i
WE
Donderdag 2 Maart 10SS.
31e Jaargang
NO. 26. TËLEPNHttH fe
KOSTELOOZE INENTING.
Burgemeester en Wethouders van
ZUIDSCHARWOUDE maken bekend,
dat op Woensdag 8 Maart a...
(ies'namiiddiajgis 2 uur, de gelegenheid aal
zijn opgesteld tot KOSTELOOZE IN
ENTING of HERINENTING van han,
die zich daartoe tien RAAD-HUIZE aan
melden.
Zui'dsc hamoude, 1 Maart 1922.
Burgemeester en Wethouders voorn.
VAN SPENGLER, Burgtemeiester.
S. PARMA, Secretaris.
DE WINTERLEZINGEN
TE BROEK OP LANGENDIJK.
XL'.
HET HOOGLIED VAN SALOMO.
IV.
In hiet 2die deel zijner re'de ml spr.
de inhoud van he t Hooglied nog '"kort
rrnet 'óns doorgaan. TT.et lean slechts een
overzicht zijn en aan de volledigheid
izaX, ter wöle van "ifi gesteld en tijd
'Jïbg veel mo-ëïen ontbreken. Op niet
aJJie trekken kan ne ahnciachc geves ïg-a
wormen. Wie nee canaacrttig leest., zaa
ook taooir oe taTio.os veie Kleine, -maa rij-
«rc rrekjes van ne u'tnemencie scn-jéfh-
heid steeds mee- overtuigd worden.
Het Hooglied is een Samenspraak,
waarin'Salomo en/Siilammeth de hoofd
figuren, zooals die vrouwen des koninss
en ü<e wachters der stad gegroepeerd
eijn. Het bestaat uit 3 stukken, waar
van die eerste twee in het paleis des
Rollings voorvallen, terwijl we in hei
korte, laatste stuk naar Dutten m net
vrije veld -verplaatst worden.
Bij: den aanvang is Sulammith In het
FEUILLETON.
DE WERKTUIGKUNDIGE.
„Heeren militairen en kinderen onder
die zeven jaar betalen half geld. Komt
binnen, heeren 1 Komt binnen, dames!
Hallo-! hallo! maakt dat jullie er bij
kfcftnlt!"
En idle nieuwsgierigen verdrongen el
kander op dc trappen en de stuivers re
genden in die geldladte van den burteau-
last.
Vaubaron ela Blanche waren niu tot
voor de deur van den salon van- "Cuftinrs
gekomen. Het meisje, aangetrokken
door 'het onverwachte schouwspel, dat
zich aan hare oogen voordeed. -en verne
alles overtrof wat haire. verbeelding haar
'had: kunnen voorspiegelen, wilde blij
ven dtaan.
„Vader", sprak zij op vleijenden toon,
„vadier, wacht een oogenblik; ik bid
het ul 't Is zoo mooi -en ik zou hlet too
gaar-n-e eens goed zien".
Wij weten reeds welke beglecrte en
welke hoop dien werktuigkundige voor
waarts dreven. Wij weten hoe verlan
gend hij was het raadsel van het leven
of dien dood- zijner Martha opgelost te
zifeta. Hij vertraagde dan ook zijn stap
niiat, maar vergenoegde zich niet t-ott
Blanche te zeggen:
„Llater, mijn kind', later. Nu kan ha:
nieit".
De arm© kleine sprak niet tegen en
volgde 'haren vader in zwijgende onder
werping.
Vaubaron hield stil voor "de dieur in
de heining ion schéldie aan. T)e deur
gang- van z;Tve open en sloot zich wfedier,
zoodra hij met Blanche binnen getreden
was. E-en rechte laan leidde naar het
huis.'Hij' ging die door en "bevoriil zich
weJdra aan den ingang .van eene puach-
Itige, 'dpch zonderling gedieconaeriae ves
tibule, tegfenover een 'groo'ten knecht 3h
fiverei," met gouden galon op al de na
den zijner kleederen, ©en kleine gepoe
derde pruik op 'het hoofde een gemeen
gelaat en brutale manieren.
£>e Knecht bezag hen werktuigkun
dige van "het hoofd 'tot de voeten en
zonofer twijfel" bevindende "dat d-e patiënt
er niet rijk of voornaam uitzag, vroie-g
hij hem1 op ruwen, - bijna ónbeschoften
toon:
„Wat verlangt gij?"
