BIJVOEGSEL van de „Nieuwe Langedyker Courant' van Zondags? Augustus 1899. Vervolg Nieuwstijdingen. Opstootjes te Hilversum. Deze week is de gemeente Hilversum het tooneel geweest van ergerlijke opstootjes. Het feit, dat men aldaar de kermis heeft afgeschaft heeft onder de burgerij groote ergernis verwekt. Op den dag nu, dat anders de kermis zou zijn begonnen, is het tot eene uitbarsting gekomen. Op den dag waren het de jongens, die zingende en rumoerig door de straten trokken, maar 's avonds ook waren het mannen, meest werkvolk, dat bij kleine bouwers in dienst is. Al spoedig kwam het tot baldadigheden. Hier en daar werden de ruiten ingeworpen en er bleef bij den burgemeester geen ruit heel. Men trok naar het raadhuis, waar juist eene verga dering werd gehouden, waarin over armenver zorging zou worden beraadslaagd. Een bepaalde keuze had men echter niet van hen die het ontgelden moesten, o. a. hieruit blij kende, dat de woningen der raadsleden gespaard bleven. "Was des avonds de politie niet bij machte deze straattooneelen te keeren, en riep de burge meester daartoe de Schutterij op, waaraan slechts door 20 man werd gehoor gegeven, des anderen daags waren krachtiger maatregelen genomen. De Rijksveldwacht van Amsterdam en omlig gende gemeenten werd gerequireerd en bovendien arriveerden al vroeg 64 man infanterie uit Naar- den, onder bevel van den len luitenant Fabius. Cavalerie uit Amersfoort werd aangevraagd. De relletjes zouden echter nog niet ophouden. Op de Goest kwam het herhaaldelijk tot een treffen. Aanwezige troepen patrouilleerden. De ijzeren gootbedekkingen werden opgebroken. Ein delijk waren de troepen genoodzaakt op de Goest van de wapens gebruik te maken, waarbij Eike- lenberg, smidsknecht bij de Jong, een schot door het hoofd kreeg, met doodelijken afloop. Gejjtenbeek, tuinman bij mr. Cappeijne, kreeg een kogel in den rug en een in de hand, Steen kamp uit Haarden een kogel in het rechterdij been en een beenfracteur. De rust is thans nagenoeg hersteld. Het publiek belemmerde het optreden van mi litairen en politie sterk. Ondanks de proclamatie van den burgemeester, bewogen velen zich langs de straten, daaronder zelfs tot laat in den avond vrouwen met kinderwagens. Een diepen indruk maakte het bericht, dat bloedige offers voor een kermisgril gevallen waren. Eikelenberg, die gedood werd, was pas de vo rige week als „blauwe huzaar" met paspoort ge gaan. Tot vijf malen moet hij gesommeerd zijn zich te verwijderen, maar hij bleef weigerachtig aan dit bevel te voldoen. Yan de gewonden werden er drie op het poli tiebureau verbonden, waarna een hunner naar zijn huis kon gaan en de andere twee naar de Ziekenverpleging werden overgebracht. Een knecht van een bestelwagen kreeg een kogel in den arm, terwijl ook een heer op weg naar den trein licht moet zijn getroffen. Buiten de reeds gemelde verwondingen werden velen nog min of meer licht gekwetst. De meesten waren onder den invloed van ster ken drank. De rust is verder in Hilversum niet verstoord. De gewonden gaan vooruit. In den aap gelogeerd. Een passagier van den mailtrein van Vlissin- gen naar Amsterdam vond het al te benauwd in zijn rijtuig hij keek eens rond en jawel, daar zag hij tegen den wand een kruk. Wacht! die is stellig om versche lucht te verschaffen en bom, daar staat de trein stil. Hoewel zelf hevig ontsteld, werd tegen hem proces-verbaal opgemaakt wegens onnoodig overhalen der noodrem. Droogte en geen einde. In de Friesche gemeente Opsterland begint het er tengevolge der aanhoudende droogte treu