U
IE
BIJVOEGSEL
van de „Nieuwe Langedijkcr Courant'
van Zondag 3 September 1899.
Vervolg Nieuwstijdingen.
In sommige gemeenten wordt den onder
wijzers verboden privaatlessen te geven. Zoo
mag te Haarlem een onderwijzer geen privaat
lessen geven in de vakken op de school onder
wezen, tenzij het hoofd der school toestemming
verleene.
Het hoofdbestuur van den „Bond van Nederl.
Onderwijzers" heeft zich nu tot H. M. de Ko
ningin gewend, met verzoek om deze bepaling,
die het hoofdbestuur in strijd met de wet en
met de belangen der onderwijzers acht, te ver
nietigen.
Slecht betaald.
Te Callantsoog (N.H.) wordt een agent van
politie gevraagd op een jaarwedde van f 150.
Men vraagt liefst gepensioneerden beneden den
36-jarigen leeftijd. Of deze de hongerproef door
staan kunnen, wordt niet gevraagd. Maar
men kan ook te veel vragen, zelfs voor.f 150
salaris!
Het record op het gebied van
spiegelruiten.
Dezer dagen werd door de firma Bouvy, Ko
ninklijke Nederlandsche Glasfabriek te Dordrecht,
eene gebogen spiegelruit afgeleverd die, wat op
pervlakte zoowel als breedte betreft, wel het re
cord slaat van alle gebogen ruiten tot nog toe te
Dordrecht, in Engeland en de Yereenigde Staten
Deze ruit heeft een ontwikkelde breedte van
niet minder dan 320 centimeter en eene opper
vlakte van ruim elf meter.
Voor de aanstaande Parijsche tentoonstelling
zijn plannen in uitvoering om deze afmeting nog
weder belangrijk te overschrijden.
In sommige gevallen kan de Nederlandsche
industrie toch wel met die in het buitenland
concurreeren.
Dat zal wel oprecht gemeend zijn!
Volgend versje vindt men in verband met den
terugkeer van den heer Rhodes, gepubliceerd in
de te Bloemfontein verschijnende „Express":
"Welkom aan Cecil Rhodes.
Eer wordt een kaffer wit gewasschen
Met zeep van echte „Sunlicht" brand;
Eer vinden wij Johannesburg
Op eens verplaatst aan het Kaapsche strand.
Eer gaat een electrische tramweg
Van Londen rechtdoor naar de Kaap,
Of zien we een Transvaalsche zeekoe
Nog eens veranderen in een aap.
Eer stroomt het goud gelijk als water
Uit een fontein door het gansche land
Of ziet men op een schemermorgen
De heele Vaalrivier in brand.
Eer zien wij Rhodes op zijn leeuwen
Gezeten als een generaal.
Eer hij met Jameson zijn voorman,
Zich weer durft wagen aan Transvaal
Eer zien wij de Natalsche suiker,
Veranderd in een berg van zout,
Eer dr. Jameson of Rhodes
Door Afrikaanders wordt vertrouwd.
Hun stof zal met den wind verwaaien,
Maar bij het Afrikaansch geslacht
Blijft steeds de naam van Cecil Rhodes,
Gehaat, geschandvlekt en veracht.
Aangename ontmoetingen.
Vrijdag werd te Schiedam bij een weduwe,
welke ontwillig tot belasting betalen is, door
een deurwaarder beslag gelegd op den inboedel.
Met een ijzige deftigheid werd het meubilair
geïnspecteerd en geregistreerd door den man der
wet en de benoodigde getuigen. Niets werd ver
geten 'n manke tafel, 'n driepootige kast, 'n wel-
eens-geverfd-geweest-zijnde-ladetafel, 'n nikkelen
wekker en zelfs een mangel, waarmee de tobber
haar boterham moet zien te krijgen ontging den
blik niet van den deurwaarder.
