Nieuwstijdingen.
schijnselen, die wij waarnemen, bewijzen volstrekt
niet, dat de dieren weervoorspellende gaven be
zitten, terwijl dan toch nog de verklaring van de
wijze, waarop zij kennis krijgen van den aan
staanden weerstoestand, in het geheel niet door
„instinct" gegeven wordt. Instinct toch is al een
even geheimzinnige eigenschap der dieren als
hunne vermeende weerprofetische kracht. Instinct
als verklaring voor die kracht is, wat wij in den
volkstaal een „smoesje" zouden noemen.
Geeft men nauwkeurig acht op de verschijn
selen, welke in den dampkring plaats grijpen,
dan komt men tot de merkwaardige ontdekking,
dat de dieren eerst dan hunne voorspellingen
beginnen, wanneer de meteorologische verschijn
selen reeds eenigen tijd te voren weersverande
ring hebben aangekondigd. Een tortelduif begint
haar werk, wanneer de Westelijke hemel reeds
lang en breed regen aankondigt, de koeien voor
spellen onweer, wanneer onze weerkundige in
strumenten reeds lang hebben aangetoond, dat de
toestand dreigend is, en de katten, de regenvoor
spellers bij uitnemendheid treden in functie,
wanneer zij bang geworden voor den regen, die
reeds valt, hunne weervoorspellende handelingen
binnenshuis verrichten. De Drentsche boer toch
gelooft, dat, als regen te verwachten is, de kat
ten onzindelijk zijn op den zolder. En zoo kan
men tal van handelingen bjj dieren opmerken,
waaruit de weervoorspellers voorteekenen hebben
gemaakt, maar die slechts aantoonen, dat bij
dieren de weervoorspellende kracht ontbreekt en
dat zij niets anders doen dan een verschijnsel
aankondigen, dat reeds ingetreden is. Wij kun
nen evenwel aannemen, dat de dieren gegronde
redenen hebben een of andere handeling te ver
richten, die in verband staan met het weer. De
vliegen kunnen „mal" zijn, d.w.z. steeklustig,
maar dit zijn zij niet, omdat zij regen verwach
ten, doch omdat de vochtigheidstoestand van de
lucht hinderlijk is.
Indien wij echter konden aannemen, dat die
ren het weer kunnen voorspellen, dan zouden
zij hun weervoorspellende kracht ten slotte toch
moeten putten uit de verschijnselen in den damp
kring ea daarvoor maken zij gebruik van een
of andere gewaarwording, die veroorzaakt wordt
door een verschijnsel in of een toestand van den
dampkring. Zoodanigen toestand van de lucht
of zulk een verschijnsel kunnen wij menschen,
die over veel meer hulpmiddelen te beschikken
hebben dan dieren, veel beter waarnemen, en
behoeven wij dus de tusschenkomst van dieren
niet in te roepen. Wjj bezitten barometers, ther
mometers, hygrometers, windwijzers enz., en wij
kunnen zeer goed verschillende verschijnselen
aan den hemel zonder andere instrumenten dan
onze oogen waarnemen. Men zal zonder moeite
kunnen opmerken, dat als de vliegen „mal" zijn,
de Westelijke hemel reeds bertokken ismen zal,
zijn instrumenten raadplegende, zien, dat de ba
rometer daalt, de temperatuur abnormaal en de
vochtigheidstoestand van de lucht groot is. Goed,
zeggen de voorstanders van de dierlijke weer
voorspelling, maar niet iedereen bezit die instru
menten, vooral niet de Drentsche boer, die toch
veel gemakkelijker zijn toevlucht kan nemen
tot de „voorteekenen", waarmede hij vertrouwd
is. Zeer juist opgemerkt, antwoorden wij, maar
niet iedereen houdt koeien, katten, duiven, pad
den, vliegen, reigers, slakken, spinnen, donder-
alen, wielewalen, kikvorschen, vleermuizen, kip
pen, eenden enz. Zij, die hunne weervoorspel
lingen willen opmaken uit de handelingen van
dieren, moeten in het bezit zijn van een weiland
voor koeien, een sloot er om heen voor kikvor
schen, visschen en eenden, een til met duiven,
een hok met kippen, een zolder, waar de kat
van het werk in de vallei des Villards.
