BIJVOEGSEL NIEUWE LANSEDIJKER COURANT van ZOND Aö 29 JANTTABX 1899. TST°. 6. Zondag 5 Februari 1899. 8e Jaargang. VAN DE Feuilleton. Paul en Augusta. berekend. 21.) »Ja ja, als die oorlog u maar geen kwaad doet, mijn jongen 1" Dat zon niet te wenschen zijn, moeder!" »Dat zou het juist niet, maar het is wel meer gebeurd mijn zoon, dat men zich in veilige haven dacht en, op het oogenblik dat men meende te landen, door een storm werd terog geslagen. »Och moeder! u moet nu eens niet alles van de zwartste zijde beschouwen. Liefheb bers en koopers van schilderijen zullen er ten allen tijde wel zijn en blijven en wie weet hoe spoedig de oorlog over is". »Ik hoop het." zeide de oude vrouw; »hoewel" voegde ze er bij, »ik het zoo da delijk niet geloof." Beers ging dien avond niet opgeruimd naar zijne slaapkamer: het gesprek met zij nen vriend en zjjne moeder, de gedachte aan Paul en Augusta, alsmede aan eene mo gelijke verijdeling van zijne plannen hadden hem droefgeestig gestemd. De andere dag en de daarop volgende da gen waren weinig geschikt om hem op te beurende heer van Hessen toch kwam tel kens met nieuwe verontrustende tijdingen en sprak hoe langer hoe duidelijker zjjn voornemen uit, om naar Washington te gaan en zich daar bij het leger te laten in lijven. Washington toch was het hoofddepót van de militaire macht en van daar uit gin gen de troepen naar het tooneel van den oorlog. Gelukkig voor de opgeruimdheid van Beers en diens moeder kregen ze op zeke ren dag bericht, dat de «Zeemeeuw," in de baai van New-York ten anker lag en Paul alzoo gearriveerd was. Beers spoedde zich dadelijk naar boord, om zjjnen vriend te verwelkomen en hem af tehalen en recht hartelijk was de ontmoe ting der beide vrienden. Beers bestormde Paul met eene zee van vragen omtrent Au gusta en werd niet moede, naar de verha len te luisteren die Paul van zjjne zuster deed. Al keuvelende kwamen de jongelui einde lijk bij de woning van Beers, wa-.r hen de oude vrouw reeds met verlangen wachtte en Paul onophoudelijk liet vertellen van Am sterdam en de Amsterdamsche kennissen. Recht genoegeljjk sleet Paul dien dag bjj zijnen vriend; 's avonds kwam de heer van Hessen en werd het gesprek natuurlijk op den oorlog gebracht, waarvan hij weder een belangrijken voorraad nieuws had op gedaan. Paul was geheel oor en liet zich op de hoogte brengen van den toestand der Unie. Do oude vrouw schudde telkens haar hoofd en liet niets onbeproefd, om Paul zoo moge lijk een afkeer van den oorlog inteboeze- men, maar met geen gunstig gevolg; hjj zeide, de reis te hebben gemaakt met het doel om dienst ie nemen en verklaarde, dat hij zich stellig had voorgenomen zjjn voor nemen ten uitvoer te brengen. De heer van Hessen juichte zijn besluit zeer toe en deed den voorslag, om samen te gaan en bij het zelfde korps dienst te nemen. Paul toonde zich hiertoe volkomen bereid en er werd dus, wat ook Beers en diens moeder er te gen aanvoerden, besloten om de noodige toebereidselen te maken en te Washington bjj het leger dienst te nemen. Aan het gemaakte plan werd na verloop van een paar dagen uitvoering gegeven, er werd een hartelijk afscheid genomen en, door Beers naar het spoor begeleid, namen de beide heeren den tocht aan naar de De oude vrouw was zeer terneergesla gen over het vertrek van de jongelui en niet weinig bekommerd over de gevaarlijke toekomst, die ze te gemoet gingen. »Wjj zien ze nooit terug, zuchtte ze telkens, och och! dat we maar nimmer in dit land ge weest waren!" Beers was mede ontstemd en miste eenige dagen lang zijne gewone opgeruimdheid. Als hij niet voor zijne moeder te zorgen had ge had, zou hij zeker Paul niet alleen met van Hessen hebben laten vertrekken en hem stellig hebben vergezeld, om hem in de ure des gevaars op zijde te staan en hem, zoo hij