Eindelijk wordt de kwaadwillige opgeroepen
haar naam te plaatsen onder 'n anderhalfuur-
vereischt hebbend stuk schrijfwerk en bij de vraag,
door de executante of ze de geboorte- öf wel de
weduwvrouw's naam zetten moet, komen de uit
voerders van recht en wet tot de ontdekking.
dat ze aan 'n verkeerd adres zijn!
TableauV k s d g b 1.
Een ontzettende ramp.
Te oordeelen naar de houding der lijken, zijn
de passagiers door den schok over elkaar gesla
gen en door den dood overrompeld. Het lijk van
mej. Kruise lag op den vloer der kajuit uitge
strekt, met het hoofd onder de bank. Dat van
den heer Jacobs zat recht in den hoek der ka
juit en uit de houding zou men opmaken, dat
de ongelukkige slapende den dood is ingegaan.
Uit een gebroken ruit en de houding van den
arm en den stok, blijkt dat de heer Coppens nog
een ruit heeft stuk geslagen. De overige lijken
lagen op elkaar. Nadat de stoompomp der „Anna"
de „Willem" leeggepompt had, werden de lijken
overgebracht op de „Anna". Het waren die der
heeren Kasimir, Coppens, Nieveen, Jacobs, Hipma
en dat van den machinist en dat van mevr. De
Haan en mej. Kruise.
Het bleek dus, dat de heer De Haan en de
schipper overboord zijn geslagen.
voor Zuid-Afrika, waar Britsche overmoed stel- i
selmatig onrust gezaaid hoeft om de zelfstandig-
heid van een vrij volk te ondermjjnen, waar een
Christelijke natie beginselen van rechtvaardigheid
met voeten treedt om haar hebzucht te bevre
digen, zij het ook door middel van overmacht en
willekeur.
Het slachtoffer van die willekeur is een jonge
staat, opgericht door een eenvoudig boerenvolk,
dat vóór ruim een 60-tal jaren uit de Kaapko
lonie naar woeste sterken vluchtte, om aan de
Engelsche onderdrukking te ontkomen; dat zijn
land veroverde op de woeste roof- en moordbenden
van Mosalekatse en orde stichtte in een gebied
van namelooze ellende en verwarring; een volk
dat zich bloedig vrij vocht, nadat Britsche staat
kunde oogenblikken van kinderlijke zwakheid
van den jongen staat had misbruikt, om dat land
te annexeeren.
Ten vijfden male in een halve eeuw staat Bri-
tannië weer gereed zijn hand uit te strekken om
dien staat en dat volk op te offeren aan staat
kundige beginselen, welke verbloemd, maar geens
zins verdedigd kunnen worden voor de vierschaar
der rechtvaardigheid.
Scherpe, schille contrasten der wereldhistorie.
Het jaar der Vredes-conferentie, dat als zoodanig
met gouden letteren in de annalen kan worden
geteekend, zal misschien het jaar worden van
een der meest onrechtvaardige oorlogen, die de
geschiedenis kent, en waardoor de regeering van
een volk, dat er trotsch op is het „Boek des
vredes" in alle talen en onder alle natiën te ver
breiden. zijn naam wil bezoedelen. Zoo verzijn
wij gevorderd op het pad van den vrede met het
eind der 19e eeuw!
Een rooftocht, doorzichtig in aanleg en bedoe
ling, door hooge heeren te Londen geleid of be
gunstigd, doch door de Boeren met bekwaamheid
onderdrukt en met waardigheid vervolgd, was
het voorspel. Wijl die poging niet tot het doel
geleid heeft, kiest Britannië den diplomatieken
weg, en de meest gewetenlooze staatkunde be
reidt officieel den oorlog voor.
Is het te verwonderen, dat de Boeren, die niet
door gehuurde krijgsknechten den oorlog voeren,
maar zeiven hun bloed ten offer brengen, die
zich door ervaring de dagen van Amajuba her
inneren, naar de kerken snellen, om voor den
vrede te bidden? Niet uit laffe vrees of angst,
maar om de ellende van den moord en den oor
log voor hun volk te voorkomen. Zal Europa,
waar de vredesklok geluid is, een regeering laten
begaan, om met kogels van buitengewoon maak
sel, vernuftig ingericht teneide in den strijd te
martelen, een moordtooneel aan te vangen onder
een volk, dat geen veroveringen wil maken, doch
enkel de duur gekochte vrijheid verdedigt?