rig uit te zien. De veehouders zijn genoodzaakt geworden, om nu reeds hun vee te stallen en met hooi te voederen. Er zijn er die van 10 tot 15 stuks aan het hooi hebben, zoo men het noemt. Blijft de schaarschte van weide bestaan, dan is de voorraad hooi veel te gering en laat het zich aanzien, dat de prijzen enorm zullen stijgen. Ook het drenken van het vee bezorgt veel last, van water in wijken en slooten is hier en daar in het geheel geen sprake meer, terwjjl vele pom pen leeg zijn. Wederinvoering der doodstraf! De te Groningen vergaderde Gereformeerde Synode besloot een audiëntie te verzoeken aan H. M. de Koningin om aanbieding van het re quest, waarin opgekomen wordt tegen de roepende volkszonden en om verzoeken tot wederinvoering van de doodstraf. Op de huwelijksreis. Een tragisch-komisch wedervaren had dezer dager een jong paar, dat in het buitenland ge trouwd, waar zij haar ouderlijk huis heeft, de huwelijksreis aanvaardde naar Nederland, zijn geboortegrond. Aan de grenzen gekomen, wordt door de douanen de gebruikelijke vraag gedaan, waarop als antwoord volgt, dat zich in de kof fers niets bijzonders bevindt en deze gerust kun nen worden geopend. De sleutel is echter zoek, waarop de koffers met volkomen toestemming wor den opengebroken. Wat komt er voor den dag? Iets waaraan het jonge paar in 't geheel niet had gedacht, eene groote menigte voorwerpen, waaronder verschei dene van zilver, „de huwelijkscadeaux". Toeval lig draagt de jonge man geen Nederlandschen naam en zou hij zoo gevangen genomen zijn, had hij niet door de papieren voor het trouwen benoo- digd, zijn Nederlanderschap kunnen bewijzen. Nu echter werd het goed verbeurd verklaard en de jonggetrouwden werden vastgehouden in de grens plaats tot den volgenden middag. De diep weemoedige woorden, in gebroken Ilollandsch, van het jonge mevrouwtje bij het ver lies van hare dierbare voorwerpen, waren zoo ko misch, dat zelfs de echtgenoot in een schaterlach uitbarstte. Als alles verder goed gaat, zullen de cadeaux tegen de som van ongeveer 200 gulden teruggekregen kunnen worden. De Kinderoperette de Woudkoningin van den in Mei overleden componist Mart. Schuil, verschijnt eerstdaags in druk. In October zal bij de firma C. F. W. Siegel te Leipzig eene Duitsche uitgave van dit werk, dat op vele plaatsen van ons land met zooveel succes werd uitgevoerd, o.a. te Oudkarspel door de Dames-Zangvereeniging,onder leiding van den Heer J. Vis, verschijnen. De piano-partituur be vat den Ilollandschen en Duitschen tekst der koor- en solonummers onder elkander gedrukt. De vertaling van Hugo van der Amstel is, ook wat de verzen aangaat, bijzonder mooi. Tevens kunnen wij nog mededeelen, dat het nagelaten manuscript van denzelfden componist, getiteld Malle Geert, waarvan de tekst geheel en de muziek gedeeltelijk af was, dezer dagen, wat hot muziekale gedeelte aangaat, voltooid is door den heer Richard Hol. De Heer Hol, die onlangs onder het opschrift „Martinus Schuil als dichter en componist" in het maandschrift „Het Orgel" een zeer waardee- rend artikel schreef, noemde „Malle Geert" het fraaiste der door den Heer Schuil geschreven werken. Brand in een Vuurwerkfabriek. De sedert 1832 te Rotterdam gevestigde pyro- techni8che werkplaatsen van den Heer A. van Gall en Co. zijn een prooi der vlammen geworden. In een loodsje, alwaar kunstvuurwerk met Bengaalsch vuurpoeder gevuld wordt, was de werkman Arnold van der Meer werkzaam met vullen, toen volgens zijne verklaring eene hoe veelheid bengaalsch vuur door zelfontbranding