Pü
27i Mei 1823 te
thans aan.
en bieden het onze lezers
Vergadering van het Gemeentebestuur
van Oudkarspel.
Woensdag den 27 Mei 1823.
De Piesident brengt ter tafel een Missive van
den Hoog Welgeo. Heer Mr. G. F. Verschuur
te Alkmaar, Lid der Commissie van Landbouw
voor het 6e district van Noordholland begeleidende
twee declaratorien ter bepaling der dingen aan
gaande de stierenkeur.
Waarop na deliberatie is besloten: dezelve
nahoring der Keurmeesteren dusdanig in te vul
len.
Het Plaatzelijk Bestuur van Oudkarspel gecom
bineerd met Scharwoud en het Lid der Commis
sie van Landbouw over dit District hebben naar
aanleiding van de Publicatie van H. H. Gedepu
teerde Staten van den 7 Februarij 1822 No. 32,
houdende Reglement omtrent de Springstieren en
het keuren derzelve in Noordholland, geoordeeld:
0, Ingevolge art. 2 het aantal Melkkoeijen of
vaarsen binnen deze Gemeentens te kunnen
begrooten op 100 stuks en dienvolgens tevens
de plaatzelijke omstandigheid in aanmerking
genomen, het getal keurstieren, boven de twee
jaren oud, op niet minder dan drie te moeten
2) Door het overlijden van den stierenhouder
Cornelis Scheltus: is in deszelfs plaats
benoemd Gerrit Scheltus alhier wonende.
3) De gekeurde Stieren zullen bij de veehouders
worden rondgeleid.
4) Tot Keurmeesters in deze Gemeentens wor
den overeenkomstig art. 5 van het Reglement,
aangesteld:
Jacob Paarlberg te Oudkarspel
Pieter Bouwens te Zuidscharwoud
zullende de keuringen dit jaar plaats hebben
op den 4 Junij ten 12 uuren, op de plaats bij
de Herberg het Huis te Brederode te Oud
karspel.
5) Het Spnnggeld wordt, overeenkomstig art. 10
van het Reglement in deze Gemeente bepaald
op negen stuivers voor iedere koe of vaars.
Gedaan den 28 Mei 1823.
(geteekendj Jb. PAARLBERG.
P. PAARLBERG.
Schouts van Oudkarspel en Noord-
scharwoud.
(geteekend) G. F. VERSCHUUR
Lid van de Commissie
van Landbouw.
Is ingekomen van de Kerkenraad en Armmees-
teren der Roomsch Catholijke Gemeente alhier
van de navolgende inhoud:
Oudkarspel, den Mei 1823.
Mijne Heerenl
Onze arme fondsen dit zij ulieden algemeen
bekend zijn niets. het geen wij genieten is
alleen een subsidie en een kleine opbrengst der
Landerijen te zamen plus minus f60.— belo
pende in het jaar.
De armen daarentegen tot onze gezindheid
behorenae zijn veele, het te kort komende in hun
ne onderstand is altijd bijgedragen in vrijwilli
ge giften. dit egter is ook altoos ongelijk ge
weest. - de hulplievende alhoewel weinig kun
nende missen, gaf veel. de welgezetene wel
kunnende geven gaf daar en tegen weinig.
thans door de verarming der middenstand gaat
vrijwillige gering elendig. de minvermogende
kan niet volgens zijn zeggen, en de meerver
mogende zegt: ik vang nietl men betaald
mij nietl en diergelijke uitvlugten meer.
'Men is echter eens, dat de behoeftige dienen
onderhouden te worden, en om dit geregeld te
kunnen doen, worden er bijdragen gevorderd.
vrijwillig kunnen wij dezelve niet geregeld
ontvangen, en het is daarom dat wij overgegaan
zijn tot eene kwotisatie zoo na mogelijk gere
geld na ieders gegoedheid.
Wij begrijpen echter zeer wel, dat wij geene
magt hebben, deze kwotisatie te maken, dan
overtuigd zijnde van deszelfs noodzakelijkheid
nemen wij dé vrijheid dezelve aan UEds. inte-
zenden, verzoekende dezelve te examineren, en
na gedane examinatie aan Hun Ed. Groot Achtb.
Heeren Gedeputeerde Staten dezer provincie ter
approbatie intezenden.
Wij wenschten dezelve voor den tijd van
twee jaren, was het mogelijk gëapprobeerd te
zien.
Na aanbeveling hebben wij de eer te zien
De Kerkenraad en Armmeesteren der
Roomsch Catholijke Gemeente Oudkar
spel
(geteekendj B. I. DE LOOS, R. C. Pr.
JAN SCHUIJT.
P. HALFSCHEPEL.
CORNELIS KOS.
liet Gemeente Bestuur
van Oudkarspel.
Nog maken wij melding van de volgende mede-
deelmg uit de notulen:
De Persoon van Matthijs Kroon brengt ter tafel
een extract uit het Register der deliberatien van
Hun Edel Gr. Achtb. Heren Gedeputeerde Staten
dezer Provincie inhoudende aanstelling voor hem
als Plaatzelijke Ontvanger.
