I -Mir ■2 3 5 il i 1 ïS as* 3D I CD O I iï^.ST? a *>- WË^ÈÉÈêÜëI a Nog wachtte Lina een nieuwe en zeker niet de 'geringste verrassing. In de huiskamer, die een ruim uitzicht had op een fraaien tuin met keurige bloemen en heesters, stond een kostbare piano. Op verzoek van mevrouw moest Lina haar openen en bespelen, maar bepaald hetzelfde stukje dat zij uitvoerde toen mevrouw haar verraste. Doch, wie schetst haar verbazing, toen Lina aan dat verlangen voldoende, op de toetsen een briefje zag liggen aan haar adres. Zij opende en las het. Het was ^van Eliza en luidde aldus: Lieve Lina. 1 (Treurige gewaarwordingen, die u bij het aanslaan mijner piano en nu de uwe, te binnen kwamen, laten j die nu in aangename gedachten veranderen. Ver-> trouw op God en denk aan uwe liefhebbende vriendin Eliza Elfers. Beide meisjes omhelsden elkander, en waren sedert de trouwste vriendinnen. Jaren gingen voorbij, maar nimmer werd de 12 Juni vergeten, waaropp de heu gelijke lotsv crwisseling van moeder en dochter plaats jhad. In gezelschap van de familie Elfers werd zij ieder jaar herdacht. r l KINDERLEED „Een vreemde kerel" zeiden de mannen, zoo vaak jNol met zijn viool voorbijging. „Een wonderlijk schep sel, die Nol de vioolspeler", beweerden de vrouwen. „Zou het in de bovenkamer van dien zonderling wel richtig zijn?,' „Hoera, hoera, daar komt Nol met zijn viool' rie pen de kinderen, heel vergenoegd, en binnen enkele oogenblikken hiügen ze aan zijn armen, zijn beenen, en zijn jaspanden. „Kom Nol, zing ons een mooi lied of vertel ons een mooie geschiedenis" klonk het uit 'den rumoerigen kring. Gewoonlijk voldeed Nol aan dezen wensch. Ge zeten op een mijlpaal aan den straatweg, vertelde hij den vroolijken kleinen van ridders en jonkvrouwen, van monsters en prinsesjes en van vele andere schoone din gen; ook zong hij wel eenige zijner liederen. „Een dagdief, een luiaard, die Nol de vioolspeler" fplachten de voorbijgangers dan te zeggen. „Daar zit hij n u en vertelt den kinderen allerlei onzin, in plaats dat hij voor het onderhoud van zijn gezin zorgt." En 'deze menschen hadden geen ongelijk. Nol had moeten hverken. Hij zou dat zelf dadelijk toegestemd hebben, want hij wist, dat zijn vrouw zich thuis afsloofde om de zijnen voor den honger te bewaren. Maar Ingeborg werkte gaarne en Nol niet. Hij ging bij voorkeur liedjes zingen en verhaaltjes vertellen. En moest eerlijk )bekend worden door allen, men kon zich geen aardiger groep voorstellen, dan wanneer Nol met zijn schoon, vriendelijk gelaat, met zijn groote, blauwe oogen en jiet golvend blonde haar aan den straatweg zal te /hertellen, omringd door kinderen, die vol bewondering met. wijd geopende oogen aandachtig naar hem zaten te luisteren. i Het beroep van Nol was liedjeszanger. Een beroep /dat zich in Noorwegen van de zijde van het publiek in een zekere gunst mag verheugen. Nol bezat een stem 4iie hem door menig zanger benijd werd. Een tenor, zoo helder als een klok, die doordrong tot in de ziel, en waarnaar men luisteren moest, als men ze hoorde. \De predikant had zich voorgenomen, Nol eens onder handen te nemen, wijl deze zijn 'huisgezin zoo verwaar loosde, maar hij vergat zijn voornemen, toen hij den straatzanger, omgeven door qen vroolijke kinderschaar onder den grooten lindeboom zag zitten. Öp dit oogen blik zou de predikant