Het is meer dan waarop ik had durven hopen.
Wat zult gg gelukkig zgn en dat is eigenlijk
m|jn grootste vreugde over mijn bevordering.
Maar dat is nog niet alles; met mijn benoeming
verlaat ik den activen dienst en word belast met een
betrekking, waar allen mij om benijden, namelijk
aan het technisch bureau van liet ministerie.
Ik kom dus te Parijs; Parijs is niet ver van Bois-
le-Roi en ik zal bij u kunnen komen wanneer ik maar
wil, met andere woorden zeer dikwijls. En dan
en dan heb ik nu geen verlof meer noodig om
naar mijn lieve Marguérite te gaan.
Ik moet nu nog maar wachten tot mijn opvolger
komt, aan hem mjjn dienst overdragen, afscheid ne
men van mijn kameraden en ik vertrek.
Misschien zal mijn tegenwoordigheid te Parijs me
vrouw De Prabert wel doen besluiten, wat haast te
maken met. de toebereidselen voor mijn huwelijk.
Reeds tweemaal heeft die goede dame nu een aan
leiding gevonden om den oorspronkelijk vastgestel-
den datum te verschuiven, doch Marguérite en ik
zullen daar nu wel eens orde instellen.
Wees niet boos op mij dat ik ditmaal niet zooveel
schrijf a's gewoonlijk, het is eigenlijk geen brief maar
een overwinningsbulletin.
Tegen het einde van de week kom ik bij u en dan
zal ik u alles in al zjjn geuren en kleuren vertellen.
Ohet zal heerlijk zijn.
En dan te weten, dat ik het aan u alleen, ten
koste van de zwaarste opofferingen, te danken heb,
dat ik een nuttig dienaar van mijn vaderland ben
en thans zooveel geluk smaak. O ik zal u nooit ge
noeg kunnen liefhebben.
Filip."
Robert Duhesme had dezen brief met klimmende
aandoening gelezen.
Een oogenblik, bij het einde, had hij opgehouden,
verbaasd een bekenden naam te ontmoeten, maar
hij had terstond de lezing hervat en met tranen in
de oogen gaf hij den brief aan juffrouw Dormelles
terug.
Laat mij diep voor u beiden nederbuigen, zeide hjj
voor u, die door uw edel voorbeeld en uw verstan
dige lessen zulk een man van hem gemaakt hebt
zekere handeling kan verrichten, een kachel die
steeds brandt, dienende om dit huisdier in de
gelegenheid te stellen zijn rug naar een vuur te
keeren, teneinde een kouden winter te voorspel
len, enz. enz. enz.; gezwegen van de moeielijk-
heden, verbonden aan het houden van kruipende
dieren en insekten. Daarentegen kan men zoo
gemakkelijk eenige instrumenten hebben als een
barometer, een thermometer en een psychrome
ter, terwijl voor het bepalen van de windrich
ting geen bijzondere toestellen noodig zijn. La
ten de boeren de dieren als instrumenten gebrui
ken, maar wij hebben betere hulpmiddelen.
Wij geven dit gaarne toe, zeggen de voorstan
ders weer, maar wij zijn niet allen op de hoogte
van het gebruik van die dingen. Wij hebben
wel een borometer, maar die dient om de gang
te versieren en de thermometer hangt boven de
kachel en een psychrometer hebben wjj nog nooit
gezien. Wij antwoorden hen: waarom kunt gij
niet zien of uw barometer, al dient hij voor ver
siering, daalt of rijst en waarom hangt gij uw
thermometer niet buiten, beschut tegen regen en
zonneschijn? Over een psychrometer zullen wij
later spreken.
In elk geval, hoe eenvoudig het gebruik van
de drie bovengenoemde instrumenten ook is en
hoe spoedig men zich van hunne werking op
de hoogte kan stellen, er openbaart zich nog
steeds een zeker verzet tegen de meer nieuwer-
wetsche manier om door middel van de aanwij
zingen van instrumenten gegevens te verkrjjgen
voor de beoordeeling van de weersgesteldheid
eenigen tijd vooruit. Wij herhalen het, dit is
een gevolg van het vasthouden aan de waarde
van voorteekenen, door bjjna iedereen als onfeil
baar aangenomenmaar nog niemand heeft na
gegaan of ooit de uitkomsten de juistheid der
voorspellingen uit deze voorteekenen hebben be
vestigd.
