PLAATSELIJK NIEUWS.
NOORDSCHARWOUDE.
Naar wij vernemen heeft zich hier oen comité geconstitueerd
voor de inzameling van gelden voor hongerend Rusland, be
staande uit het Dag. Bestuur der gemeente, de H'.H. W. J.
Smit, Ds. Staal, Mallecotej, Jiansonius, A. van der Kooij, en
de dames Mevr. W. J. Smit, Wouda dn Bilom.
ZUIDSCHARWOUDE.
Hét fanfarecorps „Kunst na Arbeid" vergaderde ten lokale
vain den heer Schoenmaker. Na, opening lezing der notulen en
voorlezen van het Jaarverslag, deed de Penningmeester reke
ning. en verantwoordingEr was f 1274,32 ontvangen en uit
gegeven f 1295,55. Ex werden 10 rentelooze aandeellen_ uit
geloot. Enkele artikelen vam het reglement werdien gewijzigd
Bosïotefn werd het terrein om d|e muziektent wat in orde te
brongeïi, ten einde een beter en gezelliger zitje voor het pu
bliek te waarborgen. Door de 10-uur-sluiting moesten nog en
kele zaken onbesproken blijven.
ZUIDSCHARWOUDE.
Wij hebbén andermaal weer een voordrachtoefening mo
gen bijwonen van de leerlingen deT Lamgedijker Muziekschool
Sinds de oprichting dezer school, nu ongeveer 12 jaar ge-,
ledein, is waarlijk in eene behoefte op muzikaal gebied voor
zien, vooral de voorbereidende studie voor latere ontwikke
ling komt hier volkomen tot haar recht. Immers, op 0 li 7-
arigen leeftijd kan het kind reeds Ln de inrichting van den
heer A. Olie zijn intrede in het muzikale leven doen, (en aan
de hand van langdurige' ervaring is het hier gegeven on
derwijs gebleken te zijn: alleszins bevredigend,
wanneer men als toehoorder een openbare les der leerlin-
geh bijwoont e|n men hoort die kleine kleutern, geschaard
om hun onderwijzer hunne liedjes zingen, met of zonder
muzikale leiding, dan wordt men gewaar,, dat er heel wat
tact tnoodig is om in di ejongé leventjes de liefde tot en de
aanleg voor zang en muziek aan te kweeken en te bevorderen.
En dat de Lange,dijker Muziekschool hieraan voldoet werd
gisteravond bewezen toen o. m. een duo voor 2 violen en
eieh idem voor harmonium en piano werd ten gehoore ge
bracht. Vrij en ongedwongen werd de vioolstok op de sna
ren gebracht en gingen de vingers over het klavier. Het
luide appiaus ,dat hierop volgde, was wel zeer aardig voor
de kinderen ,maar beteekenis vol voor dan onderwijzer ,die
'hierin toch eene waardeering van zijn onderwijs eveneens
mocht zien. Wij vermelden ook nog de vertolking van: „Een
kind van Holland", met bejgeleiding van strijkorchest, piano
en harmonium, hetwelk door bijna het geheele school-en
semble werd weergegeven, dit was een heerlijk slot. Zoowel
voor d eouders en belangstellenden, de zaal was geheel vol,
wa shet een mooie avond Ja, waarlijk,, in deze school
wortd het kind zoowe.1 theoretisch als practisch voorbereid
voor vereenigingen, hetzij voor zang of muziek.
HET 1/2°/o REGIRSTRATIE RECHT
In de vergadering van de Tweede Kamer, d.d. 16 Maart,
is deze zaak bij de behandeling van de Staatsbegrooting
(Hoofdstuk VII B (Financiën) aan de orde gekomen.
Het verslag daaomtrent luidt als volgt
De heer Weitkamp (Chr. H1.) bepleit o.a. afschaffing van
de onbillijke heffing op de bruto,-opbrengst van de producten
van tuinders dn boeren.
