Brieven uit „de Streek,"
BIJVOEGSEL
van de „Nieuwe Langcdijker Courant"
van Zondag 22 October 1899.
Vervolg Nieuwstijdingen.
Onmenschelijk.
Vijf bloedjes, ternauwernood gekleed en ge
voed, nog niet kunnende beseffen de hardvooh-
tigheid van een groot deel des menschdoms, waar
het betreft gemis aan geld, deze vijf stakkertjes
moesten Dinsdagmorgen, te 5 nur reeds, tenge
volge van het schuldig zijn hunner ouders van
één week huur a een gulden vijf en twintig cents,
hun huis verwisselen met de straat.
Zij woonden man, vrouw en vijf kinderen
in een in de Florastraat uitloopende poort. Hij
heette Rietveld en was opperman van zijn am
bacht. Gewoonlijk had bij nog al werk, doch de
laatste weken was het hem niet meegeloopen.
Gelukkig vond hij deze week weer wat en haastte
zich nu van de drie weken huur, die hij schuldig
gebleven was, twee weken af te doen. 't Geld,
't werd aangenomen, zeker.
Daartoe had de huisbaas recht. Doch ook met
meteen na de ontvangst er op te laten volgen
„morgenochtend ten vijf ure moet gij het huis
ontruimd hebben?" Terwijl R. nog wel betuigde,
dat hij zou betalen, men kon desnoods het geld
van de huur onmiddellijk van zijn weekloon af
houden. Ween de hardvochtige huisbaas
koesterde geen medelijden, geen liefde. Hij had
wel liefde voor het geld. Hij kon toch geen ri
sico loopen, door enkele weken huur te verlie
zen. Bovendien was hij lid van het „Vliegend
fonds" en daarmee verkreeg hij thans onmiddel
lijke uitzetting door den deurwaarder.
Wat andere arme buren deden Zij gaven van
hun nooddurft wat zij missen konden de een
tien cent, de ander ook, een derde schonk een
warme kop koffie, verschaften een boterham,
doch het voornaamste, onderkomen konden zij
niet geven. Evenwel is daar thans gedeeltelijk
in voorzien. De vrouw is met de kinderen bij
hare moeder ingetrokken, in een woninkje ergens
in de Putsteeg, hoorden wij.
Of de hardvochtige eigenaar dien nacht goed
geslapen zal hebben Wij gelooven het niet.
„U. D."
Waarom is de naam van dien hartvochtigen
huisbaas verzwegen?
De laagheid te Pernis.
Omtrent het gebeurde te Pernis deelt het
„Nieuwslad voor Hoeksehewaard" mede
Zaterdagochtend zou de prachtige nieuwe visch-
sloep, genaamd „De Zeven Sterren", hare eerste
reis in dit seizoen gaan ondernemen tot uitoe
fening der schelvischvisscherij. De vrouwen waren
aan de haven om haren mannen en zonen, de
moeders om haren kinderen een „goeden nacht"
ten wenschen. Men wenscht nooit „goede reis",
maar altijd „goeden nacht". Het toeval wilde, of
laat ons liever zeggen het geluk wilde, dat de
kok nog op den wal was, en dus het „vooron
der nog gesloten. De matroos Janus van der Steen
liet zich nu op het deken zakken om zoo door
de schuif binnen te komen. Maar daar hoort hij
water loopen. Dadelijk gaat hij naar achteren
en ziet dat de bunkraan open staat. Denkende
met een kwajongensstreek te doen te hebben,
draait hij de kraan dicht. Maar nu hoort hij
nog dat het water blijft loopen, maar thans voor
aan het deken, en nu blijkt hem datdebunpijp
een zwaren straal doorlaat. De schipper wordt
naar beneden geroepen en nu blijkt dat een
moedwillige die pijp heeft stukgehakt. De dissel,
waarmede het is gepleegd, ligt er bij. Aan ver
trekken kon niet gedacht worden.
Van Delfshaven werd direct een sleepboot
gezonden om het schip op de helling te halen.
