r
Woensdag 9 Mei 1928. I" Blad
!32o J'aarg
ff'o 54, IHT&Ü5B. rfcfc.EFRe.ka 52
NIEU WE I*
Dit nummer bestaat uit 2 Bl!ad.
EERSTE BLAD.
DE LANGE
Alkmaar
DE MORAAZ
- Anno 1B04.
Donderdag te Schagen
Hotel „Vredelust."
HYPOTHEKEN.
DE UIÏKUK
Wanneer men zich de woorden' herinnert,
waarmee Bonar Law, FraJnkrijk's vrind, on
middellijk na de Parijsdhe conferentie, de hou
ding van Frankrijk in zake het schadevergoe-
dingsvraagstuk trachtte te kenschetsen, dan
kan men zich moeilijk verwonderen over de
besliste weigering, waarmee het niet enkel
Duitschliand's jongste aanbod maar ook elke
onderhandeling op grond van of zelfs maar
naar aanleiding van dit aanbod afwijst. Wie
dm ondergang of de radicale verzwakking van
zijn schuldenaar wil', treedt niet in schikkin
gen dan in zulke, die den strop hog vaster
toedraaien. En. zo odan ook het Duitsche voor
stel eenige beteekenis kan hebben1 en eenige
baarde voor Duitschland zelvem, was het deze
dat zij de Fransche afwijzing duidelijk als den
Franschen vernietigingswil zou openbaren.
Maar juist daarmee hadden de Duitschers in
den vorm en den inhoud van hun voorstel meer
rekening moeten houden dan ze gedaan hebben
Het is altijd een uiterst moeilijk parket,
waarin men zich geplaatst ziet, wanneer men
afe schuldenaar een wijze van 'betaling heeft
Voor tfe stellen, terwijl men' weet niet of nog
niet tot. betaling ia staat te zijn. Men kan er
zich maar zelden uitredden met de openhartige
bekentenis, dat men niets heeft en dus oogen-
blikkelijk met eenige zekerheid geen enkele
wijze van betaling garandeeren kan. De meeste
schuldeischers zijn van zulke bekentenissen niet
gediend en vragen geld of bij gebreke >van dien
een preciese belofte van betaling met opgave
van datum en wijze van betaling. Bovendien
Willen ze die betaling zoo groot en zoo spoe
dig mogelijk op straffe van het weigeren van
ieder verder uitstel. Dat maakt, dat men na
lange aarzeling en weifelingen ten slotte maar
iets voorstelt, waarvan men verwachten kan,
dat het bij den schuldeischer in niet al te
slechte aarde zal vallen en waarvan men ge
woonlijk niet weet, hoe'men het opit tot uitvoer
zal brengen. Het heeft zijn gevaarlijken kant,
dien men, vooral wanneer men met onmeedoo-
gende schuldeischers te doen heeft, gewoon
lijk pas ziet, wanneer het te laat 'is. Maar het
helpt te nmimste oogcablikkelijk uit de moeilijk
heden.
Duitschland moest zich zelf ook uit de moei
lijkheden zien te helpen. Het la heel wel moge
lijk, dat het lijdelijk verzet aan de Roer nog
maandenlang voortgezet kan worden en hét
is ook heel waarschijnlijk, dat dit voortzetten
Frankrijk op gevoelige wijze knauwt. Maar het
is zeker, dat het gebeurt op kosten van het
weinigje aan finantiëele krachten, dat Duitsdh
land nog rest en dat het bovendien door de
Fransche methode om langzamerhand hec
Roer- en Rijngebied van Duitschland af te
snoeren voo rhet ongerepte voortbestaan van
het Duitsche Rijk een ernstig gevaar oplevert.
Toen dan ook Curzon's uiting een aanmnedi-
iging sdheen om met een voorstel voor den dag
te komen, was het volkomen begrijpelijk, dat
de Duitsche regeering alle gedachte aan pres
tige en dergelijke op zij en zich zelf aan het
werk zette. Het raakte daarmee in het parket
^an den insolventen schuldenaar. Het kon
feitelijk niet meer met eenige zekerheid aan
bieden nu Frankrijk, zeker niet zonder bedoe-
ühg, de voornaamste bron van zijn rijkdommen
en inkomsten deugdelijk had dichtgestopt.
