Donderdag 18 Januari 1928.
82e Jaargang
WO. 8. lllEllg. TELEPN08I 52
WE IS
AIGEIUKI1COHIIAIT.
DE LANGE DE MORAAZ
Alkmaar - Anno 1804.
Donderdag te Schagen
Hotel „Vredelust."
BRAND- en INBRAAKVRIJE
KLUISINRICHTING
DE UITKIJK.
i m
Eén vogel in de hand is beter dan tien in de
lucht. Dat is een misschien wel wat nuchter en
laag bij de grondsch maar niettemin priktisch
en verstandig spreekwoord. Maar op de Fran-
Fchen, die toch den naam hebben verstandige, re
delijke menschen te zijn, heeft het blijkbaar niet
veel vat. Want wel heeft Poincaré toen hij het
Fransche volk op de mogelijkheid van mislukking
van het Roer-avontuur wees, gezegd, dat het beter
was iets dan niets te krijgen, maar de weg, dien
hij volgt, toont niet, dat hij zelf van de waarheid
bijzonder overtuigd is. Die weg is den weg, naar
de tien vogels in de lucht. En bij het grijpen daar
naar laat hij de eene vliegen, die hij in de handi
hield. Hij zoekt aan de Roer het vele, niet het iets
Maar de eerste ervaringen, die de Fransche gene
raals en ingenieurs er haddenopgedaan, zullen ze
ker reeds bezig zijn te overtuigen, dat het naar
alle waarschijnlijkheid op een niets moet uitloopen
De Duitsche regeering heeft uit den Franschen
geweldmaatregel de conclusie getrokken, die. van
haar standpunt uit gezien, natuurlijk en logisch
was. Wanneer werkelijk het vredesverdrag van
Versailles tot dergelijke middelen Frankrijk niet
het recht, geeft, dan is het aanwenden een schen-
din gvan dat verdrag, die ook Düitschland van
de verplichting ontslaat, zich verder aan het
verdrag te houden. Dat wil dus hier zeggen, dat
Düitschland voorloopig van verdere betalingen en
leveringen aan Frankrijk en zijn helpers België
en Italië, waartoe het volgens het verdrag ver
plicht was, afziet. De kolenleveringen uit het
Roergebied, zoo goed als alle andere leverineen
houden dus mechanisch op. Natuurlijk kan Frank
rijk overal waar het, als aan de Roer, de feitelij
ke macht in handen heeft, op kolen en andere
waren beslag leggen. Maar de Duitsche regeering.
levert niet meer, betaalt dus niet aan de eige-
naaars. En aangezien zonder die betaling de ei
genaars natuurlijk op den duur geen loonen kun
nen blijven uitbetalen en dus de producten /ui
len moeten stopzetten, moet Frankrijk, wil liet
kolen hebben, zelf betalen. Dit lijkt zeker weinig
op den vooruitgang, waarop de Franschen ge
hoopt hebben, die toch naar den Roer kwamen
om meer waarde uit de mijnen te halen, dan de
Duitschers ze leverden. Wanneer ze ze nu zelf
moeten betalen, zijn ze daarmee alvast heelemaal
achterop. En zelfs, al zouden onder hun toezicht
de mijnen nu meer opleveren, dan kunnen ze toch j
nooit aan hetT bedrag komen, dat ze voor dien
ontvingen. Maar zullen de mijnen meer ople
veren?
De vlucht van het Duitsche kolensyndicaat en
de houding der mijneigenaars of hun vertegen
woordigers doen niet vermoeden, dat de mede
werking van dien kant van harte zal gaan. Inte
gendeel alle tot nu toe getroffen maatregelen wij
zen ei op, dat men de Franschen het exploiteeren
der mijnen wil bemoeilijken. En van den kant
der arbeiders kan men ai evenmin bijzondere mé
dewerking in den vorm van ijverigen arbeid, eer
het tegendeel verwachten.
