IIIJVOEGSEL
„NIEUWS UNSEDUIER COURANT"
▼au ZONDAG 1 JANUABX 1899.
N"
Zondag 8 Januari 1899.
8e Jaargang.
VAN DE
Feuilleton.
Paul en Augusta.
berekend.
Oorspronkelijke novelle.
17.)
De kennismaking met het lieve meisje had
plaats bij de aankomst van het rijtuig van
mevrouw van Bruggen, hetwelk zij met
Emma opwachtte, in het geheel niet ver
moedende dat mevrouw vergezeld zou zijn
van een heer. Niet zoodra zag de losbol de
jeugdige schoone, of hij voelde zijne onreine
lusten branden en richtte dadelijk de vraag
tot mevrouw, wie zij was. Deze antwoordde
zeer onverschillig, dat hij hare gezelschaps
juffrouw, tevens de gouvernante van haar
dochtertje, voor zich zag, »eene harer dome-
stieken," zoo als zij zich uitdrukte.
sZooveel te beter," bromde de heer van
Dongeren in zich zelvèn, »met dat soort van
meisjes is men het spoedigste op een goe
den voet, ze worden niet te ruim gesala-
riëerd en jong volkje schittert graag met
mooie kleeren; hebben ze daarbij een lief
kopje, dan komt er de ijdelheid bij en 't
vlindertje vliegt, als men de zaak goed over
legt, aldra in de gouden vlam. Ik blijt hier
vooreerst logeeren, mevrouw van Bruggen
raakt mij in de eerste maand niet kwijt;
van Dongeren zal Lustoord niet verlaten
voor hg eene overwinning te meer heeft be
haald. Wat 'n geluk, dat ik met mevrouw
ben meê gegaanzoo weet 'n mensch toch
waarachtig niet waar zijn geluk ligt; jon
gens wat 'n aardig bekje!"
Met al den takt van een volleerden ver
leider begon onze jongeheer zich zoetjes aan
bij Augusta in te dringen. De beleefdheid
en voorkomenheid zelve, wist hij zich bij
het meisje aangenaam te maken en als zij
met de kleine Emma in den tuin wandelde,
was hg steeds haar geleider, onderhield haar
door zijne boeiende gesprekken en vroolijke
invallen en maakte zich inderdaad bij haar
aangenaam.
De heer van Dongeren, die zich door me
vrouw van Braggen omtrent Augusta in al
len deele had laten inlichten en daardoor
vernomen had, dat zjj de zuster was van
den vroegeren minnaar zijner verloofde, had
wijselijk gezorgd Augusta in te lichten, dat
hg geen familie was van de van Dongerens
die een handelshuis hadden te Amsterdam
hij leefde van zijn geld en had behalve
den naam niets met deze lieden gemeen.
En Augusta, hem niet persoonlijk ken
nende, geloofde te goeder trouw onerva
rene als ze was in de boosheid der wereld,
koesterde het meisje volstiekt geen achter
docht en liet zich integendeel door de fraaie
woorden van den logé van mevrouw van
Bruggen meeslepen.
Langzaam aan won de heer van Dongeren
Augusta's vertrouwen; hg sprak zoo lief en
met zooveel gevoel over haren toestand, be-
klaasde het, dat een meisje van hare be
gaafdheden zulk eeneondergeschiktebetrek
king in de maatschappij moest bekleeden.
vond dat mevrouw van Bruggen haar niet
met dat respect behandelde dat haar toe
kwam. in één woord, wist zich eene plaats
te bereiden in het hart der onervarene en
haar geheel voor zich intenemen. Het was
voor Augusta een wezenlijk genet, als hij
met haar in de schoone natuur wandelde
en met haar dweepte over het buitenleven.
Nimmer kwam een onkiesch woord over
zijne lippen en slechts nu en dan was hij
galant in die mate, dat hij haar bij eene
bloem vergeleek of het leven eene zaligheid
noemde, als het kon genoten worden aan
hare zijde. Als hij daarvan sprak, sloeg Au
gusta hare oogen neder en bloosde sterk,
maar zij schrikte niet van zijne gloeiende
ontboezemingen terug; integendeel, het
zoete vergift zij ademde het met een ze
ker welgevallen in en iederen dag meer
vond zij den verleider een man naar haar
harte. En er waren nachten, dat zijn
beeld haar in den slaap verscheen en zijn
zoete gefluister haar in den droom bezig
hield.
De heer van Dongeren zag zeer goed,
welke vorderingen hij in de achting, zoo
niet in de liefde van de gouvernante maakte
en ging steeds voort van zgne veroveringen
partij te trekken en door nieuwe koorden
zgn slachtoffer te omstrengelen.