vlam vatte, die hij met een emmer water vruchte loos trachtte te blusschen. V. d. Meer was op dat oogenblik, behalve de beide dames, alleen op het terrein. Zoo onnoemelijk snel breidde de brand zich uit, dat aan blusschen niet verder te denken was en in een oogwenk de pyrotechnische werkplaatsen in een zee van vuur gehuld werden die aan een uitbarsting deed denken en den om wonenden den schrik om het hat t sloeg, temeer daar twee perceelen van de Zomerhofstraat van boven tot onder aan de achterzijde in brand vlogen. De beide dames Gall werden door mej. J. J. van Rotterdam, die in pand 52, aan de Zomer hofstraat woont, in nachtgewaad over de heining gered en bij haar binnengebracht. De brandweer, van verschillende punten ge lijktijdig van de uitbarsting onderricht, liet niet lang op zich wachten. Een gevaarlijke taak wachtte haar aan den ingang van het kruithuisje en daarachter, tegen den brandenden vuurpoel, een bergplaats van petroleumvaten en waarvan het dak reeds brandde. Steeds hooger sloeg het vuur op wanneer nieuwe voorraden nieuw voedsel gaven. De brandende perceelen aan de Zomerhofstraat waren moeielijk bereikbaar, daar de brandende loodsen er vlak aan grensden. Zeven brandspuiten en twee stoomspuiten bestookten het vuur en waren reeds togen 10 uur in den morgen de brand meester. Het kruithuisje aan den ingang was gelukkig gespaard gebleven, alsmede een kist kruit, die los op het terrein stond. De vaten met petroleum, waarvan sommige reeds brandden, waren in een aangrenzenden tuin gerold. Toen men het vuur onder de knie kreeg, was alles op het terrein nagenoeg tot den grond afgebrand, terwijl de woonhuizen aan de Zomerhofstraat deerlijk gehavend bleken. In den beginne moet de kracht van het vuur werk hevig geweest zijn, daar eenige zware eike- boomen zeer gesplinterd waren. De geheele administratie der fabrikanten is mede een prooi der vlammen geworden, de da mes konden niet anders dan zichzelven en een grooten ulmerdog redden. De geheele opstal was voor f 7250 verzekerd bij de „Imperial", agen ten de heeren Yan Wijk Co. Blijkens resolutie van 1874 hadden de fabrie kanten slechts vergunning tot berging van 25 kg. vuurwerk. Dat dit maximum overtroffen is, daaraan zal ieder, die de vuurmassa gezien heeft, niet twijjelen. Deze gevaarlijke inrichting zal nu evenwel uit deze dichtbevolkte buurt verdwijnen naar een veiliger plaats. De valsche munter. De instructie in zake J.W. Smitshuysen, ver dacht van het maken van valsche munt (rijks daalders), is tijdelijk geschorst, daar beklaagde hardnekkig blijft ontkennen medeplichtigen te hebben. Ook is zijn bekentenis van materiaal in de Prinsengracht geworpen te hebben, onwaar ge bleken. Als kenmerk van de valsche rijksdaalders kan gemeld worden dat in de plaats van de G in het randschrift een C staat. Vischquaestie te IJmuiden! Door eenige reeders te IJmuiden is een adres gezonden aan de beide Kamers der Staten-Gene- raal, waarin verschillende feiten worden aange haald, die volgens adressanten een eigenaardig licht werpen op de wijze, waarop een kostbaar werk als de haven van IJmuiden wordt gebruikt tot schromelijke belemmering van den vischhandel. Zij verzoeken al die maatregelen te nemen welke de haven van IJmuiden een gebruik vol gens hare bestemming verzekeren, dat is, een gebruik ten bate van den handel en niet tot kwelling en bemoeielijking van den handel. Sint Pankras. De Collecte voor de Chr. School alhier, bedroeg f116. Waarlijk geen ge ringe bijdrage voor zulk een kleine gemeente. De Nederlandsch