r,
Baar
see
MC:
Nieuwsblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
'ie.
111-113
No. 54. IMTEkCr TELEMIftOt 52
Dinsdag 9 Mei 1922 I* Blad 31e Jaargang
per 3 maanden f 1,15
J. H. KEIZER.
ING,
m.
en.
AAR.
NIEUWE
LANGEDIJKER III III VI.
Deze courant verschijnt Dinsdags, Donderdags en Zaterdags.
A.B0SNEMEHT8PRIJB
REDACTEUR-UITGEVER
BUREEL:
Moordflcharwoude.
PRIJS DEK ASTERTENTIEN:
Van 1—K regels 75 et-, elke regel meer 15 ct.
Groote letten of vignetten «orden naar plaatsrnimte berekend
Brieven rechtstreek» aan den Uitgever.
KAMEROVERZICHT.
oorhandun
aat.
rs,
Het was te" verwachten,, dat de behandeling van de wijziging
van die wet op den achturigen arbeidsdag niet zo uaanvangen
zonder eenig incident. De sociaal-democraten, die reeds de
rige week gepoogd, hadden dit ontwerp van de agenda, die
vóór de a.s verkiezingen moet zijn afgedaan, af te lialén,
hebben dpartoe in den aanvang dezer week een nieuwe po
ging gedaan in dezen vorm, dat zij de spreektijden aanmerke
lijk langer wilden stellen dan bij die behandeling van den
oorspronkielijfcen achturigen arbeidsdag in 1919 het gevai is
geweest. De voorzitter, die aanvankelijk een half uur voor
de beraadslagingen had voorgesteld, bleek bereid om dit tot
dir'ie kwartier uit te breiden, maar verder wilde en kon hij
indlerldaad niet gaan, zal het praktisch mogelijk moeten blijven
om de overladen agenda van deze week af te doen. Van'
:laax leenig spectakel, waarbij de sociaal-democrat en bondge-
nooten kregen in de Cpmmunisten. De heer Wijnkoop ging
:i(aarbij zelfs zoover, dat hij openlijk den heer Troelstra voor
telde om met 'hem de behandeling te sabottoeren, iets wat
n een parlement niet al te moeilijk, maar bij die bestaande
bepalingen van het Reglement van Orde toch ook niet zoo
heel gemakkelijk is. De heer Troelstra wees diezie tusschen -
k|omst niet hooghartig af, gelijk men eigenlijk had mogen ver
achten, maar wildp er toch niet op ingaan. Heel verstandig,
want het gering vbordjeel', in legislatief opzicht door deze
wijziging verkregen, zou inderdaad later geweldige gevoelige
nadeelen berokkenen.
Dit nam intusscbetn niet weg, dat de eerste spreker over
Üeze wijzigingsvoorstellen, de heer Drijon, een onaangenaam
bogetnblik had; Het is de heer Drion geweest, die esnigen
tijd geleden Minister Aalberse over de gevolgen van den acht
urigen arbeidsdag heeft geïnterpelleerd; hij is het ook geweest,
'die in de pers destijds artikelen daartegen heeft geschreven,
dn die wiel weet hoe zijn partij er over denkt. Was dat nu
een reden voor de sociaal-democraten om hem met kreten
als: die triiomfathor te begripeten; praktisch het spreken on
mogelijk te maken? Het duurde trouwens niet zoo heel lang,
al moest men een parlementaire rot zijn om)'.ic h door al dit
geraas niet te laten intimideeren. De heer Drion sprak door,
wat hij zeidie klblnk ten, gunste van de wijziging; deed
FEUILLETON.
zelfs doorschemeren, dat hij eigenlijk iets meer verlangde dan
deze wijziging klan geven, en gaf reeds dadelijk te zien, dat
er van zijn kant amendementen zouden worden voorgesteld.
Hij had vier desiderata. Nog meer had de tusschenkomst
der inspectie uitgeschakeld moeten worden; nog steeds blijft
de mogelijkheid, overwerkvergunning aan zware voorwaar
den te binden; aan de belanghebbenden in het bedrijf werd
te weinig overgelaten; en eindelijk: de Minister had ten aan -
ziein van het te plegen overleg te veel, dat vo.or het bedrijf,
en te weinig dat voor een bepaalde onderneming in hei:
oog gehouden.
