Nieuwsblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
Woensdag 20 Mei 1020
29e Jaargang.
per 3 maanden fl,00
J. H. KEIZER.
Kamer Overzicht.
IN O. 43 ibtmmï. TKUPitaajs
N IEL WE
LAMEDIJKER COMAE
Deze courant verschijnt eiken Woensdag- en Zaterdagavond.
ABI.1SSEMSST8PRUS
REBAeTEBS-UITSEVER
8UBEBL
toordsohartiroude.
PRIJS DIB A,ö TEKlEKriaSi
?ao ii regel» 71 est., elke regel meer 18 ot^
Sroote letters of vignetten worden naar plaatsroimte ^berekend.
Brieren rechtstreeks aan den Uitgever,
OFFICIEEL
VERJARING VAN VORDERINGEN.
Burgemeester en Wethouders van Zuidschar-
woude brengen belanghebbenden in herinnering,
dat alle vorderingen ten laste van het Rijk, de
Provincie en de gemeente, over het dienstjaar 1920
vcór of op den laatsten Juni aanstaande, bij de
besturen en de ambtenaren, die het aangaat, moe
ten zijn ingediend. Alle op dien termijn niet inge
diende vorderingen worden voor VERJAARD en
VERNIETIGD gehouden.
Voorts worden belanghebbenden verzocht niet
n uitersten termijn af te wachten, maar de
indiening der bewijsstukken zooveel mogelijk te
'bespoédigen.
Zuidscharwoude, 25 Mei 1920.
Burgemeester en Wethouders voornoemd:
De Burgemeester,
VAN SPENGLER.
De Secretaris,
S. PARjMA.
MILITIE TIE LAND.
ONDERZOEK VAN VERLOFGANGERS.
De Burgemeester van Zuidscharwoude maakt
bekend, dat het onderzoek van de in het verlof-
gangersregister dezer gemeente ingeschreven ver
lofgangers der militie te land zal worden gehou
den te Heerhugowaard in het lokaal van A. Rus
op Donderdag 17 Juni 1920, des voormiddags half
,tien uur.
Aan het onderzoek behoeven alleen deel te ne
men de verlofgangers der lichtingen 1915, 1916 en
'1917.
Aan het onderzoek behoeft niet te worden deel
genomen door hen, die him eerste oefening nog
niet hebben volbracht en voorts niet door:
a. de verlofgangers, die in het loopende jaar,
voor den dag, hierboven als dag van onder
zoek aangegeven, in werkelijken dienst zijn
geweest, uit anderen hoofde dan voor straf
b. de verlofgangers, die bestemd zijn om in
het looppende jaar voor herhalingsoefeningen
in werkelijken dienst te komen;
e, de verlofgangers, die bestemd zijn om met 1
Augustus van het loopende jaar naar de land
weer over te gaan;
d. de verlofgangers, aan wie vergunning is
verleend tot uitoefening van de zeevaart of
do zeevisscherij buitenslands of tot verblijf
1 in het buitenland en aan wie hetzij gelijk-
tijdig met die vergunning, hetzij in verband
daarmede later afzonderlijk, vrijstelling van
het onderzoek is verleend dan wel is toege
staan dat onderzoek in de maand November
of December van het loopende jaar te on
dergaan
e. de verlofgangers, aan wie ter zake van de
uitoefening van hun beroepp of bedrijf dan
wel wegens andere bijzondere omstandighe
den vergunning is verleend het onderzoek
in een der onder d genoemde maanden te on
dergaan
f. de adspirant militie-officieren; en
g. de verlofgangers van de Exploitatie-Com
pagnie van het Regiment Genietroepen.
Daarentegen moeten aan het onderzoek WEL
deelnemen de verlofgangers, die in het loopende
jaar vooi herhalingsoefeningen in werkelijken
dienst zouden moeten komen, doch wien voor 1
Juni van dit jaar door den Minister van Oorlog
uitstel van opkomst voor die oefeningen is ver
leend tot het volgende jaar. Uiteraard geldt deze
bepaling NIET, voor de verlofgangers, wien uit
anderen hoofde,bijv. in verband met hun ver
blijf in het buitenland, vrijstelling van het on
derzoek is of alsnog wordt verleend.