Zuid-Afrikaansche Ver- eeniging bericht: Zeer erkentelijk voor den gewaardeerden steun, dien wjj van de Nederlandsche Pers voor ons manifest aan 't Engelsche Yolk hebben mogen ondervinden, hebben wij de eer U mede te dee- len, dat onze pogingen met een groot succes zijn bekroond, daar de handteekeningen het getal van 140,147 hebben bereikt. Het manifest is, in het Engelsch vertaald, reeds in de meeste Engelsche bladen opgenomen, terwijl voor diegenen, die aan correspondenten, bekenden of vrienden in Engeland deze Engel sche vertaling willen toezenden, exemplaren op aanvraag beschikbaar zijn bij den Secretaris der Nederlandsch Zuid-Afrikaansche Vereeniging Paul den Tex, Keizersgracht 474. Een wondermensch. Woensdagmorgen was te Vlissingen bij aan komst der nachtmailboot Regentes een wonder- monsch te zien. Een Arabier, in gezelschap van een Engelsch heer en dame, droeg een heel klein mannetje van zijn stam, een gedrochtje, zonder handen en voeten, ongevear 70 of 80 centimeter lang, ondanks hij den jongelingsleeftijd al had bereikt. Het ventje, dat drie talen spreekt, onder andere zeer vloeiend Engelsch, was met zijn drager op reis naar Weenen, en zette per trein in een le klas waggon de reis voort. Bij 't ge zelschap behoorden ook eenige orang-oetangs, in kisten gezeten; een en ander had veel bekijks. Briefwisseling tussehen Koningin en Paus. Men weet, hoe de mededeeling dat dr. Schaep- man do beide brieven, door onze Koningin en den Paus geschreven, in de pen gaf, door de katholieke bladen zijdelings tegengesproken of als een curiositeit voorgesteld werd. Thans ont vangt de Midd. Crt. uit ten volle bevoegde en volledig betrouwbare bron de tijding, dat het bericht van den Haagschen correspondent der Prov. Overijs. en Zwolsche Crt. volkomen juist is. De heeren Schaepman en Michiels van Kesse- nich hadden zich in dezen tot den minister van Buitenlandsche Zaken, de Beaufort, gewend, en deze aanvaardde hunne medewerking bij die correspondentie. De „Residentiebode" spreekt nu beslist het be richt van de „Middelburgsche" tegen, als zou de briefwiseling met den Paus te danken zijn aau het initiatief van de heeren Schaepman en Michiels. Tweede Kamer. De bjjeenroeping der Tweede Kamer, tegen 6 September, des namiddags half twee, is door den voorzitter, den heer Gleichman, ingetrokken. Hartelijk bezoek. Een juffrouw uit Den Haag krijgt bezoek van haar vriendin uit Haarlem, na gedurende zes jaren niets van zich te hebben laten hooreu. De juffrouw kwam binnen en toonde zich heel hartelijk. Ze was met den pleziertrein eens een dagje in den Haag, en nu wilde ze in do aller eerste plaats hare „goede" vriendin bezoeken. Zelfs deed ze nog meer! Met vier vriendinnen en twee kinderen had zij het tochtje naar de heerlijke residentie ondernomen, en als 't nicht nu gelegen kwam, zou zjj straks met dat zestal heel graag bij haar komen koffiedrinken. Aller hartelijkst van de juffrouw om nicht in de gelegenheid te stellen, nog bovendien de vrien din van vier volwassenen en twee kleuters te worden! Nicht trok een heel raar gezicht. Al die last en rompslomp voor eene bij na onbekende met zes andere parasieten „Ja, dat spijt me nu voor jou en je vriendin nen, maar ik voel me dezer dagen niet zoo lek ker, om veel menschen te kunnen ontvangen. Wil me verontschuldigen. Maar loop eens bij mijn zuster op; misschien kan die je ontvangen". De juffrouw stond met beiden op goeden voet en klopte dus boven aan, toen men haar bene den minder goed bescheid gaf. Het gevolg hier van was, dat de boven-zuster, al