Alles extra goedkoop.
Bio 104 1 Woensdag: 29 December 1920
29e Jaargang:.
RECLAME-
DAGEH.
Vakkundig Snoeien
van alle soorten
boomen.
De Winterlezingen
NIEUWE
LANGEDUKIR CftlRAIT.
OFFICIEEL
- MILITIE- -
INLIJVING LICHTING 1921.
De Burgemeester van Zuidscharwoude, brengt
ter kennisse van belanghebbenden, dat behoudens
onvoorziene omstandigheden, de inlijving van de
eerste ploegen der lichting 1921 niet voor 16 Fe-
bruari 1921 zal plaats hebben.
De Burgemeester voornoemd:
VAN SPENGLER.
AANGIFTE TEE INSCHEIJVING VOOR DE
MILITIE,
De Burgemeester van Zuidscharwoude brengt
ter kennis van wie het aangaat, inzonderheid van
de in het jaar 1902 geboren mannelijke personen,
dat bij de Militiewet (Staatsblad 1912, no. 21)
het volgende is bepaald:
.WIE moeten .woeden ingeschre
ven.
Artikel 12. 1. Behoudens het bepaalde in art.
18 wordt voor de militie ingeschreven:
le. ieder minderjarig mannelijk Nederlan
der, dié op 1 Januari van het jaar, volgende op
(lat, waarin hij het 18de levensjaar heeft vol
bracht, binnen het Rijk, in het Duische Bijk of
in het Koninkrijk Belgie woonplaats heeft, of
wiens vader, moeder of voogd op genoemd lijdstip
in een dier Rijken woonplaats heeft;
2e. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander
die op genoemd tijdstip in een der genoemde Eij
ken woonplaats heeft.
ieder mannelijk niet-Nederlander, die op
genoemd tijdstip ingezetene van het Eijk is.
2. Voor ingezetene in den zin dezer wet wordt
gehouden
de minderjarige niet-Nederlander, die
binnen het Rjjk woonplaats heeft.
le. indien zijn vader, moeder of voogd binnen
het rijk woonplaats heeft en gedurende de voor;-
afgaande achttien maanden in het Rijk of in dè
koloniën of bezittingen des Rijks in andere we-
relddeelen woonplaats gehad heeft.
e2. indien hij zelf gedurende de voorafgaande
achttien maanden in het Rijk of in de koloniën
of bezittingen des rijks in andere werelddeelen
woonplaats gehad heeft, tenzij hij in den zin dezer
wet een vader of moeder heeft en deze elders
dan binnen het rijk woonplaats heeft.
B. de meerderjarige niet-Nederlander, die
binnen het rijk woonplaats h£eft en gedurende
voorafgaande achttien maanden in het rijk of
in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere
werelddeelen woonplaats gehad heeft.
3. Voor de toepassing van het bepaalde in het
vorig lid wordt gehouden:
voor minderjarig hij, die minderjarig is in den
zin der Nederlandsche wet;
voor meerderjarig hij, die meerderjarig is in
den zin der Nederlandsche wet.
WIE NIET INSCHRUVINGSPLICHTIG
ZIJN.
Artikel 13. Voor de militie wordt niet inge
schreven:
le. de ingezetene niet Nederlander, die blijkt
te behooren tot een staat, waar 'de Nederlandsche
niet aan den verplichten krijgsdienst zijn onder
worpen of waar ten aanzien van den dienstplicht
het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen
2e. hij, die blijkt in de koloniën of bezittingen
des rijks in andere werelddeelen woonplaats te
hebben, mits dit niet zij ter zake Yan krijgsdienst.
IN WELKE GEMEENTE DE INSCHRIJ
VING MOET GESCHIEDEN.
Artikel 14. 1. De inschrijving geschiedt:
le. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, on
der le:
zoo zijn vader, moeder of voogd binnen
het rijk woonplaats heeft, in de gemeente der
woonplaats van vader, moeder of voogd;
zoo hij binnen het rijk woonplaats heeft,
in de gemeente zijner woonplaats, tenzij -hij in
den zin dezer wet een vader, moeder of voogd
heeft en deze in een andere gemeente binnen het
rijk w oonplaats heeft.
c. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Duit-
echo rijk, en hij niet binnen het rijk woonplaats
heeft, in de gemeente Amsterdam;
f. zoo hij in het koninkrijk Belgie en zijn va
der, moeder of voogd niet binnen het rijk woon
plaats heeft, in de gemeente Rotterdam;
e. zoo hij in het Duitsche rijk en zijn vader
Hoeder of voogd niet binnen het rijk of in het
koninkrijk Belgie woonplaats heeft, in de ge-
Heente Amsterdam;
f- zoo hij in het koninkrijk Belgie en zijn va-
der, moeder of voogd niet binnen het rijk of in
het Duitsche rijk woonplaats heeft, in de ge
meente Rotterdam.
