reeds besprekingen omtrent een l'ager tarief worden gehouden,
maakt de voorzitter de opmerking, dat ons werk nog niet af is
en dat er ook voor een betieme kanalisatie moet worden gezorgd
Ook dat zon een middel zijn om van de ho.oge tarieven verlost
te worden. Maar zoover zijn we nog niet. De zaak is echter in
voorbereiding en kap veixjer in handen vain het Bestuur worden
gegeven.
Thans komt in behandeling punt-13a van den beschrijvings
brief. V
Voorstellen van het Bestuur:
a. Het houden van Inventarisatie van de daarvoor in aan
merking komende producten.
De voorzitter zegt, er niet veel van te zullen zeggen, maar
wel is hij overtuigd dat het een geducht wapefci is, dat reeds
het kunnen dienen toen wij door de regeer in g aan banden
wérden gelegd. Voor hem is het een middel, dat steeds ten
voordeele van ons bedrijf zal blijken te zijn, alleen reeds om zelf
van den voorraad op de hoogte te zijn. Hij zal echter gaarne het
oordeel van de vergadering hooren.
De heer Zeeman spreekt namens de Langedijker Groente
centrale den wensch uit, dat met in vent aris-eer e n s zal worden
doorgegaan.
De vergadering geeft teekenen het hiermede eens te zijn
en dus 2al men blijven inventariseeren, onzer producten, n.i.
wat de stapelproducten betreft.
Volgt voorstel 13b, dat luidt als volgt:
b. Bespreking van het voor-ontwerp „Landbouw-Arbeids
wet" van Minister Aalberse.
De voorzitter deelt mede, dat op den 20en December de
Tuinbouwraad zal vergaderen om dit punt ernstig onder de
oogen te 'zien. Het grijpt zoo zeer in in ons bedrijfsleven,
het zoo na verwant met onze belangen, dat men meende hier
over te moeten vergaderen. Ik kan er voorlb-opig niet anders
van zeggen, da nreeds een woord van protest uiten tegen het
ontwerp Arbeidswet.
De heet Zeeman verwondert zich, dat er geen breedvoerige
toelichting aan de vergadering wordt gegeven. Voor onin-
gewijden zou het wel goed zijn, wanneer zij eens ingelicht
werden.
De voorzitter wijst er op, dat in dfc vergadering van den
Tuinbouwraad deze uiteenzetting zal' worden gegeven en dat
dus zij, die er heen gaan op de hoogte zullen komen. Voorts
heeft een uiteenzetting gestaan in het blad „De Tuinbouw"
De voorzitter gevoelt geen behoefte in dezen nu de Tuinbouw-
raaaa voor te gaan.
De heer Nes, van Midwoud, heeft zich verbaasd, daet dit
punt o de agenda is gelaatst. Maar nog meer verbaast hij er
zich over, dat devoorzi'tter een woord van protest doet hooren
tegen dit ontwerp-Arbeidswet. Zeker, spr. is met den voorzitter
van oordeel, dat het voof ons bedrijf moeilijkheden zal geven,
maar die zullen overwonnen kunnen worden. Echter is dit geen
reden er tegen te protesteeren. Waarom zou deze sociale wet
niet goed zijn, wanneer wij trachten dat deze zich zal aanpas
sen aan ons bedrijf. In die banen moet het worden gestuurd.
Dat ook op dit gebied verbetering komt acht spr. zeer ge-
wenscht, want het betreft toch ook bet veehoudersbed;rijf.
En in dit bedrijf moet de arbeidstijd noodzakelijk verminderd
worden. Daarom geen woord protest tegen deze wet, waar
mede zij niet op den goeden weg zijn. Zoo goed als wij werken
voor verbetering van ons bedrijf en voor het ophefffen van
misstanden, moeten wij ook denken aan een andere categorie
van menschen bij dat bedrijf werkzaam. Er zijn er ie veel bii
betrekken om te pro testoenen tegen deze wet, die hun posi
tie kan verbeteren. Wanneer er bepalingen in voorkomen, die te
zeer onze belangen schaden of te veel in ons bedrijf zou ingrij
pen, laten wij dan (trachten de wet' in dien geest om re werken,
te buigen, zoodat zij ook voor ons aannemelijk wordt. Wij moe
ten trachten haar pasklaar te maken voor ons bedrijf, waarbij
ook d2 belangen van een groot deel onzer werknemers wor
den gebaat.
