NIEUWE LANGEDIJKER COURANT
Zaterdag 5 Augustus 1922.
TWEEDE BLAD.
DI E!V EG G E,
Met mioeder had ze gewoond in een klein huisje, waarvan
Üe huur door „Armenzorg" werd betaald', Tom ze van school
ging, wist ze niet waf ze worden zou. Voor leeren haid zie
pooit veel gevoeld. Het liefst zat zie op straat in de vuilnis
bakken van die „gboote huizen" te grabbelen' naar strikjes
lol lintjes, voor 't haiar, of om d'r jurk op te smukken, klein
pronkziek kind met dun vlas-blond haar om sma! wit ge
zichtje met roodomrande opgjies.
O, echt had ze het altijd gevonden om 's middags langs
'drukke straten te slenteren, in zwoele zomerwarmte, glurend
naar -rijke dames in kostbare toilletten, stads-weeldemenséhen
ienkel levend voor uiterlijke pracht, jjiet wietend van donker
smal steegje, waar bittere armioielde geleden werd. in huishou
dinkjes, die maanden moesten leken. van bet geld, dat éai
zöp'n japon waard was.
Uren Won Wiesje door de ruiten van groote magazijnen,
naar binnen gluren, met hevige betgeertie in zich ook eens
daar op die zachte loopers te mogen wandelen, met zoo.'n
groote zilveren beurs aan je arm, ovielral iets koopende.
bm er dafn, zelf zoo heel' „fijn" uit sté zije(n, dn een echt
zijden japon met zoo'n grooten, slappen hoed met witte vee-
ren. O, echt toch, zoo rijk te zijn, om zóóveel moois
toe koopen! Maar, dacht Wiesje, als ik zoo rijk was, zki ik
altijd heel ajardig zijn tegen arme miemschien, die kunnen er
toch niets aan doen1, dat ze arm zijn, En in d'r kin
derhartje ,h|eel diep, kwam iets hards. O, zooveel geld
ue hebben dat iedereien jie voor een koningin hield. en
j op school, weggedroomd onder de lessiejn, als anderen hun
best deden om netjes te werken, zat Wiesje met glansoogjes
achter in de klas, zag zich van „armelui's-kind" plots„rijke
Hams" in mlooi groot huis, met een 'knecht in „fijn pakkie,"
i dan je '(deur, en dan "s middags in een „kloiertsie" gaan win
kelen 'O, groot verlangen brandde in 't kinderzieltje,
om, al was Eet ook mjaar één dag ook rijk te zijn.
'Altijd thuis zop'n zorg om te levien, ja,, ze was wiel jong, tornaar
wist wat armoede was. Toien werd Wiesje van school
genomen, want, vond moeder, ze« moiejfet nu ook maar wat
gaan verdienen, op school kostte allemaal geld.
Maar „dienen", neen1, dat nooit, bij die rijke lui zoo hard
te werken, die menschjen, waar ze zoo'n hekel aan had,
Idle er altijd zoo fijn uitzagen, daar meid te worden, dan lieve,r
dood. j
Zal wel' voor me zelf zorgen moeder, maak je om
mij niet ongerust", zei ze, toen moieid-er opspeelde, omdat ze
„te lui" was, om te werken.
„Te lui om te wierken ben ik niielt, maar ik haat ze Ihoor,
die „groote dames", die ons arme tajénschsn als „opraap-
sel" gebruiken en er toch niet buiten kunnen.
„lO", dacht moeder, „hoe dat kind aan die gedachten
komt.
Neen voor 't geluk was zij niet geboren, aïtiijd hard moeten
ploeteren -en dan nog zoo'n dochter.
Op een middag kwam Wiesje met ihoogroode kleui thuis
Ze had wét, „echt fijn, mpieder, op zoo'n groot
atelier van mooie dameshoeden, o zulke aardige mensehen.
j H et heiele „vak" zöu ze leiepetn ©n een rijksdaalder in de
wieek nog toe. Voorloopig was zie geborgen, dacht moe
der, nou maar weer vender zién.
Wiesje gtenjoot op het atelier tusschen al dis prachtige
zijdes'offen, die mooie bloemen voor de hoeden.