voor niets ter wereld den man ,de harde woorden toegevoegd hebben, die hem toe- Igedacht waren. Zijn liederen klonken van het eene eind van het dal .tot het andere. Ieder kende ze uit het hoofd. Men zong ^e bij bruiloften, feesten, zelfs bij begrafenissen. Daar varen er, die beweerden, dat er in het gansche land geen tweede zanger was, als hij. Ja, men vertelde zelfs, dat er vreemdelingen gekomen waren, die hem een groote som gelds geboden hadden, als hij met hen wilde meegaan, om in groote steden concerten te geven En hij zelf ware gewis daartoe besloten, als Inge- „iW.at wil jij in de groote, vreemde wereld begin- ^borg, zijn vrouw, hem niet tegengehouden had. nen Nel", had zij, de goede, eenvoudige vrouw, ge zegd, „jij met je boerenmanieren en zonder eenige Vorming en ontwikkeling. De menschen zouden je uit lachen, lieve man, en dat zou mij leed doen, wij wer den beidon diep ongelukkig. En dan, wat zouden al die kindereu in het dal moeten beginnen, als ze jou misten Wie zou hun liederen zingen, en verhalen ver tellen, als jij weggingt? Voor die woorden zwichtte hij en hij besloot thuis 'Later betreurde hij het, dat hij zoo week van hart geweest was en er in had toegestemd dat „de poort ^des roems voor zijn neus werd dichtgeworpen," zooals 'hij het uitdrukte. De gedachte, dat hij een groot man had kunnen worden, voor wien eer en glorie was Aveggelegd. zoo zijn vrouw hem de gelegenheid niet ont houden had, begon hij hem, die vroeger nooit aan zoo iets gedacht had, immer dieper wortel te schieten. In 'koortsige onrust dwaalde hij van hoeve tot hoeve, en 'speelde zoo hartstochtelijk, dat iedere snaar zijner viool dreigde te springen. 3 ;iIk ben een man van beteekenis, die duizenden had had kunnen verdienen", zei hij gemelijk, „en nu moet 4k voor -én gulden soms een heelen dag voor de boeren staan strijken." Op zekeren dag lag hij onder een boom, en droom de van de groote, vreemde wereld, die nu voor altijd; voor hem gesloten zou blijven. „Had ik het maar gewaagd", mompelde hij. „Had ik het maar gewaagd." öp dit oogenblik trad iemand naar hem toe, pakte hem bij de schouders en riep: '„Hola, kerel, Jij bent dien ik zoek. Noemt men jou niet Nol, den vioolspeler? De vreemdeling had in zijn optreden en in zijn voor komen iets brutaals, iets aanmatigends, dat den armen Nol, schuchter van aard, bijna schrik aanjoeg. Hij droeg nieuw-modische kleeren, een hoogen hoed en <^en grooten gouden horlogeketting. Nol verhief zich )t>p een elleboog, en staarde den vreemdeling met stom- rtne verwondering aan. „Zeg eens, Nol," voer deze, rad van tong, voort, „je schijnt niet zeer voorkomend te zijn jegens een ou den vriend. Öf ken je mij niet meer Ik moet wel zeer verouderd zijn, sinds ik naar je verhalen luisterde."' „Jij bent de oude gebleven," vervolgde hij op vriendelijken toon, „maar je schijnt niet meer zoo spraakzaam als vroeger. Je heet mij niet eens welkom. eKn je werkelijk je kleinen vriend, James Eorrest, /excuus,i k bedoel Jens Skong, niet meer, die op ej O O CQ g M, tl a 5 3 s "S'-n B S ac -o O a o F a A rug placht te klauteren en opgetogen luisterde naar je 'schoone stem en je mooie verhalen?" Een lichtstraal schoot door het brein van Nol, er .gleed een trek van voldoening over zijn gelaat, toen hij den naam van Jens Skong hoorde. Beschaamd stond hij op en reikte