FEUILLETON.
DOOR EIGEN KRACHT.
28)
Voor de deur der woning (aangekomen, bootste een der bei
de mannen tot driemaal toe den schreeuw van een nachtuil
naen daarop wachtte het drietal geduldig wat er volgen zou.
Er waren slechts enkele oogenblikken verloopen, toen een
zolderraampje geopend werd en-een krijschende vrouwenstem
vroeg:
„Wie is daar nog zoo laat op den avond?"
„Bob de vilder", klonk het antwoord. ,,Doe gauw open
want wij zijn afgebeuld door het loopen."
„Met hoevelèn zijt gij?" luidde 'het weer.
„Met ons drieën. Ik, Jack en een vrouw."
„Sta je voor de anderen in?"
„Als voor mij zeieven, en je kent mij."
.„Dan kom ik; wacht maar even."
'Het zolderluik werd gesloten, en na verloop van een vijftal
minuten verscheen er een oude heks op den drempel der
voordeur, die zij voor he|n geopend hield.
„Komt binnen", zeide zij, zoo vriendelijk' mogelijk; ,.,valt
er wat te verdienen?"
„Dat zou ik geïooven", antwoordde Bob, terwijl hij zich
in de handen wreef; „hier heb je, om te beginnen, al vast
een appeltje voor de ndorst. Als je zorgt dat wij ongemoeid
blijven en morgen vroeg weer o(p iweg kunnen, zal er meer
voor je overschieten."
De oogen der oude flikkerden.
,„J.e hebt duis een goeden slag geslagen?" vroeg zij, Bob
een hebzuchtigen blik toewerpende.
Wij zij nnog nooit zoo, gelukkig uitgeweest; maar het is er
ook duchtig op (toegegaan. Ik begrijp nog niet hoe wij er
heelhuids af zijn gekomen. Wij hefbben het aan niemand an
ders te danken als aan die kleine zwarte kat hier. Zij was de
politie te slim af."
De oude Bertha keek thans voor het eerst het meisje aan, en j
er kwam eert uitdrukking van twijfel in haar oogen.
„.Queen Malbl" prevelde zij binnensmonds. ,,Ik had eer
(gedacht dat zij de politie geholpen zou hefbben dan anders-
lom."
,-Nieeïi, daft Idoe e haar onrecht jaan!" riep Jack op zijn i
beurt vol vuur. „,Zij heeft al van heel wat komplotten afge-
weten, maar nog nooit hééft zij een on zier verraden. Daarom
ook hebben wij wel altijd voorzien dat zij zich den een of
anderen dag bij ons zou voegen, e ndat is gebeurd."
„Ja, ik werd het hongerlijden moe", lachte het meisje,, met
boosaardigen glimlach.
„Als men jou gezicht heeft, behoeft men geen honger te
leiden," bromde Bertha, nog maar half overtuigd.
öp Mab's gelaat kwam een sombere uitdrukking, terwijl zij
antwoordde
„Dat weet ik ook wel; maar dan had ik de liefde moeten
aannemen van rijken, en ik haat al' de rijken; ik besteel ze
liever."
,„Dan is het goed. Wik gij dadelijk gaan slapen?"
De voorzitter meent in het kort zaamgevat, de conclusie
te moeten trekken, dat er niet tegen deze wet geprotesteerd
moet worden, en dat wij dus in dezen hebben af te wachten
hoe over ons zal worden beschikt, ook al zouden wij verbeterin
gen trachten te verkrijgen.
