Nö, 110.
Zaterdag 19 November 1931 2* Blad 80a Jaargang
tsYKa». Ta£P»a«!ia a.
NIEU WE m
HI IJ kill COURAE
ALKMAARSCHE SNUIFJES.
Alkmaarsche gemeente-economie.
Het is waarlijk liefhebberij om te zien hoe de gemeente Alk
maar het groote sociale vraagstuk heeft opgelost, om haar
mannetjes geregeld werk te verschaffen. Dat wordt ons aan
getoond door de bewonderenswaardige wijze, waarop het sin
gel nabij het gerechtsgebouw na de verbreeding weer van
mooie dikke iepenboomen wordt voorzien. Op echt Ameri-
kaansch origineele marnier" worden de niet gevelde hoornen
thans eenigé meters naar den walkant verplaatst. Htet zijn
heele knapen en het is een karweitje, dat je heusch ni|et uit
moet vlukken.
Ik heb opgemerkt, dat Dinsdag na de voorbereidende werk
zaamheden om de wortels vrij te maken, zoowat 10 tnan in de
weer is geweest om U/a boom 'te verzetten. Er stlaan er nog
'n stuk of 4, 5, dus over 14 dagen zullep ze wel op de'(plaats
van bestemming zijn aangekomen.
Berekend aan arbeidsloon, ben ik wel benieuwd op hoe
veel de gemeente die boomen verhuizing zal komen, als ik
het zoo zeggen mag, geloof ik wel, dat een partijtje jonge
boompjes ons goedkooper waren uitgekomen en dan hadden
we nog heel wat brandhout overgehouden voor de gemeente
lijke kachels. Maar ik zal natuurlijk wel weer behooren tot
de biljarters, die heel fijn kunnen zeggen, hoe een bal ge
smaakt moet worden, maar zelf geen keu in de handen kunnen
houden.
Rijks befeefd'hei d.
Als 'n winkelier zijn zaak verplaatst, geeft hij natuurlijk da
gen te voren door middel1 van advertenties e.d. behoorlijk
aan de cliëntèle kennis, dat hij zilch in een ander perceel
zal vestigen. Hij vertrekt niet met de Noorderzon en geeft
dan aan de menschen, die' hem tevergeefs in zijn oude zaak
zoeken, eenvoudig kennis door 'n briefje op de glazen te
plakken met het opschrift „Verhuisd".
Zoo'n primitieve behandeling kan je alleen van het Rijk
verwachten. Het kantoor van den Rijksontvanger is n.m. van
de Choorstraat overgebracht in het Heerenhuis van den heer
Moens aan den straatweg. Onverwachts "zijn ze uit het oude
huis vertrokken, zonder boe of ba te zeggen en hebben al
ken 'n briefje met het nieuwe adres op de glazen geplakt.
Natuurlijk kwamen vele menschen, die hun belastingpennijn-
gen kwamen offeren, tevergeefs voor de ledige oude barak om
daar te vernemen, dat ze nog 10 mijnutein 'verder 'konden Ioo-
pen. i j
Waarom wordt daarvan geen behoorlijke mededeeling ge
daan in de bladen? Moet dat zuinigheid verbeelden? Maar de
kranten zouden om hun lezers te gerieven de verplaatsing
gaarna gratis i nhet stadsnieuws vermelden.
Ik kom dus tot de conclusie dat het een gebrek is aam
hoffelijkheid, waaraan de meeste rijks- en gemeente-instelling 1
gen sukkelen.
VERGADERINGEN.
VISSCHERSVEREEN. .„GEESTMERAMBACHT."
Donderdag 17 November, des namiddags te 3 uur, ver
gaderde bovengenoemde vereeniging ten lokale van den heer
C. Nap, te Oudkarspel, Tegenwoordig 26 leden.
Tevens waren tegenwoordig de heeren Ratt, Opzichter der
visscherij, Van Baaren, Inspecteur, Van der H'eijde, Opzich
ter en de heer Baas, van Lambertschaag, bedrijfsleider der
Coöperatieve Afzet-Vereeniging.