Er is dus alle kans, dat de Franschen minder
uit de mijnen halen. En waar het gehaalde niet
langer door de Duitsche regeering maar door hen
zelf moet betaald worden, krijgen ze niet alleen
minder dan tot nu toe, maar zeer waarschijnlijk
ook minder dan ze uitgeven. De schade en dié
kosten kunnen ze op Duitschland's rekening
zetten, natuurlijk. Maar wat schieten ze daar
mee op? De bedoeling was juist geweest de
schuldvorderingen op Düitschland te incasseeren
reëele waarde in handen te krijgen. „We zullen
nog meer bezetten" dreigt Poincaré al De toe
stand zal er zeker niet door veranderen. Het kost
Frankrijk alleen geld, wat het juist niet heeft,
zoodat ten slotte het pleizier van dat bezetten
ook wel af zal gaan. En dan verder
Maar deze finantieele schade is niet de eenige,
die Frankrijk aan het nieuwe avontuur beloopt.
België en Italië, die blijkbaar al beginnen in te
zien, waarop het moet uitloopen, worden al een
beetje récalcitrant. In de commissie van herstel
blijken de bondgenooten het lang niet eens. En de
pogingen, die Frankrijk den laatsten tijd aan
wendt. om Tsjecho ^Slowakije en andere staten
van de kleine Entente in de onderneming te be
trekken, duiden al op zijn vrees straks alleen te
zullen staan. Daar komt bij, dat ondanks de vriend
schappelijkheid, waarover men het aan beide kan
ten zoo druk heeft, Engeland en Frankrijk door
deze scheiding hoe langer hoe verder uit elkaar
dreigen te raken. Het is thans reeds duidelijk,
dat Engeland zijn troepen aan den Rijn laat niet
ter wille van Frankrijk,, maar feitelijk van Duitsch:
Franschen het met hun geweldpolitiek niet al te
bont maken, en dat dit blven dus een weinig
vriendschappelijker beteekenis heeft dan het weg
trekken der Amerikanen. Natuurlijk trachten de
laatste terugtrekking uit te leggen als buiten ver
band met de gebeurtenissen der beide laatste we
ken, omdat de Amerikaansche Senaat reeds voor
dien den wensch daartoe had uitgesproken. Maar
het feit dat president Harding onmiddellijk bij
den eersten opmarsch der Fransche troepen aan
die wensch gevolg gaf, spreekt dat geloochende
verband, duidelijk uit. De Franschen begrijpen dat
trouwens zelf ook wel. De verbittering die het
Roer-avontuur bij het Amerikaansche volk ge
wekt heeft, sluit allen twijfel uit. En het zijde-1
lingsch aanbod, dat zoowel Poincaré als de Bel
gische regeering reeds aan Düitschland gedaan
hebber om te onderhandelen, wijst er wel op dat
de invloed van Amerika's en Engeland'ss houding-
van Italië's aarzeling en van de in Düitschland
ondervonden moeilijkheden reeds het terugkee-
ren der bezinning bij de Franschen in de hand
werken. Een vogel in de hand blijft beter dan tien
in de lucht. Maar Düitschland toont weinig nei
ging om zoo met het Fransche pistool op de
borst de onderhandelingen opnieuw te beginnen
Het heeft zijn gezanten teruggeroepen en voelt
zich blijkbaar, nu Engeland niet onwelwillend ter
zijde staat, in den nieuwen toestand niiet zoo erg
onbehaagelijk.
Wil Frankrijk het daarom op een andere manier
probeeren en Duitschland's kleine vijanden in 't
Oosten in het veld brengen? Of wil me nin Midden
Europa trachten van dezen toestand te profiteeren
ten einde de nog hangende kwesties ten eigen
voordeele op te lossen? De Lithauers hebben het
voorbeeld gegeven door op Memel aan te ruk
ken dat een Fransch garnizoen voor Polen in
reserve houdt. Straks probeeren de Polen het al
licht in Opper Silezië. En de Roemenen heeten
aan de Russische grens te mobiliseeren. Nieuwe
oorlogsgevaren steken, door Frankrijk's voorbeeld
gewekt, overal dreigend het hoofd op. Het kan
nauwelijks in Frankrijk's belang zijn. Zou Poin
caré er nog niet over beginnen te mijmeren, dat
werkelijk iets meer en beter is dan niets? Eén
vogel in de hand, nietwaar?
