Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken. N°. 33. Zondag 13 Augustus 1899. 8e Jaargang. Feuilleton. W1IIB SISeilIBII. NIEUWE* ÜMJKlil (IIIbut. l)eze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS voor Noordscharwoude, Oüdkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden 50 ct., franco p. post <30 ct. UITGEVER: J. HL KEIZER. BUREEL: Noof>dscliarwoude. PRIJS DER ADYERTENTIËN: Van 15 regels 30 ct., elke regel meer ct. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. ISij dit nummer bijvoegsel. helioort een Drinkwater. Tot onze eerste levensbehoeften behoort zui ver drinkwater. Van velerlei, waarvan we het gebruik ons hebben aangewend, kan men be- toogen, dat het, strikt genomen, niet onmis baar is en dus als een weeldeartikel moet worden aangemerkt. Water hebben echter al len noodig en nog wel in tamelijk groote hoe veelheden. Te veel zou ik vergen van de aandacht der lezers en van de ruimte, die de Redac teur heeft willen toestaan, wanneer ik me ging wagen aan eene opsomming van al de ge vallen waarbij we de pomp of den putsaker in beweging moeten brengen. En tot verras sende uitkomsten zou het leiden, wanneer eens werd aangewezen, hoe groot een gedeelte van onze zoogenaamde vaste stoffen uit water be staat. Het behoeft dan ook inderdaad niet te verwonderen, dat in de jeugd van het men- schelijk weten en denken, een vijf en twintig eeuwen geleden de Grieksche wijze Thales van Milete tot do meening kwam, dat water het eenige element, de grondstof was van al wat bestaat. Een groote invloed wordt dus door het wa ter uitgeoefend op onze gezondheid. Meestal ten goede, en gezegend wordt door den dor stige de frissche dronk, die hem lafenis brengt. Soms echter is het water een gevaarlijke vij and, die ongemerkt zijn gif toedient. Zoo is het, wanneer het water drager is van smet stoffen, die het, bewegelijk als het is, overal henenvoert. Gevaar schuilt dan in het glas, waar de landman naar grijpt, die afgemat van den akker thuis kwam. Gevaar in de melk emmers die werden omgespoeld. Gevaar in de melk die er straks in zal worden vervoerd. Drink er van en ge kunt er zeker van zijn, dat eerstdaags de typheuze koorts u zal ne- derleggenmoge het zijn, niet voor altijd. Yan het grootste belang is het dus, hoe we voorzien in de behoefte aan water, aan drink water vooral, maar ook aan waschwater. Op tweeërlei eischen moet daarbij worden gelet: er moet steeds genoeg water zijn en 'c water moet zuiver wezen. 20.) Twijfelt u daar nog aan? Och, arme mama, vat zjjt ge toch eenvoudig. Hij heeft het geheele huis hier stormenderhand veroverd alsof het een vesting was, de luitenant voerde hier den boventoon mama dweepte met hem. papa prees hem tot in de wolken, hg was knap, hij was geleerd, hij was gees tig, hg was alles en nog wat. Algemeene opgeto genheid. Intusschen palmde de slimme vogel zeei handig de rjjke erfgename in en niemand had daar het flauwste vermoeden van. Nu, was het niet aar dig, zeg, mama, heeft hjj mevrouw De Prabert niet mooi beetgenomen Ja ja, het is afschuwelijk Welnu, ik beloof u, ik Aurélien, dat de mooie berekeningen van dien geleerden heer op nul uit komen zullen, dat zijn wiskunde bij de vrouwen niet zal opgaan en dat ik hem hinderpalen in den weg zal leggen, die hij niet als een rots met meliniet in de lucht kan laten springen. Hij zal binnenkort weten welk een tegenstander ik ben. Hg zal Mar- guérite niet hebben, dat zal niet gebeuren, ik wil het niet. Het denkbeeld alleen maakt mij buiten mij- zelven van woede en haat. De schgnbare kalmte en onverschilligheid van Au rélien waren eensklaps geweken, hg balde de vuis ten en schuimbekte van drift. Verschrikt over zooveel opgewondenheid wilde mevrouw De Prabert hem met moederlijke liefkoo- zingen tot kalmte brengen, maar hij stiet haar terug. Mijn hemel! riep zjj wanhopig uit, als ge het u zoo aantrekt, dan moet ge dat meisje wel beminnen. Och, weet ik het, liefde of haat, om 't even, ik wil niet dat zij hem zal toebehooren, ik wil dat zg de mijne zal zijn. Deze wil sluit alles iri en gij weet mama. dat ik mijn wil kan doorzetten en dat ik voor niets terugdeins, dat niets mij kan weerhouden