Maar dè beer Drion voegde daaraan onmiddellijk toe, dat
hij diet voor een tegenstander van den achturigen arbeidsdag
wenschte te worden aangezien. Hij gevoelde voor dien arbeids
dag', en wilde dien handhaven, mits men het aan de industrie
mogelijk maakte in d|ie richting medewerking te verkenen.
Dat dit bij de geldende wetgeving nietgeschiedt, is door
hem en door tal van sprekers die na hem kwamen, in den
breedie betoogd; ditmaal ook door den Minister toegegeven.
De verdediging van Minister Aalberse was het dient on-
(bmwonden erkend knap, gelijk het meerendeiel zijner rede-
vioieringen altijd is; goed en logisch opgezet, gemakkelijk te
volgen. De Minister heeft daarin in het bijzonder de vragen
bieantwboifd of hij van standpunt was veranderdof de 45-
urige week door een 48-urige kon worden vervangen, en hoe
'hij tot hiet aantal van 2500 uren overwerk per jaar is gekomen.
Hij heeft djat gedaan op de hem eigen nauwkeurige wijze,
miet tal van voorbeeldenen daarbij aangetoond, dat zeker
die belangen der arbeiders door hetn niet over het hoofd
zijn gezien. Hij beeft zich heel -verstandig slechts wei
nig moeite gegeven om het sprookje van de op hem ingewerk
te reactie der werkgevers te bestrijden; waarom zou hij ook?
Degenen die' beter willen weten, weten het wiel, en di,e bet
niet willen, worden toch niet overtuigd.
Maar, al mag men in de redevoeringen van verschillende
tegenstanders van deze wijziging van den achturigen arbeids
dag iets demagogisch ontdekken, waartoe ten overvloede ge
legenheid was, niet ontkend kan worden, dat er in des Minis
ters redevoering een verandering van standpunt is. Wat de
Minister vroeger niet heeft willen inzien, ziet hij thans wel
in. Zelfs Iaat hij dat een weinig doorschemeren, dpor er bp
DE WERKTUIGKUNDIGE.
..Gij ziet, mijn klein poesje, dat uw vader wat veel van
houdt".
/Nauwelijks had het kind de o.ogen geslagen op al de on
verwacht ewonderen, die voor haar lagen, of zij uitte een
kreet van blijde verrassing en de vreugtde straalde haar uit
tie oogen.
„Zijt gij tevreden?" vroeg Rodille.
riep Blanche uit, „welke mooie jurken! Wat een mooie
p'op en hoeveel speelgoed! En is dat alles vo.or mij, voor mij
alleen? Wel waar? Beusch waar!"
„Ja kind, zeker, dat is alles voor u", sprak Rodille, „maar
alleen op voorwaarde dat gij opgeruimd zult zijn niet
verdrietig worden". i
„Verdrietig, mijnheer waarom zou ik verdrietig worden,
nu mijn "lieve vader niet meer ongelukkig is, nu ik hem mor
gen zal omhelzen? O, wat zal moeder blijde zijn als ik haar
zulke goede tijdingen zal mededeeeln en haar al Jat moois
zal laten zien'! Gij' zult mij nu aanstonds terug brengen, met
Maar, mijnheer? Zij zal zich alleen zoo vervelen'".'
„Het is nu te laat", antwoordde Rodille, „en uwe moeder
verwacht u niet; want zij weet al dat gij vanavond niet te huia
komt".
„.Moet ik d'ain van nacht hier blijven, mijnheer?
„Ja liefje, Gij zijt niet bang bij mij, hoop ik".
„O neen, mijnheer; ik geloof dat gij goed zijt en daai-
bij. gij kent vader en hij stelt vertrouwen in u
„Komaan gij gaat wat eten en dan slapen".
„Maar ik heb van avond al gegeten, toen ik hier kwam
Rodille glimlachte.
„Hebt gij geen honger meer?" vroeg hij.
„Ik weet bet niet".
„Welnu, zet u aan tafell. Al etende zal de honger wel
komen".
Het kind 'kon zich wel verbeelden dat er naauwelyks twee
uren verloopen waren sedert zij gekomen was, maai nain~
liiet zich iniet bedriegen. Naauwelijks aan tafel gezeten met
al het lekkers voor zich/,, begon zij gretig te eten en dronk
zonder wantrouwen.
Tien minuten later was zij' weder ;n een diepen slaap ver
zonken. Rodille legd ehaar zachtjes op het bed en strekte
zich daarna op de matras op den vloer uit, waarna hij onm;d-
lijk insliep.
