afgifte van arbeidskaarten inge
volge de ARBEIDSWET, 1919.
No. 88. wnaw». mown Woensdag 8 November 1920.
29e Jaargang.
Tweede Kamer
IkMiabolles a 45 eest p stafc
Vergaderingen.
Gemeenteraad
Heer-Hu owaard.
NIEUWE® 8
LANSiEDIJKER COVIAIT.
OFFICIEEL
De Burgemeester van Zuidscharwoude brengt
het volgende onder de aandacht van belangheb
bende, met betrekking tot de afgifte van ar
beidskaarten ingevolge de Arbeidswet 1919, waar
van de inwerkingtreding is bepaald op 24 Octo
ber 1920. i
De Arbeidswet 1919 eischt arbeidskaarten niet
alleen voor gehuwde vrouwen en jeugdige per
sonen (dat zijn arbeiders beneden ld jaar), die in
FABRIEKEN of WERKPLAATSEN werkzaam
zijn, maar voor ALLE tot deze beide categorieën
behoorende personen die in een ONDERNEMING
of DAARMEDE GELIJKGESTELDE INLICH
TING OF TAK VAN DIENST arbeid verrichten
t Tot deze gelijkgestelde inrichtingen en takken
avn dienst tehooren: f
a. inrichtingen tot het verplegen van zie
ken;
f ib. inrichtingen of takken van dienst onder
'beheer van het Bijk, een provincie, een
gemeente oi' een ander publiekrechtelijk
lichaam, van rechtspersoonlijkheid bezit
tende vereenigingen of van stichtingen,
voor zopiver aldaar werkzaamheden ple-
t gen voor te kpmen als in een fabriek of
i werkplaats, een winkel, een apotheek,
een koffiehuis of een hptel plegen te
worden verricht;
c. kantoren van personen, die een vrij be-
roep uitoefenen, zppals advocaten, pro
cureurs, zaakwaarnemers, notarissen en
accountants, van rechtspersoonlijkheid be
zittende vereenigingen en Van stichtingen
d. de sociëteiten.
Het onderscheid, dat de Arbeidswet 1911 maakt
tussthen PERSONEN VAN 17 JAAE, die ar
beid verrichten, welke krachtens art. 5 dier wet
slechts voorwaardelijk is toegestaan, en de overige
17-jarige arbeiders, voor wie geen arbeidskaart
Wbidt gevorderd, is in de Arbeidswet 1919 ver
vallen, daar deze wet zoowel vootr de bijzondere
bescherming, welke .artikel 10 aan jeugdige ar
beiders verleent, als voor die, welke uit de bepa
lingen omtrent arbedis- en rusttijden voor jeug
dige personen voortvloeit, eenzelfde leeftijdsgrens
(18 jaar) stelt.
De arbeidskaart voor een GEHUWDE vrouwe
lijke arbeider is slechts geldig gedurende het ka
lenderjaar der dagteekening v;an de kaart. Voor
haar moet dus elk ja.ar opnieuw een 'kaart wor
den aangevraagd.
1 Voor het geval een persopn arbeidt in een an
dere gemeente dan die, waarin hij woont, moest
volgens de Arbeidswet 1911 de arbeidskaart wor
den MEDE-ONDEBTEEKEND door of vanwege
den BURGEMEESTER van de gemeente, waar
de ABBEID WOEDT VERRICHT. Deze bepa
ling is niet in de Arbeidswet 1919 overgenomen,
zoodat dus deze MEDE-ONDEBTEEKENING IS
VERVALLEN.
Voor kinderen BENEEEN 14 JAAR OF NOG
LEERPLICHTIG mogen voortaan geen arbeids
kaarten worden uitgegeven. Bedoeld verbod geldt
niet voor:
a. kinderen, die op "24 October 1920
twaalf jaar oud en niet leerplichtig zijn
1 indien vóór dat tijdstip te hunnen aan
zien een verklaring is afgegeven als
bedoeld in art. 22, vierde lid, der Ar
beidswet 1911;
b. kinderen die op 24 October 1920 dertien
jaar oud en niet leerplichtig zijn
c. dei tienjarige, niet leerplichtige kinderen
van het mannelijk geslacht, die liien leef
tijd zullen hebben bereikt tusscben 24
October 1920 en 1 Juli 1921.
Arbeidskaarten kunnen worden aangevraagd ter
gemeente-secretarie van des Voormiddags 9 uur
tot des namiddags 4 uur.
Zuidscharwoude, 28 October 1920.
1 De Burgemeester voornoemd:
VAN SPENGLER.
