i WE Donderdag 2 Maart 10SS. 31e Jaargang NO. 26. TËLEPNHttH fe KOSTELOOZE INENTING. Burgemeester en Wethouders van ZUIDSCHARWOUDE maken bekend, dat op Woensdag 8 Maart a... (ies'namiiddiajgis 2 uur, de gelegenheid aal zijn opgesteld tot KOSTELOOZE IN ENTING of HERINENTING van han, die zich daartoe tien RAAD-HUIZE aan melden. Zui'dsc hamoude, 1 Maart 1922. Burgemeester en Wethouders voorn. VAN SPENGLER, Burgtemeiester. S. PARMA, Secretaris. DE WINTERLEZINGEN TE BROEK OP LANGENDIJK. XL'. HET HOOGLIED VAN SALOMO. IV. In hiet 2die deel zijner re'de ml spr. de inhoud van he t Hooglied nog '"kort rrnet 'óns doorgaan. TT.et lean slechts een overzicht zijn en aan de volledigheid izaX, ter wöle van "ifi gesteld en tijd 'Jïbg veel mo-ëïen ontbreken. Op niet aJJie trekken kan ne ahnciachc geves ïg-a wormen. Wie nee canaacrttig leest., zaa ook taooir oe taTio.os veie Kleine, -maa rij- «rc rrekjes van ne u'tnemencie scn-jéfh- heid steeds mee- overtuigd worden. Het Hooglied is een Samenspraak, waarin'Salomo en/Siilammeth de hoofd figuren, zooals die vrouwen des koninss en ü<e wachters der stad gegroepeerd eijn. Het bestaat uit 3 stukken, waar van die eerste twee in het paleis des Rollings voorvallen, terwijl we in hei korte, laatste stuk naar Dutten m net vrije veld -verplaatst worden. Bij: den aanvang is Sulammith In het FEUILLETON. DE WERKTUIGKUNDIGE. „Heeren militairen en kinderen onder die zeven jaar betalen half geld. Komt binnen, heeren 1 Komt binnen, dames! Hallo-! hallo! maakt dat jullie er bij kfcftnlt!" En idle nieuwsgierigen verdrongen el kander op dc trappen en de stuivers re genden in die geldladte van den burteau- last. Vaubaron ela Blanche waren niu tot voor de deur van den salon van- "Cuftinrs gekomen. Het meisje, aangetrokken door 'het onverwachte schouwspel, dat zich aan hare oogen voordeed. -en verne alles overtrof wat haire. verbeelding haar 'had: kunnen voorspiegelen, wilde blij ven dtaan. „Vader", sprak zij op vleijenden toon, „vadier, wacht een oogenblik; ik bid het ul 't Is zoo mooi -en ik zou hlet too gaar-n-e eens goed zien". Wij weten reeds welke beglecrte en welke hoop dien werktuigkundige voor waarts dreven. Wij weten hoe verlan gend hij was het raadsel van het leven of dien dood- zijner Martha opgelost te zifeta. Hij vertraagde dan ook zijn stap niiat, maar vergenoegde zich niet t-ott Blanche te zeggen: „Llater, mijn kind', later. Nu kan ha: nieit". De arm© kleine sprak niet tegen en volgde 'haren vader in zwijgende onder werping. Vaubaron hield stil voor "de dieur in de heining ion schéldie aan. T)e deur gang- van z;Tve open en sloot zich wfedier, zoodra hij met Blanche binnen getreden was. E-en rechte laan leidde naar het huis.'Hij' ging die door en "bevoriil zich weJdra aan den ingang .van eene puach- Itige, 'dpch zonderling gedieconaeriae ves tibule, tegfenover een 'groo'ten knecht 3h fiverei," met gouden galon op al de na den zijner kleederen, ©en kleine gepoe derde pruik op 'het hoofde een gemeen gelaat en brutale manieren. £>e Knecht bezag hen werktuigkun dige van "het hoofd 'tot de voeten en zonofer twijfel" bevindende "dat d-e patiënt er niet rijk of voornaam uitzag, vroie-g hij hem1 op ruwen, - bijna ónbeschoften toon: „Wat verlangt gij?" J-an Vaubaron was te veel met Zij®-- e-igen-e gedachten bezig om "het onbe hoorlijk gedrag van denkn-eöht op te hl-erken en antwoordde eenvoudig: „Ik wenschte dokter Homef te naci- 'Ptegen" L. „Gij w-eet den prijs eener consulate? hernam- de knecht. „Niet juist, en gij zult mij genoegen - vrouwien ver blijf des Konings- van alle zij i j dien Omringd "door Hi-ens verblindende fiee-rÏÏjtfiie:.jDe aanwezige vrouwen prïj- j zen om T zeerste baromos ïieide, on- merwiji "uêze zeit binnen fcomt. teer vree- •scnienjke in asraët tornt ai naoenjic.a^. ,.v.its Konngs metc© is D'eter aan wiia maagden nenben riei. om zïj-n scnai- ,zijn oneen zijn goe-a tot reuK Maar 't ware Israel Sulammith voelt zich niet bp haar gemak. Zij ho-o-rt tuet in dit paleis, maar buiten o-p het veld. Zij denkt a.h.w hard-o-p. „Die koning] heeft mij gebracht in zijn bin- hehkameren", maar zij is daar niet ,op haarplaats! Zij lis gebruind door ide zon nestralen, want z;ij was ©en „hoedster Van 'wijngaarden" en. een gevoel van schuld m'dngt .ziic'h -onder hiet verlangen, om weer te zijn, wat ze ©entmaal was: wan'c zij heeft den „haar toebp- trouwden wijngaard niet naar'ieisch ge hoed1". maar z;cfi onbedacht „eer zij' hït wist gezet o p-de wagens van Salo- Ipmo. Hiet ware Israël gevoelde, dat bet zich aan Gods wil Vergrepen had. toen ze hiet van God ontvangen land „de wijn gaard van SulanTmc-th" bad gesteld 'in „de hand des konings". Samuel had' Is raël gewaarschuwd: „Uw akkers en uw wijngaarden en uw olijfgaarden, diie de best ezijn, zal de Koning nemen". (1 tSarn). 8 .14 vv„). maar Israël had niet willen hooren. Sulammeth gevoelt haar schuldhaar -m-edc-dcelg-eno-ot-zijn aan d ©zond- van Israël: zij is nu te midden der verleiding en de macht der zonde drinigit zich aan haar pp. Maar de liefdie tot haar nor der do-et haar staande -blij ven: haar hart blijft tot hem' uitgaan; z-e zucht: „zeg-mij, gij. die- tojjime ziele liefheeft, waar -gij wiei-dH, waar gij' uw kudde otn den middag legert?" Hi,er -tri omfeert het ware,, het geestelijke Israël. Salomo kan- met belmediigen, Jehövah piioet koning znij: het zielsoog ziet vol verlangen uit naar den beloofden-, ech- t neD-avidszoori,, den Chhristus. Salomo treedt nu op -Sularnmieth toe. toe. Hij prijst haar schoonhei,d„ik' vter- glieijk u bij d-c paarden in Faraio's wage- wng-enen. „Hij vleit: ,;Üw wangen zijn lieflijk in dc spangen, uw hals in de parelsnoeren." Hij tracht haar door ge schenken over te halen: „Wij zullen u gouden spangen imaken, met zilveren stipjes." Hier z-i-en we die verlokking der wierel-i. Als Satan den Christus verzoekt in -die woestijn, 'toont hij .hielrt „a-1 de koninkrijken d-cr wcrel-d eh'' hunne heer lijkheid". „Al dez-e dingen zal ik u ge ven, indien gij, nedervallende, mij zult aanbidden". (Math. 4: 8 en 9). Maar Sularnmieth laat zich niet verlokken. Ze valt 'Salomo in -d-e rede: „Zie, gij zijt schoion, mijne liefste, daar is het veld 1" En waar Salomo's sLaapstede hoogelijk! geprezen is „gemaakt van hout van den Libanon; met pilaren van zilver; een Vloer van goud; e-en gehemelte van pur per en van binnen bcspreid met de lief de van de dochteren van Jeruzalem)" daar beeft deze echtelijke toets voor Sulammith geen waarde, vergeleken bij „onze bedstede die 'groenende is". Zij zal met haar geliefde rusten in bet ont luikende groen onder den azuren hemelboog in het lommerrijke woud. Salomo's -bed is -gemaakt van planken en balken deelen van d-en cieder „d-e balken onzer huizen zijn de' cede ren zelf" „onze