Er zijn behalve de voorteekenen uit de die
renwereld nog een groot aantal andere huis
middeltjes, die nog maar al te veel als betrouw
baar worden aangenomen. Zij zijn voor het meeren-
deel van nul en geener waarde en de weinigen, die
nog op een of andere natuurkundige werking
berusten, zooals het uitslaan van steenen, het om
hoog stijgen van rook, enz. kunnen tegenwoordig
geen recht van bestaan meer hebben, nu een
voudige en gemakkelijk te gebruiken instrumen
ten bestaan, die feitelijk dezelfde verschijnselen,
welke den grondslag dier voorteekenen uitmaken,
hoewel op eene andere wijze, voor ons waar
neembaar maken. Voorteekenen als hoofdpijn kun
nen in zeer zeldzame gevallen het gevolg zijn
van atmosferische toestanden, maar in verreweg
de meeste gevallen van de physieke gesteldheid
van den weervoorspeller. Evenwel, de menschen
zjjn altijd geneigd om van alle onaangename voor
vallen het weer te beschuldigen, en zoo zal ze
ker dit voorteeken nog door velen langen tijd
voor onfeilbaar worden gehouden.
Eindelijk willen wij nog met een enkel woord
wijzen op de zoo diep doorgedrongen, maar ten
eenenmale ongemotiveerde meening, dat eigenlijk
de maan onzen weerstoestand beheerscht en aan
haar alle mogelijke storingen in de weersge
steldheid, alle veranderingen toe te schrijven
zijn. In de inleiding van zijn voortreffeljjk werk,
„Die Wettervorhersage" merkt Prof. W. J.
van Bebber terecht op, dat geen hemellichaam
zoo uitermate geschikt was om door zijn ver
schillende gedaanten het symbool te zijn van de
veranderlijkheid van den weerstoestand. Mocht
al in de oudheid de mian doorvaar verander
lijk uiterlijk voor de beheerscheres van het weer
gehouden worden, thans is voor dit bijgeloof geen
plaats meer nu de onderzoekingen der laatste
als hij uit dezen brief blijkt te zgn. Ik kan mg voor
stellen hoe gelukkig ge met hem zijt en dat geluk
vindt weerklank in mijn hart, ik gevoel op dit oogen
blik een vreugde, zooals ik die nooit gekend heb en
dat dank ik aan n, o! gij zijt twee heiligen, die men
aanbidden moet.
Na een korte pauze hernam hij.
Ik heb daar een naam ontmoet in den brief van
uw zoon. dien van mevrouw De Prabert. Wie is dje
dame?
Een tante van mejuffrouw De Briais, de verloofde
van onzen Filip, antwoordde de boschwachter, en de
vrouw van mijnheer Bernard De Prabert, die mijn
zoon een oprechte vriendschap toedraagt.
Robert Duhesme werd doodsbleek en stamelde:
Bernard Bernard omjjn God
Luid hernam hij
Het komt mij voor, dat ik vroeger, lang geleden,
een fabrikant gekend heb, die zoo heette, in Dau-
phiné, als ik mij wel herinner.
Dat is zoo, antwoordde juffrouw Dormelles, in
Dauphiné, op het kasteel Saint-Colomban, heeft Fi
lip kennis gemaakt met mijnheer de Prabert. Hij is
een zeer rgk man, die belangrijke fabrieken moet
bezitten in het Zuid-Oosten van Frankrijk.
Robert Duhesme was diep geroerd.
Ik begrijp het, zeide hij voor zich, Bernard heeft
zgn naam veranderd en dien van onze moeder aan
genomen, na mijn veroordeeling. Arme Bernard, hg
hield zooveel van mg, wat zal hij geleden hebben.