De, bezetting van het
Rührgebied
Aam eeme particuliere correspondentie aan
het „Handelsblad" uit Berlijn, ontleemen wij
het volgende:
„Hoe vroolijk gaan de stammen op! zei
mijn Bijbelvaste vriend, doelend o pde dichte
drommen, die zidh vanmorgen in onafzienbare
stoeten voortstuwden door de anders op Zon
dagmorgen nog zoo rustige straten van de
binnenstad alle met hetzelfde doel: den Kö-
migsplatz, om er deel 'te nemen aan de gro"otc
Rationale protestbetooging tegen de bezetting
van het Rührgebied.
E]n Jhoe meer men den Königsplatz naderde,
hoe dichter de drommen werden. De honder-
'dem sloten zich aaneen tot duizenden, die uit
alle richtingen concentrisch oprukten en in de
onmiddellijke nabijheid van het geweldige plein
al tot tienduizenden waren saamgesmolten. En
zoo werd het langs alle toegangswegen tot een
massale opmarsch in bijna gesloten kolommen.
Van alle kanten stroomden zij toe: de duizen-
'dön uit het Westen langs de groote verkeers
wegen dwars door den Tiergarten; die uit het
centrum do.o,r Budapester Strasse en S ieges-
allee, en de ongetelde soharen uit het Noorden
en Oosten in dringende massa^s over de bree-
de Spreebruggen.
Reeds om elf uur was de Königsplatz een
levend meer van menschen, een deinende
zee van hoofden en hoeden. En nog altijd kwa
men er nieuwe duizenden, die zich opstelden
aan de peripheric van de menschenmassa en
het enorme plein tot in zijn verste uithoeken
vulden, van het Rijksdaggebouw tot het wit
marmeren Moltke-Dekmal en van den Tier
garten tot het standbeeld van Roon.
- Zoo standen de honderdduizenden, schouder
aan schouder geschaard om de Siegessaule en
om het imposante standbeeld van den IJzeren
Kanselier. En wachtten...
Om klokslag twaalf een trompetsignaal: de
betooging was 'begonnen.
En terwijl alle kerkklokken van Berlijn tege
lijkertijd haar bronzen stemmen verhieven,
zette het muziekcorps, dat o pde breede, mach
tige Rijksdagtrappen stond opgesteld, het „Alt-
Niederlaindische Dankgebet" van Valerius in,
ons oude „Wilt heden nu treden", dat keizer
Wilhelm indertijd in het Duitsch heeft laten
Vertalen. Onmiddellijk bij de eerste tonen gin
gen alle hoeden af en het was waarlijk een ont
roerend oogenblik, toen al die duizenden de
schattingen varieerden van 300 tot 500-000 deel
laud,
L'wil zïgm^om op t7^ssen, dat de hemers - met ontbloote hoofden het plechtige
„Wir treten zum Beten vor Gott den Gerech
ten" aanhieven.
Nadat de laatste klanken waren weggestor
ven, schetterde weer een hoprnsignaal, dat
het begin der redevoeringen aankondigde. Er
werden er achttien tegelijk gehouden door spre
kers van alle burgerlijke partijen en van de
niet-socialistische vakvereenigingen (de Chris
telijke en de Hirsch-Dunkersche) die immers
te zamen deze grootsche betooging hadden
georganiseerd.
De redenaars spraken slechts kort. Tien mi
nuten. Toen opnieuw een trompetsignaal.
Eep'ige seconden lang was het doodstil op
het geweldige pleiln. De tienduizenden zwe
gen
En (in deze stilte, die zwaar woog en bijna
als bovennatuurlijk aandeed, waar toch zoo
even nog de verontwaardiging der massa's in
wilde stormen was ópgeslagen, bruisten nu
opeens de machtige klanken van het „Deutsch-
land, Deutschland über Alles"...
Met een ruk vlogen de hoeden af. En hon
derdduizend stemmen vielen in, een donderend
gezang, dat als een kreet van woede en wan
hoop opsteeg in de zonnelichte lucht, dat dreu
|nend daverde hóóg over de hooge boomen
yan den Tiergarten en dof weergalmde tegen
den gevel van het groote grauwe huis, dat den
Königsplatz aan de Noordzijde afsluit en eens
het rijksministerie van oorlog was.