er aan te voldoen. Helaas, zuchtte Felicienne, wie had zulk een on- Hoe is het daarmede nu aan den Langedijk gesteld? Het slaan van Nortonputten gaf hier, zooal eenig, dan toch zeer weinig en bedenkelijk resultaat. De plaatselijke gesteldheid schijnt daaraan niet gunstig te zijn. Tengevolge daar van hebben we alles af te wachten van onze daken en van het regenwater, dat daarop wordt opgevangen. Nu is het een bekend feit, dat niet elke re genbui goed drinkwater doet nederdalen. Vooral na langdurige droogte kan het regenwater al lerlei bijmengselen uit de lucht hebben opge nomen, en daaronder stellig schadelijke. Over 't algemeen is goed regenwater echter niet te versmaden, wie dus dak en goten goed schoon houdt en een ruimen, zuiveren en wel- gemetselden bak bezit, heeft in den regel niet te klagen. Er zijn echter enkele woningen, die tot schande van de huiseigenaars, in 't geheel niet of zeer onvoldoende tot het verzamelen van 't hemelwater zijn toegerust. Hoe vele gezinnen moeten zich niet behelpen met een meer of minder omvangrijke, meestal zwarte, waterion De inhoud er van is te gering om te voldoen zells aan de middelmatigste behoeften. Een deel van de ton steekt boven den grond uit en wordt in den zomerdag geblakerd door de zon. De ton staat buitenshuis en is niet altijd voldoende gesloten, zoodat de wind vrij Spel heeft en er zoo nu en dan wat stof in blaast.. Een smakelijke dronk is in die woningen zel den, een vertrouwbaar zuivere nooit te ver krijgen. Dat in droge zomers, en ook wel eer der, watergebrek regel is voor alwie zich met dit tonnenstelsel moet behelpen, weet iedereen. Maar zelfs gemetselde regenbakken kunnen dit niet altijd voorkomen. Wanneer de wind wat lang uit het Noordoosten blaast en de wolken wegdrijft zoodat de hemel gesloten schijnt, geraken de bakken leeg en de eige naars leiden gebrek. Dan worden eerst dagen achtereen burendiensten gevraagd bij ieder van wien men weet dat hij nog water hoeft. Niet dan ongaarne vergt men zulk een dienst van goede buurschap en soms wordt die dan ook met groote bezorgdheid verleend. Heden ik, morgen gij, denkt de vrager; en de gever be rekent misschien met zorg, hoe lang zijn eigen watervoorraad het nog kan uithouden. Hoe meer hij afstaat, des te eerder heeft ook hij geluk kunnen vermoeden? Ge hebt alleen wat te wei nig acht op nw nicht Marguerite geslagen, gij vondt haar onbeduidend, onnoozel, een bakvischje en lang niet zoo schoon als Dat is zoo, maar zij is in een paar maanden ook verbazend veranderd, en dan, riu een ander haar nadert is zij voor mij juist begeerlijk gewoiden, maar dat verandert nu niets aan het gebeurde. Kan ik op u rekenen, mama, zult ge voor mg een trouwe en vastberaden boridgenoote zijn? Zij sloot hem in haar armen en riep uit: O! mijn Aurélien, kunt [ge dat nog vragen? Gg zgt mijn schat, mjjn vreugde, mijn leven. Dat is dus afgesproken Voor u ben ik tot alles bereid, tot goed zoowel als tot kwaad en wanneer uw geluk er mee gemoeid is, dan ontzie ik niets ter weréld. De jonge man maakte zich los uit haar omhelzing. Dan is het goed, zeide hij, het verbond is tusschen ons beiden gesloten, of liever tusschen ons drieën, want oom Jacques is er ook nog en hg zal lang de minste niet zjjn. Wij zullen dien luitenant Dormelles zooveel hindernissen in den weg leggen, dat hij er ten slotte wel over vallen moet, meer zeg ik niet. ACHTSTE HOOFDSTUK. Hoe meer ik er over denk, luitenant, hoe vaster ik overtuigd ben dat ik den kerel, die u een rotsblok op het hoofd wilde laten vallen, mgn blauwe boon in zijn karkas heb gejaagd. Mijn schot raakte wel niet goed, niet zoo goed als ik het 'gewenscht had, maar toch geloof ik De goede Martineau voltooide zgn zin niet, het was toch vergeefsche moeite, want zgn luitenant, die naast hem in het tentwagentje zat, op weg naar het kasteel Saint-Colomban, vet stond geen woord van alles wat hg zeide. Hij klapte daarom maar met zgn zweep, om het paard wat aan te sporen, dat vanmiddag een weinig lui was. Allons, vooruit, Bruintje. Bruiritje legde een stapje op, maar het duurde niet lang of hij verviel weer in zgn oude sukkel drafje. Martineau liet hem maar begaan, hij hield er niet van een dier noodeloos te kwellen, watergebrek te wachten. En wat is erger dan dat? De wekelijksche of veertiendaagsche wasch moet woruen uitgesteld; wie weet voor hoe |lang? Voor het wasschen der groente en het koken van het middagmaal moet het beschik- bare water als een oorlogsrantsoen worden toe gemeten. En wat wordt dat laatste water troe bel, om niet te zeggen vuil! 