gewond raakte,'op te passen en te ver plegen. Ach! zoo zijne moeder eens geljjk kreeg en ze werkelijk Augusta's broeder door den dood verloren, wat zou dat voor het lieve meisje een slag zijn! Hjj mocht aan de mo gelijkheid van zoo iets niet denken en toch kwam de gedachte er aan telkens weder bij hem op. Die oorlogen, die oorlogenwat al rampen en ongelukken hebben ze over de menschheid gebracht, hoevele weezen en weduwen, bloedverwanten en vrienden ver loren door hen, die ze liefhadden en be minden Intusschen waren de jongelui goed en wel te Washington aangekomen en hadden in een logement hun intrek genomen, om op hyn gemak eens rond te zien, bij welk korps zij het best beiden plaats konden vinden. Zij zaten echter in geenen deele ledig, maar oefenden zich, onder de leiding van een oud bediende dien ze daartoe hadden aangenomen, in den wapenhandel, bestu deerden krijgskundige boeken en trachtten zich eenigszins op de hoogte te helpen van de zaken, die ze noodig zouden hebben te weten, als ze in dienst traden.Zij deden dit eensdeels, om niet onbeslagen ten ijs te ko men en anderdeels, om zich daardoor den weg tot avaricement zoo mogeljjk gemakke lijker te maken. Toen ze naar hun idéé zich genoeg geoe fend hadden, meldden ze zich aan Lij een kapitein, met wien ze kennis hadden aan geknoopt, en werden beiden met den rang van onderofficier bij de vrijwilligers inge lijfd. Hunne hoop om spoedig te velde te kun nen trekken werd echter niet dadelijk ver vuld. Er waren weder verontrustende tij dingen uit het zuiden gekomen en de re geering scheen daardoor wel wat ontmoe digd en tot krachtige handelingen niet te kunnen overgaan. Zeer tegen hunnen zin moesten ze zich een geruimen tijd een vervelenden garni zoensdienst getroosten en, hoe ze er ook naar haakten, ten strijde te mogen trek ken, - het bevel daartoe werd van dag tot dag verschoven. Wel werden er eenige oorlogschepen afgezonden en werd hier en daar gestreden, maar het corps waarbij zij waren, bleef waar het was. Intusschen hadden ze geen gebrek aan uitspanning, darik zij kapitein Brownless, hun chef, die, ziende dat hij met welopge voede mannen te doen had, hen overal bij zijne vrienden introduceerde. Het eene bal volgde het andere en schier overal werden ze genood; de burgers van Washington gaven feest op feest aan de militairen, op wie ze hunne hoop hadden gebouwd en van wier dapperheid ze eene spoedige oplossing der groote kwestie ver wachtten. Hoe aangenaam deze afleiding voor onze vrienden ook mocht zjjn, haakten ze toch te zeer naar de gelegenheid om zich te on derscheiden, dan dat ze een langen duur van dezen stand van zaken zouden hebben ge- wenscht. Het vurige bloed der jeugd was te belust op roem en avonturen, om zich in de dans zaal op zjjne plaats te gevoelen en wel was hun de tjjding welkom, die eindelijk kwam, dat het leger der zuidelijken in Virginie bij een werch getrokken om een grooten veld slag te leveren en het corps zich gereed moest houden om op te marcheeren. Met een ruim hart en vol moed schaar den zich de jongelui in de rjjen der krqgers en begonnen hunnen eersten tocht. Nog nooit had men in Washington zulk eene menschenmassa bijeen gezien, als toen de troepen de stad verlieten. De lucht weer galmde van de hoerahs ter eere der krij gers, wien door de burgers uitgeleide werd gedaan. De geestdrift was onbeschrijfelijk en vrooljjk wapperden de vlaggen der Unie uit de ramen der huizen en van de pu blieke gebouwen der stad. De Strijd en de Gevangenen. Het corps, waarbij onze bekenden be hoorden, werd door de aanvoerders al da delijk gebezigd tot het doen van verkennin gen. Nu zwierf het hier, dan derwaarts om hoogte te nemen van de stelling des vjjands. Maar de vijand was nergens te zien en het scheen wel, dat de berichten bjj de regeering