galerijen zij ngevortnd door Cypressen!" Eh als Salomo haar nogmaals prijst: ,,-eeh ."lelie onder 'de doornen", antwoordt Sulammfiit(jj: met' •woorden waarin zij „de liefste van haar ziel" verheerlijkt: „hij is een appelboom onder de tooomen des 'wouds, in wiier schaduw zij gaarne -rust, en wiens vrucht tiaar gehemelte zoet is": H-ij vo-ert haar in hét wijnhuis en „-zijn lief-de is d-e'ba- doen dien te zeggen". ,,'t Is twintig francs". „Twintig francs!" herhaalde Vaubaron verschrikt op 'het' hoorien noemen van die groot: som. Ja en er valt hier niet af te dlingien, idiat zeg ik u v-ooruit". Die aarzeling van dien jongen man duurde slechts een oogenblik; hij zou zelfs niet teruggekeerd zijn al had men Ihem in plaats van twintig francs alles gevraagd, wat hij op dat oogenblik' be zat. Hij haalde vie- vijffrancstukken uit zijn zak en bood die den knecht aan. Hat gelaat van den laatste verand-erdle oogemblikkelijk van uitdrukking; van knorrig en stuursch werd bet op een maal vriendelijk en glimlachend. Hij ppemdé een kastje dat in cle vestibule stond-, nam er een klein ivoren plaatj-e uit, waarop met rood Nr. 7 stond, én gaf dit aan Vaubaron. „Ziedaar, mijnheer. Wil UEd. nu zoo gloed zij-n in de-n salon t-e gaan?" Tegelijkertijd lichtte 'hij een groen fluw-ecle' mgordij-n op en opende eenie deur. Vaubaron begaf zich naair die zij de, maar op het oogenblik van binnen tie gaan trad hij verlegen terug. in e.en gr-oot vertrek, dat hem -toe scheen zeldzaam rijk gemeubeleerd 'te ■zdjin^ zag hij vijf of zes personen, sommi ge zittende, -en andere heen eh weder wandelende. H-et gezelschap bestond uit sluitend uic heeren. „Wue zijn die heeren?" vfcoeg 'nij den khiecht. „Dat zijn patiënten, die evenals gij den dokter komen raadplegen". Vaubaron maakte een gebaar van te leurstelling en verveling. „O, gij hebt niet te "klagen", sprak die knecht; gij mo-og-t van g-ëluk^ s-p-re- kbn dat goj van daag gekomen zTjt. Er zijln da*g©n dat er wel twintig of dertig person-en zittten tie wachten. Er komen wöl eens ïnenschen ten elf ure, diiie niet vóór vijf ure-n bij dien dokter toe gelaten wordfe-n. Wat wilt gij wij- (hebben Veel toeloop!" „Hoe lang denkt gij dat ik zal moe ten wachten?" „Wel, ten minst een uur; misschien wei' tvvue uren". /(En moet ik hier blijven?" ,',U, volstrekt niet; ais gij 'ftog "jets in de Duurt te doen hebt, geneer u Idan itiae-t. Als gij maar hier rijt teg-en dat tir. 6 gereed zal zijn, beloof 5k' u dat nie mand uw-e plaats zal innemen". „Heel -goed", sprak Vaubaron, -en vat te Blanche bij éi hand; „ik zal b-inn-en i eien uur terug zijn". D-aaro pverliet hij 'hiet huis van dok- iter Horner langs denzelfden weg dien "hij gekomen was. DE BEELDENGALEREI VAN curtius; "Vaubaron ;en 'Blanche bevonden zfèh 'thans wederom "te nffdden der groepen nieuwsgierigen, die voor het huis va-n Curtius verzameld waren. D;e u'troep-er, e'en klein mager ventje, m;et een -droefgeestig vóórkomen, maar •begaafd inet een -onvermoeibare stem, liqp heen en w-edcr op die estrade en her haalde onophoudelijk op ©entoonig-e wij ze: „Komt binnen, "bcerenT Xomt binnen, dames! Hier moet "je wezen om het groot -en zeldzaam spektakel te zi-eti, 'ctat ci-e Dewond-erfng van Öijna aïTe sou- v-ereinen van Europa en van ©en groot' aantal andere gektoonde hooiden h-cieiit opgewekt. Komt en bezichtigt bet won der der wonderen: de onvergènjkelijk-e beeldengalerei van Cuïtius! 