NIETJ WE
DM
Mb 9.
Zaterdag 21 Januari 1922 I0 Blad 31e Jaargang
'IrfX.
JSSTRWE, TSEILfelPWMH»»
dijker courant.
DIT NR. BESTAAT UIT 3 BLADEN.
EERSTE BLAD.
REVUE VAN DE WEEK.
BINNENLAND.
17 Januari.
In de jongste dagen heb ik nu en dan
gedacht aan het oude, welbekende rijm
pje:
„Geen praatje zoo groot,
Of 't bloedt :n dr'12 dagien dood"
Wat den afschuwelijkien treinmoord
pp Oudejaarsavond betreft, :s de termijn
van drie dagen wel wat krap gekozen.
Ruim twee weken scheiden.ons van heit
oude naar het nieuwe, en men kan wél
izleggen, diat de „eerste schrik" de stern-
tóng van onthutst en verbijsterd zijn
door de verschrikkelijke daad nu plaats
beginnen te maken voor berusting. Die
aanvankelijk-verdachte, de heer S., iin
wien de verpleegster, die in de „moord-
boupé" meereisde, den man zoo stellig
len zeker meende te herkennen dóe
den aanslag dus zou hebben gepleegd
op dien ongelukkigen Mr. Wijsman, hij
heeft zijn alibi weten te bewijzen en is
op vrijie voeten gesteld. Dait deze muts
nog een staart zal blijkien te hebben, is
duidelijk. Het is wederom aan den dag
getreden, op hoe onverantwoordelijk,
orikiesc he en hardhandige, ruwe wijze
onze politie omspringt met verdachten,
ook wanneer hun schuld nog volstrekt
niet bewezen is. Ook laat het „contact"
tusschen de verschillende corpsen van
recherche alles te wenschem over. Wat
jdeze dingen betreft, zal he: gebeurde,
v— hoe tragisch en ellendig ook,
misschien indirect zijn goede gevolgen
hebben. Dat de heer S. schoon dan
gerehabiliteerd, niet is het voorgevalle
ne berust, maar een actie tot schade
vergoeding, man zegt van tien mille
f— tegen den Staat der Nederlanden wil
instellen, het is volkomen begrijpelijk.
Nadat de onschuld van dezen verdachte
Was gebleken, zijn we dus wat den
treinmoord betreft getreden in de
sfeer der bespiegelingen en gissingen,
ook van de meest fantastische soort.
Lk houd mij daar omziohtigldjik buiten;
bepaal mij er toe, slechts nog eva.
verwondering te uiten over het stil
zwijgen van zoovellen, die in onze dage
met het „zesde zintuigg" langs „boven
natuurlijken of occuiten weg ook de
meest ingewikkelde mysteriën verklaren
'te kunnen oplossen. Is er geen „helder
ziende" in Nederland bij machte of in
de juiste conditiën om de Justitie hier
op het goede spoor te voeren? Het is
vreemd. Ik zeg dit niet spottend of
sarcastisch, maar als onbevooroor-
FEUILLETON.
DE WERKTUIGKUNDIGE
4.)
„Het kind heeft meer van 'haar moe-
Kier, dan van u" hernatn de dokter.
„Haar gestel is zwak, maar komt mij j
toch niet slecht voor en i'k heb de
stellige overtuiging, dat het versterkt i
kan worden. Als ge heel rijk waart, zou
sik u aanraden haar de lucht van het
zuiden te laten inademen gedurende éón
pf twee winters. Maar uw middelen zou-
(dien u zeker zulk een reis niet veroor-
looven, niet waar?"
„Ach neen," sprak de werkman met
leen zucht.
„Ik zal mij dan slechts bepalen,"
ging de dokter voort, „bij een verster
kenden leefregel en niet meer vergen
dan ge doen kunt. Krachtig voedsel
geef haar vleesch, daar het bloed
uitloopt te e:ten, en Bordeaux wijn te
drinken. Gij ziet, die behandeling is ge
makkelijk te volgen."