LANDWEER,.
JAARLIJKSCII ONDERZOEK.
De Burgemeester der gemleente Zuidscharwou
de maakt bij deze bekend, dat het onderzoek,
.ebdoeld bij artikel 29 der Landweerwet, van de
in het verlofgangersregister van de landweer de
zer gemeente ingeschreven verlofgangers zal wor
den gehouden te ALKMAAR. IN DE CADET
TENSCHOOL op DONDERDAG 11 NOVEM
BER 1920, en wel des voormiüdags 9.30 uur vIoot
de verlofgangers der Landweerlichting 1918a;
des vocrmiddags 11 uur vppr de verlofgangers
der Landweerlichting 1918b; en
des namiddags 1 uur vöor de verlofgangers
der Landweerlichting 1919.
OOK MOETEN AAN HET ONDERZOEK
DEELNEMEN:
a.. de bij de landweer geplaatste verlofgangers
van het reserVepersonee' der landmacht, die tot
dat reservepersoneel zijn toegetreden na 7 Fe
bruari 1910, zoomede de verlofgangers, die bij
do landweer dienen krachtens verbind ten is tot
vrijWilligen' dienst; I
ti de landweerplichtige verlofgangers slap den
Rijkspostduivendienst.
AAN HET. ONDERZOEK BEHOEFT NIET TE
WORDEN DEELGENOMEN DOOR,:
ft. de verlofgangers, die in het loopende jaar
overeenkomstig artikel 11 van voornoemde wet
1 voor herhalingsoefeningen onder de wapenen
zijn geweest, dan wel onder de wapenen zijn
gekomen vóór of op den datum1, vtoor het over
hen te houden onderzoek vastgesteld;
b. de verlofgangers, die ten tijde van het on
derzoek in het genot zijn van ontheffing van
den werkelijken dienst;
c. de verlofgangers, door wie, als geestelijke, be
dienaar van den godsdienst, enz., een verzoek is
ingediend om ontheffing van den Werkelijken
dienst, waarop door de Kopingin nog niet is
'beslist
jd. de verlofgangers, die eene der betrekkingen
v bekleeden als aangeduid in kolom.' 2 van de lijst
vastgesteld bij Landweer-Besluit II, waartoe
o.a. behooren de hoofdambtenaren, ambtenaren
en bezoldigde beambten bij de Rijks- en
bij de gemeentelijke politie, wier werkkring
uitsluitend tot het politiewezen beperkt is, als
mede het personeel van den i'oodsdienst, betom-
nng. bebiakeninjg een verlichting, dat aange-
steld is als militaire loods pf militaire kust
wachter; J kt
e. de verlofgangers, die bij de toestemming tot
het aangaan van een verbindtenis tot uitoefe
ning van de buitenlandsche zeevaart of vap
do zeevisscherij buitenslands dan wel tot ver
blijf buitenslands vrijstelling hebben verkre
gen van de verplichting tot het bijwonen van
het onderzoek (artikel 27 Landweerwet)
f. de vrijwilligers van de Exploitatie-Compagnie
der Spoorwegafdeeling van het Regiment Ge-
nietroepen
g. de landweerplichtige verlofgangers bij den
Rijkspostduivendiest, die in den loop van het
jaar verplicht werden tot het Volbrengen van
herhalingsoefeningen.
VOORTS WOEDT DE AANDACHT GEVES
TIGD OP DE VOLGENDE WETSBEPALING.
De verlofganger van de Landweer moet bij dit
onderzoek verschijnen IN UNIFORM GE
KLEED EN VOORZIEN VAN:
le. van de tot zijne voorgeschreven uitrusting
verder behoorende kleeding- en uitrusting
stukken
2e. van de wapenen, het ledergoed, de reglemen
ten, en de denstvoorsichriften, hem uitge-
reikt
3e. van zijn zakboekje en van zijn verlofpas.
Ingeval ziekte of gebreken de deelneming aan
het onderzoek mochten verhinderen, zal daarvan
zoodra mogelijk aan den Landweerdistrictscjolmmian
dant of de autoriteit, die in plaats vlan dezen het
onderzoek honjdt, moeten worden overgelegd eenq
geneeskundige verklaring, welke op ongezegeld
papier kan worden gesteld. Vooir zooveel betreft
den verlofganger, die zich buiten het Rijk be
vindt, geldt in het bijzonder, dat het geneeskun
dig getuigschrift moet zijn een behoorlijk gele
galiseerde verklaring, afgegeven door een ter ver
blijfplaats van den verlofganger tot uitoefening
van de genees- en heelkunde bevoegd geneeskundi
ge, dat de in die verklaring met naam en voor
namen aan te duiden persoon door hem niet in
staat wordt geoordeeld om bij het onderzoek te
verschijnen ten tijde, daarvoor aangewezen.