J-an Vaubaron was te veel met Zij®--
e-igen-e gedachten bezig om "het onbe
hoorlijk gedrag van denkn-eöht op te
hl-erken en antwoordde eenvoudig:
„Ik wenschte dokter Homef te naci-
'Ptegen" L.
„Gij w-eet den prijs eener consulate?
hernam- de knecht.
„Niet juist, en gij zult mij genoegen
- vrouwien ver blijf des Konings- van alle zij i
j dien Omringd "door Hi-ens verblindende
fiee-rÏÏjtfiie:.jDe aanwezige vrouwen prïj- j
zen om T zeerste baromos ïieide, on-
merwiji "uêze zeit binnen fcomt. teer vree-
•scnienjke in asraët tornt ai naoenjic.a^.
,.v.its Konngs metc© is D'eter aan wiia
maagden nenben riei. om zïj-n scnai-
,zijn oneen zijn goe-a tot reuK
Maar 't ware Israel Sulammith
voelt zich niet bp haar gemak. Zij ho-o-rt
tuet in dit paleis, maar buiten o-p het
veld. Zij denkt a.h.w hard-o-p. „Die
koning] heeft mij gebracht in zijn bin-
hehkameren", maar zij is daar niet ,op
haarplaats! Zij lis gebruind door ide zon
nestralen, want z;ij was ©en „hoedster
Van 'wijngaarden" en. een gevoel van
schuld m'dngt .ziic'h -onder hiet verlangen,
om weer te zijn, wat ze ©entmaal was:
wan'c zij heeft den „haar toebp-
trouwden wijngaard niet naar'ieisch ge
hoed1". maar z;cfi onbedacht „eer zij'
hït wist gezet o p-de wagens van Salo-
Ipmo. Hiet ware Israël gevoelde, dat bet
zich aan Gods wil Vergrepen had. toen
ze hiet van God ontvangen land „de wijn
gaard van SulanTmc-th" bad gesteld 'in
„de hand des konings". Samuel had' Is
raël gewaarschuwd: „Uw akkers en uw
wijngaarden en uw olijfgaarden, diie de
best ezijn, zal de Koning nemen". (1
tSarn). 8 .14 vv„). maar Israël had niet
willen hooren. Sulammeth gevoelt haar
schuldhaar -m-edc-dcelg-eno-ot-zijn aan
d ©zond- van Israël: zij is nu te midden
der verleiding en de macht der zonde
drinigit zich aan haar pp. Maar de liefdie
tot haar nor der do-et haar staande -blij
ven: haar hart blijft tot hem' uitgaan;
z-e zucht: „zeg-mij, gij. die- tojjime ziele
liefheeft, waar -gij wiei-dH, waar gij' uw
kudde otn den middag legert?" Hi,er -tri
omfeert het ware,, het geestelijke Israël.
Salomo kan- met belmediigen, Jehövah
piioet koning znij: het zielsoog ziet vol
verlangen uit naar den beloofden-, ech-
t neD-avidszoori,, den Chhristus.
Salomo treedt nu op -Sularnmieth toe.
toe. Hij prijst haar schoonhei,d„ik' vter-
glieijk u bij d-c paarden in Faraio's wage-
wng-enen. „Hij vleit: ,;Üw wangen zijn
lieflijk in dc spangen, uw hals in de
parelsnoeren." Hij tracht haar door ge
schenken over te halen: „Wij zullen u
gouden spangen imaken, met zilveren
stipjes." Hier z-i-en we die verlokking der
wierel-i. Als Satan den Christus verzoekt
in -die woestijn, 'toont hij .hielrt „a-1 de
koninkrijken d-cr wcrel-d eh'' hunne heer
lijkheid". „Al dez-e dingen zal ik u ge
ven, indien gij, nedervallende, mij zult
aanbidden". (Math. 4: 8 en 9). Maar
Sularnmieth laat zich niet verlokken. Ze
valt 'Salomo in -d-e rede: „Zie, gij zijt
schoion, mijne liefste, daar is het veld 1"
En waar Salomo's sLaapstede hoogelijk!
geprezen is „gemaakt van hout van den
Libanon; met pilaren van zilver; een
Vloer van goud; e-en gehemelte van pur
per en van binnen bcspreid met de lief
de van de dochteren van Jeruzalem)"
daar beeft deze echtelijke toets voor
Sulammith geen waarde, vergeleken bij
„onze bedstede die 'groenende is". Zij
zal met haar geliefde rusten in bet ont
luikende groen onder den azuren
hemelboog in het lommerrijke woud.
