Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N". 34.
Zondag 20 Augustus 1899.
8e Jaargang.
J. II. KEIZER.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
N ieu wstij dingen.
Feuilleton.
WEIIB SISeiilBII.
NIEUWE
Villi MIJ
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor NOORDSCHARWOUDEOüDKARSPEL, ZlIIDSCHARWOUDE en Br. OP LANGEDIJK
per drie maanden 50 ct., franco p. post ÖO ct.
UITGEVER:
BUREEL:
Hooi'dseSiarwoude.
KU <lit iiuiiiiiier behoort een
bij voegde B,
PRIJS DER ADYERTENTIËN:
Van 15 regels 30 ct., elke regel meer £5 ct.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
Onder vele blijken van belangstelling, vierde
Dinsdag 15 Aug. j.l. de Weleerw. Heer L. II.
Voortmans, pastoor te Tuitjenhorn, het feest
van zijn 25-jarig priesterschap. De kerk en de
pastorie waren eenvoudig, doch keurig, met bloe
men en groen versierd en den geheelen dag
kwamen bezoekers den Jubilaris gelukwenschen.
En toen 's avonds de tuin voor de pastorie ver
licht was en het fanfarecorps van Warmenhui-
zen het feest met muziek opluisterde, waren in
het anders zoo stille dorpje zooveel menschen
op de been, als men er misschien alleen bij ge
legenheid van de kermis bij elkaar ziet.
Maandagmiddag werd de brandspuit van
Dirkshorn gehaald, om dienst te doen bij den
Heer J. Schoort in de Woudmeer, waar het
hooi zoo sterk broeide, dat men elk oogenblik
vreesde, de vlam te zullen zien uitslaan. Ter
wijl velen, in afwachting van de komst der spuit,
met emmers water het uitbreken van den brand
trachtten te voorkomen, droegen anderen het
huisraad naar buiten. Toen na korten tijd de
brandspuit aangekomen was, werd onder hare
bescherming een groot deel van den hooivoor-
raad naar buiten gebracht. Tot laat in den nacht
werkte men door en zoo gelukte het, 't gevaar
af te wenden.
Wegens sterken hooibroei en daaruit voort
spruitend brandgevaar was men Woensdag bij
den Heer J. Bakker in 't Waarland en bij
den Heer G. Schoorl te Eenigenburg bezig,
het hooi uii de schuur te verwijderen, op beide
plaatsen met een brandspuit er bij. Wel waren
beiden zoo gelukkig, hun huis te bewaren, doch
het naar buiten gebrachte hooi geraakte in brand,
21.)
Ten slotte, daar de toestand toch zoo niet langer
kon voortduren, en het zich niet deed aanzien, dat
de gunstige gelegenheid om het gesprek op Margue
rite te brengen spoedig komen zou, verzamelde Fi-
lip al zijn moed en deed zjjn aanzoek rond voor de
vuist weg.
Mijnheer De Prabert, zeide hij luid, hoewel zijn
stem eenigszins beefde, ik bemin mejuffrouw Margue
rite De Briais, uw pupil, en ik heb de eer u om haar
hand te vragen.
De grijsaard sprong van zijn stoel op.
Is het mogelijk riep hjj uit. Mijn God! En wat
denkt het meisje er van?
Mejuffrouw De Briais heeft mij toegestaan, dit
verzoek tot u te richten en zij heeft er zelfs op aan
gedrongen, dat ik het heden doen zou.
Dus gij zijt het samen eens? Zij bemint u?
Ik heb althans alle reden dat te veronderstellen,
mijnheer.
Het sombere gelaat van Bernard De Praber t hel
derde eensklaps op en een zucht van verlichting ont
snapte aan zijn borst.
O! luitenant Dormelles, wat ben ik gelukkig! riep
hjj uit. Zie, ik heb mij reeds zoo bezorgd gemaakt
over dat meisje. Ik ben een oud man, misschien zal
ik|| niet lang meer leven en het zou mij zoozeer
smarten te moeten heengaan, zonder de zekerheid
te hebben, dat mijn lieve Marguerite onder bescher
ming stond van een eerlijk rechtschapen man, die
haar liefhad en die haar door de moeieljjkheden en
de bezwaren van het leven zal helpen. O! het moet
zulk een zaligheid zjjn, luitenant Dormelles, wanneer
men elkaar bemint, wanneer men hand in hand door
het leven gaat, wanneer men elkaar van weerskan
ten hoogacht en waardeert, wanneer men één is van
gedachten, één van wenschen, één van ziel. Helaas,
hoe weinig menschen leeren dat geluk van nabij
kennen.
bij den eersten nog denzelfden dag, bij den twee
den den volgenden morgen.