Met heel-fijin gevoel kon ze uren staan grabbelen in groote
doozen, waarin die schatten bewaard wierdien. plooide met
witte kinderhandjes naar eigen fantasie de zijde in zacht-
tiuanceeren.de kfeuriein; heerlijk die zachte gl'ijding van de
zijde tusschen d'r dunne vingertjes, die kleur,enmassa rondom
'haar, 't deed haar allje armoede weirjgefan, want, als je zooveel
schoons om j|e ziet, dan ben je niet arm mieter, maar hiael
rijk, om'dat je voelt, dat bet mooi is. Het verheerlijkte
it kind, al dat mjopis zoo, dicht bij te weten, innerlijk warm
wierd ze ervan. Maar toch moest ze dikwijls denken:
„k Wou dat ik eens iets kreeg, hè zoo'n roods lap voor
'n blousie. j|"
'Hiet liet haar niet lbs, o, ze moest iéts hebbien.
jdat heel van d'r zlelf was. Waint bet was alles wel mooi, maar
biec hoorde haar nilet.
FEUILLETON.
DE WERKTUIGKUNDIGE.
Men begrijpt hoe onberekenbaar snel zulke zaken het ver
mogen van Rodille deden aangroeien, en wij kunnen d,e ver
zekering geven dat zulke gelukkige vangsten nog al dikwijls
voorkwamen.
Die zes armoedige jonge lieden, die wij in bet voorvertrek bo
zig gevonden hebben met het idoofbladeren vain gezegelde
papieren en bet maken van aanteékeningien, waren de speur
honden, die Rodille gedurig naar alle kanten uitzond.
Die arme jongens, slecht betaald, "slecht gevoed, slecht
gekleed, maar daarentegen overladen met werk, brachten<|fte
vierde gedeelte van hun leven door, met vaiï bet eene bureau
van den burgerlijken stand naar het andere te toppen, ien ge
boorte-, huwelijk- en doodacten te copiëeren.
Het overige van dien tijd besteedden zij om hunne aacr-eek-e-
ïüng-en te vergelijken en te regelen'. Vijf van die martelaars
vah 'het kantoor wanen onder het opzicht van den zesde ge
plaatst, die d eknapste ©n ijverigste was. Hij oefende ©eniger
mate de fupctiën uit van eerste klerk, was vier- of vijfentwintig
jaren oud ©n zeer knap in het rechtsgeleerde vak. hoewel'
hij, hij gebrek aan geld, nooit zijn exjamen had kunnen afleg
gen. i
Dit jonge mensch heette Paul Mercier. In zijne eerste jeugd
had hij zijne ouders verloren en was op kosten der algemeen e
leifdad'igheid opgevoed. Hij was heel zachtzinnig van aard,
heel onderworpen, zeer moedig en voegde eene' buitengewone
naïviteit aan bet vlugge begrip, wAarvan wij reeds gesproken
hebben. Deze 'naïviteit ging zoover, hét vermoeden van iets
kwaads kwam zoo weinig in die onbedorven ziel op., dat de
jongeling wezenlijk het praktiz'ijnskantoor als ernstig gemeend
beschouwde ien er zijn ijverige en nauwgezette medewerking
aan schonk, terwijl hij met de meest' mogelijke goede trouw
Paridon en Rodille als de eerlijkste mensehen der wereld
beschouwde. f
Paul Mercier is bestemd om eéne belangrijke rol m dien
verderen loop van dit verhaal' te spelen en bet zal derjhalve
niet overbodig zijn eene vluchtige beschrijving van zijn per
soon te géven. Eerdér groot dan klein van gestalte en met
éene houding, die zelfs onder zijne versleten zwarte kieeding
En 's avonds als Wileis Je van *t aüeïïer kwam', ging zé naar
vrindinnetjies, die d'r meenamlen op straat, waar ze liepen te.
lachen én pret maken. Die mteüsjps zagen etr zoo netje,
uit, met d'r mp.oi-e opgemaakte haren, versierd me: glinste
rende spelden. Wiesje in d'r donker grijs manteltje op
zwart, oud rokje, stak daarbij wel' erjg af, O, het deed haar
pijn, zoo povertjes daar tusschen in te loopen, maar uitkla
gen d'r leled wilde ze opk (hiet.