Salomo's -bed is -gemaakt van planken
en balken deelen van d-en cieder
„d-e balken onzer huizen zijn de' cede
ren zelf" „onze galerijen zij ngevortnd
door Cypressen!" Eh als Salomo haar
nogmaals prijst: ,,-eeh ."lelie onder 'de
doornen", antwoordt Sulammfiit(jj: met'
•woorden waarin zij „de liefste van haar
ziel" verheerlijkt: „hij is een appelboom
onder de tooomen des 'wouds, in wiier
schaduw zij gaarne -rust, en wiens vrucht
tiaar gehemelte zoet is": H-ij vo-ert haar
in hét wijnhuis en „-zijn lief-de is d-e'ba-
doen dien te zeggen".
,,'t Is twintig francs".
„Twintig francs!" herhaalde Vaubaron
verschrikt op 'het' hoorien noemen van
die groot: som.
Ja en er valt hier niet af te dlingien,
idiat zeg ik u v-ooruit".
Die aarzeling van dien jongen man
duurde slechts een oogenblik; hij zou
zelfs niet teruggekeerd zijn al had men
Ihem in plaats van twintig francs alles
gevraagd, wat hij op dat oogenblik' be
zat.
Hij haalde vie- vijffrancstukken uit
zijn zak en bood die den knecht aan.
Hat gelaat van den laatste verand-erdle
oogemblikkelijk van uitdrukking; van
knorrig en stuursch werd bet op een
maal vriendelijk en glimlachend. Hij
ppemdé een kastje dat in cle vestibule
stond-, nam er een klein ivoren plaatj-e
uit, waarop met rood Nr. 7 stond, én
gaf dit aan Vaubaron.
„Ziedaar, mijnheer. Wil UEd. nu zoo
gloed zij-n in de-n salon t-e gaan?"
Tegelijkertijd lichtte 'hij een groen
fluw-ecle' mgordij-n op en opende eenie
deur. Vaubaron begaf zich naair die zij
de, maar op het oogenblik van binnen
tie gaan trad hij verlegen terug.
in e.en gr-oot vertrek, dat hem -toe
scheen zeldzaam rijk gemeubeleerd 'te
■zdjin^ zag hij vijf of zes personen, sommi
ge zittende, -en andere heen eh weder
wandelende. H-et gezelschap bestond uit
sluitend uic heeren.
„Wue zijn die heeren?" vfcoeg 'nij den
khiecht.
„Dat zijn patiënten, die evenals gij
den dokter komen raadplegen".
Vaubaron maakte een gebaar van te
leurstelling en verveling.
„O, gij hebt niet te "klagen", sprak
die knecht; gij mo-og-t van g-ëluk^ s-p-re-
kbn dat goj van daag gekomen zTjt. Er
zijln da*g©n dat er wel twintig of dertig
person-en zittten tie wachten. Er komen
wöl eens ïnenschen ten elf ure, diiie
niet vóór vijf ure-n bij dien dokter toe
gelaten wordfe-n. Wat wilt gij wij- (hebben
Veel toeloop!"
„Hoe lang denkt gij dat ik zal moe
ten wachten?"
„Wel, ten minst een uur; misschien
wei' tvvue uren".
/(En moet ik hier blijven?"
,',U, volstrekt niet; ais gij 'ftog "jets
in de Duurt te doen hebt, geneer u
Idan itiae-t. Als gij maar hier rijt teg-en dat
tir. 6 gereed zal zijn, beloof 5k' u dat nie
mand uw-e plaats zal innemen".
„Heel -goed", sprak Vaubaron, -en vat
te Blanche bij éi hand; „ik zal b-inn-en
i eien uur terug zijn".
D-aaro pverliet hij 'hiet huis van dok-
iter Horner langs denzelfden weg dien
"hij gekomen was.
DE BEELDENGALEREI VAN
curtius;
"Vaubaron ;en 'Blanche bevonden zfèh
'thans wederom "te nffdden der groepen
nieuwsgierigen, die voor het huis va-n
Curtius verzameld waren.