,,'t Is een mirakel, zoo mooi als 'tgaat," zoo
hoort men de bouwers van Sint-Pancras te
genwoordig hun oordeel uitspreken over de vei
ling van de roode kool. En waarlijk,'t gaat vol
komen naar wensch. Wat een verschil bij vorige
jaren Toen stonden de bouwers op den uitkjjk,
of er nog geen koopman kwam om eene bestel
ling te doen. En kwam er een, dan ging hij
nog dikwijls de deur voorbij, vooral die der klei
ne bouwers.
Kwam de koopman niet, dan zat er niets an
ders op, dan naar de Langedjjk te gaan, den
koopman een bezoek te brengen en hem zeer be
leefdelijk te verzoeken om ook eens kool temo
gen snijden. Door den regel was de reis ver-
geefsch en kon men ongetroost weer heengaan.
Was het vreemd, dat menigeen op zijn terug
reis zich ergerde aan zulk een toestand? Was
het niet hard om met de producten van zijn
zwaren arbeid zoo verlegen te zitten. En was
het niet vrij natuurlijk, dat de kool wel eens
voor een halve gulken per 100 minder werd aan
geboden. Wanneer van andere zijde n.l. van de
houwers, die goed van hun kool konden afko
men aanmerking werd gemaakt op die markt-
bederverij, was het antwoord: „ja, jij hebt goed
praten, maar ik wil ook wel eens geld zien."
Hoe geheel anders is 't nu
Eiken dag gaat men de rijpe kool snijden en
men is zeker op de markt zijn waar te kunnen
verkoopen. Niemand blijft met zjjn kool zitten.
En de prijzen? De marktberichten in „de
Nieuwe Langedijker" zeggen het ons die geven
alle reden tot tevredenheid.
Afgunst, moedeloosheid en wat al niet meer
zijn te dezen opzichte verdwenen, de gemoeds
rust teruggekeerd.
De afschaffing der overtallen, iedereen erkent
de waarde en het groote gemak ervan, doch van
veel meer beteekenis is het, den onderhandschen
De grijsaard liet moedeloos het hoofd hangen, doch
hij wist zijn aandoening terstond te beheerschen, hij
hief het hoofd op en zag Filip vol welgevallen aan.
Voor u is dat geluk weggelegd, luitenant, hernam
hij. ik heb uw karakter leeren kennen en op prijs
stellen, ik heb een blik geslagen in uw hart en daarin
slechts edele, verheven gedachten gelezen. Zonder
veel hulpmiddelen hebt ge u een eervollen weg ge
baand door het leven en thans lacht de toekomst u
tegen. Helaas, luitenant Dormelles, hoeveel jongelie
den van uw leeltjjd zijn er niet, wier hart reeds
verdorven is, die geen gevoel hebben voor het edele,
het goede en het schoone en die aan niets gehoor
zamen dan aan hun verkeerde neigingen en harts
tochten. Die ongelukkigen, welk een treurig bestaan
bereiden zjj zich voor.
Terwijl Bernard deze woorden sprak was hij op-
gpstaan en liep met groote stappen de kamer heen
en weer.
Ten slotte kwam hjj bij Filip terug en legde de
hand op zijn schouder.
Marguérite heeft geljjk u te beminnen, luitenant
Doi melles, zeide hjj, en ik hecht daar mijn volle goed
keuring aan.
Ik dank u, mijnheer, voor de achting die ge mij
betoont en ik hoop, dat ik mij steeds dit vertrouwen
zal waardig maken. Verder acht ik mij verplicht u
nog eenige inlichtingen te geven omtrent mijn posi
tie en particuliere omstandigheden. Ik bezit geen
vermogen, mijn geheele rijkdom bestaat in mijn rang
en
En uw bekwaamheid, luitenant Dormelles, vulde
Puybarrau aan, en dat is een vermogen, waarop men
vaster kan vertrouwen dan op geld.
Bernard De Prabert haalde minachtend de schou
ders op.