Er waren oogenblikken in Augusta's le
ven, dat zij aan Beers dacht en zich zelf
verweet, dat ze niet meer moeite deed om
niet naar den heer van Dongeren te luiste
ren en dan zocht zij zich omtrent hem on
verschilliger te toonenmaar niet zoodra
voegde hij zich weder bij haar, of de goede
voornemens verdwenen en op even harte
lijke en onbevangen wjjze ging zij op nieuw
met hem om, en als ze dan op hare kamer
terugkwam en de inwendige stem haar ver
weet, dat ze was afgeweken van hare goede
voornemens, zocht ze zich zeiven diets te
maken, dat ze toch geen kwaad bedreven
had en het geene misdaad was, te luisteren
naar het aangenaam gekout van een wel
opgevoed en daarbij vriendelijk jongman.
De brief van Beers, dien ze in de eerste
dagen telkens en telkens weder had gele
zen en herlezen en in welks liefde ademende
zinnen ze zoo menig genotrijk oogenblik
had gesmaakt, als ze alleen zat op haar ka
mer in het late avonduur, trok al minder
en minder hare aandacht en maar al te
spoedig kwam het oogenblik dat hg niet
meer gelezen werd en zijne plaats vond in
de kleine portefeuille, waarin zij hare cor
respondentie bewaarde. Zoo is de mensch,
zoo is zijn hart een vat vol tegenstrijdig
heden en dikwijls een raadsel voor zich-
zelven.
Het was op een heerlgken avond, dat de
twee jongelui als gewoonlijk weder rond
dwaalden op het buiten.
Ongemerkt had de heer van Dongeren
de wandeling al verder en verder uitgestrekt
en eer zg het wisten waren ze een een
zaam bcschje ingegaan, dat op ongeveer
een kwartier van het buiten gelegen was.
Emma, die dien dag niet al te wel was
geweest, sliep reeds en mevrouw was dien
avond op een soupé bij eene harer kennis
sen in de stad.
De kans scheen den heer van Dongeren
schooner dan ooit en met al de hem ten
dienste staande talenten, met al het vuur dat
hij kon veinzen, sprak hij de jeugdige
schoone over de liefde en beleed haar, dat
zij zijn hart had veroverd en hij zonder
haar niet kon leven. Hij smeekte haar,
hem niet te verstooten en hem door eene
weigering niet ongelukkig te maken, hij was
nog zoo jong en het leven lachte hem zoo
vroolgk toe, als hij het mocht slijten aan
hare zijde, neen," ze moest haar hoofd niet
schudden, ze inocht niet zeggen, dat ze zijne
liefde niet kon beantwoorden: wat moest
er dan worden van zijn leven, van zijne toe
komst, o! als zij het licht uitdoofde, dat de
zon harer liefde kon doen schgnen opzijn
pad, dan zou zgn geluk verwoest zijn voor
altoos en hij zou ronddwalen in dikke tast
bare duisternis. Dan zouden de bloemen
hare geuren en kleuren voor hem hebben
verloren en de adem des doods eener on-
beantwoordde liefde zou hem doen sterven
vóór den tijd. Dat mocht, dat kon Augusta,
zgne Augusta niet willen, daartoe was haar
hart te goed en te edel, zij zou hem niet
ongelukkig maken, zijn leven, zijne toekomst
niet vernietigen, omdat hij haar lief had.
En Augusta, niet wetende wat zij deed, op
gewonden en verblind door al zijn schoone
woorden, liet het toe, dat hij haar tot zich
trok en zijne hartstochtelijke kussen drukte
op haar reine lippen en haar de zgne noemde
voor altijd. Maar toen ze alleen was op hare
kamer en het gebeurde in hare verbeelding
in gloeiende tinten verrees, toen ze dacht
aan Beers, aan zijne liefde en aan de be-
I loften hem gedaan, toen weende ze lang en
bitter en vervulde een naamloos wee hare
ziel.
Een vervolg op het voorgaande.
Op welke wjjze en dan maar al te vaak
zeer overdreven, de handelingen onzer vrien
den tot ons komen, is menigmaal opmer
kelijk. De faam neemt gewoonlijk op zgne
vleugelen alles mede en aan de veeren van
die vleugels blijft veel, ook wat niet waar
is, hangen.
Docter van Tinhoven was, hoe, daar wil
de hij niet voor uitkomen, geinformeerd,
dat Augusta liefdesbetrekkingen had aan
geknoopt met den heer van Dongeren.