Spr. dient een motie in volgens welke de Kamer als 'haar
oordeel uitspreekt, dat de veilingen van land- en tuinbouw
producten nie't behooren te worden getroffen door het regis
tratierecht, bedoeld in art. 55 der Registratiewet en de Mi
nister uitgieinoodigd wordt een wijziging van deze wet in den
aangegeven geest te bevorderen.
De VOORZITTER ste'lt voor deze motie te behandelen op
nader te' bepalen dag.
De heer DUIJS (S.D.) bepleit dadelijke behandeling. Dit
punt is in de stukken 'behandeld. Verschillende sprekers zul
len er toch het woord over voeren. En het is een buitengewoon
urgente zaak.
iHet voorstel van den Voorzitter wordt verw orpen met
34 tegen 29 stemmen. (De heer Duijs: „De boeren 1 nebben
liet gewonnen.")
De heer DRESSELHUIJS^ (V. Bi) sluit zich aan bij den
aandrang van den heer Weitkamp op afschaffing van het re
gistratierecht op veilingen van land- en tuinbouwproducten.
Als voorzitter van den tuinbouwraad heeft spr. reeds jaren
lang de bezwaren waargenomen, waartoe deze bepaling leidt.
De KKamer heeft de gevolgien van deze bepaling indertijd
niet voldoende overzien. Zonder veilingwezen kan de tuin
bouw niet meer bestaan. Via die veilingen wordt thans nog
voor f70 millioen naar D.uitschland uitgevoerd. (In 1918 zelfs
voor f 110 millioen.)
Zeven-achtste van alle verbouwde groenten bereiken via
de veilingen het publiek. De veilingsvereenigingen van den
Tuinbouwraad hebben bij een adres aan den Minsiter afschaf
fing van dit veilingsrescht gevraagd. Dit recht is een zeer on
billijke belasting, omdat zij de bruto opbrengst tot basis neemt
en geen rekening houdt met winst of verlies.
Een kleine tuinder moet hieraan mieer betalen dan aan in
komstenbelasting.
Intusschen zou spreker den heer Weitkamp in overweging
willen geven zijn moti «zoodanig te wijzigen, dat deze zich
alleein tot den tuinbouw uitstrekt. Mocht de Minister de motie
niet willen aanvaarden, dan vajt hieraan natuurlijk weinig te
doen. In dit geval zou spreker den Minister toch in overwe
ging willen geven, het registratierecht voor de tuinbouwvei
lingen althans voor den tegenwoordigen crisistijd op te
schorten .Overigens zal spreker gaarne zijn stem aan de mo
tie- Weitkamp geven.
De heer FLESKENS (R. K.) komt eveneens op tegen het
registratierecht op veilingen en wijst in dit verband op de
belangrijke en nuttige beteekenis van de ontwikkeling van
het veilingleven.
Men zai moeten toegeven, dat dit instituut onmisbaar is
geworden voor den tuinbouw en ook1 voor den handel. Waar
dit zoo is. waarom werkt miejn dit instituut dan tegen door een
onbillijke heffing? Want ook de Minister van Landbouw er
kent de onbillijke werking van het registratierecht op de vei
lingen van tuinbouwproducten. Voorts komt spreker op te
gen den achterstand ia de uitreiking der belastingaanvragen.
1-Iet zou geweuscht zijn, de belasting kwijt te schelden of al
thans de betaling in termijnen toe te staan aan hen, die niet
in s aat zijn de achterstallige belasting ineens te voldoen.
Tenslotte dringt spreker aan op een spoedige totstandko
ming van het tarief voor invoerrechten.
De heer DUIJS (S. D.) sluit zich aan bij de motie- Weit
kamp. Het half millioefn, dat ermede gemoeid is, kan zeer wel
op de oorlogsbegrooting worden gemist. Het is met het regis
tratierecht op tuinbouwveilnigen heel vreemd toegegaan. Aan
vankelijk werd het niet geheven om meier geld in de schatkist
te bre'ngen. Ajleen om fraude t® voorkomen heeft meo onder
het begrip „openbare verkoopingen" ook de tuinbouwveilin
gen willen begrijpen. Dit was de gewrongen wetSUitlegging. En
I de hejer Teenstra heeft destijds dan ook een amendement daar
1 tegeh ingediend.