'Gij zult *r zinoe HM kcriingin van'Egypte, de schoobe Cleopatra, tot wanhoop" ge bracht door Ihet vertrek an de onstand vastigheid van den beroemden keizer Marcus Antonius, om aan de folterin gen der jaloezie t-e ontkomen,'een-einde aan haar leven maakt door zich te la ten d-oor een vergiftige slang, welke uit ©ene mand met abrikozen te voorschijn tornt. Daarna zal men u voorstellen: die gr-oot-e koning Hendrik IV, aan ta- fal zitt-endie bij den pachter Michaud en de belofte afleggende dat elk man van zijnie -góede -stad Parijs dagelijks een gebraden! ho.en m den pot zal hebben. Verder ziet gij er de verfoeilijke moor denaars van dien goieden mijnheer Faul- dies, waarbij vooral dient gelet t-e wor den Oi pden orgeldraaier, die het deun tje van „Roosje in den kno-p" speelt óm die aandacht af te leiden, -onderwijl de boo-swichten het hoofd afsnijden van hun slachtoffer, in het huis van d-e we duwe Bancal. Dit tooneel is met zulk een© volmaakte waarheid voorgesteld, 'dat lieder -die het beschouwt van afschuw hioet sidderen, -en 't is niet la-nger g-e- i leden dajn gisteren, dat drie voorname dlamies, die in rijtuigen gekomen waren, op het z-i-en -daarvan in flauwte vielen. Vervolgens zal men overgaan tót het v-eirtoonen van een menigte andere fraai-e zakeln; te veel om op t-e noemen; maar drie het geëerde publiek1 zoo-danig in i verrukking zullen brengen, dat allen die bedien hier geweest zijn, .morgen terug zullen komen. Gaat binnen, heer-en en dames! langs de rei af, één voor één en de r-est bij troepen. Er is al een aanzienlijk gezelschap daar binnen en die groote expl"'t iti-e of uitlegging gaat zoo even een aanvang nem-en. En wat betaal jelui nu voor dat alles? - Niet meer dan de bagatel van twee stuivers, tn -er zal toch wel niemand onder u 1 zijn, -die geen twee stuivers in den zak nier over haar!" Bij hem niet in Sa lomo's paleis vo-elt Sulammith zich rustig len veilig. En nu kómt er e-en merkwaardig too neel: Sulammïth's geest, zich verlusti gend dn de liefde die er tusschien 'haar isn haren herder -bestaat, komt zoo in vervoering, dat haar lichaam niet be stand is -tegen zulke sterke ge-estesspan ning; zij voelt haar lichaamskracht be zwijken: er tornt een gevoel van stof felijke krankheid1; zij vraagt hulp; „on dersteun -mij; versterk mij; ik ben krank van liefde! De linkerhand van mijn lief ste zij onder mijn hoofd! Zijn rechter hand 'omhelz-e mij'Zij! komt in wat el der in de H.S. genoemd wordt „een verrukking of vertrekking van zinnen" in visioenairen toestand. En in dien toe stand ziet zij haar beminde -en hoort ze zijn stem-, die haar roiept. „Dat is de stem mijns h'efsten, ziet hem, bij komt, springende o pd-e bergen, huppe lende op de .heuvelen!- Mijn liefste is gelijk êen zee, of een weifs dier her ten; zie, hij staat achter'onze muur, kijkende door d-e vensteren, blikkende door de traliën! Hij zegt tot mij: „Sta op, mijn vrienden, mijn schoon© -en kom! Want die winter is voorbij; de plasregen is overgegaanDe bloemen wordien ge zien in het land! De zangtijd genaakt! D-e stem des tortels wordt in het land gehoord!! De vijgeboom brengt jonge druifjes voort; de wijnstokken geven reuk. Sta op, mijn vrienden, mijn schoo ns en fcomf" f Van dien toestand, zegt Sulammith elders: „ik sld-ep". Ds bedoeling1 des Heiligen Geestes is hier duidelijk. Chris tus was onder het