ontvangen, onjuist en valsch wa ren. De kapitein van het corps was reeds van plan terug te keeren, toen hij door eenige planters, die gevlucht waren, de boodschap ontving, dat het leger naderde. Volgens hen had de Generaal Beauregard zich met zijn leger in de nabijheid van de rivier Bullrun verschanst en wachtte er de armee van den opperbevelhebber der noordelijken af. Onmiddellijk liet kapitein Brownless deze boodschap aan den Generaal weten, maar deze was reeds van de nabijheid des vjjands geïnformoord en marcheerde met zijne troepen de zuidelijken te gemoet. Al spoedig kwam het tot een treffen en verkondigde het gebulder van het geschut, dat de slag een aanvang had genomen. Het was een woest en moorddadig ge vecht; nu eens weken de zuidelijken, dan weder de mannen van het noorden. Dui zenden werden door het moordend lood ge dood en verminkt, en het gekerm der ge kwetsten en het gesteun der stervenden vermengde zich met het donderen der ka nonnen, het schetteren der trompetten en het woeste geschreeuw der strijdenden. Paul en zjjn nieuwe bekende, de heer van Hessen, bevonden zich in de voorhoede van het leger en streden met mannenmoed tegen de immer voorwaarts dringende zui delijken. Het was een onbeschrijfelijk tooneel, die strjjd man tegen man werd er gevochten en zoowel met de punt der bajonetten als met de kolt van het geweer poogden de soldaten elkander te vernielen. Onderscheiden malen werd de voorhoede der noordelijken teruggedrongen, maar even dikwijls herstelden zjj zich weder en vin gen met vernieuwde woede den strijd aan. In eene dier schermutselingen vielen de manschappen van het korps in eene hinder laag en werden door eene aanzienlijke over macht deels neergesabeld, deels gevangen genomen. Tot de gevangenen behoorden, hoe zjj zich ook mochten hebben verdedigd, onze beide vrienden en, na ontwapend te zjjn, werden zij met eene sterke wacht naar de achterhoede van het vijandelijke leger ge bracht en daar voorhands onder de bewa king gesteld van een dozijn kavalleristen, die hen bonden en met geladen geweren en uitgetrokken sabels bjj hen de wacht hielden. Inmiddels werd het gevecht met afwis selend geluk voortgezet en tot laat in den avond braakten de geweren en kanonnen dood en verderf om zich heen. Eindeljjk besliste het geluk ten voordeele der zuide lijken en werd het leger der noordelijken tot Washington terug geworpen, waarop de anderen, door den nacht verhinderd en uitgeput door de vermoeienissen van den dag, hunne vervolgingen staakten en jube lende over de overwinning, hun bivouac in de nabijheid van Bulliun opsloegen. Met het vallen van den avond kwamen de roofdieren en de dieven om de onbe graven ljjken te verslinden en te plunderen en onder hen de roovera, welke de dooden de schedels en djjbeenderen ontrukten om er halssieraden van te maken, welke ze, in zilver en goud gezet, later tegen fabelach tige prjjzen in het zuiden te koop boden. Voorwaar een bewjjs, dat de mensch, wan neer hjj den teugel zjjner hartstochten los laat, in wreedheid den tjjger overtreft. De veldslag, hoe ontmoedigend ook voor de noordelijken, was hun echtei een spoor slag, om andermaal met kracht de wapenen op te nemen en het zuiden tegen eiken prjjs onder hunne overmacht te verplette ren. Nieuwe wervingen van troepen hadden plaats, nieuwe vloten werden uitgerust en niet lang na den verloren kampstrijd stond het noorden, andermaal van top tot teen geharnast, tegenover zjjnen zuidelijken broe der. Maar wenden wij nu voor eenige oogen- blikken den blik van den bloedigen broe dermoord af en laten wjj ons bezighouden met de gevangen gemaakte vrienden en zien, hoe zjj zich onder hun lot gedroegen. Den dag na den veldslag trokken de zui delijken onder donderend gejubel der inge zetenen Richmond binnen. De staf vormde de