Dit bericht had hem smartelijk aange
daan en hij had er Paul dadelijk over ge
sproken en met hem beraadslaagd, hoe het
best te handelen. - - Paul wilde in persoon
heengaan, om den man, die hem zijne ge
liefde had ontroofd en die nog bovendien
zijne zuster ongelukkig trachtte te maken,
zoo mogelgk te vernielen. De arts echter
was bezadigder en stelde voor, mevrouw
van Bruggen omtrent de zaken op haar
buiten in te lichten en hare bemiddeling
in te roepen, om Augusta opmerkzaam te
maken op het haar dreigende gevaar en
den heer van Dongeren te verwijderen. Te
vens wilde hij zgne pupil eenige regelen
doen toekomen en haar inlichten omtrent
de bedoelingen van den heer van Dongeren
en h ar ernstig op het hart te drukken,
zich met hem toch niet verder in te laten.
Na lang tegenstreven stemde Paul toe en
werd overeenkomstig de bedoelingen van
den docter gehandeld.
Hg schreef dus een beleefden brief aan
mevrouw van Bruggen en een vaderlijk
epistel aan Augusta, van welke missives
hij het beste hoopte en de gedachte koes
terde, dat ze zonder opspraak te veroorzaken
haar doel zouden treffen. Gelgk men zich
echter in alle wereldsche zaken kan be
driegen, zoo bedroog zich ook de goede arts
in den uitslag, dien hij van zijne letteren
verwachtte.
Instede toch dat mevrouw van Bruggen
de zaak op kiesche wijze tot een gewenscht
einde bracht, maakte zij zich driftig, oor
deelde zich beleedigd, dal in haar huis iets
zoodanigs was voorgevallen en liet al de
onbillijkheid des toorns neerkomen op het
hoofd van hare gezelschapsjuffer, welke ze
verweet dat ze een ergerlijk leven leidde,
en zich op eene wijze gedroeg, die alles
behalve aan een fatsoenlijk meisje paste.
Diep geschokt en verslagen, zocht Augusta
hare toevlucht op haar kameitje en belee
digd en bedrogen als ze was. barstte ze
er uit in snikken en tranen. Eene zee van
plannen en besluiten warrelJen in hare
ontstelde verbeeHing om. Vluchten wilde
ze of sterven, neen, onmogelijk durfde zg
zich onder de menschen vertoonen: waar
zou zij heen Op Lustoord blijven was
haar onmogelijk. Bij haar broeder,
maar wat zou hij zeggen wat docter van
Tinhoven O zij was radeloos, overal waar
ze heen blikte was het duistere, dikke duis
tere nacht. God waar was uitkomst, waar
was licht En zich al meer en meer over
spannende, wond ze zich zelve op tot bui
tensporige wanhoop en angst en, niet we
tende wat ze deed, ontvluchtte zij het bui
ten en dwaalde handenwringende rond in
de eenzame lanen van den tuin. Maar ook
daar werd het haar te eng en te benauwd,
zij moest verder, immer verder en zoo
zwierf ze tot diep in den nacht, langs vel
den en wegen tot haar loop gestuit werd
door een Lreeden stroom, welks golfjes
zachtkeus tegen den oever klotsten.
Een vreeselgk denkbeeld rees bij de
vluchtende op. Daar in den koelen schoot
van den stroom was uitkomst, redding, rust.
Daar, in het koele water kon ze alles uit
delgen, hare schuld, de grievende behan
deling haar aangedaan, de schaamte, de
smarto daar was redding
Een enkele en alles was voorbij
zij trad nader, nog 'n enkele pas, één en
kele en dan Maar hoor, wat murmulde
het water, wat ruischte de wind 't Was
of 't zgne stem was, de stem van Beers
Hoor klagend klonk het over 't wa
ter, door de boomen, om haar: Augusta!
mgn Augusta! Haar gezicht werd be
neveld, 't was haar of er 'n sluier voor
hare oogen kwam, hare denkbeelden wer
den verward, zg uitte een zachten kreet en
viel in onmacht neder.
Op het buiten Lustoord was dien avond
alles in rep en roer. Mevrouw had om ha
re gezelschapsjuffer gebeld en nog eens ge
beld, maar deze was niet verschenen.
Toen had ze, verbolgen dat ze niet dade
lijk gehoorzaamd werd, de binnenmeid naar
bo en gezonden om de juffer te zeggen dat
mevrouw haar wenschte te spreken en de
ze was terug gekomen met het bericht, dat
het kamertje ledig was en zij de juf ner
gens kon vinden.