't Is haast on bruikbaar. Als een uitkomst wordt het dan ook begroet, wanneer er schuitjes worden uitgezonden met groote tonnen of kuipen om water te halen van Schoorldam. En men is dankbaar, wanneer men voor geld water kan koopen, dat werke lijk van daar is gehaald en dat niet onderweg uit de slooten is geschept. Maar zelfs al is er geen watergebrek, ook wat de regenbakken bergen is stellig niet al tijd het besteof laat ons liever zeggen is niet altijd goed drinkwater. Bij sommigen ziet het stroogeel, bij anderen is het doorgaans troebel. Soms is het een waar aquarium met kleine waterdiertjes. Zoo hebben dus alle Langedijkers misschien een enkelen keer en sommige bijkans geregeld te weinig of te slecht water. Deze toestand bewoog mij, den 24sten Fe bruari jl. in de vergadering van het Bestuur der afdeeling Langedijk van het „Witte Kruis" in bespreking te brengen, of door de afdeeling niets zou kunnen gedaan worden, om in deze behoefte te gemoet. te komen. Mijne medebe stuurders waren het zonder uitzondering met mij eens, dat zulk eene bemoeiing geheel lag op den weg dier vereeniging en stellig kon strekken ten bate der Langedijker burgerij. Er werd dus eene commissie van onderzoek en rapport aangewezen, bestaande uit de heeren C. Rootlieb, C. Hopman en F. C. Fleischer. Voorloopig dachten we alleen aan het stich ten van groote openbare regenbakken in de vier dorpen, of het doen slaan van nortonput ten in de gemeente Noordscharwoude, ten oosten van de Ringvaart. In beide gevallen zouden we echter ondanks aanzienlijke geldelijke offers weinig meer dan lapwerk gedaan hebben, zoodat na allerlei in formaties in de volgende bestuursvergadering door mij werd voorgesteld, in tijden van wa tergebrek, namens het Witte Kruis duinval te laten halen van Schoorldam. Daartoe zou dan noodig zijn, öf zeer groote kui- Bovendien was het landschap, waar zg doorreden, fraai genoeg om het eens op hun gemak te bekijken links de rotsen, grillig gevormd, begroeid met mos en slingerplanten; rechts, diep beneden hen, de val lei des Villards en in de verte, heel in de verte, de besneeuwde kruinen der Alpen, die schitterden in het zonlicht Luitenant Filip zag al even weinig van dit heer lijke natuurtafereel als hg hoorde van hetgeen Mar tineau sprak. Hjj was in gepeins verdiept. Hij, wiens leven altijd zoo kalm voorbijgegaan was, die zich, sedert hg de jaren des onderscheids had bereikt, nooit met iets anders had beziggehou den dan met zgn studie en zich slechts gewijd had aan het volbrengen van zgn plicht, hij was eens klaps het onderwerp geworden van twee vurige en tegenstrijdige hartstochten, liefde en haat. Hij beminde Marguérite en Marguérite beminde hem, dat was de hemel, die hem tegenlachte. Aurélien De Prabert haatte hem en had van den verraderlijken en laaghartigen Jacques Hilson het werktuig, den slaafschen handlanger van zijn eer- looze plannen gemaakt, dat was het onweer, dat zich dreigend boven zgri hoofd samenpakte. De gedachte daaraan slingerde den jongen officier tusschen hoop en vrees, maakte hem gelukkig en droefgeestig tevens. Doch wanneer men negen-en-twintig jaar is, laat men zich niet zoo spoeiiig terneerdrukken. Filip Dormelles schudde dan ook weldra die sombere denk beelden van zich af, zgn oog werd weer levendig, hij beschouwde vol verrukking het heerlijke verge zicht, dat zich voor hem ontrolde en wendde zich ten slotte tot zgn oppasser, die eveneens opging in bewondering voor de schoone natuur: Martineau Luitenant? Weet ge waar wg heengaan Zeker, luitenant, dat hebt ge mg immers gezegd, naar het kasteel Saint-Colomban. Ja, maar weet ge ook wat wg daar gaan doen Neen. dat hebt ge me niet gezegd, luitenant. Goed, dan zal ik het u zeggen, want ge zgt voor taan mgn vriend, wien ik mgn vertrouwen schenk. pen