Voorts wordt de aandacht gevestigd op de vol
gende wetsbepalingen:
Df verlofganger moet bij dit onderzoek verschij
nen IN UNIFORM gekleed en voorzien:
a. van de tot zijn voorgeschreven uitrusting
verder behoorende kleeding- en uitrusting
stukken
1 b. van de wapenen, het ledergoed, de regle-
lementen en de dienstvoorschriften hem uit
gereikt
c. van zijn zakboekje en van zlijn verlofpas.
De verlofganger staat niet alleen gedurende
den tijd, dien het onderzoek duurt, maar ook
voor zoolang hij ter gelegenheid van het ander-
zoek in uniform gekleed is, onder de bevelen van
den Militiecommissaris, zooflat indien hij onge
regeldheden pleegt of zich aan een strafbaar feit
schuldig maakt,-hetzij hïji het gaan naar de plaats
voor hel onderzoek bestemd, hetzij gedurende het
.onderzoek of bij het naar huis keeren, te dier zake
zal worden gestraft volgens het Crimineel Wet
boek en Reglement van Krijgstucht voor het
krijgsvolk te lande.
Een arrest van een dag tot zes dagen, te onder
gaan in de naastbij gelegen provoost of het naast-
bij zijnde buis van bewaring, of een kwartierar
rest van een dag tot zes dagen, te ondergaan in
een kazerne, kan door den Militiecommissaris wor-
.deii opgeiega aan den verlofganger
le. die, zonder geldige reden niet bij het on- j
derzoek verschijnt
2e. die daarbij verschenen zijnde, zonder gel
dige reden niet voorzien is van al de hier-
voren vermelde vöorwerpen;
3e. die de hiervoren vermelde voorwerpen bij
bet onderzoek niet alle in den vereischten
staat vertoont;
4e. die een of meer van de hiervoren vermelde
voorwerpen, aan een ander toebehoorende, als
de zijne vertoont. j
Is den verlofganger ter zake van hert onderzoek
kwartierarrest opgelegd, adn wordt hij tot het i
ondergaan van die straf in werkelijken dienst
geroepen.
Onverminderd de straf, is de verlofganger, die
zich schuldig maakt aan een der feiten, onder le.
en 4e genoemd, verplicht om op een nader te be
palen tijd en plaats voor den Militiecommissaris
te verschijnen of opnieuw te verschijnen tot het
ondergaan van een onderzoek.
De verlofganger, die, opgeroepen voor dit ON
DERZOEK, daarbij neieet verschijnt of, daarbij
niet verschenen zijnde, zich schuldig maakt aan
een der feiten, onder 2e.4e. vermeld, wordt in
werkelijken dienst geroepen of gehouden voor den
tijd van ten hoogste twee maanden. De duur van
dezen werkelijken dienst wordt bepaald door den
Minister van Oorlog.
De verlofganger, die niet voldoet aan een op
roeping voor den werkelijken dienst, wordt als
deserteur behandeld, na op daartoe doer de» Mi
nister van Oorlog te verstrekken last als zoo
danig to zijn afgevoerd.
Nog worden de verlofgangers opmerkzaam ge
maakt," dat het niet ontvangen van een bijzondere
kennisgeving hen niet ontheft van hun verplich
ting tot deelneming aan het onderzoek, maar dat
deze openbare kennisgeving EEN1G en ALLEEN
als bewijs geldt, dat de verlofganger behoorlijk
is opgeroepen.
Ingeval van ziekte of gebreken de deelneming
aan het onderzoek mochten verhinderen, dient daar
van zoodra mogelijk ter gemeentesecretarie te wor
den overgelegd een gelegaliseerde geneeskundige
verklaring, welke op ONgezegeld papier kan wor-
i den gesteld.
Aan den verlofganger kan op zijn daartoe aan
den Militiecommissaris te richten en met redenen
omkleed verzoek worden vergund, het onderzoek
in een andere gemeente te ondergaan. Het verzoek
schrift moet tijdig en GEFRANKEERD worden
toegezonden. Maakt een verlofganger, aan wien
1 een zoodanige vergunning is verleend, daarvan
j geen gebruik, dan wordt deze geacht niet te zijn
verleend.
i Zuidscharwoude ,25 Mei 1920.
De Burgemeester voornoemd,
VAN SPENGLER.
