.VERGADERINGEN. GEMEENTERAAD OUDKARSPEL. Vergadering van den raad dezer gemeente op Vrijdag 17 Februari des voormiddags 10 uur in voltallige zitting, onder voorzitterschap van den Weliedjachtb. heer A. C. Kroon, Bur gemeester. Er waren tevens teen zestal toehoorders aanwezig. Nai opening door dm voorzitter worden de notulen gelezen en onveranderd goedgekeurd en vastgesteld. Ingekomen stukken. Van een hulpkeurmeester een staatje van gehouden melk- onderzoek. (Dit zullen wij in ons volgend nummer opnemen) Bericht van Ged. Staten dat door hen den aanslag in de gemeentebelasting van C. Butter vanl f 3700, is teruggebracht op f 3000. Bericht van den Minister van Financiën dat de uitkeering aan de gemeente f 600.-- zal bedragen. Goedkeuring op "bet kohier regelende de heffing van den Hi. O. over de eerste 4 mgaanden in 1922; Goedkeuring op het besluit tot het aangaan van een kas- geld'leening groot f 5000 ten behoeve van de Gasfabriek. Eveneens goedkeuring op het besluit om de leening voor het electrisch bedrijf van f 3000* t (everanderen in, f 5000; bericht van den Rijksontvanger dat aan den gemeente-ont vanger is afgedragen leen som valnf II 8.93. Het Jaarverslag van de Commissie tot Wering van School verzuim, waaruit blijkt dat 3 vergaderingen werden gehouden, en waar evenveel ouders ter verantwoording werden geroepen. Een verzoek van C. Tuinman, om het gemeen'eland, ge naamd ,„De Oord" in huur te mogen houden voor zooveel jaren als het land opnieuw zal worden verhuurd. Dit verzoek wordt in handen gesteld van de Commissie, be last met het toezicht op de gemeentelanderijen. Een dankbetuiging van den klokkenist J. Ootjers voor de verhooging van zijn salaris; bericht van de gemeente Alkmaar, dat in verband met de in 1920 plaats jgiehad hebende salarisverhooging van de lee raren aan de Ambachtsschool nog van deze gemeente moet worden gevorderd ieen bedrag van f 34.06 per leerling, die toentertijd de school bezochten. Oudkarspel zal moeten betalen f 102.18 voor 3 leerlingen. Aan Alkmaar zal worden geschreven, in weik schrijven zal worden gewezen op de onbillijkheid dat de buitengemeenten FEUILLETON. DE WERKTUIGKUNDIGE. 'Hij was drie en dertig jaren oud. Heette hij werkelijk Rodille? ;Het zou ons onmogelijk zijn die vraag óp stellige wijze met zekerheid te beantwoorden. Wij zijn allen in staat te verzekeren, dat hij twaalf jaren vroeger, onder dien naam tot twee jaren gevangenisstraf veroordeeld was geworden. Dit was de eenige maal geweest dat het gerecht hem had kun ne nbereiken. In de centrale gevangenis van Poissy gekomen met al die slechte eigenschappen, welke zich later op zulk een uitgebreide schaal moesten ontwikkelen, had hij die na het eindigen van zijn straftijd verlaten met al de ervaring, vastberadenheid, list en geslepenheid van een volleerden booswicht. Overigens moet men zich wel wachten Rodille gelijk te stellen met het groote gros der gemeene schurken, waarvan het in de straten van Parijs wemelt. Naast die ondergeschikte dienaren van ondeugd en misdaad bereikte hij een buitenge wone hoogte. Hij had een tamelijk goede opvoeding genoten, of liever zichzelven geven. Zijn geestkracht, zijn vaste wil zijn vlug begrip zouden van hem ongetwijfeld een man van aanbelang gemaakt hebben, wanneer al die eigenschappen ten goede in plaats van ten kwade gekeerd waren. Buitengewoon trotsch en eerzuchtig zijnde, scheen hem het beslaan van zijn's gelijken, die van den eenen dag op den an deren leven, onuitstaanbaar toe. Hij doroomde van een groot vermogen; dikwijls zwoer hij bij zichzelven millionair te zullen worden. Om dat doel, waarnaar hij met al zijn krachten streel de, des te spoediger te kunnen bereiken, deinsde hij voor niets terug. De hebzucht maakte hem aan een wild dier gelijk. Reeds tweemalen had hij