Maandag werd een nieuwe pijp ingezet, zoodat
het schip Dinsdagochtend te 7 uur naar zee ver
trok. Had Van der steen niet op het deken ge
komen dan had men vermoedelijk van het onge
val niets bemerkt. In zee zouden de matrozen,
die in do onderste kooien slapen, door het in
dringende water wakker geworden zijn, maar
natuurlijk te laat om het gat te zoeken. Het
schip ware dan zeker gezonken en alle opvaren
den hadden hun graf in de golven gevonden.
Een brief van een Transvaler.
Door iemand uit Zaandam werd volgens de
„Zaanl. Ct." de volgende brief uit Pretoria, dd.
24 September, ontvangen.
„In het bezit van uw schrijven van 17 Juli
vraag ik in de eerste plaats om vergiffenis voor
mijne nalatigheid om niet geregeld te schrijven.
Reden hiervan zijn u bekend, want in een land
wat rondom van onze doodsvijanden bezet is,
wordt niet anders bedacht en bepraat dan die
„Situatie."
„Ja, broer die rooineks wil ons land he met
die goud, maar moet nie geloo nie dat hulle die
land krij ons zal als het zijn moet baklij en
strij voor die recht en waarheid.
Die Rooineks in Natal hulle is 13000 man
sterk, alles zoo maar klein kindertjes van 17 20
jaar en die rest is zoo maar vuil goed van Koe
lies en andere vuil nazies, van die kleinkindertjes
het al bange die dissentrie gekrij en ook is van
hulle al weggeloop. Vrijdag is hier een Vrijsta-
ter gekom om dienst bij de artillerie te neem.
Die kerl vertel dat op zijn pa zijn plaats ook
twee van weggeloopen klein goed is gekom, hulle
het die schoen op die rug gebind gehat, hulle
voetjes was stuk geloop en hulle het bange hon
ger gehat en het ook gehuil. Die Boer het mee
lij met arm klein goed en het hulle kost en
slaapplek gegee en toen het kleingoed vertel dat
hulle alle in Engeland is bedrieg door valsche
praatjes, in Engeland is aan hulle vertel dat ons
boer maar zoon vuile wilde nazie is met lang
takhaar en bange onnozel, die gemakkelijk zoo
maar doodgemaak word. Wat gemeen is toch die
rookrok. Antwoord op de laatsto brief van Oom
Paul is hier maar ons weet nog nie wat die is,
maar morde zal ons hoor.
Ons is alle gewapend en wach maar op Oom
Paul zijn woord „skiet" en ons zal skiet voor
die rooinek dat de stof zoo staa en die rooibaat-
jes zoo maar waai door die veld. Aan ons zijn
kant is 94.000 man gewapend met de Vrijstaat
zaam. Die Engelsche hulle skiet met duru-dum-
kogels en ons maar met Mausergeweer maar ons
hee heel fijn korrel. Ik is bij de Pretoria-kom-
mando en hoor ons kommando moet naar de
Oostgrens.
As die oorlog is gedaan zal ik bange daarover
skrij, as ik niet dood is."
Drentsche toestanden.
In Oostelijk Drente is de zoogenaamde „meiers
stand" sterk vertegenwoordigd. De landbouwers
plaatsen worden hier verhuurd, en de huurders
of meiers betalen jaarlijks een kleide geldsom
als zoogenaamde „voorhuur", benevens het derde
deel van den zuiveren winterroggeoogst als huur
prijs. In de jaren 1875 tot 1890, toen de Drent
sche bouwakkers veel aan de bekende „ziekte"
leden en. bijgevolg de oogsten gering waren, daal
den de huurprijzen aanmerkelijk.
Nadat de ontginning van groenland tot bouw
land begon, en bijgevolg de jaarlijnsche opbreng
sten van het land hooger werden, stegen die
huurprjjzen. Voor eene volle boerenplaats werd
hier vroeger van f300 tot f400 huur per jaar
betaald. Thans is de prijs eener zoodanige plaats
in de veenkoloniën tot f 800 en hooger gerezen.
Alle verkoopingen of verhuringen van vast goed
wijzen hier een verhoogden prijs aan. De meer
gunstige toestand, waarin hier de landbouw ver
keert, worden aan de gunstige uitkomsten van
de haver en aardappelteelt bij kunstbemesting
op veen- en veenderijgronden toegeschreven.
CIV.