Voorzitter de heer E. Vlug. Secretaris de heer P. Glas.
De voorzitter herinnert er aan, dat de vergadering te 3 uur
js uitgeschreven, maar dat het reeds over tijd is en dat er maar
begonnen moet worden.
In de eerste plaats verheugt de voorzitter er zich over, dat
de vergadering zoo goed is bezocht, hetgeen hij wil toeschrij
ven aan het belangrijk punt, dat heden avond zal worden be
handeld, n.l. bespreking tot het stichten eener Coöperatieve
FEUILLETON.
DOOR EIGEN KRACHT.
23}
Wederom heerschfe er een wijle onafgebroken stilzwijgen
tusschen haar. De mannen daarentegen waren druk aan het
Ptaten in een dieventaal, waarvan Blanche niets verstond.
„Weet gij", sprak Queen Mab thans opnieuw, met onvaste
St€m: SÜ dat ik u toch bewonder?"
,„Mij?" vroeg de barones glimlachend. Een dergelijke lof
uiting uit den mond der kleine vagebond klonk haar zoo
vreemd toe, dat zij Mab aanzag, en opmerkte hoe bleek het
3°nge meisje bij het schijnsel der lantaarns scheen, e nhoe fraai
°e gitzwarte haren zich om die matgetinte slapen heenkrul-
ben. Mab bezat een wilde schoonheid, maar die iets zóó schil
derachtigs had, dat men moeite had er het oog van af te wen
den. 'Hare gelaatstrekken droegen thans een ernstige, weemoe
de uitdrukking.
..„Ja," zeide zij, zonder mevrouw Walinsk'y aan te zien: „want
SU doet voor Mylady wat geen harer beste vrienden verricht
zou hebben."
„En gijzelve dan?" antwoordde Blanche ontroerd.
„O! Ik: dat is iets geheel anders. Vooreerst ben ik er aan
gewoon den nacht buiten door te brengen. Alls ik niets ver
eend heb overdag, als een penny om wat brood te koopen,
ban zwerf ik rond tot den morgen, of wel ik tracht een plaats
te op London-Bridge te bemachtigen; maar daar zijn altijd
zooveel liefhebbers voor, dat' men er al vroeg op den avond
Vischafzetvereeniging. We hebben wel veel water, zegt de
voorzitter, maar weinig visch, tengevolge van den drogen zo
mer, die voor de visschen noodlbttijg is geweest. De verschil
lende Polderbesturen hebben het water op peil moeten houden,
en daardoor zeewater moeten inlaten, en tegen dit zouitei
wateT was de visch niet bestand. Daardoor kreeg de snoek
het te kwaad, die dan ook heel licht door de jongens zoowel
als door de groote menschen gemakkelijk was te vangen.
Iedereen kwam tenslotte met visch thuis. Door het zout werd
de visch blind en moest sterven. Doch niet alleen de snoek,
maar ook andere vischsoorten hadden van het zoute water te
lij dm en het was voor de meeuwen een waarluifekkerland. De
visch was slap en van weinig waarde. De voorzitter heet allen
hartelijk welkom, en ook de heeren Opzichters en Inspecteur,
eveneens de heer Hart, hier geen ^onbekende, die ons reieds
meer met raad en daad terzijde heeft gestaan. Ook welkom
heet de voorzitter de heer Baas van Lambertschaag, die de
inleiding zal houden, welke op het convocaat is geplaatst. De
geachte inleider mag dafrv jftiet met alles wat het onderwerp
betreft op de hoogte zijn, toch weet hjj er ongetwijfeld meer.
van dan wij, en met zijn kennis kunnen wij wellicht ons voor
deel doen. Spr. hoopt dat de besprekingen een gezellig beloop
mogen hebben, waarop hij het woord geeft aan den heer Glas
voor het lezen vap de notulen der vorige bijeenkomst.