Erkent de internationale staatkunde thans het
recht van een machtig volk, om de inwendige
organisatie van een naburigen vrijen staat te mo
gen dwingen in een richting, als het noodig oor
deelt met het doorzichtig doel om dien staat zoo
spoedig mogelijk te gronde te richten? Zullen
de groote mogendheden het aanzien, dat een volk,
hetwelk aanbood de beslissing der geschillen door
een onpartijdig scheidsgerecht te laten uitmaken,
door geweld en overmacht gedwongen wordt?
Wij verwachten weinig van de staatkunde.
Maar des te meer verwachten wij van de stem
der volken. Nederland is reeds voorgegaande
volksstem heeft gesprokenHet is niet alleen de
uiting van sympathie voor een stamverwante na
tie, doch ook en bovenal de roep om rechtvaar
digheid, een protest tegen het geweld, de afkeur
van den onrechtvaardigen en willekeurigen oorlog
Veel kan het Nederlandsche volk niet doen
een oorlog kunnen wij misschien niet tegenhou
den! Doch door onze sympatie voor het goed
recht der Boeren, kunnen wjj moreelen steun
schenken aan het bedreigde volk, en als de oor
log niet te voorkomen is, het daardoor sterken
en bezielen met meer moed in den rechtvaardi
gen strijd. Dat is noodig in moeielijke oogenblik
ken! Laten wij het rechtvaardigheidsbeginsel uit
bazuinen in alle talen, voor alle volken, opdat
der geschiedenis niet verborgen blijve, wat hier
geschiedt! De staatkundo moge een tijdlang de
waarheid bemantelen, weerhouden kan zij haar
zegepraal op den duur niet.
Nederlanders! Gordt u daarvoor aanLaat dat
heilig vuur voor rechtvaardigheid en waarheid
vrij branden op het altaar uwer overtuiging, opdat
zijn licht overal heen strale. Weest gereed, om
ook dan, als de strijd mocht ontbranden, de waar
heid en gerechtigheid te helpen zegepralen.
Buitenland.
In „Vragen van den Dag" afl. 9, plaatst de
Red. de volgende opwekking:
Nederland en de Zuid-Afrikaansche
Republieken.
Als het geweten der staatkunde zwijgt, moet
de stem des volks spreken!
B. Politieke Gedachten.
Onheilspellend dreigt de staatkundige hemel
Het Dreyfus-proces voor den krijgs
raad te Rennes.
De zaak, die onze aandacht gespannen houdt,
is niet altijd de zaak die anderen interesseert;
evenmin als wij mogen veronderstellen dat de
zaak die wij onze aandacht waardig keuren ook
de belangstelling van anderen moet ontvangen.
Het gevoelsleven is fijnbesnaard, en overeenstem
ming in de menschelijke natuur is altijd waar
te nemen, zoowel in de indrukken die het hart
opvangt als in gemoedsbeweging.
Doch evenals de wilde Wijngaard, die zijn
ranken naar boven schiet en zich om alles wat
haar tegenkomt heenkronkelt, een plant is, die
welig tiert, overal waar men haar in den grond
zet, zoo is de publieke opinie een met breeden
kroon getooiden boom, die nu eens zijn breede
twijgen beschermend uitspreid over den aan zijn
voet vertoevenden pelgrim, dan weer is de macht
die den moeden reiziger het licht beneemt en
daardoor ook den moed om verder te gaan.
Publieke Opinie Veroordeelend of verheffend.
We zien die wereld in het klein te Rennes.
We weten het, dat deze zaak, die 's wekelijks
een niet geringe plaats van ons blad inneemt,
aller belangstelling vraagt of liever afperst. Ware
de gerechtigheid geen plant die moeielijk is aan
te kweeken in Frankrijk, niettegenstaande de
rijke levenssappen die haar deel zouden kunnen
zijn, de overtuiging, dat er recht zou worden
gedaan, zou hij duizenden en nog eens duizen
den geen onrust verwekt hebben.