Dat aan de Langedijk, waar de groententeelt
eene zoo enorme omvang heeft verkregen, het
groote belang van den vruchtenteelt niet over
't hoofd wordt gezien, bleek mij o.a. uit de
beide vorige nummers van dit blad.
Eene vrij groote verzameling zaailingappels
en peren werd door den Heer Duker bijeen
gebracht, om naar de tentoonstelling van de
Luntersche Tuinbouwvereeniging te Ede te
worden gezonden. Deze berichten trokken des
te meer mijne aandacht, omdat ik reeds sedert
jaren inet groote belangstelling het streven van
genoemde vereeniging heb gevolgd en ik mij
reeds had voorgenomen hare tentoonstelling te
gaan bezoeken.
Het is dan ook om u een en ander omtrent
hetgeen ik daar opmerkte mede te deelen, dat
ik ditmaal mijn gewone onderwerp laat rusten.
Het zou mij te ver voeren de zaailingkwes
tie eenigzins uitvoerig te behandelen, daarom
wil ik slechts mededeelen, dat de Luntersche
Tuinbouwvereeniging zich schaart aan de zijde
van hen die van oordeel zijn, dat alle gewas
sen die langs kunstmatigen weg, dat is door
stekken, afleggen, enten enz., worden verme
nigvuldigd, noodwendig moeten verzwakken.
Als voorbeeld daarvan wordt gewezen op tal
van appel- en peersoorten, die naar men be
weert, voorheen krachtig groeiden en over
vloedig vruchten voortbrachten, terwijl ze thans
aan allerlei ziekten onderhevig zijn, waardoor
de cultuur daarvan niet meer met voordeel
kon worden gedreven. Slechts door zaaiing zou
daaraan te gernoet zijn te komen. Daardoor
zouden volgens de Luntersche Tuinbouwver
eeniging, appel- en peersoorten kunnen worden
verkregen, met de deugden van hare voorouders,
doch vrij van hare gebreken.
Reeds in 1876 werd door haar op het groote
belang der zaaiing gewezen en teneinde dit
aan te moedigen, werd door haar eene prijs
van f 1000 uitgeloofd voor den winner van de
25 schoonste en deugdzaamste appelsoorten.
Als tijpstip voor de toekenning van deze
prijs, werd vastgesteld de maand October van
het jaar 1899.
Teneinde ook kleinere verdienstelijke inzendin
gen te kunnen bekronen, werden aan het progr.
der thans gehouden tentoonstelling nog enkele
nommers toegevoegd en het is der vereeniging
ongetwijfeld eene groote voldoening geweest,
dat de inzendingen in zoo grooten getale wer
den aangegeven. Volgens eene ruwe schatting
waren omstreeks 1500 bordjes met appels en
peren gevuld. De jury had dan ook eene zware
taak te vervullen, 't Waren immers alle zaai
lingen, waarvan de innerlijke waarde aan de
jury volkomen onbekend was. Om een juist
oordeel uit te spreken was 't dus noodzake
lijk dat honderde soorten werden geproefd en
dat dit, zelfs al was de kwaliteit nog zoo fijn,
geen benijdenswaardige taak was, zal ieder
gaarne toegeven.
Slechts na langdurige besprekingen en ern
stige onderzoekingen kon de jurij er toe be
sluiten de hoofdprijs van f1000 aan eene der
ingezonden verzamelingen toe te kennen. Vol
gens het eenstemmig oordeel der jury voldeed
toch geen enkele verzameling aan de eischen
die men aan werkelijk aanbevelenswaardige
appelsoorten moet stellen.
In de meeste inzendingen werden wel eenige
schoone vruchten opgemerkt en had men al
leen daarnaar behoeven te beoordeelen, dan
zou de beoordeeling weinig bezwaren hebben
opgeleverd en de totale indruk vrij gunstig
zijn geweest. De smaak liet echter zeer veel
te wenschen over en kon niet worden gelijk
gesteld met die van een zeer groot aantal be
kende soorten. Slechts na de uitdrukkelijke
verklaring van het tentoonstellingscomité, dat
het de bedoeling van de Luutersche Tuinbouw
vereeniging was, dat „aan de verdienstelijkste
der ingezonden verzamelingen" de prijs werd
toegekend, kon de jury er toe besluiten de
inzending van den Heer Van den Ham te
Lunteren met de hoofdprijs te bekronen. In
het door haar uitgebrachte rapport wordt ech
ter door haar te kennen gegeven, dat de be
kroonde vruchten geenszins zijn gelijk te stel
len met de thans in den handel zijnde soor
ten en dat door haar slechts een viertal soor
ten waardig gekeurd worden, om te worden
aangekweekt.