Maar met deze bekentenis kon het Frankrij'k's
hart niet vermurwen. Het moest iets aanbieden,
hoe dan ook, dat althans ©enigszins in verhou
ding bleef^ot den eisCh, dien het Vredesverdrag
van Versailles stelde en die bovendien ook dc
loedkeuring had van de verschillende partijen
ih Duitschland zelf. En zoo kwam het tot het
voorstel van de 20 milliard goudmark direct
te halen uit een internationale leening en aan
de Entente af te dragein en de 10 milliard vier
jaar na de laatste betaling der 20 op 1 Juil
1931, tenzjj. dan dat bij. in gebreke blijvean een
onpartijdige internationale commissie beslis
sen zou, wanneer die betaald moesten1 worden.
Het is duidelijk, dat het daarmee min of
meer een slag in de lucht deed. Want hoe
zou Duitschland op 't oogenblik 20 milliard
goudmark kunnen leenen? Maar juist omdat
het dat deed, had het gevoegelijk verder kun
nen gaan. Twintig en dertig milliard zijn vjaor
waar geen kleinigheden, maar het zijn bagatel
len, vergeleken met de 152 milliard, die Frank
rijk eischt. Bovendien werd door Duitschland
geen enkelen waarborg aangeboden dan de
belofte, dat een wet industrie en landbouw
'tot waarborging der leening zullen verplidhten.
Zoo maakte het Frankrijk zelf de weigering
gemakkelijk. De reden is duidelijk en te ap-
preciëeren. Blijkbaar wilde het zoo dicht mo
gelijk blijven bij wat .het garandeeren en uit
voeren kon. Maar juist hieruit blijkt eens te
meer, hoe naief de Duitsche politiek nog altijd
tegenover de zaken staat en hoe weinig psy
chologisch inzicht zij heeft. Ze had moeten
bedenken wat Bonar Law eertijds van F rank -
rijks houding gezegd heeft en daarnaar haar
aanbod moeten richten. Frankrijk wcnscht niét
een voorstel, dat het aanvaarden kan. Ook
Wanneer Duitschland 50 of 60 of 80 milliard
had aangeboden, had Frankrijk die afgewezen.
Een verplichting was daaruit dus. voor Duitsch
land niet ontstaan. En zo oze ontstppd, was de
mogelijkheid om ze na te komen weinig klei
ner dan die om momenteel 20 milliard te lee
nen. Maar de aard der Fransche weigering
Was er beter door aan het licht geikomen. En
tegenover de wereld zou Duitschland zich ge
rechtvaardigd hebben, wanneer het de onmo
gelijkheid volhoudt om met Frankrijk tot een
aceoord. te komen.
Of het daarmee veel gewonnen zou hebben?
Frankrijk is ©ogenblikkelijk vrijwel oppermach
tig en behoeft zich van de meaning Ivan de rest
van Europa, zelfs van Engeland niet veel aan
te trekken. Maar voor de toekomst kan het
van een dergelijke isolatie niet veel pleizier
'beleven. En gezien de houding, die Engeland
nu al aanneemt en gehoord de woorden van
lord Curzon, dat dit voorstel althans onderhan
delingen kan openen, is het niet twijfelachtig,
dat bij een verder gaand Duitseh aanbod die
isolatie onvermijdelijk zou geweest zijn en zelfs
wellicht het trouwe België zijn grooten buur
man in den steek zóu gelaten hebben.
Die kans schijnt .nu verkeken en daarmee
de kans tot spoedige oplossing van het Roer-
conflict. De eenige hoop lijkt nog, dat Enge
land en Amerika door de mogelijkheid van op
geven hunner vorderingen, op Frankrijk, een
uitweg zullen trachten te vinden. Gemakkelijk
zullen ze daartoe wel niet overgaan. Maar En
geland verlangt naar vrede en terugkeer van
normale toestanden. Heeft het zelfs niet be
sloten ter wille van den vrede in het Oosten
Mesopotamië op te geven?
De groote vraag blijft maar, of Frankrijk kan
hopen zijn politiek doel te bereiken voor zijn
finantiëele toestand het tot opgeven dringt.
HEMELVAARTSDAG,
2 uur.
„D. T. S." 1 - „Vrone" 1.
HOE ZIT DAT NOU
In „De Tuinderij" van Vrijdag 4 Mei komt voor
het tweede gedeelte van het kort verslag van dei
Algemeene Vergadering der Vereeniging „Groept I
Veilingsvereenigingen" op Woensdag 28 Maart
1923 te Utrecht.