zijn handen bevlekt m ether bloed van zijn evenmensch ie ^telkens was het hem gelukt alle ver moedens van 'zich af te wenden. Verbonden aan een talrijke bende van boosdoeners, die hij geheel beheerschte, bezat hij een befwonderensvvaardige be kwaamheid om het plan tot een misdaad te ontwerpen. Nie mand ter wereld verstond zoo goed als hij de kunst om de politie op een dwaalspoor tie brengen en ten gevolge van een systema, dat hij zelve uitgevonden had en onophoudelijk in praktijk bracht, wist hij zich in verschillende personen te her scheppen, allen zeer duidelijk en volkomen van elkaar afge scheiden. De voorzorgen, die de gewone booswichten tegen de lynxpogen der veiligheidspolitie namen, wendde Rodille aan tegen zijn eigen medeplichtigen. Geen een van al de schelmen; waarmede hij dagelijks in aanraking kwam, kende zijn waren naam, evenmin als zijn ware aangezicht, noch zijn werkelijke verblijfplaats. Hij was voor den een mijnheer Werner, voor den ander vader van Grijp en nog veel meer andere personen. Niemand veronderstelde, dat die zoo zeer uiteenloopcode persoonlijkheden zich in één man vereetnigden en .lat die man Rodille was. Wanneer men zich nu wiel gelieft te herinneren, dat alle misdadigers elkander aan het gerecht overleveren, zoodra zij eens gevangen zijn en daardoor kans zien hun vonnis verzacht te krijgen, zal men toestemmen dat Rodgille zich met verwon derlijke voorzichtigheid tegen alle mogelijke kansen van ver raad vrijwaarde. Hoe zou men hem aanwijzen? Hoe hem vatten? Door zijn menigvuldige gedaanteverwisselingen was hij ge heel buiten alle bereik. Het sloeg tien uren. Nauwelijks waren de laatste trillingen van de klok weggestorven of er werd driemaal met eigen aardige tusscbenpoozen aan dis deur van het huisje in de laan Neuilly geklopt. Rodille sidderde. HHij stond op, grsep met de linkerhand een der geladen pistolen en begaf zich naar de deux. Daar gekomen stak hij zijn hand door het traliewerk en djrukte op een va(n He groote verroeste spijkerkoppen, waar mede zij van binnen zoowel als van buiten bezet was. Een soort van kijkgat, slechts eenigis duimen groot, opende zich. De duisternis liet niet toe er door te zien, maar men kón er door spreken. Wie zijt gij, die zoo laat aanklopt?" vroeg Rodille en bootste met zijn gewone bekwaamheid de stem van een grijs aard na. Wie zijt gij, en wat wilt gij?" evenveel moeten betalen als Alkmaar, op grond dat die ge- te het voordeel heeft van het bezit der school en eveneens H1. O. ontvangt. Beticht van den heer WW. Kroon Cz., dat hij het huis, voor heen bewoond door Wiiank met 1 April wil aanvaarden, waar mede aan den Raad gelegenheid wordt gegeven het huis nog eens te kur.nen opknappen. Het is adressant onmogelijk door zijn vele Werkzaamheden eerder in die woning te kunnen trek ken. De heer Schrieken wenscht het eens genomen besluit te handhaven, en van 14 Januari af huur te laten betalen. Da lieer Hart is van oordeel dat het huis nite zoo lang kan leeg staan. 'Het voorstel Schrieken wordt hierna aangenomen met 5 tegen ;2 fetemmen. Tegne stemden de heeren Hart en van E.vter. De anderen voor. Ingekomen is nog eveneens de bekende circulaire van de veïeetniging van 'burgemeesters en secretarissen in de kantons Schagen, Alkmaar, Purperend en Hoorn, om re komen tot de vorming van een comité dat de belangesn van de Platte - lands-gemeenten zal bevorderen, in verband met de kwestie Handelsscholen te Alkmaar en de vandaar uitgezonden be grooting voor de uitvoering van de Warenwet in het district Alkmaar. Deze circulaire wordt voor kennisgeving aangenomen. Ingekomen is een request van de voorloopige commissie bestaande uit de heeren Jb. van Mieurs, P. Eecen P/„ A. Ee cen Jb. Eecen Pz., A. Swager Az. A. Bregmn en j. Vis ser. handelende in naam van de