GeldGeldherhaalde hij bitter. Wat bekommer
ik mij daarom. Zie, jongmensch, door mijn han
den zjjn millioenen en millioenen gegaan, Puybar
rau kan het bevestigen, en ben ik daar gelukkiger
door? Kon ik er eenigen roem op dragen? Waartoe
heeft ons deze grootheid gediend, die ons door zoo-
velen wordt benjjd? Het vorstelijk inkomen, dat ik
thans geniet en waarvoor ik mijn leven lang ge
werkt en gezwoegd heb, wordt doelloos weggewor-
handel zooveel mogelijk te doen verdwijnen en
daarvoor de publieke veiling in de plaats te stel
len. Daarvoor is noodig samenwerking en eene
groote mate solidariteitsgevoel. Ook de bouwers
van andere dorpen moeten daarin medewerken.
Komt, bouwers van Koedijk, Warmenhuizen en
andere plaatsen, velen uwer hebben ook reeds
kool te leverenwij zien u er niet mede op de
veiling, werkt met ons mede in 't belang van allen.
Een mooi punt op 't program van actie van de
Naamlooze Landbouw- en Handelsvereeniging.
Ter gelegenheid van de kermis alhier werd
bij den Heer P. Groothuizen een wedstrijd in
het katknuppelen gehouden.
De eerste prijs werd gewonnen door den Heer
E. Waal te Oudkarspel, de tweede door den Heer
C. Groothuizen te Sint Pankras.
In de Woensdag 1.1. gehouden Raadsvergade
ring alhier werden de geloofsbrieven der onlangs
gekozen raadsleden onderzocht en werd tot toe
lating besloten.
De gemeenterekening over 1898 werd goed
gekeurd. Zij sloot met een batig saldo van
f674,89 V2.
De ontvangsten bedroegen f 5582,35 en de
uitgaven f 4907,4572-
Zondag zal door de deelnemers aan den
landbouwcursus voor onderwijzers te Schagen
eene excursie worden gemaakt, 's Morgens te 6
uur zal men samenkomen aan de kaasfabriek te
Lutjewinkel.
De valsche munter.
De instructie in zake den van valsche munting
verdachte J. W. Smitshuyzen vordert niet hard.
Hij blijft ontkennen medeplichtigen te hebben,
maar heeft wel bekend matrijzen en
ander materieel in de Prinsengracht te
hebben geworpen, nl. voor het café van den
heer Meyer. Door een baggerman is gisteren ter
plaatse gedregd onder toezicht der politie. Aan-
pen, verkwist aan feesten en vermaken, verdobbeld
en verbrasd in de speelzalen. Wanneer ik mijn ge
weten raadpleeg, dan voel ik mij schuldig, verach-
teljjk en laf, want ik heb niet het minste nut ge
sticht met het geld, dut mijn werklieden in het
zweet huns aansehjjns voor mij hebben verdiend.
Ik kan geen rekenschap geven van dat geld, in los
bandigheid verteerd, maar nog is het tijd en ik
zal mijn misslagen schitterend herstellen.
Het gelaat van Bernard de Pralert gloeide van
geestdrift, zijn oogen fonkelden en zjjn stem klonk
plechtig, dreunend door het vertrek.
Puybarrau lachte, om deze opgewondenheid te doen
bedaren en zeide:
Komaan, komaan, laten we ons nu niet verdie
pen met sociale toestanden en het arbeidersvraag
stuk, wjj zouden op die wijze uit het oog verliezen,
waarvoor mynheer Dormelles eigenlijk hier geko
men is.
Ge hebt gelijk, mijn vriend, zeide Bernard. Het
is een dwaasheid te spreken van berouw, verdriet
en vergelding tegen iemand die slechts droomt van
liefde en geluk. Neem het mij niet kwalijk, beste
Filip, de gebeurtenissen van den laatsten tijd heb
ben mij hevig aangegrepen en mij somber gemaakt.
Wij zullen ons thans uitsluitend met u en uw plan
nen bezighouden, maar dan ontbreekt hier nog ie
mand, die in deze aangelegenheid ook een woordje
mag meepraten.
Hy drukte op den knop van een electrische bel.
Een bediende trad binnen.
Verzoek mejuffrouw De Briais hier te komen, be
val hij.
De bediende wilde zich verwyderen maar bleef
op een teeken van Puybarrau.
Waar denkt ge aan, mijn beste Bernard, zeide
de kleine ingeneur, wilt ge mejuffrouw Marguérite
in deze atmosfeer van tabaksrook ontvangen? Het
iieve kind zou niet kunnen onderscheiden wie van
ons drieën haar verloofde was, sta my toe dat ik
uw bevel eenigszins wijzig.
En hij ging tegen den bediende voort:
Zeg aan mejuffrouw De Briais dat mijnheer De
Prabert haar wacht op het terras bij de oranjerie.