Zijn wij tot dusver over de getuigenverhooren
vluchtig heen gegleden, wij hebben tot dusver
zooveel als wij vermochten, den stand der zaak
met enkele bjjzonderheden vermeld. Deze week
geven wij onzen lezers eene beschrijving van
den aanvang eenor Zitting, mot zoo hier een daar
een vellend oordeel, zooals die in een der Fransche
Correspondenties in „De Tel." voorkomt. Daarbij
geven wij tevens met eenige lijnen een klein
beeld van de samenstelling of indeeling van het
inwendige van het „Lyceum" waar de krijgsraad
onder het beeld van den Christus rechtvaardig
heid bepleit.
De indeeling van de zaal is, zooals hier met
eenige lijnen nader wordt aangeduid
a Krijgsraad en plaatsvervangende militaire
rechters.
b Dreyfus.
c Officier van de wacht.
1 Demange.
4 Labori.
2 en 3 Secretarissen van de verdediging.
e Getuigenhek.
f Getuigen.
g Bevoorrecht publiek.
h h Journalisten en publicisten.
i Deur, waardoor niet ter zitting aanwezige
getuigen, toegang verkrijgen.
I Gewoon publiek.
Hoe de meer bejaarde leden van den krijgs
raad en de bejaarde getuigen hun hoofd helder
houden en de debatten opgewekt kunnen blijven
volgen, is mij een raadsel, zooals ik ook niet
begrijp, hoe het publiek, dat achter in de zaal,
achter twaalf soldaten opgedrongen staande, van
half zeven tot twaalf uur het uithoudt, zonder
dat er velen onpasselijk worden. Dat publiek is
zeer gemengd.
Men ziet er vrouwen uit de heffe des volks,
gezette Bretonschen met breede, gele gelaten en
op 't haar een dun tullen mutsje, als een omge
keerde schotel met een breeden band van tulle
langs de ooren onder de kin vastgemaakt; men
ziet er dames met provinciale chic van groote
hoeden; men ziet er werklieden, schooljongens
met vacantie, winkeliers, enz., maar weinig jonge
dames of meisjes.
De zaal wordt voller. De ruim 100 journalisten
hebben de beide flanken van de zaal gevuld. In
het afgescheiden gedeelte in 't midden, op stoelen
hebben de bevoorrechte toehoorders en toehoor
sters hun plaats ingenomen. In het carré daar
voor zitten de getuigen. In de achterste rijen
eenige in civiel, o.m. kolonel Picquart in zwart
gekleede jas en meer naar voren, op de eerste
rij, generaal Gonse en generaal Mercies, de laatste
eveneens in zwart gekleede jas.
De krijgsraad zit op eene verhooging in een
vierkante nis. Aan den achterwand hangt mid
denin een kleine Christus aan 't kruis, afbeelding
die men in elke Fransche rechtzaal vindt. Nog
verder naar rechts een gewone, ronde klok,
waarop ook heden weer door velen ongeduldig
zal worden gestaard. De tafel vóór de zetels van
den krijgsraad, de middelste een leunstoel voor
den voorzitter, kolonel Jouaust, is met blauw
achtig tafelkleed bekleed.
Een meter vóór de tafel, tegenover den leun
stoel staat, wat schuin een houten hekje en daar
achter een stoel. Hier treden de getuigen voor,
wien ook verlof kan worden gegeven te- zitten.
Links van de krijgsraadtafel, schuin recht tegen
over ons, is een kleine tribune gebouwd, gren
zende aan de vierkante ruimte van den krijgs
raad. Hier zitten de advocaten Demange en La
bori, elk met een secretaris.
De tafel voor hen is met een blauw laken,
dat naar beneden afhangt, getooid. Hier zullen
wij straks het profiel van kapitein Dreyfus zich
zien afteekenen; hij zit beneden zijn advocaten
en zijn hoofd stak juist even boven hun tafel
uit. Naast den beschuldigde zit op een stoel de
officier van de wacht, die elk woord, dat hij met
zijn verdedigers spreekt, verstaat.