Vaubaron uitte nogmaals een zucht
en zijne wenkbrauwen trokken zich voor
toen oogenblik samen. De dokter ging
voort:
„Ik raad u vooral aan dit kind veel
beweging te laten mennen en haar zoo
veel mogelijk verstrooing te bezorgen,
als ge slechts doen kunt. Ik sta voor
niets in als zij in een. besloten vertrek
toen zittend leven met leiden. Gij' be
grijpt mij wel, niet waar?"
„Ja, mijnheer de dokter, ik begrijp
u en uwe voorschriften zullen opge
volgd worden. Ik zal al het mogelijke,
zelis het onmogelijke doen. Tot zoover
voor het laind. Maar nu voor de moe
der. Lk bid u, spreek imij van haar.
Wieet gij wel, dat ge mij hebt doien ont
stellen, toen gij daar even zei' dat gij
haar niets verboodt, omdat voortaan
niets gevaarlijk voor baar kon zijn. Ik
dtoeld en onovertuigd buitenstaander
|m vollen ernst. Lnitusschen kwamien weier
■andere dingen onze aandacht vragen.
Mijn sombere voorspel ing, dat wij ons
op intocht van de griep hadden voor-
tabereiden, is helaas bewaarheid. De
oudie booze vijand, die in 8190 en 1891
zooveel ellende berokkende, waart weer
rond en is bezig de kantoren en fabrie
ken te ontvolken. Tot dusver heeft de
influenza van Januari 1922 een tamelijk
goedaardig karakter, maar voor zwakke
gestel en en voor be, aarden is en blijft
ook die goedaardige griep een gevaar
lijke besiuipster. Men zij dus op zijn
hoede, vooral wat het bezoeken van
plaatsen aangaat, waar veel menschen
uren-lang opeengehoopt zijn.
In de politiiekerij wordt het al woeli
ger. In zijn rede, op de algemieene ver
gadering van den Vrijheidsbond gehou
den, heeft de heer Dresselhuijs gepro
testeerd', dat de komende Jüli-strijd
buitengewoon warm fel van aard zal
zijn. Er is geen buitengewone politieke
zienersgave noodig om dat te vo rziem
Tot nu toe zijn de „vooirteekeneh" niett
gunstig of bemoedigend voor de Link-
sche kansen. Wat e: van de bezu'ni-
ginsspa.'tij welke in wording zou zijn,
in de praktijk der dingen zal groeien, is
nog moeilijk te zeggen. Maar voor de
kracht en den bloei van den Vrijheids
bond' schijnt en bedenkelijk vers h jnsel
te wezen de organisatie van ©en. poli ie-
ke fractie, welke zich los, vrij wenscht
tte maken van „elk par tij verbond." Man
nan als de oud-mfnister Dr. Anton van
Gijn en de heer Zuijderhoff, lid dier Al-
gemRekenkamer, behooren tot de
„voortrekkers" ervan. Men zal zich hei
nneren ,dat de heer Zuijderhoff needs
sinds langen tijd bezuiniging der staats
uitgaven heeft bepleit. Heeft men bij
deze „staatkundige organisatiie" nu te
Idnen met een „uitbouwsel" van de be-
zuinigingsfractie? Of ook, met een
soort van scheuring in den Vrijheidsi-
bond?.... De toekomst moet het loeren.
In de vrijz. dem. gelederen :s het „nood
weer" geworden. De leider Mr. Mar-
chant en de afval ige Mr. van Beresteijn
staan tegenover elkander als onverzoen
lijke aarts- en doodsvijanden.
De heer Mirchant wordit genoema
leen tyran, een Iwan de Wneede, despoot
over zijn partijgencoten. De heeren oriit
boezemen in vraaggesprekken hun grie
ven tegen elkander. Er is sprake van
een „kunstemaarspartij", die zich zal
vormen, teneinde Mr. van Berensteijn
als hun woordvoerder en pleitbezorger
in de ikamier te krijgen. Het oude wijze
voorschrift „gu'il faut laver son lin-
ge sale etn familie", ook in de politiieke
rij' wordt schromelijk overtreden. Inte-
herinnerde mij dat men zoo met de
zieken handelt, aan wier herstel men
wanhoopt en onwillekeurig heb ik ge-
siidlderd. Zeg toch spoedig dat trwe
1 woonden door mij verkeerd zijn uitg**
legd, en dlat ik ze in een betexen zin
tmjoet opvatten.'