Eerst na een krachtige bestrijding door Minister Van Gijn
trok de heer Teenstra zijn amendement in. Daarom heeft spr.
zooevejn aangedrongen op onmiddellijke behandeling van de
motie— Weitkamp. Het gevaar is nl. niet uitgesloten, dat de
I heer Weitkamp den heer Van Gijn aanstonds in de Kamer 'zal'
brengen, en dan is de kans voor de boeren verkeken (om te
worden verlost van het koopej, dat deze Vrijheidsbonder hun
heteït geleverd. Spr. wijst er verder op, dat de .Minister van
Ladnbcuw ook voorstander is van afschaffing van het regis-
tratieiecht van een half procent en hoopt dan ook, dat de
Minister van Financiën de motie zal willen aanvaarden. De
rede van den heer Dresselhuijs heeft de zaak meer kwaad
dan goed gedaan.
Dat is volkomen duidelijk voor ieder ,die „nourri dans le
serail" is. De heer Dreessielhuij's geeft den Minister a.h.w..'
in óverwdging om de motie maar „onaannemelijk" te verkla
ren en hti registratierecht tijdelijk op te schorten. Hoe dit ech
ter zij, indien de Minister niet aan de moti© tegemoet komt,
dan zai spreker overwegen om alsnog met spoed een initiatief
voorste! in te dienen 0111 de tuinbouwers te helpen. Het denk -
bce'ld tan den heer Dresselhuijs om een kweekerscrediet te
verleenen, acht spr. een kapstok.
De heler VAN DER RIET (R. K.) bepleit eveneens de
afschaffing van het registratierecht op land- en tuinbouwvei
lingen. Spr acht verhooging der inkomstenbelasting ©en doel
matiger middel om aan meer geldmiddelen te komen.
OVER ENKELE NATUURKUNDIGE WETTEN EN
VERSCHIJNSELEN.
Sinds d vroege tijden is het reeds een onderwerp van
onderzoek en nadenken gewiaest om eenig idee te krijgen,
hoe de verschillende stoffen zijn opgebouwd.
Het onderzoek laad oudtijds evenwel niet zooveel te be-
teekienen; daarvoor waren de hulpmiddelen te onvolmaakt.
Het waren meer de wijsgeeren, die zich met dergelijke on
derwerpen bezig hielden. In de natuurkunde hebben we 't
meest te maken gehad met de opvattingen van Anavag.oras
en Demoorites. De eerst© leerde, dat de stof onbegrensd
deejlbaar was, de laatste, dat alle lichamen uit zeer kleine
d©eïries bestaan, welke voor verdere verdeeling niet vatbaar
zijn.
De laatste opvatting heeft vooral' door de onderzoekingen
van Dalton de meeste steun gekregen, reden, waarom die
theorie van Dalton de grondslag van onze natuurkunde en
niei minder van de scheikunde is geworden.
We nemen dus aan, dat er deeltjes zijn, welke voor ver
dere verdeeling niet vatbaar zijn, zonder den aard van de
stof te wijzigen. Deze kleinste deeltjes dragen dan naam van
moleculen. Laten we er terstond bijvoegen, dat niemandfooit?
öen molecule gezien beeft. Onze werktuigen zoowel als de
zintuigen zijn daarvoor niet fijn genoeg. Tusschen de mole
culen van een enkel lichaam, als tusschen dis van verschil
lende lichamen nu bestaat een kracht van samenhang. Laten
we ons voorloopig tot de kracht van samenhang tusschen
de moleculen van een enkel lichaam bepalen.
De lichameh worden verdeeld in vaste stoffen, vloeistoffen
en gassen. Bij de vaste stoffen is nu deze kracht het grootst.