{Hierop worden de notulen door den secretaris gelezen, wel
ke daarna zonder op- of aanmerkingen worden goedgekeurd.
'Naar aanleiding der notulen wordt door den heer Veldhuijs
de opmerking gemaakt, dat bij eventueele inwilliging, dat
de zegen mag gebruikt worden in verboden vischtijd, alleen
gevischt mag worden in water dat niet door de leden gepacht
wordt.
De voorzifter brengt hierop een woord van dank aan den
heer Glas voor de zeer breedvoerige teboekstelling van de
notulen, Waarna hij mededeelt, dat de gemeente Warmenhui-
zen zich tevreden heeft gesteld met een pachtsom van f 50.—
inplaats van f 100.zooals aanvankelijk was gevraagd.
Daarop wordt door den heer Glas medegedeeld, dat 2500
pond pootaal is uitgezet, voor een totaal bedrag van f 330.—
Het blijkt verder uit de mededeelingen, dat het met de
visch slecht giijg, maar dart de aal uitnemend is gegroeid.
Het bleek, dat deze vischsoort weinig heeft te lijden gelaaid
van het zoute zeewater. De toestand van den aalstand is dan
ook in Ge estrner-Ambacht goed te noemen.
De voorzitter wijst er verder op, dat ook de Azalla, het
lastige kroos, door het zoute water is verdwenen, maar dit
wordt door anderen weersproken, daar deze waterplant nog
menigvuldig tusschen St. Pancras en Broek op Langendijk
voorkomt.
De heer Van der Heijde van Utnec'ht zegt, dat ook' in
Utrecht de last van dit kroos werd gevoeld, maar naar 't
oordeel van velen heeft de luis dit kroos' vernietigd.
De voorzitter deelt nog mede, dat door den heer Glas aan
den Noord-Holl. Bond een oveerzicht is gegeven van den
invloed van de droogte op de visch in Geestmer-Ambacht,
Een schrijven van den heer Boon wordt tot de jaarverga-
ring uitgesteld.
{Nu vangtl de heer Baas zijn rede aan over 'het nut vajn het
stichten eener Coöperatieve Vischafzetvereeniging, waarvan
wlij in ons volgend nr. een volledig verslag zullen geven.
Na zeer liange discussiën werd met 13 tegen 9 stemmen en
4 blanco in beginsel besloten tot de oprichting over te gaan.
In de Commissie van voorbereiding werden aangewezen de
heeren J. Veldhuis, T. Kliffen, C. Kileft, J. Leegwater en E.
Vlug. De heer J. Vlug, die zijn ijskelder disponibel stelde
wordt aain (de commissie als advijseur toegevoegd.
Volledig verslag volgend nr.
VOORLOOPIG VERSLAG OVER ONDERZOEKIN
GEN BETREFFENDE DEN SLECHTEN GROF.I
VAN BAARS IN DEN: GEESTMER AMBACHT-
POLDER.
Klachten van het klein blijven van baars in sommige pol
bij moet zijn, om niet alles ingenomen te vinden."
Een groote wroeging greep de vrouw van de wereld aan.
Ja, zij had meermalen over het bestaan van dergelijke toe-
stande nhooren spreken; maar zoolang zij niemand, die zij
doorleefd had, daarvan had hooren vertellen, waren zij haar
als sprookjes voorkomen, waaraan men wijzer doet geen tweede
maal te denken. En zij had kunnen voortsluimeren tusschen
hans satijnen kussens terwijl honderden ongelukkigen elkan
der een steenen legerstede betwisten, op een brug boverf
de ijskille, sombere rivierj die hen met zijn voortmurmelenden
klaagtoon scheen uit te noodigen tot de groote rust van het
graf! En onder die velen waren levens zoo edel en verheven
in hunne onbewuste grootheid als dat van dit kind?