Bij de behandeling van punt VII der agenda*
vinden wij de beantwoording van bovengenoemdei
vraag, door X. in een onzer vorige nrs. gesteld/
Dit gedeelte van het verslag nemen wij uit „De
Tuinderij" over:
Verzoek der Veilingsvereenigingen de Noorder-
marktbond, de Langendijker Groentencentrale,
Walmenhuizen en Obdam.
„Het Centraal Bestuur wende bij de Regeeringt
pogingen aan om de gelden van de N.UiM. en de
Groentencentrale besteed te krijgen voor steun
aan den Tuinbouw." 1
Dc beer Schoenmaker (Medemblik) vraagt wat
de bedoeling is van het Bestuur ten aanzien van
het geld van de N.U.M. 1
De voorzitter antwoordt dat 900/0 op de aan
deden reeds aan de Veilingsvereenigingen is ge
restitueerd en dat ook de resteerende 100/0 zal)
worden uitgekeerd, zoodra de N.U.M. zal zijn ge
liquideerd; de Regeering heeft tot nu toe echter
geweigerd de N.U.M. op te heffen. 1
De beer W.. v. Geest (Naaldwijk); vraagt of er
nqg wel een overschot bij de Groentencentrale is.
een kamerlid heeft immers pp zijn vragen aait
de Regeering ten antwoord gekregen, dat er zes
ton tekort is.
De voorzitter merkt op, dat het bedoelde Ka-t
merlid, Mr. Oud, zijn vraag verkeerd gesteld had.:
Hij vroeg naar het saldo van het Rijkskantoor en
hij had moeten vragen naar het saldo der Groen-,
centrale: bij het Rijkskantoor was inderdaad een,
tekort van 6 ton; bij de Groentencentrale echter)
was een batig saldo.
De Se'cretaris deelt mede, dat reeds op 3 No
vember 1920 tusschen het Centraal Bureau en de
Liquidatie-Commissie der Groentencentrale, die 1
bestond uit de heeren C. v. Spronsen, Blijenberg*
Houtkooper en Trienekens, een conferentie plaats
had, waarin het Centraal Bureau aan de Liquidatie-i
Commissie verzocht een verzoek tot den Minister!
van Landbouw te willen richten om een gedeelte,
van het saldo der Groentencentrale te doen be-j
steden ten bate van den Tuinbouw. De Liquidatie-
Commissie deed toen aan het Centraal Bureau/
de toezegging een desbetreffend verzoek aan den
Minister te zullen richten.
Aangezien het Centraal Bureau echter nooit
eenig antwoord van de Liquidatie-Commissie ont
ving. wendde het zich in het begin van 1923
rechtstreeks tot den Minister van Financiën met
het volgende schrijven: 1
„Excellentie, j
Dato 19 October 1920 werd namens onze or
ganisatie, het Centraal Bureau der Tuinbouwveilin
gen, een schrijven gericht aan de Liquidatie-Com
missie der Vereeniing „Groentencentrale", waarbij
op grond van het feit, dat blijkens het belang-,
rijk overschot in de kas aan genoemde Vereeniging
de beschikbaarstellingen veel te ruim zijn geweest
aan de Liquidatie-Commissie in overweging,
werd gegeven dit saldo aan de rechthebbenden/
te restitueeren. j
In antwoord op dit schrijven werden wij tot,
een bespreking met de Liquidatie-commissie uit-
genoodigd, welke bespreking dato 3 November 1920
plaats had en waarin wij de toezegging verkregen
dat ons verzoek om restitutie door de Liquidatie-
Commissie aan" Zijne Excellentie den Minister van
Landbouw zou worden overgebracht en door haar
zou worden ondersteund.
Sindsdien hebben wij echter niets meer van deze
zaak mogen vernemen. 1
Wel is bekend geworden, dat uit het saldo der
Vereeniging „Groentencentrale" belangrijke bedra
gen beschikbaar zijn gesteld voor noodlijdende
Zoutérs en Drogers, maar welke overwegingen
tot deze uitkeeringen hébben geleid en met name
of in deze. rechts- dan wel billijkheidsoverwegingen,
hebben gegolden, is ons niet ervaren.