We kunnen, een hoeveelheid water gemakkelijker verdeelen
dan ton stuk steen. Maar bij vaste lichamen is deze kracht
van samenhang nog w«ex zeer verschillend. Een stuk glas
laat zich gemakkelijker breken dan een stuk gietijzer. De
eene houtsoort is taaier dan de andere. In 't algemeen kun
nen we evenwel zeggen, dat de vaste stoffen zich moeilijker
laten verdeelen dan vloeistoffen en deze wiser moeilijker dan
gassenJa, van gassen wordt zelfs wel beweerd, dat de mo
leculen e'kaar niet aantrekken. Deze kracht van samenhang
tusschen de moleculen van eenzelfde lichaam draagt den naam
van cohesie.
De moleculen van verschillende lichamen oefenen evenwel
ook een aantrekking op elkander uit. Wanneer we b.v. twee
geslepen glasplaten tegen elkaar brengen, kost het feenige
moeite om ze weer van elkaar te krijgen. Met opzet noemden
we geslepen platen, omdat als sterkte va rtdeze kracht af
hankelijk is van het aantal aanrakingspunten. Deze kracht
van samenhang, ook wel „kleefkracht" genoemd tusscben
de moleculen van verschillend «lichamen heet adhesie. Dé
adhesie word. bevorderd door de aanwezigheid van vocht'.
Hadden we de reeds genoemde glasplaten vochtig gemaakt,
dan zou heet nog meer moeite giekbst hebben ze van elkaar
te krijgen. Dat laat zich trouwens wel verklaren. Wanneer
we elk der glasplaten in water gedompeld hadden, waren ze
vochtig gebleven. Er bestaat dus reeds adhesie lusschenglas
ern water. Brengen we nu de twee vochtige platen tegen el
kaar, dan krijgen we, eigenlijk met drie vormen van kleef
kracht te doen n.l .de aantrekkingskracht, tusscben de wa
terdeeltjes onderling, tusschen de glasplaten en tusschen de
glasplaten met het water. We onthouden dus, dat de adhesie
door de aanwezigheid van vocht verhoogd wordt.
Is deze kennis nu weer vopr den tuinboiuwer van belang?
Zéér zeker. We weten, dat onze grond uit korrels bestaat.
Deze korreltjes oefenen ©en aantrekkingskracht op elkaar uit,
die des te grooter is, naarmate d ekorrels kleiner zijn. Klei
ne korrels toch hebben naar verhouding grooter oppervlak
dan groote e;n hoe grooter oppervlak: des te meer aanraings-
vlakken met de andere gronddeeltjes. We zien dan ook, dat
kleigrond, die uit fijne korrels bestaat, meer samenhangend
is dan de grofkorrelige vandgromd. Kleigrond is dus moeilij
ker te biewerken dan zandgrond. We zagen straks, dat de
samenhang door de aanwezigeheid van vocht verhoogd wordt,
leder tuinbouwer weet ook wel, dat natte grond moeilijker
te ploegen of t ©spitten is dan droge grond. We (dienen bij
het bewerken van den grond dus te wachten tot hij behoorlijk
droog geworden is. Is zeker opzicht maken zware kleuren
de nop dezen regel een uitzondering. Bij deze gronden komt
het n.l. voor, dat ze bij het droogworden samen gaan bakken.
Dit ka nzelfs zoo erg zijn ,dat mein sommige bouwers in
in den tijd van het koolzetten met een ijsbijl gewapend(naaf
hun akkers ziét trekken om de kluiten kapot 1© slaan. Ln
'r algemeen is evenwel ds regel juist, dat natte gronden zich
het moeilijkst laten bewerken, omdat ds adhesie vusschen de
gronddeeltjes ce groot is. De adhesie kan echter ook :e ge-
I ring zijn. Dit is het geval bij zeer losse zandgronden, in
droge perioden kan dit aanleiding geven tot het verstuwen
van den grond, een voof de bolleakwaekers zeer onaange
naam verschijnsel. Door het bedekken van den grond met
riet of door het gieren wordt dit stuiven zoo niet voorkomen,
dan toch belangrijk verminderd. Niet te verwonderen, dat
men naar middelen heeft omgezien om den te grooten sa-
i menhang te verminderen en den te geriogen samenhang te
versterken. Een van deze middelen is kalk. Door het toevoe-
j gen van kalk op klejgroipden worden deze losser. Een mid
del, dat zoowel voor de verbeterijng van zand, al» voor klei
gronden aangewend v;ordt, is humus. Onder humus verstaan
we ontlede plantaardige en dierlijke stoffen. De samenhang
van de humesdeeltjes is grooter dan vain zand en kleiner
dan van klei. Zandgronden worden door toevoeging van hu
mus dus gebonden, kleigronden losser.