„Nooit, neen nooit weder zult gij daaraan blootgesteld zijn,"
verzekerde zij met vuur: „morgen reeds zal ik er voor zorgen
dat alles voortaan anders voor u zal worden. Hebt gij dan zelfs
geen zolderkamertje gehad?"
„Niet meer nadat ik va nden schouwburg af was", luidde
het antwoord, dat even eenvoudig uitgesproken werd, als gold
het iets zeer buitengewoons: „Ik zou mij geschaamd hebben
nog te bedelen; en de ouden wilde niets meer van mij weten
sedert ik hun geen geld meer aanbracht. Zoo leven er dui
zenden op straat 's winters alleen loopt men gevaar dood te
vriezen; maar ik had tot dezen zomer toe een oud hondje
bij mij, dat ik eens overreden had winden liggen op straat
en wij trachtten elkander te verwarmen. Gypsy is nu dood."
Welk een eindelooze weemoed in die wéinige woorden, welk
een droefheid 1 fadie eentonige stem, die thans weder hervatte
„Dikwijls ook heb ik genoeg verdiend om onder dak te
derwateren van Nederland zijn niet nieuw. Reeds in het jaar
verslag der Visscherij-inspectie betreffende den staat der bin-
nenvisscherij in 1912 wordt daarvan melding gemaakt.' „In
de inpolder Geestmerambacht werd in de fuiken buitengewoon
veel kleine baars gevangen". En in latere jaarverslagen wordt
herhaaldelijk, ook van andere wateren, medegedeeld, dat er
veel ondermaatsche baars in de vangsten is, dat de grootere
exemplaren hoe langer hoe zeldzamer worden enz.
x i inaansluiting aan onze vroegere onderzoekingen over de
xlevenswijze van de baars werden in het voorjaar van 1920
xeen 'groot aantal baarsjes uit den Geestmerambachtpolder
en uit aangrenzende wateren onderzocht ten einde zoo mogelijk
vast te stellen:
lo. of inderdaad de aldaar voorkómende kleine baars slecht
gegroeid Nvas m.a.w. of die kleine baars ook oude baars was*
2o. waaruit het voedsel van die baars bestond;
3o. of er eenig verband bestaat tusschen het klein blijven
van de baars en den aard van hun voedsel.
li it vroegere waarnemingen was reeds gebleken, dat de
schubben van de baarzen in de meeste gevallen een goed hulp
middel vormen tot bepaling va nhun leeftijd. Wij mochten
derhalve verwachten dat door middel van het onderzoek der
schubben een antwoord op de sub( 1 gestelde vraag zou kunnen
worden'giegeven. Inderdaad was dit het geval zooals moge blij
ken uit. de hieronder meegedeelde uitkomsten van dit gedeel
te van het onderzoek, dat geheel door Mejuffrouw de Vos is
verricht.
Ter beantwoording vajn (de tweede vraag werden van een
groot aantal exemplaren de maag- en darminhoud onderzocht.
Dit deel van het onderzoek is in hoofdzaak door Mejuffrouw
de Lint verricht.
In de derde plaats hebben wij een groot aantal waarnemin
gen gedaan omtrent de fauna en flora van den Geestmer
ambachtpolder en ons daarbij niet alleen bepaald tot het
i plankton maar ook en vooral tot de aan oevers en bodem le
vends dieren om. aldus een inzicht te verkrijgen in het kom-
plex der levensvoorwaarden waaronder de baars (en de an
dere visschen) in den Geestmerambachtpolder leven. Dit deel
I van het onderzoek kon evenwel in 1920 nog niet geheel ten
einde worden gebracht, en werd evenals de waarnemingen
over leeftijd en voedsel, in 1921 voortgezet.