ware het slechts om hare naaste bloedverwante te grieven, zich de spontane Haarlemsche hartelijkheid liet wel gevallen en het zevental aan haar koffietafel ont- ving. Hare gasten hebben meer kadetjes, krenten broodjes en beschuitjes verslonden, dan anders de bakker in maanden aan de gezusters levert. De twee bloeden van kinderen hebben meer vette plekken op het steeds spiegelgladde, onbesmette meubilair nagelaten, dan de meid er nog ooit van af had behoeven te boenen. Zelfs heeft een der lievelingen zich op het mooie tapijt grooter vergrijp veroorloofd, dan waartoe ooit de trouwe Mies of de bruinharige Fidel in staat was. Het zevental heeft er braaf gegeten, gedronken en gebabbeld, is toen, terdege verzadigd, opgestapt, met de belofte van eens spoedig terug te komen. Hoe harteljjk. Nog steeds geen licht. Omtrent den moord te Berlicum lekt nog maar niets uit. Een oogenblik dacht de justitie op het spoor te zijn; een verdachte werd gehoord, maar diens onschuld bleek daghelder. Omdat de ver- slagene veel geleek op een onbezoldigd rijks veldwachter, wint het vermoeden veld, dat stroo- pers niet vreemd zijn aan het wanbedrijf. Buitenland. Het Dreyfus-proces voor den krijgs raad te Hennes. Hoe staat het op het oogenblik met de Drey- fus-zaak Werd de Generaals en hun helpers, wegens den vloekwaardigen aanslag op den kranigen voorvechter voor licht, waarheid en rechtvaardig heid, en door de afwijzing om uitstel van het proces, in hun kaart gespeeld, het is zooals is gebleken slechts een uitstel van executie geweest. Het gezonde, krachtige gestel heeft medegewerkt, dat Laborie, nu zeven zittingen te. hebben ver zuimd, weder zijn taak als verdediger van den armen kapitein Dreyfus kon opvatten. Ook De- mange fleurde daardoor weer wat op en geza menlijk hebben zij den mannen van den gene- ralen staf, die zoozeer voor de eer van het leger strijden, slag geleverd. Toen Labori, na den verfoeieljjken aanslag nog zeide: „Generaal Mercieriser goed afgeko men, ik had hem heel wat vragen te stellen," dan is zulks gebleken volkomen waar te zijn. Hij heeft hen bekentenissen ontlokt, die pijn lijk moeten aandoen voor het eerlijke hart van den soldaat, die onder hun bevelen staan. En vooral op Generaal Mercier was alle hoop ge vestigd. Zijne vernietigende argumenten en de overtuiging die de andere vertegenwoor digers van het leger uitspraken in het geloof aan de schuld van Dreyfus, hebben waarlijk aan dit proces een eigenaardig karakter gegeven. De generaals Mercier, De Boisdeffre, Gonse en Roger zijn zoo aan den tand gevoeld, dat men bij oogenblikken tot de meening kon komen, dat de beschuldigde niet was kapitein Dreyfus en dat het punt van den klacht niet was landverraad, maar dat er recht werd gesproken over den gene- ralen staf. Met groote bekwaamheid leidde Labori het proces in deze richtinguitlokking van de ver oordeeling van een onschuldige door strafwaardige middelen, door nalatigheid, door vooroordeel en bekrompenheid. Waarom heeft generaal Mercier aldus luidde de verstrekkende en veelbeteekenende vraag van mr. Labori den ministerraad geen kennis ge geven van de geheime, ter kennis van den krijgs raad gebrachte bewijzen? Mercier weigerde hierop te antwoorden met de zonderlinge motiveering dat het een po litieke vraag was, die dus niet thuis behoorde bij den krijgsraad Op de verdere vragen van Labori wie in het jaar 1894 de arrestatie van Dreyfus ter kennis had gebracht van de pers; waarom het borde rel eerst gedateerd is geweest van het voorjaar van 1894 en later van den herfst