21 Mei 1920.
Geheel de week heeft de Kamer, met uitzon-
flering dan van den laatsten dag, haar aandacht
uitsluitend gegeven en te geven gehad aan de La
ger Onderwijswet. Langzaam maar zeker komt
men er doorheen, maar het is te begrijpen, dat de
belangstelling beneden het peil gaat dalen, en dat
de discussie uitsluitend blijft in handen van die
enkele leden, die de deskundigen op dit moeilijk
terrein kunnen worden geacht. Tot twee avond
vergaderingen heeft de Kamer het in deze week
zelfs gebracht.
Allerererst is een beslissing genomen ten aaü
zien van het amendement van den heer van Rave-
steijn om bij het openbaar onderwijs te spreken
tot de opleiding van alle christelijke deugden;
het amendement is, zooals te verwachten viel,
verworpen. Dit is ook geschied met het amende
ment van de heeren van Zadelhoff en Ossendorp,
die uitdrukkelijk ook van den eerbied, verschul-
dement, hoezeer het ook logisch' in het stelsel van
de wet past, werd verworpen om de bijgedachte,
die men daarachter veronderstelde.
Het grootste deel van de week was zonder twij
fel gewijd aan de geldelijke verhouding tusschen
Rijk en Gemeente, wat de kosten van het Onder
wijs betreft. Het mag bekend worden gerekend,
dai op het oogenblik de toes tand. aldus is, dat de
gemeenten voor haar rekening hebben de wedden
der onderwijzers en tevens 75 pCt. van de kosten
van sehoolbouw. Op instigatie van de Bevredi-
gingseommissie, welker arbeid in den loop dezer
beraadslagingen wel eens een gevoelig duwtje
kreeg, zal de regeling nu aldus zijn, dat de ge
meenten worden ontheven van de wedden der
wettelijk vereischte onderwijzers, maar daarente
gen de volle 100 pCt. van den sehoolbouw heb
ben te betalen. De regeling van de financieele
verhouding tusschen Rijk en Gemeenten maakt op
dit oogenblik, gelijk bekend is, een onderwerp van
'veler zorgen uit. Een wetsontwerp tot wijziging
van de betreffende wettelijke bepalingen van i8,)7
heet nog steeds in voorbereiding, maar verder
dat tot eene bespreking in den Ministerraad
schijnt dit Ontwerp het niet te hebben gebracht.
Wel is inmiddels door Minister de Vries inge
diend een wetsontwerp, dat verruiming van het
belstanggebied der gemeenten; een ontwerp, dat
nieuwe gemeentelijke belastingen mogelijk maakt
Naar veler oordeel is dit ontwerp echter een zoo
danig wangedrocht, dat het onveranderd niet in
beraadslaging kan komen. De Oommissie van voor
bereiding voor dit wetsontwerp heeft alreeds bij
monde van haren voorzitter, den heer Treub, de
mededeeling gedaan, dat eerst mondeling overleg
niet den Minister moet plaats hebben en dat al
leen daarna behandelintg kan volgen. De heer
Treub heeft er geruststellend aan willen toevoe
gen, dat de behandeling in elk geval in den loop
van deze zitting zou kunnen geschieden, welke
geruststelling echter tevens de zekerheid mede
brengt, dat de behandeling niet, als aanvankelijk
aangenomen was, nog in de eerste weken zal ge
schieden.
De heer Treub deed de bovenbedoelde mede
deeling, nadat de verstrekkende amendementen
van den haer K. ter Laan betreffende de kosten
van sehoolbouw werden behandeld en feitelijk
waren afgedaan. Deze amendementen beoogden
de kosten van den sehoolbouw voor rekening van
het Rijk te brengen. Aanvankelijk wilde de heer
ter Laan hei Rijk ook de kosten van exploitatie
doen betalen. Op dat denkbeeld kwam hij terug
en deze kosten wilde hij eerlijk tusschen Rijk en
Gemeenten verdeelen. De Minister hield daarte
genover vol dat de Gemeenten in het nieuwe sy-
steem worden ontlast, doordat zij niet meer de
wedden der onderwijzers hebben te betalen. Dit i
geldt echter alleen voor het wettelijk vereischte I
aantal onderwijzers. De krachten die boven het)
wettelijk aantal worden verkregen, komen voor
rekening van de gemeenten. En de discussie over
de betreffende artikelen heeft wel uitgemaakt,
dat de gemeenten op dit punt eenigermate af
hankelijk worden van de inzichten van het school
toezicht. Dat de portée van de financieeie aan
gelegenheden niet volkomen werd verstaan is wel
duidelijk geworden uit de uitlatingen van den
Minister zelve, die meende dat bijv. aan Den
Haag twee millioen bespaard werd doordat het
Rijk de salarissen voor zijn rekening nam, doch
die onmiddellijk van den heer Aibwarda, den
Haagschen wethouder van onderwijs, moest hoo-
ren, dat zijn cijfers absoluut onjuist wareu.