De verlofganger, die het onderzoek elders
Wenscht te ondergaan hetzij binnen, hetzij bui
ten het Landweerdistrict, waartoe hij behoort
ban zich met een daartoe strekkend en met re
denen omkleed verzoekschrift wenden tot zijn
Landweerdistrictscommandant. Het verzoek be
hoeft niet op gezegeld papier te zijn gesteld,
doch moet gefrankeerd worden verzonden. Wordt
het verzoek ingewilligd, doch maakt de verlof
ganger van de vergunning geen gebruik, dan
wordt deze geacht niet te zijn verleend.
Verlofgangers, vooir wie de uitoefening van hun
'bedrijf of beroep of andere omstandigheden deel
neming aan het onderzoek in November te bezwa
rend zouden maken, kunnen zich met een ver
zoek om het onderzoek in December te mogen
or dergaan, wenden tot den Minister van Oorlog
Dit verzoek hoeft niet gezegeld te zijn en behoeft!
blij verzending binnenslands ook niet gefrankeerd
te worden verzonden.
Verlofgangers, die Van den Comlmissaris der
Kóningin in de provincie toestemm(!ng hebben
verkregen tot het aangaan van eene verbindtenis
tot uitoefening van de buitenlandsche zeevaart
of van de zeevisscherij buitenslands dan wel tot
verblijf lbuitenslands, doch bij die toestemming
'geen vrijstelling of uitstel tot in December van
het onderzoek hebben bekomen, zullbn nog een:
zoodanige vrijstelling of een zoodanig uitstel aan
dien Commissaris der Koningin kunnen zenden,
indien zij daartoe gegronde redenen meenen te
hebben. Mocht die vrijstelling of dat utstel niet
■voor den datum, Vopr het onderzoek bepaald,
verleend zijn, dan blijven de betrokken verlof
gangers gehouden om op |ien (vastgestelden tijd het
onderzoek te ondergaan.
Indien verlofgangers door ziekte of gebreken
verhinderd zijn bij het onderzoek te verschijnen,
dan wel wegens woonplaatsverandering niet a,an
het onderzoek deelnemen, kan üe Landweerdis-
txictscommandant bepalen, dat door deze verlof
ganger het onderoezk in de maand December
wordt ondergaan
N.B Aan het. onderzoek kan eene oefening]
Worden verbonden. Onderzoek en oefening te za-
mefl 'mogen met inbegrip Van de heen- en terugreis
niet emer dan 12 uren in beslag nemen.
Zuidscharwoude, den 25 October 1920.
De Burgeemester voornoemd
WAN SPENGLER.
Voor dengene, die als oningewijde deze Parle-
taelteire week zou hébben gevolgd, zou het wel
bijna moeten vaststaan, dajt in ons land wordt
.beschikt over slechts zeer weinig menschen, "be
kwaam en geroepen om in de tegenwoordige po
litieke constellatie het Ministerschap van \Pinun-
'cien op zich te nemen. Immers, zeer duidelijk is
gedurende den loop der beraadslagingen v'an deze
■week aan het licht getreden, dat de overgroot©
meei derheid van de leden der Kawëmr, eigen par-
tijgenooten niet uitgezonderd, in het beleid van
Minister de Vries niet het minste of geiHngsité
vertrouwen meer hebben. En zou dit niet voldoen
de j zijn gebleken uit de stukken, die over het
thans aan de orde zijnde wetsontwerp lolt verrui
ming van het belastinggebied der gemeenten zijn
.gewisseld, dan bleek het onomwonden uit heet zoo
juist verschenen Voorloppig Verslag op de alge-
meenee begrooting, waarin in het bijzonder klach
ten over het beleid van den Minister van Finan
ciën worden aangetroffen. Ministe ide Vries is
igeWoon in den regel over dergelijke dingen heen
te praten of er omheen te vragen; ditmaal echter
heeft hij zich geroepen geacht om iets te zeggen
hetwelk onmiddellijk Imet de critiek verband
hield. "Wie zich echter 'dacht, dat hij de porte
feuillekwestie zou stellen, vergiste zich ten ee-i
nenmale. Integendeel, de heer de Vries dqed niets
anders dan te wijzen op het feit, dat zijn tegen
standers blijkbaar zijn aftreden wenschten, dat
hij echter tot aftreden geenszins bereid was, en
'dat zoodanig aftreden ©pk wel eens meerdere poli
tieke gevolgen kon hebben.