Die anderen kónden 'het haar nie't gevefn, waarom dan je
vierdriel 'n ieder te v,cirtelle(n? O, ja, ze hadden wel medie-
lij'den met haar, miaar, zei ze trotsch: ,,,hun medelijden kani
mij niet schelen, later, dkn zal ik ze.
„Wat dat kind toch stil is, 'den laatsten tijd", zuchtte moe
der, „daar hapert iets aan, misschien ©en vrijer?.
Maar neen, daar is ze weel te jong voor, ik zou d'r!.
Wiesje, klein, nietig ^jViesjie:, met wit gezichtje, tobde nu
heel erg over iets. 's Ayonids op koud, armoedig zolderiljie
in bedstee, naast moeder, staarde ze in 't donker, tot ze alles
rood zag, glinsterend roodie zijde, bezaaid mét gouden bloe
men. Begeerig strekt© ze d'r magere koortshandjes
er naar uit, wou nemen al dat 'heerlijke, vrpeger voor haar-
altijd onbereikbaar. O, zie zag zich, wandelen in eten
prachtige 'rood-zijden japon, d'r hanen goud blond, hoog opge
stoken met roodie roos tusschen de tokken. hoe warm
was alles in dim ropden gloed.
Behaaglijk dook ze met nietig lijfje ondeir de wollen de
kens, de warmte daarvan voelend, afe'dei rood-zijden japon
om fijne, slanke taille.
Maar zie zag ook' veel arme menscbein hun hand uitstekend,
O ze gaf altijd wat aan die hongerige stakkers. - En 's
morgens klaar-wakker, de oogen diep-donkier in hei; hoofd,
zag z;e alleen 'de armoede-, rondom gapen, als een schrijnende
wonidede glans van rood ien goud was veranderd
in smal zonnestreep je, dat door 't open zolderraampje naar
binnen speelde, 't Dwarheide in d'r hpofd, dan, ah ze roode
zij had, dén, zou zie rijk zijn. Ze zou zich mooi ma
ken, en als zij tusschen haar vriendinnetjes liep, zouden al
len jalbersch zijn en. dht moest ook'. Maar hoe
(die zij te bemachtigen? 'Daar peinsde ze al dagen over, hoe
dien schat te bekomen? O, het lijdiefn, van d'r arme zieltje,
om niet te hooien die stem, die fluisterde „neen".
Neen, nooit wilde ze toegéven, dacht zie moedig, nooit stelen?
Maar hoe de stem, die als eeln zwaar bruisende stortn
in d'r woedde te verstommen? Hoé die macht te weerstaan?
Teem kon ze niet langer meer uithouden, 't sleurde 'haar
weg uit d'r bezigheden, 't liet d'r martelen en worstelen.
Dp 'n avond, in schemerlicht, de gordijnen neergelaten voor
de breed© ruiten van 't atelier, pakte ze sidderend de schaar
zette het ruwe ijzer in de ropde zijdie. en.
knipte.
'O, als een juichkreet klonk het, tpein zie die pracht in
d'r 'handen voieldie. Van haar. nu was ze rijn.
Ze 'hebben d'r gesnapt, toen ze weg wou ijlen, naar huis met
id'r schat. en afgenomen de roode zijde. Toen hebben
ze 'haar weggejaagd, „de kleine dievegge", het meisje, dat
gestolen had.
Met dieple wanlhjbop in d'r zieltje, ging ze: heen, peinzend
op de pracht van dat mooie, onbereikbare, ©n nog lang rou
wend om 'haar misdaad. het stelen.
LAND- EN TUINBOUW,
Lage boonenprijzen fa Aailsmeer.
Werden de v-erkjoopelrs der boonen„voor een drietal weken
tegen hoogé prijzen aan onze gemeenteveilingen verkocht,
sindsdien daalde de markt geregeld ien thans brengen de
bloonen bijna gaen geld meier op. Op 't oogenblik staan de
uitkomsten van deze cultuur finanti-aei1 dus niet best. Het ge
was, vporal vain de stamboonen, is uitstekend, doch man
hieefl ajeields vejel llast van schimmel', die de boonen aantast
en doet verrotten, yooral in te dicht staande hoeken. Na
veel nat weer hefeft mis|n daarmede te kampen, en het is soms
zoo erg, dat ook de stam wordt aangetast en afsterft.