D;e u'troep-er, e'en klein mager ventje,
m;et een -droefgeestig vóórkomen, maar
•begaafd inet een -onvermoeibare stem,
liqp heen en w-edcr op die estrade en her
haalde onophoudelijk op ©entoonig-e wij
ze:
„Komt binnen, "bcerenT Xomt binnen,
dames! Hier moet "je wezen om het
groot -en zeldzaam spektakel te zi-eti,
'ctat ci-e Dewond-erfng van Öijna aïTe sou-
v-ereinen van Europa en van ©en groot'
aantal andere gektoonde hooiden h-cieiit
opgewekt. Komt en bezichtigt bet won
der der wonderen: de onvergènjkelijk-e
beeldengalerei van Cuïtius! 'Gij zult
*r zinoe HM kcriingin van'Egypte, de
schoobe Cleopatra, tot wanhoop" ge
bracht door Ihet vertrek an de onstand
vastigheid van den beroemden keizer
Marcus Antonius, om aan de folterin
gen der jaloezie t-e ontkomen,'een-einde
aan haar leven maakt door zich te la
ten d-oor een vergiftige slang, welke uit
©ene mand met abrikozen te voorschijn
tornt. Daarna zal men u voorstellen:
die gr-oot-e koning Hendrik IV, aan ta-
fal zitt-endie bij den pachter Michaud en
de belofte afleggende dat elk man van
zijnie -góede -stad Parijs dagelijks een
gebraden! ho.en m den pot zal hebben.
Verder ziet gij er de verfoeilijke moor
denaars van dien goieden mijnheer Faul-
dies, waarbij vooral dient gelet t-e wor
den Oi pden orgeldraaier, die het deun
tje van „Roosje in den kno-p" speelt
óm die aandacht af te leiden, -onderwijl
de boo-swichten het hoofd afsnijden van
hun slachtoffer, in het huis van d-e we
duwe Bancal. Dit tooneel is met zulk
een© volmaakte waarheid voorgesteld,
'dat lieder -die het beschouwt van afschuw
hioet sidderen, -en 't is niet la-nger g-e-
i leden dajn gisteren, dat drie voorname
dlamies, die in rijtuigen gekomen waren,
op het z-i-en -daarvan in flauwte vielen.
Vervolgens zal men overgaan tót het
v-eirtoonen van een menigte andere fraai-e
zakeln; te veel om op t-e noemen; maar
drie het geëerde publiek1 zoo-danig in
i verrukking zullen brengen, dat allen die
bedien hier geweest zijn, .morgen terug
zullen komen. Gaat binnen, heer-en en
dames! langs de rei af, één voor één
en de r-est bij troepen. Er is al een
aanzienlijk gezelschap daar binnen en
die groote expl"'t iti-e of uitlegging gaat
zoo even een aanvang nem-en. En wat
betaal jelui nu voor dat alles? - Niet
meer dan de bagatel van twee stuivers,
tn -er zal toch wel niemand onder u
1 zijn, -die geen twee stuivers in den zak
nier over haar!" Bij hem niet in Sa
lomo's paleis vo-elt Sulammith zich
rustig len veilig.
En nu kómt er e-en merkwaardig too
neel: Sulammïth's geest, zich verlusti
gend dn de liefde die er tusschien 'haar
isn haren herder -bestaat, komt zoo in
vervoering, dat haar lichaam niet be
stand is -tegen zulke sterke ge-estesspan
ning; zij voelt haar lichaamskracht be
zwijken: er tornt een gevoel van stof
felijke krankheid1; zij vraagt hulp; „on
dersteun -mij; versterk mij; ik ben krank
van liefde! De linkerhand van mijn lief
ste zij onder mijn hoofd! Zijn rechter
hand 'omhelz-e mij'Zij! komt in wat el
der in de H.S. genoemd wordt „een
verrukking of vertrekking van zinnen"
in visioenairen toestand. En in dien toe
stand ziet zij haar beminde -en hoort
ze zijn stem-, die haar roiept. „Dat is
de stem mijns h'efsten, ziet hem, bij
komt, springende o pd-e bergen, huppe
lende op de .heuvelen!- Mijn liefste is
gelijk êen zee, of een weifs dier her
ten; zie, hij staat achter'onze muur,
kijkende door d-e vensteren, blikkende
door de traliën! Hij zegt tot mij: „Sta
op, mijn vrienden, mijn schoon© -en kom!
Want die winter is voorbij; de plasregen
is overgegaanDe bloemen wordien ge
zien in het land! De zangtijd genaakt!