De 270 exemplaren uit fuiken behooren tot 7 verschil
lende jaargangen, de jongste waren van 1919, dus ruim een
jaar, het oudste exemplaar van 1913' dus: 7 jaar oud. Laten wij
de enkele oudere exemplaren geboren in 1913 en 1914 buiten
beschouwing, dan zien wij vooreerst dat de vijf jaar oude
baarzen" slechts een gemiddelde lengte van nog geen 13 c.M.
dn leen gemiddeld gewicht van 22 gram bezitten. Dat onder
gunstige omstandigheden een baars in vijf jaar een lengte
van ruim 24 c.M. bij een gewicht van 185 gram kan bereiken,
bewijst het exemplaar uit het Noord-Hollandsch Kanaal ter
wijl wij in het najaar in de Vecht ruim 5-jarige exemplaren
vingen, die een lengte van 20—23 c.M. hadden.
Even Itreurig staat het met de vierjarige baarzen (teelt van
1916j waarvan wij uit fuiken 66 exemplaren onderzochten.
Zij hadden een gemiddelde lengte van 11.4 c.M. bij een gewicht
van slechts 18 gram. Daartegenover staan enkele exemplaren
uit Ihet Noord-Hollandseh Kanaal (dat overigens ook geen ty-
pisch baars water is), die na 4 jaar bijna dubbel zoo lang waren,
n.l. 19—20 c.M. met een gewicht van 93 tot 107 gram.
Van de driejarige baarsjes werden 82 stuks onderzocht:
zij hadden een gemiddelde lengte van 10 c.M. bij een gewicht'
van 10 gram. De even oude exemplaren met de gebbe ge
vangen (zooals men ziet werden hiermede alleen de jongste
jaargangen gevangen) waren ongeveer even groot en zwaar.
Ook de jaargang 1918 de tweejarige baarsjes, waren* klein
van stuk, n.l slechts pl.m'. 9 cM. bij 'een gewicht van 6 gram.
Hetl is opvallend dat van dezen jaargang zoo weinig exem
plaren in onze handen kwamen. Dit is vermoedelijk, zoo-
als meer in dergelijke gevallen, het gevolg van de omstandig
heid, dat de teelt van 1918 althans in den Geestmerambacht
polder met bijzonder geslaagd is. Het is in dit verband van
belang naar het verslag der Visscherij-inspectie over 1919 te
verwijzen, waar op biz. 136 wordt vermeld: „In weerwil van
komen. Gij weet zeker dat er nachtzalen zijn, waar men voor
een penny tegen dien muur geleund mag blijven staan;; voor
twee pennies mag men over een touw hangen met de beide
armen; dat rust ook uit; en voor drie kan men langs den muur
o pden grond zitten; ik was het gelukkigst als ik dat kon
verkrijgen, want die nachten had Gypsy het goed, dan kon
zij slapen op mijn schoot."
„O! Stil; vertel mij dergelijké dingen niet meer, yoordaf
ik u voor altijd aan uwe ellende ontrukt heb!" riep Blanche uit,
terwijl haar oogen vol tranen stonden: „Ik kan liet niet aan-
hooren. Het is alsof elk uwer woorden mij de zelfzucht van
mijn eigen leven verwijt."
1) Standplaats voor huurrijtuigen.
„Dat komt omdat gij te goed zijt", hervatte het kind, haar
verteederd aanziende: „Ik heb mij vroeger ook wel' eens af
gevraagd waarom de rijken het zooveel' beter hadden dan wij;
maar al heel lang heb ik begrepen dat al hun goud niet toe
reikend zou wezen om hulp aan te brengen voor al wat er
geleden wordt. Ieder dost wat hij kan; de rijken voor de ar
men, en de armen voor elkaar. Maar ziet gij; ik bewonder u
omdat gij zooveel te verliezen hebt en dat gij nochtans alles:
waagt om die droefheid van Mylady weg te nemen.
Is ik kwam te sterven, dan zou niemand er iets door missen-
ikzelvc zou weten dat ik niemand van nuf ben; terwijl gij
Blanche's hand omklemde hare kleine, bruine vingeren
krampachtig:
"-Gij ook zult leven," zeide zij met kracht: van dezen
nacht af aan begint eerst het geluk voor u,"