We hebben nu cohesie en adhesie besproken, rest nog een
kracht ,die te nnauwste samenhangt met de vorige twee.
We bedoelen de capillariteit. Wanneer we een nauw glazen
buisje ir. een bakje met water plaatsen, zouden we veronder-
len, dat het water in het buisje even" hoog stond als in
het bakje. Hét zijn toch twee ruimten, die met elkander in
gemeenscha pstaan. H.et blijkt evenwel', dat het water in her
i nauwe buisje iets hooger staat dan in het bakje en da: de
oppervlak1!, 'van bet réater in het buisje niet horizontaal.
maar ©enigszins hol staat, 't Is, alsof het water door den
1 glazen wand wordt opgetrokken. Dat is ook zoo. We hebben
hier te doen met twee krachten. Iin de eerste plaats met de
cohesie tusscben de waterdeeltjes en in de tweede plaats met
I de adhesie tusschen het water en het glas. De laatste kracht
1 is het sterkst met het gevolg, dat het water iets wordt opge-
I zogen. Hoe nauwer nu het buisje is, des te sterker we het
j verschijnsel waarnemen. Dit opstijgen van water (en van an
dere lichte vloeistoffen als b.v. olie) draagt in d© natuurkunde
den naam van capillariteit of ook w;el haarbuiseswerking, om
dat men zefer nauwe buizen .haarhuizen" noemt. Wij geven
in dit geval de voorkeur aan het vreemde woord en spreken
dus in het vervolg van capillariteit. Keeren we terug tot 0.1/en
grond. W eweten reeds, dat zandgrond grover van korrel
is dan kleigrond. De openingen tusschen grove cokes zijn groo
ter dan tusscheh geklopte, de openingen tusschen zanddeelrjes
zijn dan ook grooter dan tusschetn kleideeltjes. Daar nauwe
buizen hét water hooger opzuigen dan wijde, zal ook liet
grondwater in zandgrond minder hoog opgevoerd worden dan
in kleigrond. Kleigrond kan dan ook verder uit het water
liggen dan zandgrond. Terwijl in de bollenstreek het grond
water reeds op ongeveer 50 c.M. diepte aangetroffen wordt,
kjan men in de Beemster tal van weilanden zien, die één
meter uit het water liggen.
'Het bestudieexen van die capïl'lariteit heeft 1 ons nog meer ge
leerd. Wanneer we een droge spons op een natten steen
leggiefn, blijft de spons droog. De grootere capillairen van de
spons blijken dus niet in staat te zijn het water uit de nauwere
openingen van den steen op te jniemen. Leggen we evenwel
aejn drogen steen op ©en natten spons, dan zuigt de steen wel
het water op. Nauwere capillairen nemen dus wel het vocht
op uit wijdere.
Bestaat de ondergrond van een akker uit klei en de boven
grond uit zand, dan zal de voohtvoorzieming te wenschen
overlaten, tenzij de zandlaag maar een geringe dikte heeft.
Is de ondergrond evenwel zand en de bovengrond klei, dan
gaat het opstijgein van het grondwater naar wensch. Door de
land- en tuinbouwers wordt van deze wetenschap dikwijls
partij getrokkeh. Het ontkiemen van wortel- en bietenzaad
biaart menig bouwer veel zorg, omdat deze zaden veel water
bij het ontkiemen behoeven. We dienen in dit geval de ca
pillariteit te verhoogen, maar hoe? Wel, we moeten veel klei
ner holten in den bovengrond zien -te krijgen en kunnen dit
bereiken door den grond aan te trappen of met een rol (wals)
te bewerken. De gronddeeltjes worden dan inniger met el
kaar in aanraking gebracht, de holten kleiner en het gewensch-
te resultaat bereikt.
