Mo. 105. mtuc. TiufAMH I, Dinsdag 8 November 1921. 80e Jaar gaag NIEU WE LANIirËDIJKËR COURANT. KAMEROVERZICHT. 4 'November 1921. ATs het met deze Grondwetsherziening in gelijk tempo voortgaat, kan worden voorspeld^ dat zij, niettegenstaande haar onbelangrijkheid, toch nog een zeer onbehoorlijk deel van den nationalen tijd zal hebben te vorderen. Geheel een week lang is er nu ijverig gediscussieerd; de Voorzitter heeft er voor trachten te waken, voorzoo veel als dat aan een Voorzitter van de Tweede Kamer mogelijk is, dat geen onderwerpen bui ten de orde werden aangeroerd, en toch zijn wij nog niet zoo ver, dat de artikelen betreffende de troonopvolging reeds zijn afgedaan Wel is over dit laafste onderwierp uitvoerig gedis- cissieerd, maar tot oplossing is het nog niet gekomen. Men bedenke ook even hoevele amendementen o'p dit punt zijn ingediend en hoeveel stemmingen dus zullen moeten plaats hebben. 1 'Artikel 1 heeft een verandering ondergaan, gezien de voor stellen der regeering. Deze wilde in art. 1 spreken van Ko loniën, en Minister Ruys beliep zich daarbij o.a. op het ar- beidsgedeel'te van het tractaat van Versailles, dat voor alle landen spreekt van koloniën, ja zelfs van protectoraten. Daar tegenover stelde de heer Marchant, die een amendement had ingediend om het woord koloniën weg te laten en na Neder landeenvoudig Nederlajndsdh-IndiëSuriname en Curacao te noemen, de opmerking, dat van vooruitgang in dezen tijd moest blijken. In zoover was er tegen het amendement-Marchant geen bezwaar, omdat dit zich stelde op gelijken grondslag als het Regeeringsvoorstel, n.l. bet in onafzienbanen tijd één blij ven van Indië en Nederland. Anders daarentegen het amen dement van den heer v. Raves'teyn, dat der.i welluidendieri naam van Indonesië voor Neder landsch-Indië had bedacht, maar in zijn grondslag vooral daarom verwerpelijk was, wijl het zich de mogelijkheid voor oogen stelde van een spoedige onafhankelijkheid van N ederlandsch -1ndië Daaartegen bleek vrijwel in geheel de Kamer bezwaar te bestaan. Maar de heer D nesse Ihuys betoogde uitvoerig, dalt het psychologisch moment er was om ook Indië te doen zien, dat men toch de verhouding tusschen het Moenderland en de Koloniën thans anders opvat. Minister Ruys, die geheel de Grondwetsherziening voor zijn rekening schijnt te nemen, ook het Koloniaal gedeeltetot veler verbazing was Minister de Graaff niet aanweziggaf aan Iden op hem geoefenden aandrang toe, en dit 'eerste artikel werd dus vrijwel met alge- meene instemming vastgesteld. Anders met artikel 5, dat spreekt van de burgerrechten van ieder Nederlander. Vroeger stond daarin, dat elk mannelijk Nederlander tot elke betrekking benoembaar is. Thans werd voorgesteld het woord mannelijk te doen vervallen, waaruit voldoende blijkt, dat de Grondwet zjch op het standpunt stelt, dat ook elk vrouwelijk Nederlander' tot elke betrekking thans benoemaar is. Desniettegenstaande wilde de heer Marchant dit in een tweede alinea van het artikel nog eens even vast leggen, terwijl Mejufffrouw Wieistertnan, die bij deze gelegen heid haar maidenspeech hie'ld en de heer Rink het in een andere oplossing zochten. Er is geruimen tijd over deze amen dementen gediscussieerd; niet ten onrechte is de opmerking gemaakt, dat indien de Grondwet verklaard, dat de wet geen beletsel mag vormen voor de benoembaarheid van elke vrouw tot elke landsbediening, hiermede aan de vrouw een voorrecht wordt gegeven, dat de mannen niet eens hebben. Een op merking, die zoo juist bleek, dat zelfs