De heer Schreur§, van Haarlem,, is er voor wel protestee-
Een tuinbouwer moet werken al's er gewerkt kan worden. In
den zomer, zegt spr. mak ik persoonlijk graag Jen langs ten
dag. Waar moet het "naar toe, wanneer er gewerkt moet
worden en er zou niet gewerkt mogen worden?
De heer Nes licht zijn meening nog eens nader toe en pleit
voou- een pasklaar maken naar ons bedrijf van een wet, die
ook haar zegen zal' schenken voor een groot aantal onzer ar
beiders, wier belangen te zeer daarbij zijn betrokken. Wij mó
gen die menschen door onze bezwaren niet wegdrukken.
De voorzitter maakt de opmerking, dat wij toch waarlijk
niet geroepen zijn voor de belangen van het veehoudersbedrijf
op te komen. Wij werken hl' miet langer dan 54 uur, dooreen ge
nomen', terwijl het wetsontwerp soms een 12-urige arbeidsdag
toelaat. Maar daar gaat het niet om. Ik ben maar bang,
dat met die algemeene term, zooals die luidt, dat bij maarrege
len van algemeen bestuur dóór ons enz. wij in lasten zullen
komen, die schadelijk voor ons zijn. Ik ben tegen de romp
slomp van een ambtenarij, waarmede we weer zullen worden
opgescheept. Ons bedrijf Iaat zich niet binden r f aan banden
leggen. Alle wetten noem ik uit den boofze, die aan ons tuin
bouwers zou verbieden te werken zoo lang bet dag is. De ge-
hcele aardbeienteelt te Beverwijk valt en staat met deze wet.
Waar moet het heen, als men daar aan banden zou worden
gelegd. Dë teelt laat er zich niet meer naar inrichten. Daar
is het vier weken achtereen en nog langer handen uit de mou
wen, daar moet ons geld, onze pacht, ons brood van komen.
Zoo is het in het tuinbouwersbedrijf. Wij zijn reeds vele malen
door het weer tot niets-doen gedoemd, en wanneer men zou
kunnen werken en de schade eenigszins van achterstaïligen
arbeid inhalen zou de wet dat ons verbieden. Daar mo~et
tegjn geprotesteerd worden. Nog eens, wij werken als het
moet zoo lang het dag is. Daar moet het van komen.
De heer Klant wijst er óp, dat er uitzondering gemaakt
kunnen worden in een bepaald seizoen. Hij vindt de rede van
den heer Nes sympathiek, omdat er een opbouwende erhiek
uit spreekt. H'ij meent, dat met het gesprokene van den heer
'Nes rekening moet worden gehouden.
De voorzitter antwoordt dat het is gebleken, Jat dit ónder-
werp de volle belangstelling van de vergadering heeft en dat
er op de komende vergadering van den Nederl. Tuinbouw
raad zeker rekening mede zal worden gehouden.
Thans is men genaderd aan de rondvraag.
Hiervoor geven zich op de hoeren Jong, Bouwens, van Eerde,
Rustenburg en Groot. -
De heer de Jong vraagt wat het met den afzet van onze
producten moet wanneer voor het volgend seizoen Duitsch
land voor ons verloren is. Thans zijn wij aangewezen op Bel
gië, Noord-Frankrijk en gedeeltelijk op Engeland, maar
Duitschland was onze grootste afnemer. Zou 't niet in deze
richting kunnen worden gestuurd, dat onze Regeeri-ng aan
Duitschland een crediet verleende, uitsluitend voor dit doel?
Spr. weet eigenlijk geen middel aa nte geven, maar wilde in
dezen het oordeel wel eens van de vergadering 'hooren.