Helaas, zijn hart moet thans wel voor mjj gesloten
zijn, want, naar men mij verzekerd heeft, was hij
het, die zich bg het Fransche gouvernement verzette,
dat mij het vrggeleide werd toegekend, waar ik om
verzocht had. Met den ongekunstelden trots eens
moeders ging juffrouw Dormelles voort
Mejuffrou w De Briais moet ook schatrijk zijn. Het
arme kind is weeszij heeft niet alleen haar beide
ouders verloren, maar bovendien nog haar stiefmoe
der, een zuster van mgnheer De Prabert, zoodat
deze slechts een zeer verre bloedverwant van haar is.
Deze mededeeling deed Robert Duhesme nog die
per in gepeins verzinken.
Marguérite de Briais, de verloofde van Filip, was
de stiefdochter van zjjn zuster Blanche! Hoe won
jaren onwederlegbaar hebben aangetoond, dat de
invloed van de maan op het weer zoo gering is,
dat daarvan nimmer in de weervoorspellingswe
tenschap gebruik kan gemaakt worden." Daar
nu ook de meeste weerprofeten hunne dwaze voor
spellingen op den invloed van de maan gronden,
verdienen zij geen geloof meer en moeten zij zoo
veel mogelijk bestreden worden, omdat zij op de
verbreiding van de hedendaagsche kennis omtrent
de weervoorspelling onder het volk een zeer ver-
derfelijken invloed uitoefenen.
Alle voorteekenen of voorspellingen, niet op
meteorologische verschijnselen of wetenschappe
lijke gronden berustende, moeten als onbetrouw
baar, onnoodig, onnuttig of onbruikbaar beschouwd
en daarom bestreden en verworpen worden.
Oostwoud. Een jonge ooievaar, door de
ouden uit het nest gestooten, vond eene wel
willende opname in eene boerenwoning alhier.
Hij werd daar liefderijk verpleegd en geraakte
zoodoende spoedig aan zijne weldoeners gehecht.
De kinderen vermaakten zich tusschenbeide koste
lijk met dien nieuwen inwoner en de hooiers
namen hem af en toe mede naar 't land, alwaar
hij zich dan blijkbaar tegoed deed aan de kik
vorschen, die in een bus voor hem waren mee
genomen. De andere ooievaars, uit het nest van
waar hij afkomstig was, wilden intusschen niets
van hem weten, zoodat hij bij hun vertrek na
tuurlijk achterbleef. Hij was dus wel genood
zaakt zijn afgezonderd leven voort te zetten. Dit
ging dan ook heel goed, totde kermis kwam.
Toen werd het hem zeker wel wat te drukhij
deed tenminste eens een uitstapje naar het na
burige Hauwert. Daar ging het hem niet te best
zjjne verzorging liet niets te wenschen over, maar
hij werd ziek.
Op een goeden morgen, was hij evenwel weer
verdwenen en weer naar zijn oude woonplaats
vertrokken. Na eene afwezigheid van 14 dagen
stond hij 's morgens weer frisch en gezond voor
de hem zoo goed bekende achterdeur. Alsnu
werd besloten hem aan Artis ten geschenke aan
te bieden, ook met het oog op dea winter, als
een minder geschikte tijd voor verpleging en
daar dit aanbod met welwillendheid werd aan
vaard, is hij nu naar Amsterdam opgezonden.
Den 19en Sept. verbrandde de boerenplaats
„Anna Hoeve", in de Zijpe, bewoond door A.
Brak Jz. en eigendom van graaf Bentinck. De
bewoner was met een lampje naar den zolder
gegaan en had het ongeluk op een minder sterke
plaats door den vloer te zakken en te vallen,
waardoor de lamp brak en de petroleum zich
verspreidde en in een oogwenk alles in lichte
laaie stond. Van den inboedel is niet veel gered
kunnen worden. Alles was verzekerd.
In den avond van den 20 dezer woedde er
een hevig onweder boven deze en omliggende
gemeenten. Op verschillende plaatsen, zegt men,
werden afleiders geraakt. De plaats van den hr.
Zeeman aan den Belkmerweg, in de Zijpe, brandde
tot den grond af. De plaats bestond uit twee
huizen en een schuur op één erf; alles werd in
de asch gelegd.
Diefstal in het Paleis der Koningin.