Het is bij halfzeven. Een bel heeft geluid om
het sein te geven, dat de deuren gesloten moe
ten worden. Een tweede bel luidt. Kolonel Jou
aust vooraan, komt de krijgsraad binnen. Alle
aanwezigen staan op. Portez arrnes. Presentez
armes! klinken twee korte bevelen en de sol
daten, die achter in de zaal voor het staand pu
bliek een haag vormen, presenteeren het geweer.
De leden van den krijgsraad, allen in uniform,
met op de borst reeksen medailles en op de ké-
pisde schuin naar voren gaande Fransche mi
litaire pet, pluimen van wit of van rood-wit-
blauw, nemen hun plaatsen in.
Demange en Labori met hun secretarissen,
alle vier in zwarte toga's met witte beffen en
de baretten voor zich op tafel, hebben reeds eer
der plaats genomen.
Kolonel Jouaust heeft bevel gegeven om den
beschuldigde binnen te leiden.
En Dreyfus, rechtop in zjjn blauwe kapiteins
uniform met roode tressen, met militairen pas,
de linkerhand wit gehandschoend, de rechterhand
los zwaaiend voor 't lijf, komt, gevolgd door den
officier van de wacht, achter de tribune van zijn
advocaten om, te voorschijn; blijft in de positie
staan voor den krijgsraad, slaat aan, houdt de
rechterhand een halve minuut aan de klep van
zijn kópi, en als kolonel Jouaust even vluchtig
het saluut beantwoord heeft, gaat Dreyfus op
den stoel zitten, neemt zijn képi af en houdt
die op zijn knie.
Daar zit hij weder voor deze zitting. Zooals hij
nu zit, rechtop in zijn stoel, het gelaat naar den
president van den krijgsraad, zal hij blijven zitten,
onbeweeglijk en correct, nu en dan zijn hoofd
wendend van den kolonel naar den getuige, als
deze spreekt, en dan weer tot kolonel Jouaust.
Een enkele maal zult gij even hem en face zien,
maar heel kort. "YVant zelfs als hij mot Demange,
die 't dichtst bij hem zit, spreekt, kijkt hjj, afge
wend van 't publiek, naar boven.
Zijn schedel, bovenop reeds kaal, rondom met
kort, dun grijs haar bezet, heeft iets fijns, even
als zijn profiel. Men zou meenen, dat deze schedel
uiterst dun moet zijn en dat hij geen zwaren
vuistslag zou kunnen verdragen. Dreyfus is heele-
maal delicaat gevormd. Behalve zijn wat groot
oor is alles aan hem tenger en teeder, en ik kan
mij voorstellen, dat hij, pas van Saint-Cyr ko
mend, een krakend-chic luitenantje moet geweest
zijn, voor wien menig jong meisje, als hij in de
straat voorbijging, even heur bezigheden zal heb
ben nagelaten, om hem met een lachje op de
wangen en een droom in 't hoofd na te staren.
Helaas, thans glimlacht niemand en de droom
is verdreven. Het is hier alles bittere realiteit,
knarsende ernst, hier wordt het leven gepeild
als met een lancet dat snerpend een wonde openrijt.
Zoo zal hij zitten, dit groote mensch-mysterie
en zien de ernstige gezichten van de militairen
achter de blauwe tafel en men voelt zich de keel
toesnoeren en het hart opbonzen als men denkt
aan wat er in dezen mensch moet omgaan.
Verschillende symptomen zijn er, die er op
wijzen dat het met het proces te Rennes waar
lijk op een eind loopt: de prefectuur en de open
bare veiligheidsdienst verdubbelen hun maatre
gelen ter bewaring der orde en tereerbiediging
van het te verwachten vonnis, hoe dit ook lui
den moge. Maandag zullen er niet meer dan
een vijftigtal nieuwsgierigen, die het publiek
vertegenwoordigen, in de zittingzaal worden toe
gelaten en dan zullen een dertigtal politieman
nen in burgerkleeding in de zaal verspreid wor
den opgesteld om voor alle gebeurlijkheden ge
reed te zijn.