D-e stem des tortels wordt in het land
gehoord!! De vijgeboom brengt jonge
druifjes voort; de wijnstokken geven
reuk. Sta op, mijn vrienden, mijn schoo
ns en fcomf" f
Van dien toestand, zegt Sulammith
elders: „ik sld-ep". Ds bedoeling1 des
Heiligen Geestes is hier duidelijk. Chris
tus was onder het Oude-Testamient nog
ni-et in het vleesch verschenen maar
het profetisch gezicht is toth geric1"
op -Jen beloofden Messias en in don
geest aanschouwt zij den wanen koning
heeft. Heeren militairen, en kindienen
ondier de zeven jaren, betalen half geld.
Komt binnen m-ar! Komt binnen maar!
Hallo! hallo maakt da-t jeluidaar bij
koimlt! De muzikanten geven.de laatste
waarschuwing, als dat de voorstelling
oogénbi-ikkelijk zal aanvangen".
Met onbeschrijv-elijk verwondering en
j verrukking -had Blanche al d-e fraaie be
loften aangehoord, die i,n de hoogstte
mate hare nieuwsgierigheid prikkelden.
-Hane wangen war-en hoogrood gekleurd
en haar hartje klopte hoorbaar.
„Vader", sprak zij met bevende stem,
I „vadertje, laat mij toch al dat moois
'eens z-ie-n. Och toe, lieve vadter, ik zal
zoo blijde zijn! Niet waar; vader, 'gSjj.
wilt lief wel -doeh'; !'s het hiet?"
H';oe 'zou het mogelijk zijn aan 'hiet ver
zoek va-n een aangebeden kind 'weer
stand te bieden. "Bovendien, die' dokter
had verstrooiing voorgeschreven -en wel-,
-fce Uitspanning ton hij haar verschaffen,
die minder kostbaar was?
„Toie, wilt gij, vadertje?" hield Blan
che aan.
„Ja", antwoordde de werktuigkundi-
j kreet van vreugde terug houden en met
blijden haast trok zij har-en vadier vooirt
1 naar de stoffengie trappen, die tot het
I wonderpaleis toegang verleenden.
I Vaubaron betaalde drie stuivers en
h-et gestreepte gordijn werd voor heml
en zijn dochtertje opgelicht. Beiden gin
gen ee-n tamelijk duisteren gang -door,
aan welks «rnd-e een kleins neger, in
het rood gekleed, de dubbele deuren
van dim salon van 'Curtius voor hen
j (opende. r
Rondom langs de muren was eene
j niét zeer hoogc -es-.firadie opgericht, waar-
i c-p die talrijke gr-o-èpen wassenbeelden
gep-laats-c waren. Vóór deze estrade""ue-
i -vend- "zTch op "kls-'msn -afstand een Tiek-
je, dat. zonder het gezicht te -b-eliemme-
r-en, Hendrik IV, Cleopatra én af ctè an-
loeren tegen onbesch-eidene aanrak'ng
b-eveiligds.
j Die muren waren rrnglt' -dojnklerrood
j dook behangen waartegen "de heeWlen
(net hunne bl-eekie of nooggekfeurd-e aan
geznchten z'foh. scherp afteakendten.
i Het prógramtna van den uitroeper
wa-s 'niet óveïdrevs-n. Hiij bleef zelfs nog
-ben-etllen de waarheid. Wij zijn r/ct in
Staat D'et werkelijk vexoazen-a 'getal oer
mswOTSche éh óeroemne mannen, üer
schilderachtige, liefelijke en ijzingwiek-
ken-d-'e tooneele-n op te g-even, diie he-t
pubisiek voor twee stuivers mocht be-
zichtgm. De koningin van Egypte, de
benoemde schoohbeden van den oudien
tijd, de beruchtste bandieten, de rGyoo-
te Turk en zijne vrouw, Genoveva van
Braband, met' de hipdie, haar kind om
Israels. Wat de Apostel kon zeggen:
(1 Joh. 11) „Hetgeen van den béginjnle
was, hetgeen wij géhoord hebben, het
geen wij gezien hebben met onze oogen,
hetgeen wij aanschouwd hebben en on
ze hand-en getast hebben, va® hét
Woord des levens, dat verkondigen wij
!U". kon nog niet het voorrecht der
profeten zijn maar toc-h zagen zij
de-n Beloofde in den geest: God sprak
dóór hun -mond tot Zijn vol verlangen
wachtend volk, zooals Paules zégt (Hebr
11„God voortijds veel-maal en op
velerlei wijze tot de vaderen gespróken
hebbende door de Profeten" en 'hoorde
zij Zijn stem.' Ho:e poëtisch schoo-n wordt
het ons hier geteekend de wane Bruide
gom laat zich even aan Sulammith zien:
„hij kijkt even "door het venster'1 een
opening mget tralies, maar er 'is nog
een muur tusschen beiden slechts
een lijdruiante scheidt -d-e Oude en Nieu
we bedeelsn-g maar achter dien muur
staat de Christus, glansend van liefde
voor zijn wachtende BruidI
Die Bruidegom verschijnt tot waar
schuwing maar ook ter verst-erlcang
van het geloof zijner geLief-del Sulam-
tóth is in die verzoieking: zij mag helm
niet -ontrouw worden: maar het zien van
haa-r herder, versterkt ook Sulammïth's
liiefdie. Hij roept haar, en verlangend
str-ekt d-e Bruid haar handen naar de
zalige toekomst uïtl „Sta op, mijn -vrien
din -en kom! De L-ente genaakt I" -
De tijd dat de kérk haar Koning zal
zien is nabij I Sulammith kan nu to-t Sa
lop® zeggen: „W-end U van mij af!"