Oude-Testamient nog ni-et in het vleesch verschenen maar het profetisch gezicht is toth geric1" op -Jen beloofden Messias en in don geest aanschouwt zij den wanen koning heeft. Heeren militairen, en kindienen ondier de zeven jaren, betalen half geld. Komt binnen m-ar! Komt binnen maar! Hallo! hallo maakt da-t jeluidaar bij koimlt! De muzikanten geven.de laatste waarschuwing, als dat de voorstelling oogénbi-ikkelijk zal aanvangen". Met onbeschrijv-elijk verwondering en j verrukking -had Blanche al d-e fraaie be loften aangehoord, die i,n de hoogstte mate hare nieuwsgierigheid prikkelden. -Hane wangen war-en hoogrood gekleurd en haar hartje klopte hoorbaar. „Vader", sprak zij met bevende stem, I „vadertje, laat mij toch al dat moois 'eens z-ie-n. Och toe, lieve vadter, ik zal zoo blijde zijn! Niet waar; vader, 'gSjj. wilt lief wel -doeh'; !'s het hiet?" H';oe 'zou het mogelijk zijn aan 'hiet ver zoek va-n een aangebeden kind 'weer stand te bieden. "Bovendien, die' dokter had verstrooiing voorgeschreven -en wel-, -fce Uitspanning ton hij haar verschaffen, die minder kostbaar was? „Toie, wilt gij, vadertje?" hield Blan che aan. „Ja", antwoordde de werktuigkundi- j kreet van vreugde terug houden en met blijden haast trok zij har-en vadier vooirt 1 naar de stoffengie trappen, die tot het I wonderpaleis toegang verleenden. I Vaubaron betaalde drie stuivers en h-et gestreepte gordijn werd voor heml en zijn dochtertje opgelicht. Beiden gin gen ee-n tamelijk duisteren gang -door, aan welks «rnd-e een kleins neger, in het rood gekleed, de dubbele deuren van dim salon van 'Curtius voor hen j (opende. r Rondom langs de muren was eene j niét zeer hoogc -es-.firadie opgericht, waar- i c-p die talrijke gr-o-èpen wassenbeelden gep-laats-c waren. Vóór deze estrade""ue- i -vend- "zTch op "kls-'msn -afstand een Tiek- je, dat. zonder het gezicht te -b-eliemme- r-en, Hendrik IV, Cleopatra én af ctè an- loeren tegen onbesch-eidene aanrak'ng b-eveiligds. j Die muren waren rrnglt' -dojnklerrood j dook behangen waartegen "de heeWlen (net hunne bl-eekie of nooggekfeurd-e aan geznchten z'foh. scherp afteakendten. i Het prógramtna van den uitroeper wa-s 'niet óveïdrevs-n. Hiij bleef zelfs nog -ben-etllen de waarheid. Wij zijn r/ct in Staat D'et werkelijk vexoazen-a 'getal oer mswOTSche éh óeroemne mannen, üer schilderachtige, liefelijke en ijzingwiek- ken-d-'e tooneele-n op te g-even, diie he-t pubisiek voor twee stuivers mocht be- zichtgm. De koningin van Egypte, de benoemde schoohbeden van den oudien tijd, de beruchtste bandieten, de rGyoo- te Turk en zijne vrouw, Genoveva van Braband, met' de hipdie, haar kind om Israels. Wat de Apostel kon zeggen: (1 Joh. 11) „Hetgeen van den béginjnle was, hetgeen wij géhoord hebben, het geen wij gezien hebben met onze oogen, hetgeen wij aanschouwd hebben en on ze hand-en getast hebben, va® hét Woord des levens, dat verkondigen wij !U". kon nog niet het voorrecht der profeten zijn maar toc-h zagen zij de-n Beloofde in den geest: God sprak dóór hun -mond tot Zijn vol verlangen wachtend volk, zooals Paules zégt (Hebr 11„God voortijds veel-maal en op velerlei wijze tot de vaderen gespróken hebbende door de Profeten" en 'hoorde zij Zijn stem.' Ho:e poëtisch schoo-n wordt het ons hier geteekend de wane Bruide gom laat zich even aan Sulammith zien: „hij kijkt even "door het venster'1 een opening mget