Zoo werden de twee eerste coupletten van
het Duitsche volkslied gezongen.
Maar toen de muziek het derde vers inzette
Recht und Freiheit für das deutsche Vater-
land" aanhieven, toen werd velen de ontroe-
Hng te machtig. En ik zag groote sterke man-
Inen, wien een traan langs d ewangen lekte,
en overal barstten er vrouwen in snikken uit...
Het was een oogenblik van zoo aangrijpen
den ernst, dat zelfs ons, buitenlanders, een
prop in de keel schopt.
Niet imiinder ontroerend was het oogenblik,
toen de resolutie was voorgelezen waarin het
heette: „Het Duitsche volk weigert, onder den
druk der Fransche bajonetten, slavenarbeid
voo rde verstoorders van den vrede te verrich
ten". Als op bevel gingen van al die duizenden
spontaan de armen omhoog ten teek'en van in-
stemming en als wilden zij allen met duren eed
de resolutie bezegelen.
Onmiddellijk daarop werd ergens in een der
uithoeken van het plein het Lptherlied „Ei'n
feste Burg 1st unser Gott" aangeheven en weer
Vnet omtblooten hoofde vielen de honderddui
zenden in. En vervolgens weer klonk het lied,
dat gedurende de bange oorlogsjaren zekc
het meest van alle is gezongen, maar dat men
Inadien, in de jaren van deemoediging en mach
teloosheid, die na den vrede volgden, met een
soort van schuw had laten rusten, het kloeke:
„Haltet ausl"
Nu zong men het weer, en de regels:
„Zeigt dem Feitid, zeiget ihm,
„Dass wir treu zusammens'teh'n
?ij (klonken o pdit oogenblik en op deze plaats
in den mond dezer geweldige volksmenigte
als de plechtige eed van een gansche stad.
En de slotregel: „Haltet aus im Sturmge-
braus!" drong als een wilde kreet, als een
hartstochtelijke bede om kracht uit dé ziel van
een gekweld en gepijnigd volk.
Om één uur kondigde een hoornsignaal liet
einde van de betooging aan, maar d emassa's
dachten niet aan gaan. Zij riepen om den Rijks
kanselier, die het in al die jaren na '18 bestaan
had, Frankrijk het hoofd te bieden en op de
Fransche dreigementen te antwoorden met een
daad.
Dr. Cuno moest spreken 1
„Cuinol Cunoü" brulde de menigte, en toen
'de groote vleugeldeuren van den Rijksdag ge
sloten bleven, begon aan de eene zijde van
het plein een rythmisch, duizemdstemmig
„Reichs -kanz-ler 1Reichs -kanz -Ier
En aan de rechterzijde antwoordde telken
male een duizendstemmig „Cunol!"...
Maa rdr. Cuno was door gewichtige bespre
kingen verhinderd te komen en liet den Frei-
herr von Lesner mededeelen. Hij dankte voor
de ovatie en had de hoop uitgesproken, dat
het volk ook in de komende moeilijke dagen
'eensgezind en manmoedig achter de regee
ring zo opblijven staan...
Het duurde echter geruimen tijd, voor de
menigte uiteenging en nog lang hoorde men
het duizendstemmige „Reichs-kanz-Ier!" in den
omtrek dreunen-
Inmiddels hadden zich vele duizenden opge
steld voor het Brandenburger Tor, die door
ettelijke honderden manschappen van de poli
tie te voet en te paard hermetisch was afgeslo
ten ter bescherming van de Fransche legatie,
die onmiddellijk daarachter aan den Pariser
Platz ligt.
Zij hadden er behoefte aan en men kon
het met hen meevoelen 1 hun o verkropt ge
moed eens te luchten en stonden daar, bij tien
duizenden saamgestroomd, een uur lang vader
land sche liederen te zingen. „Die Wacht am
R'hein" en „Deutschland, Deutshland über Al
les", „Ich bin ein Preusse kennt Ihr meine
.Farben?" ten „Haltet aus!'' En tusschen de
verschillende liederen klonken er dan telkens
lkreten van „Nieder mit Frankreich!",,Nie-
der mit Pwangkarél"„Hoch Deutschland!''