In het kort Werd dus gezegdpas op, dat ge
mij niet laat vallen, want mijn v,al zou wel eens
tot eene van het geheel Ministerie kujmen leiden
Ministfr de Vries zo a ongetwijfeld zOo niet ge
sproken hebben, had hij niet geweten dat zijn
ambtgenocten vppr het (meerendeel achter "hein)
stonden.
Intusschen, dat eerst thans de beraadslagingen
over het wetsontwerp tot verruiming van he ^ge
meentelijk eb'lastinggebied kunnen geschieden, ligt
niet aan hem. Er is terecht'dezer dagen a,an her
innerd, dat reeds in 19033 eene staatscommissie
voor de gemeentelijke financien werd benoemd,
welke tot taak had om de reeds toen gébtrekhig
geachte werking der wet van '97 na te g.aafn.
Uit het verslag dier commissie, in 1907 uitge
bracht, is duidelijk gebleken, dat zij de finan
cieel© vei houding tusschen Rijk en Gemeente niet;
juist achtte. Zij kwam toen met een wetsontwerp
llloeiikist^rIj 81^ IHIShl
Biedt aan
in elke gewenschte kleur. Bestelt spoedig.
Jn. GROEN SINT PANCRAS.
bot verruiming Van het gemeentelijk belasting-
gebied, doch slaagde er niet |in deridoo'r haar uoodig
geachte wijzigingen in de wet van '97 op af
doende wijze vast te leggen. Het wetsontwerp, dat
thans aan de orde is, komt in bopcfldtrekkeji
overeen met het ontwerp der 'bedoelde commissie;
overeen. De leden van deze staatscommissie, de
heeren Heemskerk en Polltema, legden een nota
oveer om hun meening kenbaar te maken, dat,
indien niet de wetgever ingreep, reeds in 1908 de
financiën van vele gemeenten zouden vastloopen.
Wij schrijven reeds 13 jaar later en nog is de
wét van i897 onveranderd. Zelfs is er, wat toch
met het oog op de tijdens den oorlog veranderde
omstandigheden, noodzakelijk ware geweest, geen
noodmaatregel tot stand gekomen. Daarvoor treft
de schuld echter in de eerste plaats den Minister-
President, Ruijs de Beerenbrouck, die heel wat
meer persona gratie bij de Tweede Kamer is dan
zijn wispelturige ambtgenoot van Financiën.
Wel zelden is bij een Parlementair debat den
Minister zoo duidelijk te verstaan gegeven, dat
men hem onbekwaam, achtte voor zijn taiak .als
ditmaal geschiedde. En toch, wie de aan het woord
zijnde sprekers hoorde mOest erkennen, dat het
nog heel wat vinniger gezegd kon worden. Men
herinnert zich toch, dat Minister de Vries plot
seling-het wetsontwerp veranderde in dier Voege
dat de gemeenten geen eigenlijke belasting meier
zoduen heffen, doch gebonden zpuden zijn aan
opcenten on de Rijksbelasting met een maximum
van 100. De dwaasheid Van het voorstel is spoedig
ingeziende 'betreffende nota van wijziging P in
getrokken ,maar de slechte indruk van 's Minis
ters beleid is gebléven. Handig debater als hij is
heeft de Minister thans getracht een deel van
dien blunder op de Commissie van voorbereiding
©ver te brengen. Of hij er goed aan heeft gedaan
nemen, toag intusschen in het midden worden ge
laten
maar niet de geheele schuld voor zijn rekening te
De. algemeene behandeling van het wetsont
werp leverde weinig bijzonders op. Veel hing, men
gevoelde het duidelijk van de beantwoording dpor
de beide Ministers, de heeren de Vries en Ruijs af
Het betoog vna Minister de Vries leidde daarheen
dat hijt rachtte aan te toonen reeds als wethou
der der Amsterdamsche financien voor een alge
meene rijksregeling betreffende de kostéh van;
onderwijs e.d. te voelen. Het betopg van Minister
Ruijs hield niet veel' meer in, dan de mededeeling
dat deze regeering zoo uiterst bang is te raken
aan de gemeentelijke autonomie en dat zij zorg
vuldig in overweging nam de voorstellen, die de
gemeentelijke financiën betreffen, teneinde nijet
te komen met voorstellen, die de financieele autpi-
nomie der gemeenten zou raken. Had een ander
(Minister deze mededeeling gedaan, hij ware op
spot gestuit, maar Minister Ruijs kan zich, al
thans bij deze Kamer, de weelde veroorloven,
zoo iets te doen.