De booswicht „die tengevolge van avontuurlijk Jeven wd
genoodzaakt was geweest de gewoopte aan t en-emen steeds
op zijne hoede te zijn, sliep zeer licht en had een buitenge
woon fijn gehoor.
I Tegen middernacht ontwaakte hij en zich op zijne leger-
1 stede klaar wakker oprichtende, vroeg hij zichzelven af:
„Wat hoor ik toch?"
I Een flauw geritsel, maar foch duidelijk hoorbaar het
eigenaardig geluid van eene vijl, die met voorzichtige hand
langzaam over ijzer gestreken wordt trof zijn oor.
Hij stond op van de matras, waarop hij zich geheel gekleed
had neder geworpen en begaf zich naar het venster.
Bet geluid hield aan.
iRodille was op het punt het venster te openen. Reeds
had hij zijne hand aan de knip; maar hij trad terug.
„Men is bezig de traliën van'die vensters beneden 'door 'te
vijlen", dacht hij. „Ik geloof dat wij daar 'eens een grap van
zullen hebben".
VERVOLG.
Rodille verwijderde zich zonder licht aan te steken. Hij
ging de kamer door, waarin Blanche lag te slapen, en bp
bet gevoel dien trap afgaande, bereikte hij weldra het bene
den vertrek.
Daar gekomen zijnde opiende hij met oneindige voorzorgen
ten zonder het minste gerucht te maken een van de blinden,
die aan de binnenzijde aangebracht waren, en luisterde met
zijn ,oor tegen het raam. Tot zijne groote verwondering be
reikte het gekras van de vijl nu veel minder duidelijk zijn oor,
dan toen hij zich boven bevond. Hij dacht eenige oogenblik-
ken na en sprak toen bij zichzelven:
„Zij hebben het op mij niet gemunt, dat is duidelijk. Die
kerels zijn bezig aan het huis hier naast, zeker in de hoop van
dte hand te leggen op den schat van Van Grijp. Ga je gang
maar, beste jongens, ga je gang maar! wij zullen zoo aan-
spondis nog veel meer lachen dan ik dacht", en hij' sloot het
venster weder dicht.
I „Die traliën zijn stevig", mompelde hij, men moet er
twee d,oorvijlen op twee verschillende plaatsen om er door
te kunnen. Aannemende dat die jpngens vlug en aan zulke
dingen gewoon zijn, heb ik toch altijd ten minste een half
uur tijd".
Zeker zijnde dat geen schijnsel van buiten af gezien kon
worldien en zijne tegenwoordigheid verraden, stak de dief,
dien men bestelen wilde, licht aan. Dit gedaan zijnde be-
gbn hij met de gedaanteverwisseling, die wij reeds meerma
len bijgewoond hébben en veranderde zich van het hoofd
tbt de voeten in de gedaante van vader Van Grijp.
Daarop stak hij eene dievenlantaarn aan, opende de gehei
me dieur, ging er dbor en bevond zich weldra achter het ijze
ren traliewerk.
te wijzen, dat de omstandigheden ook veranderd zijn. Wat
Volkomen waar is. Zelfs bij die behandeling van de mode
Drion deed de malaise zich niet zoo wanhopig en lang aan
zien als thans het geval is; kón men met zoo groote zeker
heid vóórspellen, dat niets, ja niets daartegen te doen zou feijn
dan werken, werken en nog eens werken. Die Minister heeft
daarnaar zijn standpunt ingericht; heeft ten aanzien van de
conventies van Washington een deel van zijn verwachtingen
Opgegeven; erkent nu zelf de noodzakelijkheid van minder
belemmering der industrie. Dat heeft hem Lntusschen niet
weerhouden om d eamenidementen, die tier verdere Wijziging
van dar achturigen arbeidsdag zijn voorgesteld, maar heel
weinig aanbevelenswaardig te achten.