Wil men omgekeerd in droge perioden het verdampen van
vocht tegengaan, dan gaat men den bovengro|nd los maken.
Het vérband met den ondergrond wordt daardoor verbroken,
er komén grootere holten op de kleinere», te liggen met het
gevolg, dat wel het bovenlaagje sterk 'uitdroogt, maar ds
onndergrond vochtig blijft. Late|n we er'terstond bijvoegen,,
dat dergelijke, behakte gronden grooter gevaar voor nacht-
vorstschade opleveren dan gesloten grondten.
NIEUWSTIJDINGEN.
BEZUINIGING.
Er word: gemeld, dat de vragen van het Kamerlid Ter H'all
om met het oog op bezuiniging de zalen van het Centraal
Bureau voor de Statistiek beschikbaar te stellen voor examens
reejds resultaat hebben gehad. Dinsdag 14 Maart j.l. is in leen
der lokalen van bovengenoemd bureau fust schriftelijk exa
men afgenomen voor commies der directe belastingen.
INGEZONDEN.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Noordscharwoude, Maart 1922.
Mijnheer de Redacteur,
Naar aanleiding van het bericht, voorkomende in uw cou
rant van den 25s'ein Februari 1922 waarin vermeld wordt dat
eejn autobus komende van Appingedam, door een vermoede
lijke aanrijding in het Damsterdiep geraakte en waarbij" geen
persoonlijke ongelukken waren te betreuren, doordat de in
zittenden konden worden gered, door ©en, in dat voertuig
aangebrachte achterdeur, kwam de gedachte bij mij op dat
de autobus naar en van het station Broek op Langendijk van
den heer G. Hoogeboom een dergelijke uitgang mist, hetgeen
ik voor eeh vervoermiddel als dat, hetwelk overigens maar dé
eiscbe'n des tijds is ingericht, betreur. Ik weet wel, dat wij
hier geen Damsterdiep hebben, maar er kunnen zich plotse
ling oorzaken voordoen die het aanwezig zijn van een achter
uitgang noodzakelijk maketn.
Meerdere reizigers met mij,, hebben onlangs het geval
bijgewoond, dat wij bij P. Otto te Broek op Langendijk, alwaar
de wefe zich kronkelt, plotseling een voertuig, bespannen met
twee flinke aparden, tot op ongeveer 2 Meter afstand voor
de felle lichten van de auto zagen naderen en was het aan
de tegenwoordigheid van geest, zoowel van den bestuurder
van het voertuig, als van de auto en het correct bedienen van
de motor te danken, dat een en ander zonder ongelukken af
liep, alhoewel er verschillendie inzittenden «en moment in
angst verkeerden. Was er toen ook maar iets niet in den haak
geweest, waren wij er zeer zeker niet met den schrik alleen
afgekomen.
Niemand kan, uitgezonderd voor, de auto in een dergelijk
geval tijdig verlaten, m.a.w. men zit als muizen in een val.
Dat mijn meening in deze ook bij het reiziend publiek voor
zit, meen ik te mogen concludeeren uit het feit, dat men steeds
geneigd is zooveel mogelijk voor in de auto, plaats te nemen en
niet dan nadat men genoodzaakt wordt, naar achteren inschikt
Ik hoop «Jat deze mededeeling onder de oogen mag komen
van hem, die voor het veilig vervoer van reizigers naar en
van het station Broejk op Langendijk verantwoordelijk is.
Misschien zie ik een en ander de donker in, doch kan en
mag ik m.i. niet nalatejn in overweging te geven, de put te
dempen vóór, doch niet lapis het kalf verdronken is.
Met bejeefden dank voor de opname,
J SIMON SOH'ULTEMAKER.
Noordscliarwoude Maart 19|22.