Protestvergadering gehouden stege nde verplichte aansluiting aan de Waterleiding. In dit request wordt met korte woorden aangedrongen om de drin gende bepaling van verplichte aansluiting te doen vervallen, opdat de burgers zelfstandig kunne nhandelen. Het request gaat vergezeld met een lijst van 3Ö5 handteekeningen. De voorzitter releveert eerst nog eens alle feiten. Hoe door hem een circulaire is rondgezonden, waarin werd gevraagd wie het regfenwater wenschte te laten onderzoeken. Hoe op die circulaire ruim honderd aanvragen binnenkwamen. Hoe later werd bericht dat de kosten voor het onderzoek f 35. zullen bedragen, die door de aanvragers gedragen moesten worden en daarna de Protestvergadering werd gehouden om de verplichting van aansluiting weg te krijgen. De beer Schrieken zegt ook tegen de verplichting te zijn, zooals die ook in de bouw- en womingvepordemng is opgeno men. EEN VIERTAL SCHELMEN. „Wie zijt gij en wat wilt gij?" herhaalde Rodille, en boog ziah zooveel mogelijk voorover, ten einde zijn oor bij de kleine opening in Üe deur te brengen. „Een goed vriend, beste mijnjheer van Grijp," antwoordde een schelle stem. ,,,Een vriend', die voor zaken komt." „Vrienden hebben namen. Zeg mij den uwe?" Vlieg -in -de -wind „Ah zoo! (zijt gij het mijn jongen? Heel goed; zijt gij alleen? I „Ik heb itwee makkers bij mij; maar ik zal het eerst binnen gaan." „WWacht, ik zal open doen." Een touw hing binnen het bereik van Rodille, hetwelk zoo ingericht was, dat hij er de deur mede kon opentrekken:. Hij begreep het en d edeur opende zich ten halve, zoodat re nauwelijks ruimte genoeg was voor één persoon om binnen te komen. Vlieg-in-de-wind was e^n heel jong mensch, mager en met ee nloos uitzicht. Rosse, bijna rootle haren en roode oogen met witte ooghaartjes gaven hem geen aangenaam uiterlijk Hij kon doorgaan voor het echte type van een Parijschen straatjongen in al zijn leelijkheid. „Wat verschaft mij het genoegen van uw bezoek, Vlieg- ïn-die-wind?" vroeg hem Rodille. ,„Ik heb den afgeloopen nacht nogal tamelijk goed ge werkt en ten gevolge daarvan kom ik u, beste vader van Grijp; om wat geld vragen." „,Waur zijn de voorwerpen." „Hier zijn zij." Vlieg in-de-wind haalde uit een zak van onder zijn kiel een iame!ijk groot pak te voorschijn, dat in een geruiten rood katoenen zakdoek gewikkeld was. Hij maakte de knoopan van den zakdoek los en legde op het plankje, dat buiten een der openingen van het sraliewerk uitstak, drie handen vol van verschilterade kostbaarheden nederhalskettingen, armbanden, ringen, oorbellen, enz., bijna allen rijk met edelgesteenten bezet. Rodille nam die sieraden een voor een op en liet de dia manten, robijnen en topazen bij het schijnsel zijner lamp schit teren. Hij vatte vervolgens al de voorwerpen, die alleen van goud waren, bijeen en woog ze gezamenlijk. „WWai wilt gij voor dit alles?" vroeg hij, nadat hij zijn onderzoek geëindigd had. „Zoo wal een duizend francs of tien." De zoogenaamde vader van Grijp liet 'van'achter het groe ne gordijn, dat hem beschermde, een aamborstigen loch hooren. „Tien duizend francsI" sprak hij na eenige oogenblikken altijd nog lachende. „Tien duizend zegt gij?? Waarom niet iliever een millioen? Neem al die snuisterijen maar weer mee en breng ze maar bij die goede lieden, welke u tien dui zend francs er voor gevem willen." De jeugdige dief scheen geheel uit het veld geslagen. „Komaan sprak hij, ,,'t is toch altijd iet9 waard. Hoeveel wilt gij igeven." „Drie duizend francs. Zijt gij daarmede tevreden?" „Alsof gij niet altijd uw zin moest hebben. Ik neem de drieduizend aan." „Ziedaar uw geld." „Dank u. Een van ons beiden maakt fortuin vandaag va der van Grijp, en ik geloof niet dat ik het ben. Goeden avond- een andermaal hoop ik u wat schikkeljjker te vinden „Goeden