De geneesheer aarzelde eer hij ant
woordde.
Het bleeke gelaat van Vaubaron wend
zoo mogelijk nog bleèker en nam een
simleekende uitdrukking aan.
„Mijnbeer de dokter," sprak de on
gelukkige, waarom zwijgt gij?"
„Hoor eens," ving de geneesheer eens
klapis aan, „gij zijt een man en gij
moet ook den moed van een man heb
ben. Overigens moet gij toch vroeg of
laat de waarheid kennen.'
Vaubaron sidderde als een misdadiger
die den bijl van den scherprechter bo
ven zijn hoofd ziet opgeheven. Zijn lip
pen bewogen zich, maar het was hem
onmogelijk te spreken. Zijn oogen sche
nen uiit hunne kassen te zullen puilen.
Hij maakte met het hoofd een toe-
stetómiende beweging en verviel in die
stomme onbewegelijkheid van 'een
standbeeld der smart.
De dokter maakte een gebaar van
medelijden. Maar waartoe zou bet die
nen te liegen? Als de waarheid zoo
klaar en duidelijk was?
„Uwe vrouw heeft de tering, mijnheer
Vaubaron, dat weet ge wel. Sedert lang
hebt ge dein slag kunnen voorzien, die
u treffen zal."
„Men weet en toch hoopt men nog,"
stamelde Vaubaron met een stem, die
door tranen verstikt was.
„Wriinu, giij moet niet meer hopen."
De werkman legde de hand op zijn
borst. Ben hevige smart doorvlijmde zijn
hart.
„Uw vrouw is het Laatste tndperk de
zer vneeselijkle ziekte ingetreden. De
trwnschelijke wetenschap moet haar on-
gendeel, men mengt de buitehwachhit
al meer in onderling kibbelen en hak-
kievitten. Ook hier zal wel de waarheid
in menig geval, wederom aan den dag
komen, ten grondslag liggend aan het
oude rijmpje van de twee honden, die
vochten om been, totdat een derde ex
moe heen rende.
Nogmaals! Wij hebben ons voor te
bereiden op een extra-ontstuimigen Ju-
liklamp. Wanneer het eên half jaar te
voren reeds dermate stormt, dan be
proeft men zich weinig illusien te vormen
van dte strijdmiddelen, waarvan straks
als de stembus vlak bij is gekomen
zal worden gebruik gemaakt. Als het
waar iis, wat waarschijnlijk ewrd ge
noemd', dat namelijk de heer H. Colijn
needs tegen April zich los zou kunnen
maken van de Petroleum-Mij., wier di
recteur hij is, om zich vervolgens ge
heel aan die leiding van de anti-revolu
tionaire partij te geien, dan is dit voor
'dleze politieke groep ong'totwijfeld een
„bot" vanbeteekenls. En met he. oog
op de niet te onderschatten kwalitei
ten van dien beer H. Colijn en ook wijl
Üe beer van Kol tot de tanden gewa
pend is, om in den naderenden Julir
«trijjd de „olie-magnaten" zooals Ri-
ënzi? ze noemt, tegemoet te treden.
Intusschen blijft de bezuinigings-
„„erij" alles beheerschm. Bekend is
gclmaakt dat volgens besluit van den
Ministerraad voorshands geen aanbouw,
verbouw of aankoop van Rijksgebouwen
Smeer zal geschieden. In de lijn van de
ze beslissing ligt het votum, door dei
Eerste Kamer in haar jongste samen
zijn genomen ton strekkend om van den1
aankoop van het Jan de Witt-huis voor
den Raad van State maar af te zien.
De Senaat en de Raad' van "tate zelf zul
len het maar aldus moeten zien tie schik
ken en te plooien, dat ons Lagerhuis
wat unieer ruimte ter beschikking krijgt.
Staatsbruiotje kan het niet trekken...