den welbespraakten 'vreemdeling schuchter do hand. Hij herinnerde zich nu, dat. de fa milie van Jens voor een jaar of tien naar Amerika vertrokken was. Hij kon zich nog levendig den kleinen onbehouwen jongen voor den geest roepen, met zijns gescheurde broek en zijn gelapt jasje, die indertijd ook plaats nam op den grooten stoomer. En dat kleine Schepsel van toen was nu een groote, deftige, elegante man geworden met hoogen hoed en een juweelen ring pn een houding, die een prins hem kon benijden. Ook 'de naam James Eorrest, dien Jens toevallig noemde, maakte diepen indruk op hem en scheen Jens' heer lijkheid nog te verhoogen. iWjie zulk een vreemdklin kenden naam clroeg, moest wel een man van stand en ibeteekenis wezen. „Jens" begon Nol, terwijl hij zich inspande om ,zijn schuchterheid te overwinnen, „je bent inderdaad feen groot man geworden. Hoe kon je verwachten, dat ik je zou herkennen.": 1 1 'i f f „Een groot man," riep Jens uit. „Neen, Nol, een 'groot man ben ik nog niet, maar ik hoop het eenmaal ite worden. In Amerika/waar ik leef, kan ieder groot worden, die gedreven wordt door ernst en een vasten wil. Wijl ik nog jong ben, meende ik er eenige maanden aan te moeten wijden, om mijn landslieden denzelfden weg tot. het geluk te wijzen, die voor mij open ligt, als Hk vastberaden.blijf werken en worstelen. Mijn geweten liet mij geen rust. Ik dacht steeds aan mijn arme lands lieden, die zich afbeulen voor een karig loon, dat nauw .toereikend is om een hongerige maag te stillen. Ik heb tonijn haud maar uit te slaan en ik kan per dag 10 dol lars en meer verdienen. Ik weende als een kind als ik dachta an jou, Nol, en aan je kinderen, en aan alle arme drommels hier in het dal, die een bestaan vol kommer en ellende leiden. Hier moet je met je pet in de hand staan tegenover iedereen. In Amerika stappen we zonder complimenten op den President toe, we kun nen met hem praten als met ons gelijken. Het is zoo goed als zeker, bijv., dat jij, wanneer ije hem een brief van aanbeveling van mij overreikt, en je uiterlijk hem aantrekt, een vet baantje krijgt, waarin je je zoo groot kunt gevoelen als de grootste man van het rijk." i Nol luisterde met open mond naar deze verlokkende woorden. De gedachte kwam niet bij hem op, om aan de waarheid te twijfelen. Hij had dikwijls hooren vertellen, dat in Amerika alles mogelijk was. Hij had zelf herhaalde malen brieven gelezen van menscheh, die «Kier kleine boeren of arme arbeiders waren, en in de Nieuwe Wereld oversten, rechters of kooplieden geworden waren. Derhalve verbaasde hem het geluk van zijn teruggekeerden vriend niet al te zeer. Hij ver wonderde zich, dat bij hem nooit de gedachte was opgekomen naar Amerika te gaan. Doch nu maakte ze zich met, alle kracht van hem meester. Hij besloot da delijk al zijn have te verkoopen, om met het eerste schip het beste als landverhuizer naar Amerika te ver trekken. Hij gunde zich nauw den tijd afscheid te ne men van Jens Skong, om zoo spoedig mogelijk Inge borg jen zijn kinderen zijn besluit mee te deelen. Verhit en buiten adem bereikte hij zijn hut aan den bergwand. Nog nooit had ze hem zoo klein en ellendig toegeschenen als op dit oogenblik. Zijn beide zonen, Ali en Truls, speelden voor de deur met hun zeven- 'jarig zusje Karen. Toen de kinderen hun vader gewaar werden, sprongen ze