avond mijn jongen. Wacht, ik zal de deur'voor u opendoen. Apropos, 't is zeker Hopingbij met Ripainsel, die daar buiten staan?" „,Die beiden in eigen persoon." Vlieg-in de wind ging heen en werd opgevolgd door (Ho nigbij. Deze brave jongen, zooals Rójdille hem noemde, was een kerel va nongeveer drie en dertig jaren, even groot, stevig en bruin |als zijn makker klein, mager en rood was. Hij had dikke borstelige wenkbrauwen, zwarte haren, die tot zeer laag op zijn voorhoofd groeiden en zeer zware, donkere bakke baarden. Van waar kon hij den bijnaam van Honingbij opge daan hebben, die zoo sterk met zijn herkulische gestalte in tegenspraak was? Eenvoudig om zijn lieflijke stem die een werkelijk klankrijk en fraai sopraangeluid had. Als men hem aanzag en hem hoorde spreken, dazht men onwillekeurig ann de hooge nooten «ener dwarsfluit, voortgebracht door den grooten koperen ownd föener trombone. De heer MeitenWanneer er geen verplichting bestond, zou het juist gaan als met de gasfabriek. Dan zou bij latere j aansluiting blijken, dat het bedrijf veel te klein is opgezet en veel te kleine buizen waren gelegd. Wij als Gascommissie- leden krijgen thans overal de schuld van, nu het blijkt dat de buizen te klein zijn en de Gasfabriek in den beginne veel te klein is opgezet. Maar het is niet de schuld van ons, maar van onze voorgagers. Het waterleifaiglbedrijf moet weten over hoeveel aansluitingen het kan beschikken. Wanneer men ziet wat in het slootwater gedaan wordt en waarvoor het wordt gebruikt moet men vóór de waterleiding zijn. En zoolang ik nog in de gemeente ben zal ik voor de beLangen van de ge meente opkomen, en daarvoor doen wat ik noodig acht. In WWarmenhuizen zou men de waterleiding niet ineer wil'en missen. Ik blijf da nook voor handhaving van het eens ge nomen besluit. De heer Groot is voor de waterleiding, maar tegen tie ver plichting en wil de kat eerst eens uit de boom kijken. De heer van Exter zegt dat de kosten van het wateronder - zoek zeer hoog zijn en is tegen de dwangaansluiting. Spr. zou willen vragen om een kosteloos wateroniderzoek door het Wa terleidingbedrijf. Verder wijst spr. er op dat de Kromstraat behoort tot den kom der gemeente, maar is van oordeel., dat alle eilanders dan daaronder moeten vallen. Hij is echter vóór de waterleiding. De heer Bakker zegt, dat bij de verzamelde handteekenin gen, niet die van vrouwen zijn, En het zijn juist zij, die er het meest mee te maken hebben. Het bedrijf moet zich zelf kunnen bedruipen. Zeker zal er huurverhooging uit volgen, maar ook daar is hij piet tegen, omdat spr. de waterleiding noodzake lijk acht. De heer Meiten zegt, dat men het nut van de waterleiding hier niet inziet. Maar wateileiding is beslist noodig om ziek ten, die voortvloeien uit het gebruik van slootwater, te voor komen. Door mij is nog eens Gutker opgebeld uit WWarmen huizen en die vertelde, dat wanneer hij niet aangesloten was, h}ij thet zeker zou doen.' Het is echter diep treurig dat een wethouder een dergelijke vergadering leidt. De voorzitter is van oordeel dat dit te persoonlijk is. De^ heer Hart zegt dat de burgers zich hebben uitgespro ken. Wij zitten hier niet voor ons, maar voor de burgeorij. En waar de burgerij zich zoo uitspreekt, zijn we verplicht het be sluit in te trekken. De heer Meiten: Je durf immers ook niet anders. _J>e heer Schrieken zegt, dat de buizen groot genoeg zijn. In hun volkstaal van die stem sprekende, hadden de mak kers^ yan <len sterkgebouwden schelm dikwijls uitgeroepen ,,'t Klinkt zoo zoet als honig." En van daar dat hem langza merhand den naam van Honigbij gegeven was. De nieuw binnengetredene bracht niets mede dan horlo- giën, gouden kettingen en zilveren vorken en lepels. Zijn rekening was in ©en oogenblik opgemaakt. Hij ont ving acht honderd