Maar dat de Eerste Kamer aldus be
sloot op aandrang van denzelfden sc
hater Die Vos van Steenwijk', die her
haaldelijk op boogen toon opkwam voor
die rechten en aanspraken van den Raad
van State, dis is toch wel een zeer
ikras staaltje der macht van „heit heitó-
ge {poetien", in deze dagen van besnoeir
''jftgTrin liet voorlooplg verslag der
Eerste Kamer over het Dienstplicht -
ontiwerp van Minister van Dijk', dat
Overigens met vreugde begroet werd,
wordt hielt hoofdbezwaar gevormd dooi
idle overweging, dat men t.a. van de kos
ten in het duister tast. De „dubbeltjes-
kwestie is nu zoowel in de huishouding
van Staat als in die van particulieren
de groote, alles beheerschende.
macht bekennen tegen over deze kwaal.
Een mirakel a'.leen zou haar kunnen
redden."
De ongelukkige, wiens laatste hoop
thans vernietigd werd, was verschirikke
lijk om aan te zien. Hij weende niet
hhij scheen kalm1. Maa rmen zag zijn
borst hevig 'hijgen en de aderen van
zijn hoofd' opzwellen. Op denzelfden on-
kenbaren zonderlingen toon vroeg hij
„Dus i,s het gedaan? Zij gaat
sterven?"
„Ik kan het u niet verbergen, dat
naar alle waarschijnlijkheid haar 'einde
nabij is," antwoordde de geneesheer,
„hoogstens kan zij nog eenige dagen le-
„hoogstens kan zij nog eenige dagen
Leven en die weinige dagen kunnen door
het minste onvoorziene toeval door
de een of andere gemoedsaandoening
of schrik nog belangrijk verkort wor
den. Roep dus al uw moed bijeen, gij
zult ze wel noodig hebben.'
De geneesheer nam zijn hoed en góng
heien. Vaubaron alleen gebleven, liet het
hoofd op zijn hijgende borst zinken en
sprak snikkende:
„Alles is gedaan, zij gaat sterven."
DE DOODSTRIJD VAN EEN GE
SLACHT.
De ziekie zou zich wellicht verwon
deren, misschien wel ongerust worden
over de lange afwez4ghheid van haar
echtgenoot. Vaubaron begreep dit. Hij
drong zijn wanhoop tot tin het diep site
zijner ziel t.erugg, dwong zijn gelaat aan
kalme uitdrukking aan te nemen en zijn
hart langzamer te kloppen. Daarop trad
hij de slaapkamer binnen.
„Mijn vriend", vroeg Martha, wat
heeft die dokter gezegd?"
Vaubaron deed alsof hij zic'h, ovier die
vraag verwonderde.
„De 'dokter" antwoordde hij, „maar
mijn lieve kind1, hij is wel vijf minuten
De jongste tósdadigheidsrubriek laat j
wederom aan „afwisseling" weinig te
wcnscben over. Het groote en lugubre
trein-miboirdgeval, straks genoemd, dan
uitgezonderd. Er is de uits raak inzake
de Haagscl.e bommenwer, ers, dóe res
pectievelijk acht en vijf Jaren kregen.
In afwachting van wat het Hof ervan
zal blijken te rinden. Terwijl het Mili
tair gerechtshof inzake den dienstwei
geraar Groenemdiaal het vonnis van den
Krijgsraad handhaafde.
Er is, onder meer, een Rotterdamsch
drama van zelfmoord en poging tot
doodslag door een Rotterdamscben ze
nuwpatiënt. En er zijn allerlei aanwijzin
gen, stavend de bewering dat de po
gingen om opium, morphine, e.d. o\er
de grenzen te smokkelen, blijven aan
houden. Leveant consules. Óok is er-
toen nog ietwat mysterieus geval van 't
toedienen van lyso inplaats van casca-
ra aan een patiënte in een Haagscbe
Kraamvrouwenkliniek. Die medicus dier
inrichting trachtte het geval goed te
praten, maar stevig onderzoek van zulke
zaken is dringend noodig.