voorhoede, daarop volgden de gewonden op karren en onmiddellijk achter hen de verschillende korpsen en afdeelingen van het leger. In de achterhoede marcheerden de gevangenen, die met terneergeslagen blikken den schimp der menigte aanhoor den en knarsentandend getuige waren van den bluf der zuideljjken. Ook Paul en van Hessen bevonden zich bij hen en vooral de laatste gaf in een rij ken overvloed van hollandsche vloeken zijne woede te kennen over de vernederende rol, die ze gedwongen waren te spelen. Telkens als een nieuwen juichtoon van den vjjand door de lucht klonk, werd die door eene even hartelijk gemeende verwen- sching van den gevangene gevolgd, die bjj zich zeiven zwoer, eer ze vierentwintig uur verder waren, de vlucht te zullen nemen. »En hoe wilt gij dat aanleggen vroeg Paul, toen van Hessen weder tamelijk luid zjjn voornemen te kennen gaf. »Dat zult gij wel zien, mon ami, als we maar eerst hier of daar opgesloten zitten en ik het terrein behoorlijk verkend heb." »Hebt gjj er iets op tegen, dat ik van de partjj ben vroeg Paul nieuwsgierig. «Volstrekt niet, wij behooren bij elkan der en moeten bij elkander bljjven je weet het hollandsche spreekwoordhouw en trouw." »Ja wel, maar wilt ge wel gelooven, dat het eene gevaarlijke expeditie zal wezen «Zooveel te beterhoe meer gevaar, hoe meer roem." «Gij denkt er tamelijk ligt over even wel, wat gij durft, wil ik ook probeeren, het ergste toch dat er op zit is de kogel en dan is het uit.» »Goed geantwoord, maar zoo ver is het nog nietze zullen knap zijn, als ze ons terug vinden wanneer we eenmaal wegzjjn.» «Wel mogelijk, maar om eerst weg te komen »0 bekommer je daar niet over, als we maar geen gras over ons plan laten groei en, ben ik zeker van te slagen,» »Ik hoop het.» »En ik herhaal, er zeker van te zijn.» Dus redeneerende, waren de troepen in middels bjj eene der kazernen gearriveerd en werd den gevangenen gelast, die te be trekken eene sterke wacht gecommandeerd om al hunne bewegingen gade te slaan en het bevel gegeven om de eersten, die po gingen deed om te ontvluchten, zonder ge nade neer te schieten. (Wordt vervolgd). St. ct. mstmest, verstrekt legedeeld door een, jrkbaar was, doch de ziekte te vroeg resultaat dus be- ior een ander, dat eeD merkbare uit- mnen waarnemen, jvredenheid betui- sijn wel wat schra- rkt. Met zijn dank u voor hun mede vergadering. jeling Noord-Hol- ederlandsch Paar- 17 Februari 1899, jafé Krasnapolsky, maakt bekend, dat ing der Rijks- en iën voor hengsten, hengsten geboren i: te Schagen, op voorm. 10 ure, bij erwijk, op Woens- ure, bij het Stati- op Donderdag 16 de Markt, t het Provinciaal Qgsten geboren in iën ad f 250 en wel het Midden- en 3 igsten geboren in a ad 150. Voorts deel: voor heng- jen onderhoudsbij- g van f700 voor sten op de eilan- eringen te station- ïgen zullen plaats rschelling 9 Maart Hoofddorp op 14, sige dekhengsten, i het Stamboek in- rvoor ter keuring teid. n 1898, dus op den wartaal, een leer- iirgerschool alhier sht de vader van slopen ze door den ïanwjjzing van Van Taszoden loopende, sren, datdeafdruk- in de paden zicht- wachthonden zjjn,» van Hessen, »dan i toen we over ten, het schjjnt op i.» f gjj hier, dan zal an Hessen ging al- stil zjjnen weg ver- ild bjj eene ruime huis gebouwd was, ers en deuren he 's was verlicht en (nabijheid daarvan welks beklimming toescheen, besloot sren, om zoodoende e kunnen werpen, heid volbracht hjj bjj het licht van ter in een uniform, e kamer heerschte, p, dat hjj een der er zuideljjken voor mde hjj, »daarzjjn lol van den tjjger nau. Aruu-j»e«. ui-iiL «au ccu lantaarn op en ritci gnigen. uianu te zien en naaaen ze alzoo gelegen-jtlessen. Paul voldeed aan zijn bevel en gevallen wat nu Na eenig peinzen scheen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1899 | | pagina 5