Bij de beoordeeling werd het puntenstelsel
gevolgd en als maximum voor elke soort het
cijfer 10 aangenomen. Elke verzameling kon
dus hoogstens 250 punten komen.
De bekroonde verzameling, ter tentoonstel
ling geplaatst onder No. 1 verwierf 136 pun
ten, terwijl aan nommer twee 76, aan No.
drie 67, aan No. vier 71, aan No. vijf 64, aan
No. zes 74 en aan No. zeven 85 punten werden
toegekend.
Toen door mij een bezoek aan de tentoon
stelling werd gebracht, konden dé namen der
inzenders nog niet worden medegedeeld, zoo
dat ik tot mijn spijt de gelegenheid miste in
't bijzonder mijne aandacht aan de inzending
van den Heer Duker te wijden. De hierboven
vermelde punten toonen echter reeds aan dat,
hoewel de bekroonde verzameling hare con
currenten vrij verre achter zich liet, de an
dere inzendingen onderling betrekkelijk weinig
uiteen liepen. Ook daarin werd menige schoone
vrucht opgemerkt en zij maakten daardoor een
goed figuur. Op de kwaliteit viel echter in elke
verzameling zeer veel af te dingen.
Zijn dus de verkregen resultaten nog verre
van bemoedigend, toch geeft de Luntersche
Tuinbouwvereeniging den moed niet op, doch
heeft zij zich voorgenomen op het ingeslagen
pad voort te gaan. Krachtig wordt zij daarin
gesteund door den Heer Van den Ham, die
reeds het voornemen te kennen gaf, haar op
nieuw in staat te stellen eene prijs van f 1000
uit te loven.
Met ingenomenheid werd deze mededeeling
begroet, doch daarbij werd tevens door be
kwame pomologen de wensch geuit, dat door
de zaaiers meer oordeelkundig worde te werk
gegaan en dat het aantal te vragen soorten
tot hoogstens 4 a 5 worde teruggebracht.
Alleeu door volgens vaste regels te kruisen
en te zaaien zal 't mogelijk zijn soorten te
winnen, die de bestaande nabij komen en
misschien zelfs overtreffen. Do thans geëxpo
seerde vruchten waren grootendeels het resul
taat van toevallige zaaiingen.
Ongetwijfeld zal deze tentoonstelling er toe
leiden, dat aan het zaaien en kruisen grootere
aandacht wordt geschonken, zoodat groote
kans bestaat, dat op eene volgende tentoon
stelling van zaailingen niet alleen schoone
doch ook smakelijke appels en peren worden
geëxposeerd.
K.
Buitenland.
Engeland en Transvaal.
Hoe wij ons overzicht eigenlijk moeten begin
nen over den oorlogstoestand, om 't direct pak
kend te maken, is tot dusver voor ons een groote
vraag geweest. We hebben over de kansen der
Boeren reeds geschreven, in 't breede aangetoond,
waarom het Engeland te doen is; de sterkte der
beide legers medegedeeldde vechtwijze der
Boeren bekend gemaakt en ten slotte het oor
deel van verschillende deskundigen beknopt weer
gegeven en eindelijk vermold, dat de Engelsche
regeering van de Transvaalsche een ultimatum
heeft ontvangen, waardoor de oorlog onvermijde
lijk werd.
Daarop volgden berichten omtrent de bewe
ging der troepen en heden kunnen wij volstaan
met de vermelding van hetgeen als helangrijk
valt mede te deelen van het oorlogsterrein.
Een vroeger telegram vermeldde reeds dat de
Boeren in Natal veld wonnen.