tralies, maar er 'is nog een muur tusschen beiden slechts een lijdruiante scheidt -d-e Oude en Nieu we bedeelsn-g maar achter dien muur staat de Christus, glansend van liefde voor zijn wachtende BruidI Die Bruidegom verschijnt tot waar schuwing maar ook ter verst-erlcang van het geloof zijner geLief-del Sulam- tóth is in die verzoieking: zij mag helm niet -ontrouw worden: maar het zien van haa-r herder, versterkt ook Sulammïth's liiefdie. Hij roept haar, en verlangend str-ekt d-e Bruid haar handen naar de zalige toekomst uïtl „Sta op, mijn -vrien din -en kom! De L-ente genaakt I" - De tijd dat de kérk haar Koning zal zien is nabij I Sulammith kan nu to-t Sa lop® zeggen: „W-end U van mij af!" (Slot volgt). den verrader Golo, enz. enz. trokken beurtelings om het zeerst die aa-ndaeht. Het zou moeilijk vallen te -beschrij ven wat dé kleine Blanche gevoelde 'toen z ijzich te midden va-n die zonder linge onbewegelijke figuren bevond, 'die allien 'tegelijk har.; aandacht bezig hiel den en hare bewondering opwiekten. Zij wA-s eerst als verbl-ina en ©ene soort van verbijstering -maakte zich van haar mees ter. 't Was haar als had zij de werkelij ke wereld, waarin zij dagelijks leefde, verlaten en waren zij overgeplaatst in he-t rijk 'der schimmen en droomen. Langzamerhand verdween -eenter die eerste gewaarwording en Blanche wierd óacfaard genoeg om "het tooveracuitige schouwspel om naar heen te kunnen ge mót-en. Behalve Vaubaron ©n zijne dochter bevonden zich nog een twintigtal per sonen ,in öe zaai. Te midden van hen leep een man van een gezond uiterlijk, tietjes in het z-wart gekleed, met een: korte broek, witte das, zijd-en kousen len schoen,en met gespen. Een zilveren kettt;ng hing om zijn hals ien in de hand hield hij een zwart ebbenhouten stokje, waarmede -hij elke figuur aanwies en des noods aanraakte. Deze -man was niemand anders dan de diinecteur-ieigenaar van h-et cabinet. Langzamerhand verminu-erde nét ge tal 'bezoekers en naar een kwartièruurs waren Vaubaron en Blanche alleen over gebleven. -Die directeur -naaerde hen en gétjrOfffen öoor *niet verstandig en belangwekkend uitzicht van d -n werktuigkundige, vang ^üij' een gesprek mét hem aan.. Vaubaron vernam toen tot zijn wet geringe verbazing, dat sedert den eer- éten zeer foorluchtigen "Curtuis dever- toonsrs van wass-enbeelden_ elkander zon i de-r tusschenpoozen opgevolgd en altijd- i ge'éinddgd war in mét fortuin te -makfen. j „'M-en ontvangt hiér slechts kop,er SpraiK d-e dinekteur ten sZótte ghnfia- 'cfiehd„maar men maant er gouQ-van. ilk ze'f hoc-p over uien jaren rijk te zvjn en (mijne zaak aan de kant te doen". „Als gij wildet", antwoordde Vauba ron, „zoudt gij bunnen vijf jaren uwe Zaak kunnen aan dé kant do-en en nog veel 'rijker zijn, dan gij" arideTS in tién jaren kunt worden". „En wat zou ik dan moéten Toen; dal zou ik wel Sens willen wieteiri". „Uwe beelden volmaken, anders n-iiet". „Eï, wat ziet gfj dan in mïjh salonl, dal nog voor veTbct:er;ng' vatbaar 's?" vroeg de directeur. „Zie al dez-e beelden maar eins aan: zij zijn onberispelijk. Zoodra er een bij toeval bederft of ver kleurt, laat lie net smelten en overgie ten. Tk houd te ijo pde boogie van ni-euwiigheden. Het aantal van mijne 'gróót© -mannen -en vrouwen en "belang wekkende misdadigers neemt ieder Jaar toe. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1922 | | pagina 1