Men schrij 11 uit Den Haag:
Ten Paleize van II. M. de Koningin worden
vermist 2 kristallen flacons met gouden doppen,
zonder voetstukken, 1 gouden spelden-of bijoute
riebakje op gouden voet, 1 borstelbak van kristal
met a jour bewerkt gouden deksel.
Verdacht wordt van dezen diefstal de eerste
derlgk had de Voorzienigheid dit alles toch bestierd
'tls goed, antwoordde hij na een lang stilzwggen,
ik heb dien Bernard De Prabert leeren kennen als
een braaf man, een ijverig en bekwaam fabrikant,
en het vei heugt mij dat Filip uw zoon, zgn
vriendschap heeft weten te winnen.
Weder zwegen alle drie gedurende eenige minuten.
Gij ziet dus, hernam Dormelles ten slotte, dat de
toekomst van onzen zoon verzekerd is en dat wij
niets meer te wenschen hebben, dan eenige klein
kinderen, die zijner waardig zijn, bg gevolg
Bij gevolg kan ik weder vertrekken, vulde Robert
Duhesme aan.
Neen, dat wilde ik niet zeggen, verbeterde de
boschwachter, nu wg overtuigd zijn van uw goede
bedoelingen, is het wantrouwen en de ongerustheid,
die wg eerst getoond hebben, geheel verdwenen.
Wij hebbeu nu alles besproken, wat er te bespre
ken was, willen wij nu kalm het middagmaal, dat
onder de hand eigenlijk een avondmaal is geworden,
gebruiken. De eetlust, die mg eerst verlaten had, is
ruggekeerd. Wilt ge ons bescheiden maal met ons
deelen Wg zouden juist aan tafel g >an, toen gg
aankloptet
Wat hebt gij toch een goed hart, wat zgt gg brave
menschen, maar de trein
Die is al lang voorbij, gij kunt niet meer ver
trekken voor morgenochtend.
Neen, ik wil niet hier in het dorp gezien worden,
ik zal te voet naar Melun gaan en daar op den
nachttrein wachten.
Naar Melun Dat is een heel eind loopen en dan
bij nacht.
Geen nood, mijn beenen zijn nog goed.
Ik zal met u meegaan, dan kunt ge niet verdwa
len. kom, schik nu aan tafel.
Ja, eet met ons mee, zeide juffrouw Dormelles,
terwijl zjj een bord voor hem neerzette, onder het
eten kunnen wij nog over hem spreken.
Robert Duhesme trok zijn overjas uit en zette zich
aan de tafel.
O! mompelde hij. ik kan wel begrgpen, dat hij
zooveel achting en liefde voor u heeft.
zilverbewaarder ten Paleize J. G. Leblanc, die
15 September met een pakje het Paleis verlaten
heeft en niets meer van zich deed hooren.
De ontvreemde voorwerpen zijn van groote
waarde en behooren tol de dagelijksche toilet
artikelen van H. M. de Koningin, waaraan zij
zeer gehecht is. Het ontvreemde is bij een goud
smid in beslag genomen, met een groot aantal
andere gouden en zilveren voorwerpen van groote
waarde, evenzeer uit de zilverkamer van het
Paleis ontvreemd. Vermoedelijk zijn nog een
aantal voorwerpen van waarde verkocht en in
omloop.
Hoewol het in beslag genomene reeds een
waarde van ettelijke duizenden vertegenwoordigt,
is dit, volgens de verklaring van den goudsmid,
toch slechts een gedeelte van hetgeen door Le
Blanc in den loop der laatste jaren bij hem is
verkocht.
Een nauwkeurig onderzoek wordt ten Paleize
ingesteld naar de voorwerpen, welke uit de zil
verkamer ontbreken. Inmiddels worden de in
beslag genomen voorwerpen door de politie ten
Paleize teruggebracht ter herkenning.
De reden dat Le Blanc na zijn laatsten dief
stal van de kristallen flacons en het gouden
speldenbakje gevlucht is, moet hierin gezocht
worden, dat hjj kon vermoeden, dat, bij terug
komst van H. M. de Koningin op 18 dezer, zijn
wandaad zou worden ontdekt, omdat deze voor
werpen geschenken van de Koningin-Moeder
aan haar dochter geregeld door H. M. aan
haar toilettafel worden gebruikt.