met haast op hun voeten en schud den het zand van hun kleeren. „Jongens," riep hij vroolijk, „loopt vlug naar moeder en zegt haar dat we morgen naar Amerika vertrekken." f Ingeborg, die juist met een lam in haar armen den «hof overstak, bleef verbaasd staan en staarde haar (echtgenoot vol ontzetting aan. „Wat is er gebeurd?" vroeg ze bedaard. „Ik dacht, dat je dat sinds lang uit je gedachten gebannen hadt." „Nee," riep hij tamelijk driftig, „zoolang er een druppel bloed door mijn adren vliet, blijf ik er naar verlangen. En ditmaal zet ik mijn wil door. Jens Skong üs uit Amerikat eruggekeerd en ook hij meent, dat de Nieuwe Wereld voor mij een toekomst biedt. Ik wist het al lang. Of je mij volgt of niet, ik ga er heen." „Jou volgen, Nol,?. Als je werkelijk gaan moet, Jdan wil ik je ook volgen. Maar naar Amerika ga ik niet graag, daar ik niet weet, wat wij daar moeten aan vangen en waarvan wij moeten leven. Het is een lange lange reis over den grooten Oceaan. En men spreekt daar een taal, die wij geen van beiden verstaan." Nol wendde zich bij deze woorden ongeduldig om, Jngeborg gaf het lam aan Ali over, en trad opp haar man toe. Kalmeerend legde ze de hand opp zijn arm, en zei „Jij en ik, wij hebben zooveel jaren met en voor (elkander geleefd, Nol. Wij houden veel van elkander, én zouden niet gelukkig zijn als wij gescheiden moes ten leven. Laten wij geen harde woorden of verwijten tot elkander richten, zij slaan wonden in het hart en doen pijn, nog langen tijd, nadat zij gesproken zijn. Als je werkelijk naar Amerika moet, dan zal ik je vergezellen, maar ik heb een voorgevoel, dat ik niet levend de overzijde bereik. Daarom smeek ik je, ge loof niet alles wat Jens Skong zegt en handel niet in overijling." Nol was week van hart en gemakkelijk tot andere gedachten te brengen. Zijn vrouw had, trots haar «wakke gezondheid, haar leven lang gezwoegd. Nooit had hij zich den plicht opgelegd haar bij den arbeid te helpen ent och beminde zij hem, ze droeg geduldig haar lot en deed hem nooit eenige verwijten. Het was hem tot nog toe ook niet opgevallen, hoe mager en af ge tobt ze er uitzag, hoe bleek haar wangen waren en hoe groot en levensmoede haar oogen in het rond staar den. Nu gevoelde hij voor de eerste maal een smarte lijk gevoel van berouw en nam zich stellig voor haar oplettend gade te slaan en met alle voorkomendheid te behandelen. Wanneer hij maar eerst in Amerika was, en daar erkenning van zijn muzikaal talent en roem inoogstte. Ja, ja, in de Nieuwe Wereld zou hij een nieuw, een beter leven beginnen. Zoo stemde Nol zijn (pntwaakt geweten tot kalmte. Stellig was hij zonder verder uitstel vertrokken, indien Ingeborg's gezondheid niet zienderoogen kwijn de. De dokter ontried haar de reis ten strengste. De pijnlijke trek en de geduldige onderwerping, die men op haar gelaat las, schenen Nol een eeuwig verwijt. Rusteloos dwaalde hij rond, zingend, spelend, onver- ■moeid vertellend, van het eene eind van het dal tot het ^ndere „om geld te verdienen en te verzamelen voor de reis" zei hij tot zijn jongens. Doch in werkelijkheid kon 'hij den aanblik zijner vrouw niet vierdragen zonder dat het bitterste berouw hem folterde. Op een vriendelijken lentemorgen sloot Ingeborg haar moede oogen voor immer. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1923 | | pagina 6