£n erg opgewonden standjes brulden er cus-
schen door „'raus mit dem Franzosenl''
„'raus mit dem Gesindel„RacheI
kEr waren er zelfs die maar subiet den oorlog
wilden verklaren
Toen ik óm drie uur in den namiddag nog
even naar den Königsplatz ging, stonden er
|nog vele duizenden om een ouden man ge
schaard, die hen van de Rijksdagtrappen af
toesprak. De oude man met borstelige werk-
brauwen en een grooten, grijzen knevel, maar
van hooge, rijzige gestalte.
„Wie is dat?" vroeg ik een Duitsch collega.
„Een neef van Bismarck", was het ant
woord.
Ik hoorde nog juist zijn laatste woorden:
„Deutsche Manner und Frauen, seid einigl
einigl einigll"...
Toen begon het uit de inmiddels betrokken
lucht te druppelen. En nog vopr ik thuis was
Jgóót het.
Op den nationalen ronwdag van het Duit
sche volk scheen zelfs d ehemel niet achter
te willen blijven en weende zware regentranen.
Alleen de operette-theaters stoorden zich aan
niets en speelden...
„Geschaft 1st Geschaft" 1
RECHTZAKEN
Zitting op Dinsdag 16 Januari.
Uitspraken.
George S., Alkmaar, ged. rijwieldiefstal 6
maanden gevangenis. Jozef P., ged. oplichting,
4 maanden gevangenis. A. F. H., Alkmaar,
ged. schuldheling, 5 maanden gevangenis met
aftrek van 2 maanden. Th. S. S., Schagen,
appèl kantongerecht. Vonnis bevestigd. Luitje
V., Avenhorn, vrijgesproken. M. v. V., Alk
maar, meineed, niet bewezen, vrijgesproken. K.
v. F., Alkmaar, schuldheling, f50 boete of 50
dagen.
Verduistering.
De thans gedetineerde 23-jarige Johannes S.,
arbeider te Casticum had het agentschap van
de maatschappij van onroerende goederen te
den Haag. Bekl .had van get. Pranger uit Be
verwijk 65 Uniebriefjes ontvangen ter verkoop.
De president merkt bekl. op dat hij hier een
békende is. De briefjes die hij ontvangen had,
helden een waarde van f208. Hiervan heeti
get. Pranger niets teruggezien. De penning
meester van d eR. K. Kiesvereeniging Castri-
cum, get. Brandjes heeft hem in zijn kwaliteit
kwitanties voor deze vereeniging ter rorming
gegeven. De kwitanties hadden te samen een
waard evan f 188.25. Een bedrag van f127 is
afgerekend. Voor zijne bemoeiingen mocht hij
f 15 afhouden. Er ontbrak dus nog aan f 46.25,
welk enooit zijn afgerekend. Get. wist den toe
stand van bekl. maar dacht nadat hij zijn straf
had uitgezeten, tot inkeer was gekomen. Get.
vertrouwde bekl. en heeft daarom de kwitan
ties hem ter inning gegeven. De officier acht
het feit bewezen. Bekl .is reeds herhaaldelijk
met den rechter in aanraking geweest en vraagt
een gevangenisstraf van 10 maanden.
Bekl. vraagt om een voorwaardelijke veroor-
de. ling en onmiddellijke invrijh. idsstedng. Hij.
wil het verduisterde geld wel in termijnen aan
de 2 getuigen terugbetalen. Als verdediger trad
voor bekl. op mr. Jit'ta. Pleiter achtte het feit
[nog lang niet bewezen en verzocht de recht
bank in deze zaak een nader onderzoek te ge
lasten. Volgens den officier is bekl. niet te
verbeteren, u menee rde president zei dat hij
moest gaan werken. Bekl. is zwak en kan gt-n
handenwerk doen, bovendien is er niet altijd
werk. Bekl he.eft een gezin te onderhouden,
bestaande uit zijn moeder en dri ezusjes. Plei
ter verzocht dezen bekl. met clementie te be
handelen.
Re- en dupliek volgde. Uitspraak over 8 d.
Artikel 247 W. v. S.
Dè zaak tegen Jacobus Bernardus de G-,
afkomstig uit Alkmaar en beschuldigd voor Do.»