van dat jaar en op de vraag wat hij van Esterhazy en van de pogingen om te diens gunste te werken, wist, antwoordde generaal Mercier óf in het geheel niet óf ontwijkend. De vraag waarom het Dreyfus vernietigende, Juni 1894 gedateerde stuk uit het geheime dos sier, niet gebruikt is bij het proces van 1894 en de vragen naar de echtheid van dit stuk, brachten Mercier, Roget, Gonse, Lauth en Gri- belin op de getuigenbank en in diepe stilte volg den allen in de zaal het tournooi van den eenen strijder voor de waarheid tegen het vijftal, dat er alle belang bij heeft die waarheid niet te doen zegevieren en dat dan ook met een ze kere handigheid Labori's valstrikken ontweek. Zeer gelukkig was Labori met de kenteeke- ning van do lichtvaardigheid, waarmede de krijgs raad van 1894 is te werk gegaan en met de ontmaskering van generaal Mercier in deze: hij heeft getracht generaal Chamoin te verleiden tot bedrog tegenover de regeering en in het bij zonder van den krijgsraad en tracht nu de ge heel e verantwoording op Du Paty de Olam te schuiven Waarlijk, mr. Labori heeft weder eens een goede wèek gehad ten nadeele van generaal Mercier, den ex-minister van oorlog, onder wiens bewind in het jaar 1894 en door wiens onwet tige inmenging, kapitein Dreyfus is veroordeeld tot levenslange deportatie. Over de „bekentenissen" sprekend, zei kapitein Dreyfus, zich over het hardnekkig volhouden der volkomen valsche beweringen te verwonde ren, vooral omdat men hier niet met bewijzen, maar slechts met „overtuigingen" aankomt. Wan neer zulk eene ontzettende machinatie vijfjaren lang in het werk is gesteld tegen een man, die er weerstand aan heeft geboden, moest men met iets anders dan „overtuigingen" aankomen. {Levendige beweging onder het ontroerd pu bliek.) Over Cornély's artikel schrijvende, waarin deze verklaarde op Dreyfus' vrijspraak even zeker te rekenen als hij verwacht dat een maD, die uit het venster springt, op straat zal terecht komen en niet op het dak over dat artikel schrij vende, zegt Clémenceau in de „Aurore": „Ik denk er óók zoo over; maar sedert een paar jaar weten wij, schijnen zoowat alle wetten, die de wereld plachten te regeeren, afgeschaft of ver vangen. De zwaartekracht is er nog wel, en al les, wat men in de lucht smijt, valt ook nog wel op den grond, maar de gepatenteerde geleerden zweren toch, dat zij in de ruimte zweven. Wij zijn omringd van aanvallen van krankzinnigheid En er valt dus nog geen peil op te trekken wat de rechters te Rennes als hun eindoordeel geven zullen Minder sceptisch is „Le Rappel", die getuigt „Uit dit debat, dat met den dag duidelijker de onschuld van Dreyfus aan het licht brengt, zul len de stelsels, die tot nu toe aan het Ministerie van Oorlog in gebruik waren, als voor goed ver oordeeld te voorschijn komen". In „Le Figaro" een fraaie teekening van Her mann Paul: Dreyfus, van eene zitting terugge keerd, zich wanhopig op zijn veldbed werpend, terwijl zijn bwaarder er bij staat en hem toe voegt: „Je vindt, dat het lang duurtMaar men heeft immers nog geen tijd gehad, om de. bewijzen te vinden!" Men wordt weer beter in Frankrijk, zoa be sluit het „N. v. d. D." zijn overzicht over deze zaak, en de geest der waarheid, die met bijtende ironie het belachelijke doodde, schijnt weer ont waakt! President Loubet heeft, op het slot Rambouil- let den arrondissementsraad ontvangend, het be moedigend woord gesproken: „Ik heb de vaste overtuiging, dat het eind onzer onrust nabij is!'*"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1899 | | pagina 5