2e. van hem, Bedoeld in art. 12, eerste lid,
onder 2e: 1. j
i. zoo hij woonplaats heeft binnen het rijk
iin de gemeente zijner woonplaats.
b. zoo hij woonplaats lieert in het Duitsche
rijk, in de gemeente Amsterdam;
c. zoo hij woonplaats heeft in het koninkrijk
Belgie, in de gemeente Rotterdam.
A van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid
onder 3e, indien hij minderjarig is
a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het
rijk wbonplaats heeft, inn de gemeente der woon
plaats van vader, moeder of voogd.
b. zoo hij in den zin dezer wet geen vader,
moeder of voogd heeft, o Ifcoo zijn voogd niet
binnen het rijk woonplaats heeft, in de gemeente
waarin hij zelf woonplaats heetit.
B. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid,
onder 8e, indien hij meerderjarig is:
in de gemeente, waar hij woonplaats heeft.
2. De in het vorig lid ais plaats van inschrij
ving aangewezen gemeente is die, waar de woon
plaats gevestigd is of was op 1 Januari van het
jaar,'volgende op dat, waarm de in te schrijven
persoon het 18de levensjaar volbracht. Ten aan
zien van hem, wiens inschrijving te Amsterdam
of te Rotterdam moet geschieden wegens woon
plaats onderscheidelijk in het Duitsche rijk of
in het koninkrijk Belgie, wordt de gemeente, waar
de inschrijving moét plaats hebben, bepaald naar
het rijk, waar de woonplaats gevestigd is of was
op 1 Januari van het jaar, volgende op dat,
'waarin d ein. te schrijven persoon het 18de le
vensjaar volbracht.
AANGIFTE TER INSCHRIJVING.
Artikel 15. 1. Hij, die volgens art. 12 moet
worden ingeschreven, is verplicht zich daartoe
aan te geven bij den burgemeester der gemeente
waar de inschrijving moet geschieden.
2. Indien hij ongesteld of afwezig is, rust de
verplichting tot het doen van aangifte:
a. indien het een minderjarige betreft op zijn
vader, moeder of voogd, mits de vader, moeder
of voogd binnen het rijk, in het Duitsche rijk of
in het Koninkrijk Belgie woonplaats heeft, of
indien de voogdij is opgedragen aan eene rechts
persoonlijkheid bezittende vereeniging, aan eene
stichting of aan eene instelling van weldadigheid
op de bestuurders.
b. indien het een meerderjarige is, die onder
curateele staat, op zijn curator.
3. De minderarige, die in den zin dezer wet
geen vader, moeder of voogd heeft, of wiens
vader, moeder of voogd niet binnen het rijk, in
het Duitsche rijk of in het koninkrijk Belgie
woonplaats heeft, is, behoudens het bepaalde in
het volgend lid, steeds zelf tot het doen van de
aangifte verplicht.
4. Hij, die is opgenomen in een der in art. 16
vermelde gestichten en inrichtingen of behoort
tot de in het tweede lid van genoemd artikel be
doelde personen dan wel in dienst is bij de zee
macht, bij het leger hier te lande of bij de kolo
niale troepen, behoeft niet ter inschrijving te
worden aangegeven.
5. De aangifte geschiedt in de maand Januari
•yan het jaar, volgende op dat, waarin de in te
schrijven persoon het 18de levensjaar volbracht,
6. Voor hem of haar, die tot het doen van de
aangifte verplicht is, kan de aangifte geschieden
door een ander, daartoe schriftelijk gemachtigd.
OPGAVE TEE INSCHRIJVING.
Artikel 16. 1. De bestuurders van krank
zinnigen, idioten, doofstommen en blindenge-
stichten, van gevangenissen, van rijkswerkinrich
tingen, van rijksopvoedingsgestichten en van
tuchtscholen zenden jaarlijks voor 10 Januari
len opgave, ingericht in den door Ons te bepalen
vorm, van de daarin opgenomen mannelijke per
sonen, die alsdan voor de militié moeten worden
ingeschreven, aan Onzen commissaris in de pro
vincie, binnen welke de inschrijving moet plaats
.2 Ten aanzien van de mannelijke personen,
die ingevolge art. 39 van het Wetboek van Straf
recht ter beschikking van de regeering zijn ge
steld en niet in een rijksopvoedingsgesticht zijn
opgenomen, geschiedt gelijke opgave van Onzen
Minister van Justitie.