De toestand in die snijbloeme-nhandet te Aalsmeer.
De toestand in den snijbloemeWhandel', zooals deze zich de
laatste wéken ontwikkelt, is verre van rooskleurig voor de
kweekers. Vele soorten bloémein brengen zoo goed als niets
meer op, soms zelfs zijn ze onverkoopbaar en laat de kweeker,
omdat ze het daaraan' besteede arbeidsloon toch niet op
brengen, haar stil uitbloeien. Massa's lathyrus b.v. staan hier
fdiopr te bloeien, waar maar weinig mieier in gesneden wordt.
Rozen, welkie hier in zoo groote hoeveelheid worden gesne-
sierlijk genaamd kon worden kon hij toch niet voor schoon
doorgaan want zijne trekken boden volstrekt geen de minste
regelmatigheid aan; maar hij beviel1 bij den eersten aanblik
door de grootie mate van vriendelijkheid, die' in zijne heldere
bruine oogen te lezen was en de uitdrukking van oprechtheid
die over zijn dikwijls droefgeestig gelaat verspreid lag.
Paul Mercier was van nature bleek. Zijn npus scheen een
weinig lang en zijne lippen iets te dik; maar wanneer die lip
pen zich openden vertoonden zij twee ireijién schitterend witte
tankten, die een -glans schenen te verspreiden over geheel zijn
hoofd, dat met een overvloed van zwarte zijde-ac-htige hanen
'pedekf was.
Iedier ander daln Paul Mercier zóu trotsch geweest zijn
bp haniden zoo wit, zoo fijn gevormd en met zulke lange dunne
vingers, dat menige vrouw hem die benijden kon.
Paul Mercier kwam in gestadige aanraking met Rodille, die
hem eene zekere welwillendheid betbpnde. Hij ontving zijne
p-iid.ers direct van den chef en was belast die aan zijne makkers
pver tie brengen.
'Onze taak ide inleiding is volbracht wij hebben onzen
lezérs de npodige bijzonderheden iped© gedeeld, die dienen
moeten tot recht verstand van hetgeen volgen zal. I.aat ons
thans maar het kantioor terugkeeren, waar wij Lari-don hebbien
verlaten, lusteloos voor zijne mahonyhouten schrijftafel zit
tende, terwijl Rodille met groote stappan op en neder liep.
LLariidoin scheen op bet punt van in slaap te vallen. RoSdüle
blee feensklaps staan.
„Ader milKoen!" riep hij uit en stampte met den voet op
|den grond. „Vier millüoen, waarvan er ten minste twee mii
moeten toebehooren1Hel -en duivel 1 moeten die mij ontsnap
pen! Neem, honderd maal neenl of de duivel zal mij haleri-
[Nog nooit hieeft zulk -een rijke vondst mij in verzoeking
kuninien brengen. Al moest ik er mij de vingers aan verbran
den, toch zal ik trachten -een stuk van dien lekkeren koek
te krijgenHoe voorzichtig ik ook wezen moet, zai ik mij toch
-nilet terug laten houden. Als er zulk een inzet in het sji-el (is,
moet mén wat wagen en hij, die zich voor vier mil Hoen niet aan
leem weinig gevaar durft blootstellen moet wel gek zijn".
Na deze korte alleenspraak nadierde Rodille den armstoel,
waarin La|ridpn zich gereed maakte ©en dutje te gaan doen,
en gaf een slag op, de leuning.
Üem, zijn ook laag geprijsd. Zoo ïs TfeiP zoo goed als meF lalles.