Mevrouw Graeneweg er voor een deel1 door overtuigd was. Tenslotte heeft men het amendement RinkMej. Wester- man schijnbaar slechts luttel, doch in den groïid der zaak ook grondig gewijzigd. Immers, er komt nu in de Grondwet niet anders dan dat deze erkent het principe van gelijke benoem baarheid van man en vrouw. Eigenlijk moet men de grond wet zoo kort mogelijk maken en niet in een tweede alinea ver klaren wat de eerste beteekent gelijk men nu heeft gedaan. Maar deze oplossing was zeker een compromis, en deze en kele overbodige alinea in de Grondwet zal niet zoo heel erg schaden. V De troonopvolging heeft aanleiding gegeven tot zeer uit voerige discussie. Hjerbij worden wel: zeer verschillende stand punten ingenomen. Dat een ieder ermede instemt, dat onze troonopvolging dusdanig is gewijzigd, dat slechts Vorsten, met onze nationale tradities en behoeften bekend, voortaan anders FEUILLETON. bej DOOR EIGEN KRACHT. 18) v IHet werd stiller en stiller om haar heen, in de groote, holle woning, die thansie 'ven somber scheen als zij er overdag vriendelijk uitzag. Wanneer het ongeluk ergens is binnenge- sloopen, komt er onverwijld iets doodsch, iets akeligs over zttlk een huis. De dienstboden hadden zich bijeenverzameld in keukens, en zaten zictud aar in allerlei gissingen te ver diepen omtrent de wijze waarop de ontvoering plaats kon heb- gehad en hetgeen thans verder ging geschieden. Zij fluis terden onder elkander, alsof zij vreesden een zware zieke te storen, en geen enkel geluid drong tot Blanche door als het rustig ademhalen der kindieren en het dof geklots van paarden hoeven over de met hout geplaveide straat. 1 „Hield slechts een dier rijtuigen stil", prevelde zij bij zich- telven, haar kanten zakdoek met een zenuwachtig gebaar aan het voorhoofd brengende„Wij zouden dan tenminste weer vernemen, al was het ook slechts een valsch bericht. Dile Werkeloosheid is ontzettend, wanneer men door zooveel schrik beelden gekweld wordt. Ik begrijp thans dat Gladys onophou delijk uitgereden is; zij zou krankzinnig zijn geworden als zij hier gebleven was." En in den geest verplaatste zij zichzelve in den toestand der erOofde moeder. Zij stelde-zich voor dat ook zij een zoontje bad zooals Paul, een knaap met lange blonde lokken, en groote, rouwe oogen. Walinsky's oogen. Hoezeer zou zijn bezit niet voldoende zijn geweest om de leegte in haar bestaan aan te fullen. Feodor had gelijk gehad; die kleine, tengere kiinder- dan door eigen keuze va nhet volk tot den troon kunnen wor den geroepen, bleek duidelijk. Maar de heer Rutgers kon er niet mede instemmen, dat slechts de mannelijke nakomelingen van een zuster des Konings of der Koningin, eventueel dus de neefjes van Prinses Juliana, tot den troon kunnen worden ge roepen; hjj (Wilde-dit ook tot de nichtjes uitbreiden. Tech- nisch scheen zijn amendement niet juist, maar tegen het be: ginsel voerde 'Minister Ruys geen bezwaar aan. Hiet amen dement van den heer Schokking, dat in gelijke richting ging, werd ereds door hem overgenomen. Anders echter het stand punt van «Jen heer v. d. Schaik, die de volledige schrapping van art. -21 wenscht. Artijkel 21 voorziet de mogelijkheid dat, onder de regeering van een Koning, voor wien men geen op volger volgens de Grondwet aanwezig weet, tot de aanwijzing van dien opvolger bij de wet zal worden overgegaan. De heer van Schaik wil dit niet, en om aan de natie tijd te geven ten einde bij het overlijden van een Koning in dat geval in zijn opvolging te voorzien, wil hij vier maanden aan een