3. De inschrijving van de in het eerste en in
het tweede lid bedoelde personen, zoomede van
i Mie, welke in dienst zijn bij de zeemacht, bij het
leger hier te lande of bij de koloniale troepen, ge
schiedt overeenkomstig door Ons te geven voor-
schriften
INSCHRIJVING NA DEN GEWONEN
TIJD.
Artikel 17. 1. Voor de militie wordt ook in
geschreven of wordt opnieuw ingeschreven:
le. ieder minderjarig mannelijk Nederlander
'•die na 1 Januari van het jaar, volgende op dak,
waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en voor
het intreden van het 21ste levensjaar zijne woon
plaats binnen het rijk, in het Duitsche rijk of
in het koninkrijk Belgie gevestigd heeft en wiens
vader, moeder of voogd niet reeds ia gen dier rij
ken woonplaats had;
e2. ïeuer minderjarig mannelijk Nederlander,
die niet in een der genoemde rijnen woonplaats
heeft, doch wiens vader, moeder of voogd na 1
Januari van het jaar volgende op dat, waarin
de minderjarige het löde levensjaar volbracht, en
voor het intreden van diens 2iste levensjaar zijne
of hare woonplaats binnen een dier rijken geves
tigd heeft;
de. ieder mannelijk minderjarige, die na 1
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij
het! 18de levensjaar volbracht, en voor het intre
den van het 2lste levensjaar Nederlander of op-
megw Nederlander is geworden, zoo hij of zijn
vader, moeder of voogd binnen het rijk, in het
Duitschep: ijk of in het koninkrijk Belgie woon
plaats heeft.
4fc. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander
die'na 1 Januari van het jaar, volgende op dat,
waarin hij liet 18de levensjaar volbracht, en voor
het intreden van het 21ste levensjaar zijne
woonplan is binnen het rijk, in het Duiische rijk
of ik het koninkrijk Belgie gevestigd heeft
5e. ieder mannelijk meerderjarige, die na 1
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij
het löde levensjaar volbracht en voor het intre
den, van het 21ste levensjaar Nederlander of op
nieuw Nederlander is geworden, zoo hij binnen
het rijk, in het Duitsche rijk of in het ko
ninkrijk Belgie woonplaats heeft;
6e. ieder mannelijk niet Nederlander, die na 1
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar volbracht, en voor het in-
tredfen van het 21ste levensjaar ingezetene of
opnieuw ingezetene is geworden in den zin van
.artikel 12, tweede lid.
7e. hij, die voor het intreden van het 21ste le
vensjaar ophoudt te verkeeren in een der gevallen
bedoeld in art. 13, indien hij overigens, hetzij
volgens art. 12, hetzij volgens het hiervoren on
der ,Ie.T-6e. bepaalde ingeschreven zou moeten
worden.
2. Met betrekking tot het bepaalde onder le.
6e. gelden art. 12, laatste lid, en art. 13.
3. TTen aanzien van de gemeente, waar de in
schrijving of opnieuw de inschrijving moet ge
schieden, geldt art. 14, eerste lid, met dien ver
stande, dat de plaats van inschrijving wordt
bepaald naar de gemeente of het rijk, waar de
woonplaats gevestigd is of was op den dag, waar
op de in te schrijven persoon of zijn vader, moe
der of voogd is geraakt in een der in het eerste
lid van dit artikel omschreven gevallen.
4. Ten aanzien van de aangifte of opgave ter
inschrijving of ter inschrijving opnieuw gelden
de artt. 15 en 16, met dien verstande, dat de aan
gifte geschiedt binnen dertig en de opgave binnen
tieen dagen na den dag, waarop de in te schrijven
persoon of zijn vader, moeder of vaagd is geraakt
in een der in het eerste lid van dit artikel om
schreven gevallen.
STRAFBEPALINGEN
Artikel 102. 1. Met hechtenis van ten hoog
ste veertien dagen of geldboete van ten hoogste
honderd vijftig gulden wordt gestraft de in art.
15, eerste of tweede lid, bedoelde persoon of
diegene der in laatstgenoemd lid bedoelde bestuur
ders, die ipet voldoet aan een hem bij dat ar
tikel of bij art. 17, vierde lid, opgelegde, ver
plichting.
2. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee
maanden of geldboete van ten hoogste zeshon
derd gulden wordt gestraft hij, die opzettetlijk
'een der in het eerste lid bedoelde feiten pleegt.