Toch is onzie kweeker het moge ham dan de laatste weken
niet meelo.op.en nfet ontevreden: het winterseizoen was
goed. ook het voorjaar. Die potbloemiem brachten ook flink a
prijzen op. Daarm-edle is niet gle|z©id, dat dia nu nog verhan
deld flink betaald wo-rdién, dat is niet h!et geval, voor park-
bloemen raakt de tijd uit. Véél last ondervindt dia kweeker
(dézen zomer van ziekte in de bloemen, b.v. in de anjelieren,
wtelke dien knop aantast en de bloem miet minderwaardigheid of
gedeeltelijken ondergang bedreigt. Anjelieren zijn er thans
z'eei v-ee! in cultuur te Aalsmeer; vorig jaar hébben verschil
lende kwiaekers daarmede goede zaken gemaakt; wal nu nog
Iele vraag zal zijn. Chrysantemums ontwikkelen zich uitstékend
en spoedig zullen wel de eerste voorloopers van deze grpot-
cultuur aangeboden worden. Het is te hopen, dat de prij
zen zich weer spoedig zullieln herstellen, vooral bij een cul
tuur als die der chrysantemums hangt daarvan veel af vopr
dé welvaart van onze kwets/kers over het algemeen.
BUITENLAND.
GEIIBIM® JJMTSCRE WAFENVOORRADEN
De intergeaLieerde militaire controlecommissie heeft heden een
'bezoek aan -het fort Neisse gebracht, en heeft daar onldanks den
tegenstand der Duitsohe militaire autoriteiten duizend ton oor
logsmateriaal munitie, geweren, kruit en een groote hoeveelheid
granaten ontdekt. Verder weiden een vijftigtal geweren en ver
scheidene mitrailleurs geV-oinden in hhet dorp Hanover, twee
léndbouwers ziin gearresteerd.
NIEUW SPOORWEGONGELUK.
Tlhans wordt alweer -van een nieuw spoorwegongeluk gemeld,
dat -wel minder ernstig :s afgeioopen „slechts" een liwintg
gewonden toaar dat bijn pook een groot aantal' mensdhenlevens
gekost had.
De sneltrein ParijsBrest had Dinsdagavond even voorbij Char-
ires gestopt, waeutendte op het passeeren Van een trein uit Bor
deaux. Plotseling kwam achter dezen aan een locomotief, die
bestemd was om een aantal' wagens op een zijspoor pp sleep te
nemen en naar Batignoiles te brengen. De machinist van deze
locomotief nam niet de nopidfge Voorzichtigheid in acht ofschoon
hij het onVeilige s-giraal had' gezien. Pias toen hij door zijn stoker
gewaarschuwd was, remde hij ,map. rte l'aat. De schob was
heVlig. De achterste -bagagewagen valn den trein hield' hef uit,
maar de houten bagagewagen daarvoor wfeid versplinterd-; een
wagon met 'derde klas compartimenten vbor dezen wlagpn kreeg
ernstige schade en de inzittenden Werden deelb lioht of zwaar
gewond'.
In „rOeuVire staat een spotprent oniiér den titel „de sancties."
De eene Fransohtonau Vraagt aan den andtere „wiat kunnen wij
dien Duitschers toch eigenlijk doen? Frankfort bezetten of
Berlijn Neen antwoordt de ander la,a,t ze een beetje
op de Fransdhe spoorwegen reizen
DRIE MOORDEN l'E BERLIJN.
Door d-e arrestatie te Dresden van den uit Amsterdam afkom-
stigen bookmaker AAtillem Blume, aldus mel|d't het „Berl. Tag.'
is 'het geiukt het gehaim op te losisen -van drie moorden, Welke
enkele jaren geleden te Berlijn groot' opzien baarden. Blume Were
gearresteeid, terwijl hij bezig was in de woning van een oude
vjrouw een hinderlaag te leggen voor een postbode, daa r daar
geil!Jmdest brengen.
Tijdens zijn verhoor bekende Blhim'e, dat hij; in Sept. 'L8 in
Beriijn een postbode en een |v,rouw vermoibrd had, terwijl hij in
Jan. '19 'den postbode Lange in het Berlijnsche hotel Adlon-
heeft vermoord en beroofd. 1
De politie Vermoedt, dat Blume nog verschillende -andere
mor.fd-en op zijn geweten heeft.
HET ANTWOORD; DER. BEIERSCHE REGEKRING.