Welke maatstaf echter ook is aangelegd, het
staat vast, dat indien één categorie van personen,
rceht heeft op terugbetaling, het de tuinders
zijn. Deze toch hebben op de allereerste en aller-
voornaamste plaats tot vorming van de kas der
Veieeniging „Groentencentrale" en tot de mogelijk-'
heid om lage prijzen voor groenten voor binnen-
landsch gebruik vast te stellen, bijgedragen.
Waar thans de Tuinbouw zelf in nood verkeert'
en belangrijke cultuurcentra zonder financieel e
hulp dreigen ten onder te gaan, daar wenden wij
ons tot Uwe Excellentie met het eerbiedig, doch
drigend verzoek, maatregelen te willen treffen,
opdat ook de Tuinbouw restitutie erlange van
hetgeen indertijd teveel van hem geheven is even
als de Zouters en Drogers dit ontvangen hebben.
Vertrouwend, dat Uwe Excellentie het hooge
belang, dat voor den Tuinbouw hierin gelegen is,
ter harte zult willen nemen, verzoeken wij U onze
betuigingen van hoogachting wel te willen aan
vaarden.
Namens het Centraal Bureau der Veilingen,
Mr. LUDWIG NIEMöLLER,
Secretaris."!
Dato 2 Maart werd op dit schrijven het vol
gende antwoord ontvangen:;
1
„Aan het Centraal Bureau der Veilingen.
De kennisneming van Uw nevenvermeld schrij
ven geeft mij aanleiding U te berichten, dat mij
gebleken is, dat de liquidatie-commissie van de
Vereeniging „Groentencentrale", bij schrijven van,
22 April 1921, aan de toenmaligen .Minister van
Landbouw, Nijverheid en Handel heeft medege
deeld, dat de meerderheid der commissie van oor
deel was, dat er aanleiding was om het door U
gedaan verdoek in gunstige overweging te nemen*
Bij de daarop volgende besprekingen door den
Voorzitter der Commissie met Minister van IJs-
selsteijn op 23 April 1921, heeft de Minister ech
ter het standpunt ingenomen, dat aan het verzoek
onmogelijk kon worden voldaan. Het is niet uitge
sloten, dat deze beslissing indertijd niet schriftelijk'
te Uwer kennis is gebracht; ik meen echter uit
het feit, dat de heer Trienekens in de vergadering)
der Liquidatie-commissie ook deel uitmaakte van
meerbedoelde commissie, te mogen afleiden, dat
de bedoelde beslissing U indertijd niet onbekend
kan zijn gebleven. Hiervoor pleit ook het feit, dat
de heer Trienekens in de vergadering der Liqui
datie-commissie van 9 Mei aanleiding vond in
overweging te geven, een nieuw voorstel, tot steun
verleening aan de tuinders, tot Minister van IJssel-i
steijn te richten. Uit de notulen betreffende laatst/
bedoelde vergadering blijkt bovendien, dat alle an- 1
dere' leden der commissie zoodanig voorstel niet;
gewenscht achtten. Ik vind dan ook geen aanlei
ding het door Uwe commissie gedaan verzoek in,
overweging te nemen. j
De Minister van Financiën,
(w. g.) DE GEER.";
De heer M. v. d. Hout (Honselersdijk) wensche
de meest mogelijke klaarheid in deze zaak. Er
dient vastgesteld te worden wie op het saldo der,
Groentencentrale rechtmatig aanspraak heeft en
waar het geld gebleven is. Spr. doet een beroep op
den in de vergadering aanwezigen oud-directeur!
der Groentencentrale, den heer C. van Spronsen,'
om deze mededeelingen te doen. i
Die heer C. van Spronsen (Loosduinen) deelt
mede, dat hij in deze vergadering geen opheldering
wcenscht te geven of kan geven. j
De heer Klant (Warmenhuizen) verzoekt het
andere aanwezige lid der Liquidatie-commissie, den
royaler standpunt te willen innemen, dan de heer
van Spronsen en de gevraagde ophelderingen té
willen verstrekken.
1 De heer Trienekens. M. de V.l Ik wil trachten
zooveel mogelijk licht in deze zaak, die volgens1"
mii geen geheimzinnige is, te brengen.
ïk betreur, dat de heer v. Spronsen het stand
punt inneemt, niets te kunnen mededeelen, want
de brief, dien de Minister van Financiën aan 't C.