of een waterschip te doen bouwen. In dien geest rapporteerde het Bestuur dan ook aan de Algemeene Vergadering van 5 Mei j.l., die he laas te slecht bezocht was om de algemeene Opinie der vereeniging te kunnen weergeven, maar die dan toch als haar gevoelen uitsprak, dat het Bestuur er wel aan zou doen, wan neer het zijn aandacht schonk aan het veel vuldig terugkeerende watergebrek en omzag naar de beste middelen om daarin te voorzien. De commissie werd dus diligent verklaard en verzekerde zich bovendien van den raad en de medewerking der heeren Dr. H. G. Hamaker en J. G. Vogelenzang. Breidde zich dus haar ledental uit, haar ver langens hielden daarmede gelijken tred. De vraag werd gedaan, of er niet eene duinwater leiding zou kunnen worden aangelegd, van uit Alkmaar, Bergen of Schoorl. Wel was afwij zend beschikt op een schrijven, dat ik, op eigen verantwoordelijkheid, zoo vrij was geweest te richten tot de Maatschappij, die Alkmaar van drinkwater voorziet, maar spoedig daarna was officieus gebleken, dat bij voldoende mede werking zulk een plan toch niet in de lucht zou blijven hangen. En welk eene uitkomst zou eene goede wa terleiding zijnLDan had ieder en te allen tijde, bij droog weder zoowel als in regenachtige we ken, overvloed van betrouwbaar drink- en waschwater. Dan zette men de kraan maar open, en het frissche, sparkelende kristalheldere water spoot te voorschijn. Dan was geen na spoelen in slootwater meer noodig. Dan was de huisvrouw bevrijd van pompen en putten en waterdragen. Dan behoefden geene huizen meer gebouwd te worden met dure en groote regen bakken. Dan zou het geld bespaard kunnen worden, dat nu wordt uitgegeven voor het reinigen van goten en daken. Dan geen gesuk kel meer met klensbakken, die verstopt raak ten en bij stortregens overgutsen. Dan zouden de filters worden opgeborgen en de plaats er van misschien wel ingenomen door een badkuip. 't Water voor de zieken zou niet meer ge kookt moeten worden en hoe zou het gevaar voor besmettelijke ziekten verminderenmet name voor typhus! Zulk.eene waterleiding behoeft, naar we ho pen, met het oog op de talrijke en welvarende bevolking aan den Langedijk niet tot de vrome wenschen te behooren, die altijd op vervulling Wij gaan een jonge (laine ten huwelgk vragen. Hij sprak op vroolgken, luchthartigen toon en klopte zgn oppasser gemeenzaam op den schouder. Is 't waar, luitenant? riep Martineau uit. Natuurlijk. Oin u de waarheid te zeggen, heb ik al gedacht, dat er wat buitengewoons op til was. Hoe dat? Wel, ge hebt uw dolman no. 1 aangetrokken, ge hebt uw paradedegen omgehangen en nieuwe hand schoenen aangetrokken. Weet ge wie de jonge dame is, Mariineau? Nu, luitenant, daar behoef ik niet lang naar te raden, mejuffrouw Marguérite De Briais, en ik haast me er bij te voegen, dat ik van ganscher harte wensch, dat niets uw plannen zal dwarsboomen. want.... Hg hield even op, maar Filip zeide: Ga voort, Neem mij niet kwalgk, luitenant, het is misschien ongepast wat ik zeggen wilde, maar het is daarom toch uprecht gemeend. Zeg het dan, rnijn jongen. Mejuffrouw De Briais is de mooiste en de liefste jonge dame, die ik ooit gezien heb, en toch heb ik heel wat nichtjes die ook lang niet leelgk zgn. Filip moest glimlachen toen hij Martineau zoo on der bedekte termen op zijn liefdesavonturen hoorde snoeven. Dus ge vindt haar mooi? zeide hij. Als een engel, luitenant, ik zou niet weten waar ik haar beter bjj moest vergelijken. Juist, als een engel, Martineau, en niet alleen dat zij zoo schoon is als een engel, maar zjj is ook even liet, even goed, even edel, even zachtzinnig. Telkens als Filip, met klimmende geestdrift, een der hoedanigheden van zijn aangebedene opnoemde, knikte Martineau goedkeurend met het hoofd. 't Is waar, luitenant, 't is allemaal waar, zeide hg, een ding is echter maar jammer. Wat dan? vroeg Filip eenigszins ongerust. Dat zij tot zulk een zonderlinge familie behoort als die der Praberts. Maar mejuffrouw De Briais behoort volstrekt niet tot de familie De Prabert! riep de luitenant uit. Toen haar moeder gestorven was, is mijnheer De

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1899 | | pagina 1