Er .is om tot minder naargeestige
dingen te komen, de terug! eer van
Minister van Karnebeek uit Washing
ton, en natuurlijk kwam niemand' van
Z.Exc. iets te weten over hetgeen hij
van de samenkomst denkt of vindt.
Er was de herdenking van den 300-
sten geboortedag van den grooten Mo
lière. En het bleek, dat dc onsterfelijke
blij speen van dezen Parijzemaar uit de
rilag'en van den „zonnekoning" ook in
fvedierland nog een breed© schare van be
wonderaars hebben.
Tot de jongste „nova" moet ook gere
kend het voor de belanghebbenden ze
ker gewichtigie bericht, dat. een rege
ling èan perodiéke bevordering van on
der-officieren op komst is.
Ih deze thans extra en vimnig-koude
dagen van half Januari blijft „de sciha-
td'uw" in het gebeuren 'het licht nog over
'hecrschen. De „malaise" duurt voort.
Ook voor onzen Landbouw is bij da
lende melk- en rioterprijzen, b ijtoene-
fruenden invoer, de toekomst, het
vooruitzicht, verre van verbidend. Een
•moratorium, uitstel van aflos.-ing voor
de pachters schijnt onvermijdelijk wil
|men ntet menigen landbouwer het be
staan onmogelijk maken.
Ook op dit gebied is solidariteit, het
gezamenlijk dragen der iasten, onmis
baar. Anders komen wij inderdaad niet
meer door het stormgetij
BUITENLAND.
Het groote gebeuren van dis afgeloo-
pen week is het aftreden van den
weg."
„Het kwam mij voor als had ik hoo-
ren spreken."
„Gij weet dat het mij wel eens meer
gebeurt hardop te denken.
„Wat dieedt gij in de kamer hiernaast
„Ik zocht tevergeefs naar mijn papie
ren, waaronder de teekiening van een
wierktuig, die iik noodig had, en die ik
nergens vinden kan."
Deze waarschijnlijke verklaring stel
de de zieke geheiel en al tevreden.
Vaubaron hernam zijn plaats aan zijn
werk/bank en begon etn rad te pol sten
maar terwijl hij zich werktuigelijk hier
mede bezig hield, vroeg hij zichzielven
af:
„Wat zal er in de naaste toekomst
van mij worden?"
Het oogenblik is thans geworden om
onzen lezers mede te dieeten, wie Jan
Vaubaron was en een blik te slaan op
het verleden van den man, dis de 'hoofd
persoon van ons verbaal moiet worden,
j In een der vorige hoofdstukken hleb-
ben wij van een tafel van wit hout ge-
1 sproken, waarop zich een ouden pro-
testantschen bij-biel bevond, in zwart
chagrijn leder gebonden, en waarop de
overblijf se en van een adiellijk wapen
zichtbaar waren, met een grafelijke
Ikroon er hoven. Die wapens zij waren,
die van het geslacht, waartoe onze held
behoorde. De werktuigkundige had het
onbetwistbare recht zich markies Jan
van Vaubaron te iicensfo in zijn hoe
danigheid van laatste en eenige afstam
mei i-ng van een oudi en voornaam g».
slacht.
Wij haastten ons er bij te voegen,
dat de werkman niet alleen gsen aan
spraak maakte op den titel van mar
kies, maar dat h ijzic'hzelven nauwelijks
bewust was edelman te zijn en dat hij
Franschen minister-president Briand
met al de consequenties ervan. Eenige
weken geleden hebben wij op de moge
lijkheid' van dit aftreden van den Fran
schen premier gewezen in verband met
de ont.,ui ingen ^invertegenwoordigers
dfsr Siberische republiek Tsjita over
een ge eime FranschJapansche over-
penluoinst betreffende Siberie. Deze
onthul ingen werden pertinent door de
'betrokken regeeringen geloochetistraft
en later bleek dat de z.g.n „documen-
(ten" al eenige maanden te voren in New
York Herald waren verschenen. Doch
ter zake. Briand is heengegaan als ge
volg van d'e op zijn te Londen en- te
Cannes gevoerde politiek uitgeoefende
cwtóetk.