(Slot volgt).
den verrader Golo, enz. enz. trokken
beurtelings om het zeerst die aa-ndaeht.
Het zou moeilijk vallen te -beschrij
ven wat dé kleine Blanche gevoelde
'toen z ijzich te midden va-n die zonder
linge onbewegelijke figuren bevond, 'die
allien 'tegelijk har.; aandacht bezig hiel
den en hare bewondering opwiekten. Zij
wA-s eerst als verbl-ina en ©ene soort van
verbijstering -maakte zich van haar mees
ter. 't Was haar als had zij de werkelij
ke wereld, waarin zij dagelijks leefde,
verlaten en waren zij overgeplaatst in
he-t rijk 'der schimmen en droomen.
Langzamerhand verdween -eenter die
eerste gewaarwording en Blanche wierd
óacfaard genoeg om "het tooveracuitige
schouwspel om naar heen te kunnen ge
mót-en.
Behalve Vaubaron ©n zijne dochter
bevonden zich nog een twintigtal per
sonen ,in öe zaai. Te midden van hen
leep een man van een gezond uiterlijk,
tietjes in het z-wart gekleed, met een:
korte broek, witte das, zijd-en kousen
len schoen,en met gespen.
Een zilveren kettt;ng hing om zijn
hals ien in de hand hield hij een zwart
ebbenhouten stokje, waarmede -hij elke
figuur aanwies en des noods aanraakte.
Deze -man was niemand anders dan de
diinecteur-ieigenaar van h-et cabinet.
Langzamerhand verminu-erde nét ge
tal 'bezoekers en naar een kwartièruurs
waren Vaubaron en Blanche alleen over
gebleven.
-Die directeur -naaerde hen en gétjrOfffen
öoor *niet verstandig en belangwekkend
uitzicht van d -n werktuigkundige, vang
^üij' een gesprek mét hem aan..
Vaubaron vernam toen tot zijn wet
geringe verbazing, dat sedert den eer-
éten zeer foorluchtigen "Curtuis dever-
toonsrs van wass-enbeelden_ elkander zon
i de-r tusschenpoozen opgevolgd en altijd-
i ge'éinddgd war in mét fortuin te -makfen.
j „'M-en ontvangt hiér slechts kop,er
SpraiK d-e dinekteur ten sZótte ghnfia-
'cfiehd„maar men maant er gouQ-van.
ilk ze'f hoc-p over uien jaren rijk te zvjn
en (mijne zaak aan de kant te doen".
„Als gij wildet", antwoordde Vauba
ron, „zoudt gij bunnen vijf jaren uwe
Zaak kunnen aan dé kant do-en en nog
veel 'rijker zijn, dan gij" arideTS in tién
jaren kunt worden".
„En wat zou ik dan moéten Toen;
dal zou ik wel Sens willen wieteiri".
„Uwe beelden volmaken, anders n-iiet".
„Eï, wat ziet gfj dan in mïjh salonl,
dal nog voor veTbct:er;ng' vatbaar 's?"
vroeg de directeur. „Zie al dez-e beelden
maar eins aan: zij zijn onberispelijk.
Zoodra er een bij toeval bederft of ver
kleurt, laat lie net smelten en overgie
ten. Tk houd te ijo pde boogie van
ni-euwiigheden. Het aantal van mijne
'gróót© -mannen -en vrouwen en "belang
wekkende misdadigers neemt ieder Jaar
toe.
(Wordt vervolgd.)