Waarlijk, getuigd moet worden dat de heeren
generaals als tactici hun verdiensten hebben, in
den aanval meer nog dan in de verdediging!
Twee linies werden in het vuur gebrachtin
de eerste plaats zij, die beweren dat de bekente
nis van Dreyfus direct te hunner kennis is geko
men, uit den mond van den beschuldigde zei ven
en in de tweede plaats zij, die er over hebben
hooren gewagen door anderen.
Naarmate de generale staf meer en meer ter
rein gaat verliezen of juister, naar gelang het er
meer en meer op gaat lijken, dat het den heeren
niet zal gelukken tastbare, overtuigende, geen
twijfel latende bewijzen te leveren voor de schuld
van den langs onwettigen en onrechtvaardigen
weg veroordeelde van het jaar 1894, naarmate
het den heeren steeds warmer gaat worden en
de aan sommigen toegedichte plannen om on
middellijk na afloop van het proces den Fran-
schen bodem te verlaten, natuurlijker en logi
scher gaan schijnen, worden de pogingen van
de als openbare aanklagers te Rennes fungee-
rende getuigen om toch nog eenig succes te be
halen, steeds veelvuldiger.
De vorige week was het Bertillon en diens
onbegrijpelijk betoog als schriftkundige, waarop
de heeren vnn den staf al hun hoop en al hnn
vertrouwen bouwden als een materiëel bewijs
voor de schuld van Dreyfus en toen deze kans
ook vrij wel als verkeken kon worden beschouwd,
wierp men zich met de wanhoop van een ver
drinkende op het getuigenis van kapitein Lebrun-
Renaulf, ten aanzien van de dusgenaamde be
kentenissen van Alfred Dreyfus in het jaar 1894.
Men herinnert zich natuurljjk wel hoe het
met de zoogenaamde bekentenissen eigenlijk ge
schapen staat.
We zullen over de getuigenverhooren verder
moeten zwijgen de een twijfelt aan de schuld
van kapitein Dreyfus, de ander gelooft er aan;
een derde is overtuigd van zijn onschuld, een
vierde van zijn schuld.
Dreyfus bleef over het geheel zeer kalm bij
het binnenkomen van Lebrun-Renault. Nadat hij
in de eerste oogenblikken den getuige met strakke
en doorborende oogen had zitten aankijken, volgde
hij hem verder gewoon. Ook in zijn verklarin
gen bleef Dreyfus kalm tot het laatste oogen-
blik, toen hjj met bevende hand en trillende
stem de middelen brandmerkte waarover fatsoen
lijke lieden slechts verontwaardigd kunnen zijn.
Allerlei aandoeningen maakten zich van hem
meester, waar hij zag dat een getuige, die woor
den heeft gehoord welke beginnen met een be
tuiging van onschuld, deze woorden aan zijn
chefs overbrengt zonder den belanghebbende zei
ven verklaring van die woorden te vragen.
„Dat zijn manieren waarvoor rechtschapen lie
den slechts verontwaardiging kunnen gevoelen."
De Parijsche „Figoro" spreekt als zijn meening
uit, dat het laatst getuigen-verhoor heden zal
plaats hebben; dat het requisitoir door majoor
Carrière zal worden uitgesproken Maandag; dat
mr. Demange zal pleiten Dinsdag, mr. Labori
Woensdag, en dat de uitspraak zou volgen Don
derdag 7 September.
We zullen zien! Maar er zijn er meer, die de
beëindiging van het proces in de volgende week
tegemoet zien. Zoo de heer Viguié, de directeur
van de surété générale. Misschien wordt het Vrij
dag of Zaterdag; maar dan is het geding ook
uit.
Chincholl, ook van de „Figaro," heeft Dins
dagochtend den heer Mathieu Dreyfus naar zijn
broeder gevraagd en schrijft dan
„Eéne zaak ontzet hemde tegenstelling tus-