OPMERKING OMTRENT VRIJSTELLING
Bij de in art. 15 vermelde aangifte ter inschrij
ving bestaat gelegenheid om op te geven, de
reden van vrijstelling, die de in te schrijven per
soon meent te hebben.
BETEEKENIS VAN DE UITDRUK
KING VAN VADER, MOEDER, VOOGD
EN CURATOR.
Waar in het bovenstaande sprake is van vader,
moeder of voogd, heeft zulks betrekking op min
derjarigen en strekt de uitdrukking vader voor
het geval, dat de vader de ouderlijke macht of
'de voogdij uitoefent; de uitdrukking moeder voor
het geval, dat de moeder de ouderlijke macht of
de voogdij uitoefent; de uitdrukking voogd voor
het geval, dat over den minderjarige voogdij uit
geoefend wordt door een ander dan den vader of
de moeder. De uitdrukking curator heeft betrek
king op meerderjarigen en strekt voor het geval,
dat deze onder curateele staan.
Waar in het bovenstaande sprake is van woon
plaats, wordt ten aanzien van hen, die geen vrij
willige woonplaats hebben dat zijn o.a. de min
derjarigen daaronder verstaan de plaats, waar
zij werkelijk wonen, en, zoo deze ontbreekt, de
plaats van verblijf.
OVERLEGGING VAN STUKKEN.
Ten aanzien van hen ,die elders geboren zijn,
k&u bij het doen van de aangifte ter inschrijving
SPAANDER Go.
AI .KM A ATI..
overlegging worden gevorderd van een uittreksel
uit het geboorteregister, welk uittreksel - voor
zooveel het hier te lande wordt afgegeven voor
dit doel op aanvraag kosteloos wordt verstrekt.
TIJD VAN AANGIFTE,
Voor het doen van de aangifte ter inschrijving
die moet plaats hebben tusschen 1 en 31 'Ja
nuari aanstaande, zal meer bepaald gelegenheid
worden gegeven ter ;g?emeenteseeretarie op Don
derdag 13 Januari 1921, des voormiddags tusschen
10 en 12 uur.
Men wordt dringend verzocht, zich zoo mo
gelijk op een der aangegeven uren voor het doen
der aangifte ter gemeentesecretarie te vervoegen.
Zuidscharwoude, 20 December 1921.
De Burgemeester voornoemd:
VAN SPENGLEK.
Bloemisterij DAHlilA'
Jn. GROEN SINT PANCRAS.
XXX.
CATS en RÊvIüS.
II
Van Leiden vertrok Cats naar Orleans, waar
hij in de rechten promoveerde. Doch niet alleen
om zijn studiën te voltooien was hij naar Frank
rijk gegaan, maar ook om met „een nette tael
naer huijs te mogen keeren m.a.w. om vloei
end Franseh te leeren spreken. Dit bracht hem
in aanraking met
„de juffers van de stad,
„daer ick goet onderhout en vrijen toeganck Hadt.
Deze omgang beviel Cats wonderwel. De uren
werden graag zoo lang mogelijk gerekt, maar C.
had de raad meegekregen om niet in den vreemde
te trouwen.
Die uijt haer vaderlant in vreemde landen trou
wen,
die siet men menigtihael den handel haer be
rouwen
Een die recht paren wil en mach niet verder gaen
Als daer hij met een kolf en bal vermach te
slaen.
en daarom
„Vaertwel dan Orleans! al is het droeve pijn, I
„Daer is geen ander raet, het moet gescheijden
zijn!"
Teruggekeerd in het vaderland, vestigde hij!
zich als advocaat in 's Gravenhage en het
moge vreemd klinken hier deed hij zich ken
nen als een vrijzinnig rechtsgeleerde, die in ze
ker opzicht zijn tijd vooruit was. Toen ter tijde
was het geloof aan heksen en hekserij nog al
gemeen, en menige oude vrouw heeft het met
een eerlooze dood moeten bekoopen, dat het bij-
geloovige volk haar van omgang met den Vorst
der Duisternis verdacht. Cats was van meening,
dat ja, de Satan zeker groote macht had, maar
toch... de macht van God en Zijnen Zoon Jezus
Christus - ging daar ver boven uit. Aan hek
sen en hekserij geloofde hij niet. Nu was een
vrouw uit Schiedam er van beschuldigd ge
arresteerd en reeds ter pijnbank verwezen
toen Cats voor haar het pleit opnam „en na een
hard gedinck bereikte, „dat sij de banck en alle
straf ontgingh."
Cats kon na desen tijt (sijn) jeught niet we
derhouwen,
(hem.) docht (hij) was bequaam oock tot een
wettigh trouwen,
En siét (hij) vont een maeght, die aen (sijn)
domme zielj