Daarop was mevrouw zelf naar boven
gegaan en, niet vindende wat zg zocht, had
ze het geheele huis doorgeloopen, ja was
zelfs in de stal geweest, zonder echter ee-
nig spoor van hare gezelschapsjuffer te ont
dekken.
Bevreesd voor eenig ongeluk, misschien
wel veroorzaakt door de harde wjjze waar
op zij het meisje had aangesproken, was
mevrouw angstig geworden en had dade-
ljjk den tuinknecht en den koetsier gelast
met lantaarns naar buiten te gaan, om de
vermiste te zoeken. Terwgl dezen zich van
hunnen plicht kweten, bestormden allerlei
angstige denkbeelden de eigenares van Lust
oord en liep ze onophoudelijk op het min
ste gerucht naar buiten; maar liet was en
bleef stil, 't was of alles dood was in de
natuur en eene vreeselgke beklemdheid
maakte zich van mevrouw van Bruggen
meester. Als Augusta zich eens o God
er was niet aan te denken maar als ze
zich eens van het leven beroofd had De
heer van Dongeren had dien zelfden mor
gen nadat ze 't meisje over haar ver
keerd gedrag had onderhouden, afscheid
genomen en was weg gereden met hem
zou ze toch niet vertrokken zgn Maar neen'
daartoe had ze zich te gevoelig betoond,
neen dat denkbeeld wilde er bjj haar
niet in. Zeker was ze gevlucht maar
waarheen Oals ze eens tot zelfmoord
ware overgegaan, nooit neen, nooit zou
ze 't kunnen vergelen. Hemel! wat ze
een berouw had, haar zoo hard te hebben
behandeld! 't Meisje was toch zoo onbillijk
niet en hare Emma hield zoo veel van haar
en weer luisterde ze naar het suizelen
van den nachtwind daar buiten en weer
meende ze voetstappen te hooren in het
stille van den nacht. Verbeeldde zg 't
zich of was 't het vallen van een dorren
tak,'t hobbelen van water in den vgver
bij huis? Water vijver O, als ze eens
in hare wanhoop daar in dat water
ia dien vijver den dood had gezocht!
Ontzettend, wat een nacht! Hoor!
wat was dat, voetstappen? Zij
luisterde neen, ja toch stemmen
ook, stemmen en voetstappen, ze klon
ken in de stilte. Zij luisterde scherp toe
en liet haar blik onrustig waren in de duis
ternis. Zag ze iets? Ja ze zag licht,—
heel in de verte. Zouden 't de mannen
zijn die ze had uitgezonden? Gevonden,
maar hoe, waar, levend of dood
Dood hu zij huiverde. Dood
gruwelijke gedachte! dood? Dan zou
het hare- schuld zgndan zou ze zich
eeuwig te verwijten hebben, de aanleiding
te hebben gegeven tot een moord. - God
't was niet uit te houdenkwamen de man
nen maar! die onzekerheid, die onze
kerheid
Wordt vervolgd).
ct.
rakt, voor een zieke
uw het pakje open-
it het houtkrullen
libereerd hoe men
zoo als ze daar
andere wijze toe
dek vond, om een
i, werd het pakje
le komst van den
eze kwam en van
hoorde, was zijne
a eens zien mocht.
}t verbaasde paar
ooals zij die noem-
irschijn, die hunne
oekoe Oemar.
gende proclamatie
rdwilligen noemen,
goedgezinden zijn,
troost in het hart
gezondigd; zwaar
hand van den Al-
ïuiverd.
Ier Hollanders ge-
jjden, laat hen nu
rschen; ons in de
em, die getwijfeld
gekomen, dat de
vlammend zwaard,
Atjeh.
n wil.
Ija, die vroeger een
ij bedwongen kun-
i ware;
ihreven woord ook
arengen en die ons,
tot ver van onze
eed wat hij schreef
von Kota Radja
hem komen bewij-
leed, even weinig
oning Éénoog wel-
j weer kunnen te
chtoorden en den
iet vertrouwen op
felen aan de goede
:inderen wij zijnP
sis, oefent oog en
groot chandoerie
Ulah en Moham-
Toekoe Oemar's
Bat. Nbl."ontlee-
e-bureaux van ge-
n uiting te geven
eele terugroeping
vaarschuwing dus.
(„Tel.")
mers, Rijks veearts
ruwschool te Wa-
van ons vee zegt
.n ons vee en de
en nauw verband,
lang meer zal du-
n bepalingen wor-
aden over het vee.
e bij ons vee voor-
en pokken. Deze
n men voor eenige
ir vreemd van op,
rt percentage der
was. Maar toen