stuk ons land door den Raad van State doen besturen, die binnen dien termijn de vereenigde vergadering der Staten-Generaal heeft samen te roepen voor de nieuwe Koningskeuze. Minister Ruys heeft, o.i. terecht, een en ander bedenkelijk geacht. Trouwens wij zijn toch waarlijk den tijd voorbij, dat het onkiesch, on juist of wat ook kan worden geheeten om gedurende het le ven van den koning, dien in staat te stellen door de wet zijn opvolger te doen kiezen 1 De heer Troelstra heeft in deze troonopvolginsdebatten aan leiding gevonden om nog eens een speech in grooten stijl te houden. Ook al bevredigde hij den heer van Ravesteyn en de Communisten daarmede niet, die hem verweten zoo danig sterk zelfs dat de heer Schaper nog eens in toorn ont brandde dat hij dong naar de Ministerieelë macht. Vriende lijke woorden over het Huis van Oranje acht hij niet datgene wat de natie bindt, want sedert 1848 staat Oranje op het klassestandpunt, Aan zijn opmerkingen is in de Kamer niet meer beteekenis geschonken dan zij waard zijn; het mag trbu- wens de vraag heeten of het oogen blik er toe geëigend is om een theoretisch discussie op touw te zetten over de beteekenis van Oranje voor ons volk, te meer waar practisch allen het er over eens zijn dat de monarchale staatsvorm1 althans voor- loopig dient te worden gehandhaafd. Geen ernstig bezwaar is dan ook eigenlijk gemaakt tegen bet voorstel der Regeering in dezen zin, al is wel van de zijde van den heer Marchant en de zijnen er op aangedrongen, dat alsnog in "overweging" zal worden genomen om, is event, geen opvolger krachtens de Grondwet voor den troon aanwezig, aan een referendum de keuze te laten over handhaving van den monarchalen staats vorm of bijv. een republiek. De Regeering wil een dergelijke verwijzing naar verandering in den staats vorm niet in de Grondwet, en. acht de thans gegeven bepalingen betreffende herziening gemakkelijk genoleg, om tot een dergelijke ver andering te komen. De discussiën zijn lang en uitvoerig geweest deze week. (Herhaalde malen is er van verschillende zijden op bekorting aangedrongen, doch tot nu toe heeft het niét veel geholpen, ook al hebben wij tot nu toe geen psychologisch groöte mo menten gehad. Wellicht, omdat deze Grondwetsherziening niet staat in het teekén van brandende belangstelling, is men zoo uitvoerig, wijl men niet nalaat ook' de kleinste details te behandelen. DE STORM. Was er iets belangrijker waar de week mee begon? Was er iets, waar meer over gesproken werd dan over den storm, die Zondag heeft gewoed en zooveel' schade heeft aangericht? Waren donkere luchten overgetrokken en was de herfst reeds aardig ingeluid, thans sloeg de regen en de hagel, d'oor striemende vlagen voortgedreven, neer, alles vernielende wat er verhield kon worden. Het was de zoozeer gevreesde Noord-Westerstorm! En de storm waarin die „President vain Heel" en de „Brandaris" zijn verongelukt was niet te naastebij zoo hevig als die thans ge woed heeft. Wee den armen zeeman die op de woeste zee, de kokende, zich huizen hoog verheffende golven, rondzwalp- te! Ee visch werd ook thans weer duur betaald. Wij willen ons echter niet wijden aan een beschouwing over den storm in het algemeen, maar ons meer bepalen tot de armen zijn de hechtstë steun der wereldsche vrouw. Wereldsch? Zou zij dat in waarheid nog een dag langer geweest zijn, indien zij had kunnen denken d'at een teer schepseltje, haar boven alles dierbaar op aarde, ieder oogenblik hare zorgen kon behoeven; dat de minste onachtzaamheid der hem omgevende