Nu verwjjderde zich de lakei.
gezien de justitie blijft gelooven aan medeplich
tigen, vooral bij het uitgeven, wordt op een vier
tal personen streng toezicht gehouden.
In de kroeg.
Het was te Groningen. Hij had zes borrels
genoten engeen geld om te betalen. De
kroeghoudster pakte hem de pet van het hoofd
en daarop volgde het onvermjjdelijke standje.
Nu zijn er altijd menschen, menschen, men
schen die hun goedheid zelfs uitstrekken tot drin
kers en schenkers. Zulk een man ontbrak ook
hier niet: hjj kwam voorbij gewandeld, hoorde
naar de toedracht der zaak en gooide een gul
den op de toonbank, opdat de vrouw haar cen
ten en de bezoeker zijn pet zou krijgen.
Terwjjl de vrouw bezig was geld terug te ge
ven, zei de man van de „zes": „Och, meneer
laot 't wief maor zeuven stuvers afhaolen, dan
kan 'k nog eine koopen."
Deze week branden in de omstreken van
Nieuwe Niedorp tengevolge van hooibroei
twee boerenwoningen tot den grond toe af. Bin
nen zeer korten tijd zijn nu in dezen omtrek
reeds vjjf boerenplaatsen door genoemde oorzaak
in vlammen opgegaan.
Naar aanleiding van de vraag of hetgeen
dwaasheid was dat de schutters nu onderricht
kregen in de behandeling van het Beaumontge-
weer, deelt de late luitenant der Artillerie De
Vries in het Nws. mede, dat voor de schutterij
geen geweren model '95 zijn aangemaakt, zoo
dat alleen de actieve korpsen over repeteerge
weren voor rookeloos kruit beschikken kunnen.
Uit Den Haag:
Honderden sollicitanten hadden zich aangemeld
voor de „vacante betrekking": boekhouder voor
eenige avonduren. Een hunner was zoo geluk
kig, dat hij werd opgeroepen om over een plaat
sing te komen spreken, en toen vernam hij, dat
de belooning bedroeg 40 cents per avond, van 7
tot 11 uur, alzoo 10 cents per uur!
Ge hebt gelijk, Puybarrau, zeide Bernard.
Nietwaar? hernam de ingenieur vrooljjk, een ge
sprek dat slechts handelt over rozengeur en mane
schijn kan nergens beter gevoerd worden dan in de
open lucht, vooral wanneer het zulk hemelsch weer
is als vandaag.
't Is zoo, gij denkt aan alles.
De drie heeren verlieten het vertrek en begaven
zich naar de benedenverdieping van het kasteel, om
zoodoende het terras te bereiken.
Op een hoek van het terras ontmoetten zjj Mar-
tineau, die dadelijk front maakte en op militaire
wijze salueerde. Onder voorwendsel eenige bevelen
van zijn luitenant te vragen, hield hij Filip even op.
Luitenant, zeide hy, weet ge wat oom Jacques
gedaan heeft? Ohjj is slim, die oude, maar niet
slim genoeg voor ons.
Spreek spoedig.
Welnu, zoodra hy op het kasteel terugkwam, ik
moet nog weten hoe, heeft hij zich op zijn kamer
opgesloten en daar eensklaps een revolverschot ge
lost. Men snelde toe en vond hem kermend op den
grond liggen. Hij vertelde, dat hij de revolver had
willen schoonmaken, dat er nog een patroon op zat,
hetgeen hij niet wist en dat de kogel hem in den
arm getroffen had en daarna door het venster was
gegaan. Het reheele huis was in rep en roer, men
liep, men schreeuwde en iedereen houdt zich thans
overtuigd, dat oom Jacques zichzelF heeft verwond
men noemt het een ongeluk, een onvoorzichtigheid,
maar dat is alles. Niemand vermoedt de ware toe
dracht van de zaak, zelfs de dokter heeft geen ach
terdocht en schijnt niet eens gezien te hebben, dat
die wond niet van nabjj, maar op een afstand van
zeshonderd pas is toegebracht en niet door een re
volverpatroon, maar door den kogel van een Lebel-
geweer.
Inderdaad, antwoordde Filip zacht, dat is handig
overlegd.
Wij hebben met een sterke tegenpartjj te doen.
Zeker.
Maar des te meer reden om de oogen goed open
te zetten.
Als ge maar voorzichtig zjjt, Martineau.
Maak u maar niet ongerust, luitenant, alleen zal