francs en ging heen. Ripainsel, de laatste van de drie, volgde hem op. Deze best er min of meer smaakvol uit te zien; hij droeg geen kiel gauwdief was een tamelijk knap jong mensch. Hij deed zijn zooals de beide anderen; hij zag met verachting op de pijp neder ejn. «rookte sigaren. Overigens stoutmoedig, zelfs ver metel van aard, zocht hij bij voorkeur die zaken op, waaraan getaar verbonden was ien aarzelde niet in te breken in hui zen, die vol menschen waren, of in hotels die door een twin tigtal bedienden bewaakt werd. Ripainsel tra Jmet een zege vierend gelaat binnen, naderde met een fatterige houding het raampje en sprak o peen toon van zelfgenoegzaamheid, die heel wat van de nederige en bescheiden manieren der beide anderen verschilde. „Goeden avond, papa van Grijp. Ik breng ie wat moois, w-at goeds, wat schitterends. Zoo iets heb je nog niet gezien. Je zult al je geldzakken moeten opendoen en mij een onaf zienbare rei stapeltjes goud moeten voortellen." „,Goed, goed; da tkomt later. Laat maar eens eerst zien wat je hebt, beste jongen." „WatVk heb? Kijk maar -eens hier." Ripainsel haalde twee tamelijk groote juweelkistejs te voor schijn; het eenie van bruin fluweel, het andere van blauw chagrynleder, beiden van adellijke wapens voorzien. Onze le zers zullen zich wel licht herinneren dat de beide juweel kistjes een volledig tooisel vans saphyrs en een ander van robijnen bevatte, die den vorigen nacht ontvreemd waren, uit een hotel in de Champs Elyseés, dat bewoond werd door de gravin Lubiniska, een zeer rijke en op grooten voet le vende poolsche damte. De beide kistjes verdwenen achter bet groene gordijn u van. Grijp", sprak Ripainsel, „ik waarschuw je dat tk vijftien duizend francs wil hebben of dat er anders niet van komt. 't Is doen of laten; net zooals gij wilt." Rodibe antwoordde niet. Eenige seconden gingen in diepe stilte oor bijdaarop hoorde men bet scherpe krassende ge luid, dat een stalen vijl op |ee nhard voorwerc maakt. „,Zeg een", hernam Ripainsel, en boog zich voorover om door de opening te zien, zonder echter gelenheid te vinden zijn nieuwsgierigheid te voldoen, „wat duivel voert gij daar uit." Hiet eenige antwoord dat hij kreeg, was een uitbarsting van gelach van den grijsaard denzejfden aamborstigen lach. dien wij reeds kennen. Daarop ving het gekras van de vijl op* nieuw aan. „Voor den donder 1" vervolgde den gauwdief, bij wiens ver wondering zich thans een weinig ongerustheid voegde, „papa van Grijp,i k hoo ppiet dat gij mijn voorwerepn bederft Nauwelijks had hij deze woorden gesproken of de beide juweelk'stjes verschenen weder open op het tafeltej. „Daar hebt gij ze, uw fraaie zaken", antwoordde Rodille mee zijn oudemannen-stem. „Ik geef ze u van ganscher harte terug, 't Is mooi, heel mooi. Die steenen zijn vajsch; maar zij zijn in zilver gezet en daarom is het heele boeltje wel hon derd fracs waard. Gij zult er misschien vijftig voor krijgen." Ripainsel liet een dof gebrom hooren. RODILLE EN RIPAINSEL. Rodille, of liever vader van Grijp, bleef achter het groene gordijn, maar altijd door lachen evenals .een belanglooze toe schouwer, die zich vroolijk mapkt over het een of ander kluchtspel. Die vroolijkheid over die groote teleurstelling, die hem ge heel verpletterde, strekte slechts om de ergernis van Ripain sel te verdubbelen. Hij gaf een hevigen vuistslag op het tafeltje en zélde op geheel anderen toon: „Zijn die steenen vlasch?" „Och hemeltje ja! zoo valsch als zij maar wezen kunnen „Maar bedenk toch eens dat ik die steenen genomen heb in het hotel van een gravin, die millioenen bezit Is het WWaarschijnlijk, dat vraag ik u, dat een gravin, een heel rijke gravin, valsche tooisels zou heben?" (Wordt vervolgd),

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1922 | | pagina 4