huurlingen zijn zwak bestaan in gevaar kon brengen! Zou zij den moed hebben gehad, met die wètenschap, avond op avond den huiselijken haard te verlaten, om haar verstrooiing te zoe ken op feesten? Zij glimlachte bij het denkbeeld alleen; en het was een droevige maar zeer zachte, zeer lieftallige glim lach; want zij vroeg zich ongelopvig al': heeft de vrouw die kinderen bezit ooit nog behoefte aan verstrooiing? Men had haar .eenmaal verteld van een moeder die, op reis zijnde voor haar genoegen, onverwacht vernomen had dat hare beide dochtertjes te huis aan keelziekte waren bezweken. Een ieder om 'haar heen had de arme bekleegd; zij alleen niet; het was haar onverklaarbaar dat men 'zich uit eigen willekeur ver wijderde van hetgeen men het liefste op aarde had. In hare oogen had die vrouw niet geweten wat het zegt zijne kinderen lief te hebben. Ook in hare eindelboze moederliefde begreep zij Ladv Mac-Harold en zij gevoelde daarom hoe diep zij getroffen moest zijn. Nu nog duurde de eerste bedwelming van den slag voort; nu nog kon zij handelen en daardoor blij ven hopen; maar op den dag waarop alles vruchteloos zou blij ken, en men de zekerheid zou hebben dat haar zoon op weg was'naar een ander werelddeel, zonder eenig uitzicht Opterug- kéer als wanneer het eenmaal zijnen ontvoerders behagen zou, dien dag zou het leven der moeder gevaar loopen, zoo haar verstand al den schok mocht doorstaan. Het was zeer warm buiten; maar Blanche voelde zich al al kouder en kouder worden; meer en meer overzag zij heel ongevallen, die' zijn veroorzaakt. Zondag j.l. om ongeveer half drie; was hij op zijn hevigst, en genoeg zij het dan ook alleen te vermelden dat hij een druk van 128 K.G. op de vierk. M. bezat. Broek op Langendijk. Angstige oogen,blikken zijn doorleefd, en zeker niet het minst door den watermolenaar Mulder te Broek op Langen dijk. Zijn molen stond met de wieken naar de windzijde, waar van dezeilen waren gespannen en op een gegeven oogenblik liep de molen. Met duizelingwekkende snelheid vloog hij in 't rond, en na een groote inspanning mocht het hem eindelijk gelukken den molen te kruien en tot stilstand te brengen, maar met verlies van een der zeilen. Door zijn tegenwoordigheid van geest werd erger voorkomen. Steeds bleef .de storm voortwoeden en nu moest de kap aan de woning, bewoond door den heer Hillen, het ontgelden, en werd een gedeelte daarvan-afgerukt. Iets verder sloeg een schuit met roode .kool, welke Maandag morgen geveild zou worden in den grond. Op een stukje grond, aan het Westerdel, dat op een kleine zee geleek, moesten de kippen in veiligheid worden gebracht, daar zij niet veilig waren voor het opgestuwde water. Bij den heer J. Schagen werd een ruit van een dakkapel letje ingedrukt, terwijl wij bij bakker Balder de menschen bezig zagen, een paar planken voor het ruit' te zetten, waarin eein groot gat was geslagen. :Niet minder moest het rieten dak van het huis, bewoond door K. Kaas het ongelden, waar de wind op zes of zeven plaatsen zijn vernielingswerk was begonnen, en het riet naar ajlie kanten wegvloog. Groot was echter de schade die werd aangericht aan het' Postkantoor en het café van den heer Borst. Door een neer vallenden schoorsteen van het Postkantoor, werd een gedeelte van de goot meegenomen en kwam terecht op het dak van café Borst. Hierin werd .een groot gat geslagen en vele pannen ver brijzeld, waarmee de straat als het ware bezaaid was. Men moest echter dit dik gaan stutten om erger te voorkomen. Zuid-Scharwoude. Hier was de schade