Als bekend mogen wij veronderstellen
tehat Briand meer en meer ging overhel
len naar de meening van Lloyd George,
djat ook hij van oordeel was, dat men
Diiitschland niet „den voet op den nek
ikon zetten,' 'wilde men er nog iets van
'halen. Briand stemde toe in concessies
aan Diitschland (een moratorium, dat
intusschen door de commissie van her
stel reeds is toegestaan) evenals in het
deelnemen van Duitschland, doch zelfs
van Rusland aan een op 8 Maart a.s. te
Genua aanvangende internationale fi-
nanciieele en economische conferentie.
Vo ral dit laatste werd Briand zeer
kwalijk genomen 'en 'de aanhangers van
Poincar', onder leiding van Tardieu,
tóaakten Briand, toen hij, haastig uit
Cannes te Parijs terug,ggekeerd, in de
Fransche kamer, hem dit onmogelijk en
Briand, de eer aan zich houdende, ver
klaarde zich éémissionair, zonder een
votum van die Kamer af te wachten.
Met hem ging zijn geheele ministerie
dat na eerst eenige kritiek te hebben
'geoefend en te zijn ingelichï hem ten
slotte in zijn politiek steunde.
Poincar de man van „den voet op
dien nek van Duitschland" werd door
Mifllerand geroepen om Briand op te vol
gen en het nieuwe Fransche kabinelt
was in enkele dagen gevormd.
Met dat al heeft deze haete minister-
crisis in Frankrijk groote gevolgen ge
had voor de internationale politiek1. De
conferentie van den Oppersten Raad
te Cannes, die reads bedotetn had tolt
id'e conferentie te Genua, druk 'bezig met
dia „Duitsche kwestie" '(schadevergtaei-
clling 'en herstel) werd opgebroken. De
delegaties vertrokken uit bet warme
zuiden van Frankrijk en verspreidden
zich over Europa. De commissie van
herstel besloot toen Duitschland in af
wachting van een regeling, eisn mora
torium van korten, doch onbepaaldetti
duur toe te staan.
Het is op het oogenblik, dat wij dit
gtoen de minste waarde hechtte aan dien
naam, die door een lange rij voorvade
ren schitterend gemaakt was.
Ln de zeventiende eeuw bestolnd in
Bretagne, in de omstreken van Ben
mark, een prachtig kasteel, omgeven
door landerijen van een groote uitgas-
strëktheid, die niet minder dan twin
tig duizend kronen jaarlijks opbrachten
Dit kasteel en die landerijen maakten
de heerlijkheid Vaubaron uit en be
hoorden aan de familie van dien naam.
Op het oogenblik van die herroeping
van liet Edict van Nantes was de mar
kies Gontran de Vaubaron bet 'hoofd
der familie. Op zestig arigen leeftijd
had hij de jonge vrouw, waarmede bij
gehuwd was verloren en liefde al.een
met zijn nog zeer jeugdigen zoon. De
markies, een somber dweepziek man,
behoorde tot de hervormde godsdienst
j De ordonnantie van Lodewajk XIV, die
beval dat de ouders, welke c'.e hervorm
1 de gosdienst beleden, hunne minderja
rige kinderen onder de voogdijschap
moesten stellen van diegenen hunner
naastte bloedverwanten, die de katho
lieke godsdienst beleden, of bij gebreke
daarvan onder het toezicht moesten
stellen van voogden, die door bet be
stuur hunner provincie benoemd werden
scheen hem toe, zoowel een verschrlk-
kieüijlkic inbreuk op de rechten der ou
ders, als op de vrijheid van geweten
te zijn.
Hij nam openlijk deel aan den op
stand, stelde zijn kasteel open voor
de vervolgde Hugenooten en gaf ein
delijk in het openbaar het sein van ge-
wapenden tegenstand.
De geschiedkundige gevolgen van de
herroeping van het Edict van Nanties
zijn bevend. De poging van den mar
kies de Vaubaron was misschien held
haftig, maar buiten allen twijfel on
zinnig
i
De konirikiijkie troepen bei|egerdeh heft