De heer Bouwens wijst op onze vertegenwoordiging in ver
schillende lichamen op tuinbouwgebied, waarvoor onze beste
mannen zijn afgevaardigd, maar tot zijn leedwezen moet hij
constateeren, dat, wij geen vertegenwoordiging in de Tweede
Kamer hebben. De onderwijzers hebben het reeds sot een
20-tal vertegenwoordigers gebracht, maar wjj tuinbouwers be-
zitcen nog geen enkele afgevaardigde. Ook de boeren zijn
vertegenwoordigd, maar wij niet. De verkiezingen zijn in aan
tocht en daarom meent hij de vergadering te moeten opwek
ken, dat eiklid tracht de aandacht der verschillende kiesver-
eenigingen er op te vestigen, dat er-ook nog andere belangen
,„Neen; wijhebben honger, en nog veel' meer dorst."
„,Kom dan in de gelagkamer, er is nog licht op."
„Best Maar ben je wel heel zeker van de lui die je van nacht
herbergt? Kan je er voor in staan dat er geen spionnen onsder
zijn?" vroeg Bob, schijnbaar wantrouwend.
„,Wees maar gerust! ik heb hier niemand als twee mannen
Imet een ziek kind. Ze zijn zelf veel te bang, om niet het n-oo-
dige op het geweten te hebben."
„,Zijin zij binnen?"
„Ja, ze willen uit angst niet naar bed, en zeggen dat
zij morgen hun schade wel in zullen halen. Ze worden duch
tig betaald voor de streek die zij uitvoeren."
„Zooveel te beter, dan zullen zij ons niet in den weg staan;
Iaat ons gauw binnengaan; 't is hier alles behalve prettig
voor lieden die niet meer op hunne beenen kunnen staan."
Zij traden nu een ruime gelagkamer binnen, waar alles
er even vroolijk en goed onderhouden uitzag. De oude Bertha
wist het haren klanten aangenaam te maken. In een verwijder
den hoek van het vertrek zaten twee mannen kaart te spelen.
Mond wierp haastig een doordringenden blik in alle rich
tingen. Het kind "was niet bij hen.
Bob bestelde nu te eten en te drinken en terwijl de waardin
druk bezig was met het braden van tiet gevraagde lams-
vleesch, stond Jack van zijn zetel op om achter de twee
spelers plaats te nemen. Zij namen hem van hoofd tot voeten
op; doch het onderzoek scheen gunstig voor hen uit te loo
pen, althans zij wachten niet lang met het aanknoopen van
e'en gesprek, en toen Bob zich ook bij hen gevoegd had, werd
er overeengekomen, dat men bij elkander zou gaan zitten,
en een glas met de anderen ledigen zou.
Mab deed haar best zooveel mogelijk deel te nemen aan de
algemeene verhalen; doch ga fdaarbij zulke onmiskenbare tee-
kenen van vermoeienis, dat Jack t-ege nhaar bromde.
„Dat ellendig vrouwvolk ze hebben net zooveel krachten
als een mug. Als ej morgen niet flinker bent laten wij je achter',
en moet je maar zien hoe je te redden."
,„Ze heeft anders hare nachtrust wel1 verdiend," zeide Bob
vergoeilijkend. .„Zonder haar hadden wij 't nooit klaar ge
speeld. Laat haar gaan slapen zoo dra zij gegeten heeft."
„Nu ja dan; maar het zijn anders allemaal maar kunsten",
snauwde de ander. „Ik wed 'dat de heeren hier nooit zoo gek
zijn geweest om een vrouw op sleeptouw mee te nemen."
Een der onbekenden glimlachte en nu volgden er lange op
sommingen van allerlei tochten, waarbij men het gerecht had
moete n verschalken.
!H-e tjonge meisijje had gedaan met eten en hield zich nu
alsof zij indommelde.
„Ga toch liggen", riep Jack onder het uiten van een don
derenden vloek: „Je verveelt me op die wijze," en hij gaf
de oude Bertha een wenk haar naar hare slaapplaats te gelei
den, er aan toevoegende: „.daarna kom ej terug, hè, vrouw,
want we hebben nog lang niet genoeg gedronken."
„.Niets liever dan dat, als ejlui mij maar voor mijn gestoorde
nachtrust betaalt," antwoordde de waardin lachend.