Men is nu aan de amendementen, waarvlan on
getwijfeld die, ingediend door den heer die Geer,
die als Burgemeester van Arnhem1 eerst zal op
treden zoodra de behandeling van dit wetsont
werp» is aifceloopen, de voornaamste zijn. Zoo
verstrekkend zijn deze amendementen zelfs, voor
al ten opzichte van de noodregeling, dat Mr. de
f.Viide Üe vraag stelde of deze amendementen niet
een nieuw wetsontwerp vormden en mitsdien niet
toelaatbaar konden wprden geacht. Inderid|aad, het
feit dat niet niet tegelijk met dit wesonwerp de
lang verwachte noodregeling aanwezig is, heeft
tot kritiek overvloedig aanleiding gegeven, en de
heer Rink wilde zelfs geheel de behandeling op
schorten. Zoover is het niet gekomen, omdat de
heer van den Tempel terecht betoogde, dat de
de gemeenten door dit wetsontwerp dat Ami-
steidam aan drie millioen zal helpen althans
iets geholpen zijn. De heer van den Tempel kwam
met tWee moties, een van meer algemeenen aard;
een bedoelende, dat onderscheiden' zal worden naar
uitgaven in het rechtstreeksche rijksbelang en in
het algemeen rijksbelang. Voor de eerste sport zal
het rijk dan geheel aansprakelijk zijn; voor het
tweede slechts gedeeltelijk. Thans is men geko
men tot de behandeling van het artikel dat be
treft de 'belasting op bedrijven, waaronder som
migen ook kantoren en winkels willen dben val
len. De heer Drion heeft zich. tegen geheel dezle
belasting, die hij uit den tijd acht en die zeker
niet zal strekken om het initiatief, dat thans zooi
noodig is aan te wakkeren, verklaard. Toch is
het te 'betwijfelen of zijn tegenstand voldpiend©
Vergadering van den raad der gemeente Heer-
hugowaard op Dinsdag j.l. Voorzitter de Edel
achtbare heer W. van Slooten, Burgemeester te
vens Secretaris. Allé heeren waren aanwezig.
Na opening clopr den voorzitter werden de notu
len van de vorige vergadering gelezen en onver
anderd goedgekeurd.
Ingekomen was een verzoek van den heer F.
Maars om drie maanden afschrijving op den H.
O. wegens vertrek, wat wordt toegestaan. Kager
kal eenmaal worden ontheven, otmkla tldie dhor
een abuis tweemaal op het kohier "voorkomt.
Van den heer C. Kooij was een schrijven inge
komen, 'waarin hij zich beklaagd voor de elëc-
trische verlichting tweemaal een eerste lichtpunt
te moeten betalen. Hij heeft een gezin bij zich
inwonen doch beiden gebruiken het licht over
dezelfde meter. Moet de heffing gehandhaafd blij
ven verzocht hij om een tweede meter, waarop hij
dan toch recht meent te hebben.
B. en W. waren van oórdèel dat dit in de lteht-
commissie behoort.
Wethouder Krom wees er op dat elk gezin 10
voor het eerste lichtpunt moet betalen en het hier
toch twee gezinnen geldt.
De heer Met vond de eisch niet billijk, bovendien
als een tweede meter moet worden aangebracht,
waarop hij dan toch rech ^heeft, zal het vOpr de
gemeente nadeel worden, het zijn kleine lichtge
bruikers.
Nadat dooi' den heer Krpm was medegedeeld',
dat «Je vordering toch gehandhaafd mpet wbrJen
werd goedgevonden in dit en in meer voorkomen
de gevallen per gezin 10.voor het eerste licht
punt te heffen en dan een tweede meter aan te»
brenger,.
Een verzoek van den heer Wolfswinkel e.a. om
ora plaatsing van een lantaarn bij het viaduct,
werd in harVer. gesteld van de lichtcommissie.
Van de afdeeling van de R.K. arbeidersbond
was een verzoek ingekomen olm) 60 cent toeslag
te verleeneh op elke uitkeering van 1.60 voor een
werkelooze en vppr hen die boven de 60 jaar zijn
en dus niet voor werkeloozenuitkeering in aan
merking komen een bijdrage te verzekeren van
1.60 per dag. 2
De heer Kostelijk zou pp het eerste v'erzOek' af
wijzend willén beschikken ze kunnen toch hun