Voor laatstgenoemde kleinoodiën ontving Le
Blanc van den meergenoemden goudsmid f650,
volgens zeggen een bedrag, gelijk aan de waarde
van het goud, waarmede deze voorwerpen zijn
gemonteerd.
Het vermoeden bestaat, dat nog verscheidene
voorwerpen zullen vermist worden, zoodat de
recherche voornemens is ook elders nasporingen
te doen.
De voortvluchtige Le Blanc heeft vrouw en
kinderen onverzorgd achtergelaten.
In verband met bovenstaanden diefstal wordt
de aanhouding bevolen van den eersten zilver
bewaarder ten paleize, J. G. Leblanc, die 15
Sept. j.l. des middags het paleis verlaten heeft
met een pakje, een leugenachtige opgave heeft
gedaan en sedert niets meer van zich heeft doen
vernemen. Hij is 36 jaar, middelmatig van lengte,
gezet, blond haar, glad geschoren gezicht, grijze
oogen, breede neus, bruine tanden, lang en smal
aaugezicht. Hij droeg een zwart gekleed pak met
lange zwarte das, lagen zwarten slappen hoed,
Engelsche rijgschoenen en een wandelstok met
omgebogen haak. Er zijn aanwijzingen van schuld
tegen hem.
Ingeval van ontdekking wordt ten spoedigste
bericht ingewacht.
Is heel Amsterdam aan het instorten?
De instortepidemie in Amsterdam begint even
als alle epidemieën vergezeld te gaan van een
ware paniek.
Maandagmiddag omstreeks half vijf werd de
inspecteur van het bouwtoezicht door de politie
gewaarschuwd, dat in een huis aan de Douwes
Dekkerstraat No. 26 een muur was gescheurd en
op invallen stond. Bij onderzoek bleek dit werke
lijk het geval te zijn. Het betrof een binnenmuur,
gelijkstraats, van het omstreeks een jaar of acht
geleden in het toenmalige Nieuwer-Amstel ge
bouwde huis. Op last van het bouwtoezicht werd
de bouwvallige muur uitgesloopt en de balklaag
ondervangen.
Tegen middernacht werd de inspecteur ander
maal door de politie gewaarschuwd in verband
ELFDE HOOFDSTUK.
Aurélien De Prabert stapte, zooals men ge
makkelijk kan begrijpen in een zeer kwade
luim aan het station te Parijs af.
De tanden van den hond Roland moesten zeer
diep in zijn vleesch gedrongen zijn, want de wond
aan zijn been werd meer en meer lastig en pijnlijk.
Met moeite stapte hij uit de coupé en hin
kend liep hij over het perron naar den uitgang.
Oom Jacques stond daar op hem te wachten.
De broeder van Felicienne had het telegram
van zijn neef ontvangen en zich naar het station
begeven tegen den tijd dat de bedoelde trein
moest aankomen, maar tot zijn niet geringe ver
bazing, bevond Aurélien zich niet onder de passa
giers. Hij had zich echter niet verwijderd, maar
op den volgenden trein gewacht.
Achter oom Jacques stond een klein, maar ge
zet en krachtig gebouwd man, die zijn overjas
tot aan zijn kin dichtgeknoopt en zijn slap vil
ten hoed stijf op het hoofd gedrukt had.
Ha, daar is hij eindelijk 1 riep oom Jacques,
terwijl hij tusschen de reizigers doordrong en
zijn neef tegemoet snelde. Wanhopig!
Hebt ge op mij gewacht, oom Jacques? Dat
is goed.
Man meegebracht. Noodig?
Volstrekt niet, de onderneming, die zoo mooi
begon, is jammerlijk mislukt. Laten wij zoo spoe
dig mogelijk naar huis gaan. Hébtge een rijtuig
bij u.
Het mjjne.
Hoe heet uw detective?
Bataille.
Nu, mpnheer Bataille, laat me dan op uw arm
leunen, dat is de eenige dienst, dien ge ons van
avond kunt bewijzen.
Wordt vervolgd.)