Mab volgde haar langs een ellendige, afgebrokkelde trap,
naar een armelijk zolderkamertje, waar een veldbed en een
zijn dan die van de poïijtiek. Onze tuinbouwers moeten verte
genwoordig worden ook in het regeeringslichaam, Jat de Twee
de Kamer heet, van alle partijen, niet één uitgesloten, die on-
ze belangen kunnen bepleiten. Van alle groepen moeren on
ze mannen worden afgevaardigd, behalve .van de groep „Had-
je-me-maar", dat zijn onze mannen niet.
De heer van Eerde wenschte, dat er in het huishoudelijk
reglement een wijziging werd gebracht, n.l., wanneer een voor
stel dooi het staken van de stemmen is verworpen, zooals het
thans luidt, eer nieuwe stemming zal u ltn gen.r cicn.
De heer Rustenburg vraagt of elke veilimgvereeniging ver
plicht kan worden tot verplichte veiling? Zijn daaromtrent
bepalingen in de statuten opgenomen?
De voorzitter wil eerst de eerste spreker beantwoordiein,
die vraagt hoe het een volgend jaar met de producten zal gaan
-naar Duitschland. Spr. weet daar -nauwelijks- antwoord op te
geven. Hij stelt zich van een crediet aan Duitschland roet een
noodlijdende schatkist niet veel voor, Voor de Zuiderzeewerken
is voor het volgend jaar een hiïllioen op de begrooting ge
bracht, ook al uit het oogpunt van zuinigheid. Dat geld zou
wel anders besteed kunnen worden. Maar ook deze zaak heeft
onze volle belangstelling en zal onder de oogen worden ge
zien.
Verder wijst de voorzitter op de moeilijkheid, die een-en an
der zal medebrengen, waarop de heer Jong antwoordt, dat
moeilijkheden er zijn om ze te overwinnen, hetgeen d'e voor
zitter volkomen toegeeft, maar dat neemt niet weg, Jat de zaak
daardoor niet gemakkelijker wordt.
Mr. Niemul'ler zegt toe, dat de- zaak aan het Hoofdbestuur
zal word-er. voorgelegd, en zal worden nagegaan wat er even
tueel aan te doqn is.
De heer Schoenmaker geeft nog al's een middel aan eten
prijs zoowel voor het binnenland alsvoor Duitschland vast
te stellen.
De voorzitter antwoordt den heer Bouwens met volkómen
in te stemmen met diens opmerkingen en goeden raad. De ver
tegenwoordiging in de Tweede Kamer van het Platteland is
allertreurigst, wat het tuinbouwbedrijf betreft. Verandering in
dezen is zeker gewenscht.
'Het bezwaar van de nderd-en spr. die een nieuwe stemming
zou wenschen wanneer de stemmen staken wordt ondervan
gen, omdat het voorstel opnieuw op het convocaat kan worden
geplaatst.
Wat betreft de vraag van Jden vierden spr. zegt de voorzitter
dat in het reglement niets over het verplichte veilen wordt
bevolen. Maar in de notulen zal zeker zijn aangegeven, dat hier
omtrent eenmaal een besluit is genomen en aan cle besuitejn
moei men zich houden.
De heer Rustenburg noemt vele overtreding en hij moet
eerlijk bekennen er mede te zitten, wanneer uit de hand meer
wordt betaald, dan wanneer de producten over de veiling
worden verkocht.
De heer Schoenmaker wijst op de vele maasjes en overtre
dingen in het geheim, maar de voorzitter meent, dat de heer
Schoenmaker daar niet zoo hartelijk op moet wezen.
De heer Schoenmaker: Van hartelijkheid zou ik die over
treders wel eens dood willen mollen.
De voerzitterwijst nog eens op bet eenmaal' genomen besluit
en zegt den heer Rustenburg toe, dat hem een uittreksel uit de
notulen zal worden toegezonden, waarin bet verplichte vejeln
is bepaald.