Eenige discussie hebben ook opgeleverd de ar
tikelen, die betrekking hebben op net schoolgeld.
Art. 65 brengt de sciioolgeldregeling naar even
redigheid van het inkomen. De heer Gerhard
yeraetiige ddaartegenover de kosteiooze schooi,
doch zijn amendement werd verworpen. Art. 66
bepaalt, dat voor iedere schooi der zeilde soo.t,
in elke klasse van helling het verschuidgide be-
drag gelijk is. Prof. Visser van Yzendoorn stelde
wijze de bestaande bevoegdheid van gemeente- en
schoolbesturen om kinderen uit eenzeitden ge-
meenschappelijken kring in een school te vereeni
gen, te handhaven. De heer Albarda daartegen-
kwamen met een amendement, dat elke sianuen-
school voorkomt en onmogelijk maakt. De Mmis-
ster bi eel tusschen beide staan. Ontried de beide
amendementen, doch stelde zich niet in bijzondere
mate partij. Het gevolg is geweest, dat de amen
dementen zijn verworpen en de artikelen onver
anderd zijn aangenomen.
De heer Rutgers heelt een reeks van amendemen
ten op de verschillende artikelen ingediend. Er
was er een, krachtens hetwelk de waarborg van
'15 ten 100 der stichtnigskosten, noodig voer den
bouw vaD de bijzondere schooi, bijv. door een
hypotheek zou kunnen worden vervangen, net
werd verworpen. Eveneens verzette de heer JtCut-
gers zich tegen de bepaling dat de bijzondere on
derwijzers na overleg met den inspecteur wor
den benoemd. Er was ook een amendement van
den heer Rutgers om de gesuosidieerde oijzonde-
re school niet de verpiicnting op te leggen een
gelijk schoolgeld te üeneu, maar aiieen voor ane
leerlingen een zoodanig schoolgeld aan het ge
meentebestuur te verantwoorden. Tot welke be
zwaren en bevoorrechting van het bijzonder on
derwijs dit aanleiding kan geven is in de debatten
op den voorgrond gesteld. De heer Rutgers heeft
dan ook weinig genoegen van zijn verschillende
amendementen beleefd. Zelfs van den Minister
moest bij vernemen, dat het de vraag mocht iheeten
of deze amendementen in overeenstemming wa-
ren te achten met het compromis der Bevredigings
commissie, waaraan men zich ook van rechts ten
Volle en geheel wenschte te houden.
De Kamer, die den laatsten dag dee interpella
tie van den heer van den Tempel over steun aan
de werkelooze tabaksarbeiedrs behandelde en be
vredigende verklaringen van de beide Ministers
in ontvangst nam, had als intermezzo tengevol
ge van een mededeeling van den heer Treub over
de wet tot verruiming van het gemeentelijk be
lastinggebied een kleine discussie waarm de
Minister van Financien, de heer de Vries, slechts
indirect partij was. Naar een mededeeling van
den heer Treub had de heer Marchant de wen-
schelijklieid uitgesproken, dat de oetrenende Mi
nisters, van Biimeniandsche Zaken en van Finan
ciën, in de Kamer aanwezig zouden zijn. Nu is
het geen gewoonte, dat de Ministers zich mengen
in de regeling van de werkzaamheden der Kamer,
waarom het hier tenslotte ging. Minister Ruij3
heeft echter niet kunnen nalaten om enkele me-
dedeelingen te doen, die door den heer Marchant
met groote belangstelling werden ontvangen. Naar
het oordeel van leden der rechterzijde gingen
de vragen van den heer Marchant, die eigenlijk
de onderlinge verhouding der Ministers raakten