De Britsche commandant te Ladysmith, Gene
raal White, heeft, naar bericht wordt, zich ge
noopt gezien, last te geven, dat na Newcastle
ook Dundee zal worden ontruimd. De „vrouwen
en kinderen" zijn reeds henen en gaan vermoe-
deljjk naar Durban.
Een ander telegram komt uit Pretoria, van
Zaterdag 14 October. Volgens dat bericht was
er dien morgen benoorden Mafeking hevig ge
vochten. Een gepanserde trein, tot herstel der
spoorweglijnen afgezonden, vuurde op de burgers,
waarvan één gedood en twee gekwetst werden.
Van Engelsche zijde had men negen gewonden.
Na een tweede gevecht hebben Cronjé's com
mando's den spoorweg en de brug negen mijlen
benoorden Mafeking vernield.
Volgens een telegram uit Lourengo Marques
hadden daar aangekomen vluchtelingen het be
richt gebracht, dat de Boeren voor Mafeking met
zware verliezen zijn teruggeslagen.
Het is reeds gebleken dat dit niet het geval
is geweest.
Van 16 October werden uit Pretoria twee te
legrammen bekend.
Het eene meldt, dat de Boeren Taungs, veer
tig mijlen bezuiden Vrijburg, westgrens, zonder
tegenstand bezet hebben.
Het andere bericht, dat Commandant Cronjé,
na gewaarschuwd te hebben dat vrouwen en kin
deren de stad moesten verlaten, een kanonvuur
op Mafeking heeft geopend. Hét werd door do
bezetting niet beantwoord.
Men ziet, de berichten van Engelsche zijde
zijn vreeselijk overdreven.
Vanwege het Britsche Ministerie van Oorlog
zijn Donderdag te Londen de volgende berichten
van den Britschen Bevelhebber te Ladysmith,
in Natal, Generaal White, openbaar gemaakt:
De generaal verwacht, dat de beweging der
Boeren landinwaarts uit de Drakensbergen zou
worden voortgezet en dat de Boeren elk oogen-
blik in aanraking zouden kunnen komen met
de Britsche voorposten tusschen Ladysmith en
de passen der Drakensbergen.
In Noordelijke richting rukken de Boeren op
van Ingagane. Zij hebben eenige batterijen ar
tillerie bij zich.
Eene Boeren-strijdmacht aan de Buffel-rivier
nadert Roskesdrift. De Britsche ruiterij let op
hunne bewegingen.
De Basuto-Kaffers uit den Vrijstaat zouden
eene vijandige houding aannemen tegenover de
Boeren, wat een deel hunner strijdkrachten zou
kunnen dwingen tegenover de Engelschen wer
keloos te blijven.
De „Volkstem" berichtte later, dat het verlies
der Boeren voor Mafeking betrekkelijk groot is
geweest (60 70 dooden)maar de thans dooi
de Boeren ingenomen stelling moet voortreffelijk
wezen en de zegepraal verzekeren.
Uit Kimberley hoort men niets. Spoorweg en
telegraaf schijnen dus daar wel degelijk vernield.
Ook de waterleiding moet afgesneden wezen;
maar het is bekend, dat men in de stad groote
reservoirs heeft.
Het Britsche kamp te Glencoe, in Natal, wordt
op het oogenblik door eene groote strjjdmacht
van Boeren aangevallen.
Hunne kanonnen staan op een heuvel, de stad
bestrijkende, en openden het vuur.
De strijd is in vollen gang.
De Londensche bladen bevatten eene dépêche
uit het kamp bij Glencoe van Vrijdagmorgen half
negen, volgens welke eene stelling der Boeren
na een hevig gevecht zou genomen zijn,
waarbij vijf kanonnen der Boeren zouden zijn
veroverd.
Bij het Ministerie van Oorlog is eene dépêche
ontvangen, volgens hetwelk de Britsche bevel
hebber te Glencoe, Generaal Symons, in den strijd
met de Boeren zou zijn verwond.
Het aantal Boeren, die Glencoe aanvallen,
bedraagt ongeveer 4000.
Aan de „Daily News" wordt uit Kaapstad d.d.
18 Oct. geseind: Het gerucht loopt, dat, terwijl
de Boeren Mefeking aanvielen, lydietmijnen, die
ter verdediging buiten de stad waren gelegd, ont
ploften. De Boeren verloren 1500 man aan dooden.