Hierna is de voorzitter aan het sluiten der vergadering ge-j
komen. Met een woord van dank aan de afgevaardigden, voor
hunne medewerking, aan de commissie voor het nazjen der
rekening, aan heeren stemopnemers, aan den Secretaris en
aan den heer Niemul'ler, die deze vergadering met zijn bezoek
heeft vereerd is het laatste woord van dank aan den nog al
leen overgebleven vertegenwoordiger van de Pers, den heer
Keizer, waarna de vergadering wordt gesloten.
paar stoelen het eenige ameublement van uitmaakten. Ber
tha was een vrouwenhaatsterden mannen gaf zij het altijd
beter.
.„Slaap wel," mompelde zij, „en maak je maar niet bang
als jcleven hoort boven je hoofd. Het kind licht op de vliering
te kermen; maar dat beteekent niets; het is ziek. Ik wil alleen
maar- niet dat je zoudt 'denken dat er hier menschen verin-oord
worden, en misschien daarover beneden spektakel zoudt ko
men maken.
„Ik zal het kind niet lang hooren", bromde Mab. „Ik slaap
nu al en het gekreun van zulk een mug hindert me niet."
,„Dan is het goed", antwoordde de oude, ik ga naar be
neden." ,-4
Zoodrt zij alleen gebleven was liet het jonge meesje zich
op Ide knieën vallen. Als zij looit behoefte had gevoeld te bid
den met heel devurigbeid van haar gemoed dan was liet thans
dat zij haar doel z-oo nabij was, en toch alles nog licht in duigen-
ko nvallen. Slechts op enkele schreden afstands va nhaar rust
te het kind dat zij Paul Mac-Harold geloofde ie zijn; zij zou
tot hem gaan en spoedig weten of zij zich vergistte of niet;
maar daarna? Zij durfde het zichzelve nauwelijks afvragen
"en luisterde aandachtig naar het minste gedruis in de sombere
womng, om zich wel te overtuigen dat alle huisgenoot-en in
de gelagkamer bijeen waren, alvorens zij poogde op onhoorbare
wijze den ouden roestigen sleutel waarmede hare deur geopend
werd, in het slót om te draaien.
Het gelukte haar vrijspoedig en een maal op den drempel
vat: haar zolderkamertje, moest zij gedurende eenige minuten
stilstaan om zich aan de haar omringende duisternis te ge
wennen en vain lieverlede den Weg te verkennen. Gelukkig wa
ren hare oogen aan donkerte gewoon -en kon zij weldra alles
onderscheiden wat haar omringde. Zij zag verscheidene deu
ren aan weerszijden der gang, en eindelijk ook -een soort lad
der die tegen een tweede zoldering aanleunde.
„Daar moet het wezen", mompelde zij bij zichzielven, afgaan
de op het gekreun dat thans duidelijker dan nooit haar oor trof.
Eenmaal op de vliering gekomen kon zij veel beter zien,
want er was aldaar een giroot venster in het dak, waarlangs
reeds menigmaal de een of aandere misdadiger had moeten
vluchten, en waardoor het schemerlicht van den zomernacht
naar binnen drong. Op een armelijk stropleger lag een kind
uitgestrekt, dat onafgebroken snikte.
Qeen Mab knielde naast den kleine neer. Haar hart was
gebroken in haar, en reeds had zij besloten, ook al mocht zij
feich werkelijk tegenover een meisje bevinden, het arme we
zentje k e redden. Omdat het Paul Mac-Harold niet zou zijn
leed hei. daarom niet minder. Hare stem klonk dan ook won
derzoet toen zij zeide:
„Wees niet bang voor mij; ik' z|a,lru van hier brengen, ver van
die boozs mannen af."
„Wie zijt gij?" kr-emde het kind, dichter ineenkrimpend
van angst.
„Iemand die u wil red-den; maar zeg mij dadelijk of gij niet:
Paul Mac-Harold heet?"
Hoe weet gij mijn naam?" vroeg de knaap eenigszins ge
rustgesteld.
(Wórdt vervolgd).