwerf opmerkzaam op zijn
verkeerden wandel, maar immer zonder
succeszoonlief ging zijn gang en liet de
oude brommen, zooals hij het noemde.
Toen de jongenheer op Mathilda ver
liefd raakte en zjjnen vader over zijne liefde
sprak, was deze er zeer mede ingenomen.
Eerstens stond het meisje bij hem en zjjne
vrouw aangeschreven als eene welopgevoede
degelijke maagd en ten tweede hoopte hjj,
dat zoo zjjn zoon eenmaal gehuwd was, hjj
onder de leiding eener degeljjke vrouw mis
schien wat bedaren zou en een beter leven
zou leiden.
Het was uit die beweegredenen, dat hjj
dadelijk zjjne toestemming gaf niet alleen,
maar alles deed om het huweljjk te bevor
deren. Daarom had hjj aangeboden, de
schulden van den heer van Arkum te be
talen en daarom ook had hjj zjjn zoon een
aanzienljjk deel in de winsten zjjner zaken
verzekerd, opdat hij overeenkomsiigzjjnen
stand behoorlijk zou kunnen leven. Had de
goede man echter zijn zoon beter gekend,
hij had wellicht andere maatregelen geno
men maar blind als de meeste ouders voor
de gebreken hunner kinderen zijn, be
schouwde hjj de loszinnigheid van Laurens
als een voorbijgaande gril en hoopte het
beste van diens voorgenomen huweljjk.
Zjj, die echter beter op de hoogte waren
omtrent het karakter des jongenheers schud
den het hoofd en dachten weinig goeds om
trent de plannen van den jongeling. Zjj wis
ten te goed.dat er van zoo'n loshoofd weinig
goeds te wachten was en in hun binnenste
beklaagden ze het meisje, dat met hem
verbonden zou worden. En zij hadden ge-
Ijjk, want Laurens van Dongeren was ie
mand van een wezenljjk slecht karakter,
die al de ondeugden der groote wereld de
zjjne kon noemen en als het op de bevre
diging zjjner lusten aankwam, niets tegoed
achtte.
Op het oog af zou men het jongemensch
voor niet zoo slecht hebben gehouden; hjj
had, zoo oppervlakkig genomen, een gun
stig uiterljjk, deed zich in gezelschappen
zeer goed voor en was niet ontbloot van
kennis.
Alleen oplettende waarnemers ontdekten
iets in zjjn blik, in zjjne oogen en in de
plooien om zjjn mond, dat er van sprak,
dat er onder dat vriendelijk uiterljjk eene
ziel huisde, rjjk aan verkeerdheden en on
reine bedoelingen en lusten.
De families van Dongeren en van Brug
gen waren in de verte nog zoo wat bloed
verwanten. Mevrouw was een verre nicht
van Laurens vader en daar beide menschen
van middelen waren, werd de vriendschap
zoo eenigermate aangehouden. Ware me
vrouw van Bruggen iemand geweest zon
der geld, zeer zeker hadden de van Don
gerens en allerminst Laurens zich harer
herinnerd, maar nu zjj bemiddeld was en
Laurens haar toevallig te Haarlem aantrof,
had het mevrouw weinig moeite gekost hem
naar buiten mee te tronen. Ik kan er zon
der veel te verzuimen even heen gaan, had
Laurens in zich zelf gezegd; eene kleine
ontspanning van het stadsleven kan geen
kwaad en als het mjj verveelt, ruk ik weer
uit.
Zoo kwam dan de heer Laurens van Don
geren op Lustoord en zag Augusta.
(Wordt vervolgd).
LAAT Uw
Visite-
Kaartjes
drukken bij
l> Nd.-Scharwoude