De krijgsraad te Pretoria veroordeelde zekeren
baron Guinsberg, beschuldigd van spionneeren,
tot den dood met den kogel.
De Transvalers hebben Zondag Vrijburg bezet.
De „Standaard" ontvangt uit Ladysmith het
bericht, dat de „Mounted Rifles" teUmvoti, die
voor het meerendeel gerecruteerd werden uit Hol-
landsche kolonisten, aan het muiten zijn geslagen.
Aan de „Daily Mail" wordt dd 19 Oct. uit
Kaapstad geseind, dat een vluchteling uit Gra-
hamstown mededeelde, dat een trein Maandag
avond van Klerksdorp te Johannesburg arriveerde
met 300 gewonde Boeren.
Generaal Joubert verplaatste zijn hoofdkwar
tier naar Dannhouser.
Aan de „Daily Telegraph" wordt van 19 Oct.
uit Ladysmith gemeld, dat de Boeren dien mor
gen een trein veroverden, waarin zich verscheidene
officieren en eenige manschappen bevonden, die
van daar naar Glencoe zouden worden gebracht.
Zij sneden den telegraafdraad naar Glencoe af.
De Natalkarabiniers hadden dezen namiddag
een ontmoeting met den vijand bij Besters Farm.
Zes hunner werden gewond.
In de tweede editie van de „Morning Post"
wordt een telegram uit Ladysmith gepubliceerd,
waarin gemeld wordt, dat een trein tusschen Lady
smith en Dundee door de Boeren veroverd werd.
Een officier en verscheidene oorlogscorresponden
ten, die zich in den trein bevonden, werden gevan
gen genomen. De plaats, waar het gebeurde, is
dicht bij Elandslaagte op vijftien mijl van Lady
smith.
De „Daily Mail" ontvangt het volgende tele
gram uit Pietermaritzburg:
Het officieele rapport betreffende bet gevecht
op Woensdag zegt: De voorposten der Natalsche
vrijwilligers beletten den vijand naar Acton Ho
mes en Bestersfarm op te rukken met moed en
hardnekkigheid, maar bij het vallen van den avond
werden zij per telegraaf bevolen naar Ladysmith
terug te trekken. Een soldaat werd gewond, een
luitenant vermist. Yolgens de Kaffers verloren de
Boeren verscheiden mannen.
De „Morning Post" ontving uit Ladysmith be
richt, dat 3000 Boeren thans nabij Acton Homes
zijn gekampeerd.
Een oud versje.
Uit oude papieren is een versje voor den dag
gekomen, dat volgens het opschrift behelst„Het
getuigenis van Napoleon omtrent de Hollanders".
Er onder staat „Gevondon in deszelfs geheime
papieren".
Het versje luidt:
„Gij kent het kaasvolk niet, gij kunt u niet
(begrijpen,
Hoe deftig, stil, bedaard, zij met hun lange
(pijpen,
In 't hoekje van den haard, de kat zien uit
(den boom,
En schijnen traag te zijn besluiteloos en
(loom.
Maar jaik zeg nog eens, gij kent ze niet
(Mijn Ileeren!
En met dat stijve volk is gansch geen gek
(te scheren.
Zijn ze eenmaal aan den gang, leggen z' hun
(piipen neer,
Dan gaan zij, onversaagd, den sterkste zelfs
(te keer
Dan ziet men dadelijk hun geld en goed
(en leven
Yoor de onafhanklijkheid met vreugd ten
(offer geven."
Dat Napoleon zooveel Hollandsch verstond om
zulk een versje te kunnen dichten zal wel nie
mand beweren. Vermoedelijk is het na de merk
waardige gebeurtenissen van 1813 gemaakt door
een vaderlander, die het den „Corsicaanschen ge
weldenaar" in de schoenen stopte.
Zeer toepasseljjk schijnt het echter thans op
de afstammelingen van het Kaasvolk in den
Transvaal, die nog pijpen rooken en toonen „geld
en goed en leven" voor hun onafhankelijkheid
viel te hebben.
Een vreeselijke ziekte.
Het verblijdende bericht, dat de pest te keer
kan gegaan worden, is niet alleen onderteekend