Het is ai direct begonnen met de verwerping van het
amendement van de heeren Kuiper en van Rijzewijk, die
'aan het behoud van den vrijen Zaterdagmiddag minder ble
ken te hechten dan de Minister, maar daartegenover dan
ook geen meerderen arbeid" dan 8 uren per dag wilden. Dit
amendement is op aandringen van den Minister verworpen,
en 'heel merkwaardig was hoe hierbij katholieken en protes
tanten tegenover elkander stonden. Wat niet te verwonderen
is, omdat een gebrek aan vrijen Zaterdagmiddag noodzakelijk
pp spelen en uitgaan des Zondags zal werken, waartegen de
katholieken minder bezwaar hebben dan véle orthodox pro
testante ledpn dezer Kamer!
r En de heftige bestrijders; zij die meenden die bestrijding
niet in een half uur te kunnen afdoen? Zij hebben hun drei
gement ten uitvoer gebracht; de heer Schaper reeds annon
ceerdie, dat, nu de spreektijd verminderd werd, het aantal
sprekers zijner fractie girooter zou worden. Was dat noodig?
Geenzins. want de heeran en ook Mevrouw Groenieweg heb
ben zich uitgesloofd om elkaar hier en daar te herhalen.
Maar bovendien, de heer Duymaer van Twist, die wel eens
grappig kan zijn, heeft door een aardige interruptie er op ge
wezen, ihoe groot de werkelijke belangstelling van die zfyae
was. Toen die Minister aan het woord was en over de bestrij
ders sprak, hoorde men plotseling den heer Duymaer van
yTwist door de Kamer roepen: en er zijn er maar twee, dat is
toéh al te erg. Inderdaad, zelfs de 9 bestrijders van den Minis
ter hadden zich geen eens de moeite getropst om diens
tegen-argumenten aan te hooren; zij hadden geprotesteerd, ge
fulmineerd, hadden tegenover de kiezers van hun onveran-
Het gekras van die vijl liet zicli nu zoo duidelijk 5n de
stilte hoeren. dat men zou gezegd hebben dat de nachtelijke
arbeiders in het vertrek zelve aan het werk waren.
I 'Naast de oude schrijftafel, waarop altijd een paar pistolen
lagen, benevens goudschaaltjes en een geldbakje, dat nu eens
vol en dan weder ledig was, zag men het koperen handsvat
van eene stalen staaf, waarvan het andere einde in den pian-
ken vloer verdween, en waarvan de bestemming of hut ge
bruik niet te radien was.
i 'Rodille vatte dit handsvat met zijne beide handen aan en
tifo'k biet met kracht naar zich toe. De staaf week eenige
duimen van zijne plaats, en men hoorde een gekraak als van
houtwerk, dat uit elkander gerukt werd.
Rod'ilk-. glimlachte met welgevallen en liet het handsvat
los. Daarop onderzocht hij de pistolen en sloot de dievenlan
taren geheel dicht, zoodat de duisternis achter het groene
gordijn volkomen werd. Vervolgens plaatste hij zich in zijn
leunstoel, schijnbaar alsof de heeler van Grijp zijne gewone
cliënten zat af te wachten.
I „Wie duivel kan dat zijn?" vroeg hij zichzelven af, .en in
zijne gedachten doorliep hij de geheele lijst van al de schurken
die hij kende.
'Laat ons voor een oogenbli'k Rodille laten blijven in den,
minst genomen, zonderlingen toestand van een man, die weet
diat stoutmoedige booswichten bezig zijp in zijn 'huis in te
bifcken, die hen de traliën voor zijne vensters hoort 'doorza
gen en idle hen onbewegelijk in stijte en met een glimlach
óp het gelaat afwacht. Zien wij intusschen wat er een (uur
vroeger op kleinen afstand; van het huis voorviel.
'Op vijf minuten af stands van de Portie Maillot, op een
erf, tegen dien ringmuur van het Bpis de Boulogne Stond in
1830 een armoedige herberg, of liever eien keet, van een el-
lietndig afzichtelijk uitzicht.
Het was eigenlijk gezegd eerder een hut, uit klei, oude
planken 'en latten opgebouwd, zoo laag dat men er niet
rechtopgaande kon binnenkomen en die op het oog aan de
ellendigste hutten uit sommige armoedige streken van Frank
rijk deed dienken
Diie hut 'had maar één venster en slechts ééne deur. Een
ijzeren pijp. die door den wihd heen en weer bewogen werd,
stak bóven het dak uit e|n diende tot schoorsteen.
Een bosje verdroogde heesters boven de deur opgehan
gen, gaf den voorbijgangers te kennen dat men in dit ellen
dig kot sterken drank verkocht.
Gedurende den dag zag men er gewoonlijk geene bezoe
kers. Mien zag dan m>eiestal een kórt dik man aan (de deur staan,
met ruwe terugstbotbnde gelaatstrekken.