De Beiersdie gezant heeft heden-'den rijkspresilont het ant
woord overhandigd van de Beierscihe regeering, waarin deze haar
oprechten dank uitspreekt voor het initiatief tot het bereiken ee-
ner Overeenstemming in het conflict. Met het standpunt echter
alls zou de Beiersche verordening een grondwettelijken grondslag!
missen, kan minister president LerChcnfeMt niet instemmen.
Wanneer de verordening ter zijde zou worden gesteld of djo(csr
een cnbévirc-'digende regeling wonden vervangen, zou in géheei
Beieren een toestand v;an onrust ontstaan. Veeteer vereis ebt die
ernst ytafc (der. toestand dat er een rechtspositie wordt gesehhapen,
welke ock met de Beierscihe staatsibehoeften overeenstemt. De
Beiersche regeering is te allen tijde bereildi hieraan mede te wier-
ken. Zijj koestert bov©n|dien den dringenden wensen, om den
wortel yan toekomstige conflicten uit idfen weg te ruimen, en
daarmede de betrekkingen tusschen het rijk en de verschillen
de staten duurzaam te maken.
Het Beierscihe V-ol'k heeft het vertrouwen, dat er met de
krachtdadige huljp ivan den rijkspresident een weg zal iworden
gevonden, en wel door voorschriften, welke een duurzamen waar
borg -bieden dat- de souvereine redhten der staten niet zonder hun
toestemming kunnen worden afgeschaft of beperkt.
D e ex-deurwaarder sprfon-g verschrikt op.
„AVat wilt -gij nu weder?" vroeg (hij knorrig.
„Maat", aint-Wioprdd-e Rodille, „Ineem een pen en schrijf /b
„AVat?"
„AVat ik u zal vioprzieggeti".
„Kunt gij mij da|n geien oogenblik met rust ldten? Hebt
gij geien klerken om voor u te schrijven?"
Rodille haakte de schouders op.
„(Maatje, sprak hij daarna, „idoe wat ik u zeg en ha|ast
-u waf; dat raa|d ik u aan, anfiers koin ik wiel -eens lust krijgen,
ate het mij tae gi-ng schijnen dat gij een onnut persoontje
waart, u niet meer te betalen en aan den dijk t ezettën".
„(Rodille, gij behandelt mij als een knecht", riep de deur
waarder zich oprichtende uit; „dat glaat zpo niet".
„Tk béhanidel u zopai's het behoort, Latridoin; schik er u
dus in". f
„Ik ben hier te huis. Het kantöpr staat op mijn na-im".,
„iZekierlijk maaltjemaar gij vergeet dat er nog stukken
zijn, die omwederleg'baar bewijzen dat ik alles gekocht ien'
bela-aid heb en dat gij niet meer dan ©envo-udig bestuurder
zjj-t, dien ik naar willekeur k-an wegzenden. Gehoorzaam der
halve en stel -u tevreden met mijn secretaris te zijn".
BLANCHE VAUBARON.
Laridon 'had met iemjan-d te dpen, die hiem te knap was.
Eigenlijk wist hij dat opk wiel en zijne opwellingen van
onafhankelijkheid, zoowel als zijne pogingen tot tegenstand,
liepeh onveranderlijk op eene geheel-a onderwerping uit.
Ook ditmaal boog hij het hoofd en terwijl hij eene pen op
nam en die in de inkt doppte, mompelde hij'/
„AVat móet ik schrijven? ik ben gereed'.
,,:Zoo is het goed", antwoondde Rodille. „N-u wordt gij
weer redelijk. Geef acht, maat".
En hij dicteerde de volgende regels
„Peraonen, die in staat zijn hun bloedverwantschap te be
wijzen niet wijlen den heer Andreas Besnard, in hiet jaar 176c>
in het dorp St. Ferréol, in ide voormalige provincie Fran-
chie-Comité, departement van de Jura geboren, worden ver
zocht idaarvanjonvierwijl-d bericht te geven aan den heer La
ridon, rechtsgéteerde, Rue du Musée nr. 1, Parijs, zijnde ge
melde heer in staat hun een 'belangrijke m-ededeeling 're doen.
Rodille zweeg.
„V,erde!r?" vroeg cte ex-deurwaarder.