B. heeft geschreven, moet door den heer van
Spronsen zijn opgesteld, in dien brief immers wordt
verwezen naar notulen, die alleen de Liq. Cie in
bezit heeft en niet de Minister.
In dien brief wordt echter een onjuistheid ge
zegd. Wij hadden, toen de Groentencentrale is1
opgedoekt, een overschot van enkele millioenen.
Die waren bij elkander gebracht door de verschil
lende bepalingen van de Regeering, dat de tuinders)
en kooplieden moesten bijdragen in de voedsel-!
voorziening van Nederland. M-.i. had dat niet méér
mogen zijn, dan noodig was voor de voedselvoor
ziening van Nederland. Dat is ook later door den
Minister ingezien, want toen de zouters en drogers:
in moeilijke omstandigheden kwamen te verkeeren
en zij in denzelfden noodtoestand zaten, waarin de
tuinders op bet oogenblik «itten, heeft de Minister
besloten, echter zonder eerst de Liq. Cie. hierom
trent te hebben gehoord, aan die menschen het
door hen .teveel betaalde te restitueeren. Zoo heb
ben de drogers een som van 2 millioen ontvangen,
en de groentenzouters 1 millioen, in ieder geval 3
millioen tezamen.
Toen de tuinders in de verdrukking kwamen*
hebben wij de vraag gesteld aan den Minister van
Landbouw, of de tuinders ook niet het hun recht
matig toekomende geld konden terugkrijgen.
De Liquidatie-Cie. heeft toen op 3 Nov. 1920 een
gecombineerde vergadering met het C. B. gehad
ten huize van den heer Blijeberg; hierbij waren,
tegenwoordig de heeren v. Spronsen, Blijenberg en
Houtkooper, als leden der Liq. Cie, de heeren Val-
star, Slot, Niemöller als leden van het C. B., ter
wijl ik in dubbele hoedanigheid aanwezig was, nl.
als lid van het C. B. en als lid der Liq. Cie. Daaq
is het besluit genomen, dat de Liq. Cie. de zaak/
zoo spoedig mogelijk onder 't oog zou zien. Dit
is echter niet eerder gebeurd dan 22 April 192 i,r
d.i. 6 maanden later. Toen heeft de Liq. Cie. met:
de grootst mogelijke meerderheid besloten den,
Minister te adviseeren een gedeelte van het restee
rende bedrag uit te betalen aan de noodlijdende)
tuinders. Dit schrijven is denzelfden dag verzonden/
In den zooeven voorgelezen brief van den Minis
ter staat verder, dat een dag daarna, dus op 23
April, de voorzitter van de Groentencentrale, dq
heer van Spronsen, in een gesprek met den Minis
ter te weten is gekomen, dat de Minister absoluut)
afwijzend stond tegenover dat verzoek en er is mij
gezegd, dat ik dat moest weten als lid van de
Liquidatie-commissie. Maar achter die geheimzin
nigheid ben- ik nooit gekomen. Dat besluit, dat de
Minister mondeling aan de nheer van Spronsen/
heeft medegedeeld, is mij nooit ter oore gekomen/
Integendeel! In de vergadering der Liq .-Cie. van
6 Mei 1921 is met geen enkel woord gesproker^
van dat besluit van den Minister. In de vergade
ring van 9 Mei is een ander voorstel gekomen, nl/
om den zuurkool zouters ook een gedeelte van dat'
geld terug te betalen. En toen heb ik het voorstel)
gedaan, dat wij niet alleen het voorstel van het)
Centraal Bureau zouden steunen er wordt in
den brief gezegd dat ik een ander voorstel hebf
gedaan maar dat is niet juist maar dat' wij ook;
als Liquidatie-commissie zouden aandringen op j
terugbetaling aan de tuinders.
Nu begrijp ik niet, dat de heer van Spronsen!
toen in die vergadering van 9 Mei niet heeft me-i
degedeeid, wat hij doen al wist. Eerst twee jaar
later komen wij dat te weten.
Dat is het eenige, wat ik de vergadering kan/'
mededeelen. Dat is het eenige licht, als het ten-/
minste licht is, dat ik kan geven.
(Wordt vervolgd.)
Plaatselijk Nieuws
NOORDSCHARWOUDE.
Wij vestigen de aandacht van de leden van
den Noordermarktbond op de in dit nummer
voorkomende advertentie waarin de datum van
inwisseling der laatste aandeelen wordt aan
gegeven-