die door den storm werd aangericht niet zoo groot. Zij bepaalde zich uitsluitend tot een gedeeltelijk afgeruk'ten schoorsteen en het vernieten van dakpannen. In 'het midden van de gemeente zagen wij een boerenplaats waarvan het riëFeh' dak" tamelijk was toegetakeld, en om groo- lere vernieling te voorkomen had men een egge en nog eenige zware voorwerpen op het dak gebracht. De pannenschade was aanzienlijk en allerwegen was men Maandagmorgen bezig met het herstelten terwijl eenige wa gens met pannen door de gemeente gingen. Noord-Scharwoude. Niet minder dan te Broek was hier het onheil door den wind aangericht. De gasfabriek heeft het deerlijk moeten ontgelden. Lange ijzeren platen werden van het dak afgerukt en eenige oogen- blikben was de omgeving zelfs gevaarlijk voor de voetgangers, door wat door den wind werd meegevoerd. P(ij den heer Waal, werd een groote boom afgeknapt als een lucifershoutje en kwam terecht op de brug inaar de Molen kade. Welke moeite men deed, de boom bleef waar hij was en door stukken wieg te zagen kon men den doorgang weder vrij maken. Ook bij de luifel van de firma Vroegop, werd een boom dien wij reeds jaren daar hadden zien staan, afgerukt, en was men Maandagmorgen reeds druk bezig met het wegruimen en stukzagen Van den heer A. de Geus slioeg een schuit met kool in den grond. Groot was ook hier de pannenschade. Oudkarspel. Zoo zijn wij aan de laatste der vier Langedijker gemeenten genaderd. Ook hier was pannenschade aanzienlijk, en hebben dé da ken deerlijk geleden door den hevigen storm. Bij den heer J. Visser olp de Spoorstraat werd een sChOOr- st;een afgerukt en kwam met veel geweld op het dak terecht, waar tamelijk' veel schade werd aangericht. Het was een troosteloos gezicht wanneer men zoo de ge meenten doortrok en overal de kale plekken op de daken zag door de afgewaaide pannen veroorzaakt. den omvang der .ellende welke over deze woning was neder gedaald. Plotseling weerklonk er een dof maar herhaald geschel aan de voordeur. In haar bezorgdheid dat Gladys telkens gewekt mocht worden uit een slaap die zoo noodig was om hare ge zondheid eenigszins op te houden, had zij de schel laten om winden. Zij luisterde of er geen gerucht in de-kamer der moeder ontstond, dat haar zeide dat hare sluimering verstoord was geworden, en rees toen zachtkens van hare zitplaats, om tot een derde vertrek te gaan, waaruit zij, onhoorbaar voor hare vriendin, de vestibule kon bereiken, want zij wilde zich pelf overtuigen of er wellicht goede tijding was. Tot hare groote teleurstelling vond zij slechts den huisknecht in heftig debat gewikkeld met eeft in lompen gehuld meisje, van ongeveer zeventien a achtien jaar, wier donkere lokken, woest over de oogen hingen, eveneens dpnkere sombere oogen. Haar thans half geopensde mond liet lange, scherpe, doch ha gelwitte tanden zien, en hare onregelmatige trekken hadden iets opvallend schilderachtigs. Nauwelijks ontdekte haar ade laarsblik de jonge vrouw, of zij sprong op haar toe, ongeveer met de snelle, onverwachte beweging van een wilde kat. Blan che trad onwillekeurig een paar passen achteruit, maar rëeds riep het meisje uit: „Zeg hem dat hij hier geen meester is, hij wil mij niet bin nenlaten, en mylady heeft mij nog nooi tweggezonden. Ik moet haar spreken." „Kom dan over eenige dagen terug", antwoordde de ba rones; „zij ban u nu onmogelijk ontvangen; maar zoo; gij arm zijtj kan ik u alvast wat geven. Ziehier een halve kroon."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1921 | | pagina 1