Waarop door gemelde Matthijs Kroon den Eed
als zoodanig is afgelegd geworden.
Aan het slot wordt nog melding gemaakt van
iemand, die zich heeft misdragen wegens dron
kenschap en van zijn functie wordt ontheven. En
dan luidt het slot:
Waarna de vergadering is gescheiden.
M. KROON.
Cs. EECEN.
Am. BORST
Hk. HART.
JACOB BUTTER.
NEDERLAND IN 25 JAAR.
1898-1923.
IV.
De beteekenis van de Koloniën voor Neder-
land is eene geheel andere geworden dan die
in de zeventiende eeuw. Toen hadden wij
scheepvaart op alle landen en het in de scheep-
Indië geïnvesteerde kapitaal was slechts een
gering gedeelte van ons aldus totaal geïnves
teerde kapitaal. Maar in de negentiende eeuw
zijn wij begonnen met cultures en nijverheid in
Indië, en in deze kwaarteeuw is de uitbreiding
daarvan krachtig voortgezet. De suikercultuur
die in 1884 hare algemeene crisis doormaakte,
kwam, mede tengevolge van de in 1902 te
Brussel gesloten Suikerconventie (die een einde
maakte aan de bevoorrechting van de beetwor
telsuiker) tot financieelen bloei; 1920 was haar
topjaar, waarnaar men de baten dezer industrie
niet altijd mag beoordeelen. De tabakindustrie
•in Deli breidde zich uit; thee, koffie, kina en
nieuwe cultures namen toe. De petroleumindus-
tri ekwam onder leiding van de in 1890 opge
richte Koninklijke; aan deze maatschappij ge
lukte het onder de leiding van Deterding zich
tot een concern van wereldbeteekemis te ver
heffen. Om een bewijs tè geven van de toene
ming van de industrieel-commercieele beteeke
nis van Indië, diene, dat de totaal-uitvoer van
Ned.-Indië van bijna f273 millioen in 1903
reeds in 1912 tot ruim f 588 millioen was toege
nomen; de invoer van f174 tot f400 millioen.
De cijfers na den oorlog wijzen op eene aan
merkelijke grootere stijging nog van de betee
kenis van de Indische handelsbalans; deze cij
fers zijn echter uiteraard minder vergelijkbaar.
Daartegenover staat, dat van de zijde der Re
geering niets onbeproefd werd gelaten om den
Inlandschen landbouw te steunen door voor
lichting; de Inlandsche nijverheid te verheffen.
In dit laatste is men langzaam en geleidelijk
reeds geslaagd en op dien ingeslagen weg
wordt voortdurend voortgegaan. De bewering
dan ook, dat Indië slechts kapitaalobject voor
Nederland zou zijn, is zeker onjuist; de door
'Nederland in deze kwarteeuw gevoerde kolo
niale politiek is er eene, die de vergelijking
met elke andere koloniale politiek ten volle kan
doorstaan, ook in dit opzicht, dat al het mo
gelijke wordt gedaan om de Inlandsche bevol
king te steunen.
Een minder voorspoedig beeld leveren de
Weöt-Indische bezittingen op. Ondanks alle
MISDAAD EN STRAF.
De afd. v. d. J.G.O.B hield Zaterdag 26
LI. eene openbare cursusvergadering bij P. Kra
mer te Zuidscharwoude, waar Jo B. Meijer
secretaris van het „comité van actie tegen dé
bestaande opvattingen, omtrent misdaad en
straf" een rede hield over bovenstaand onder
werp.
Spreker begon met' er op te wijzen, dat er
weinig menschen gevonden zullen worden, wel
ke nooit over de problemen van Misdaad cn
Straf gedacht zullen hebben. Eenvoudig zijn
die problemen echter niet.
Wat is misdaad? Een misdadiger is iemand
die verkeerd gedaan heeft. Doch wat is ver
keerd doen? Wordt gekeken naar wat volgens
het geweteji slecht is, of naar wat volgens de
wet niet geoorloofd is? Het wettelijk misdaad
begrip, dekt het persoonlijk misdaad-begrip
niet. Volgens het volksrechtbewustzijn is bijv.
dienstweigeren geen strafbaar feit. Volgens de
wet echter wel. Terwijl het O.W.maken door
de wet niet strafbaar gesteld wordt, zoomin de
prostitutie. Zelfs kan de wet aansporen tot
misdaad. Bijv. bij oorlog. En wat gebeurt er,
als de Indiër werken wil om zljin dierbaar va-
daarvoor in het werk gestelde pogingen- on
danks credieten, daartoe verleend, is Suriname
noog geenszins een troetelkind te rekenen; Cu
rasao maakt ook veelal moeilijkë tijden door,
0.1 wijzen daar de laatste jaren in betere rich-
tog .Intusschen mag wel dit geconstateerd wor
den, dat, hoorde men in den aanvang der ne
gentiende eeuw het denkbeeld opperen, van ver
koop van onze West-Indische bezittingen aan
Amerika, zoodanige stemmen thans niet meer
en zeker niet met instemming worden gehoord I
Het behoeft geen betoog, dat er nauw ver
band bestaat tusschen de moederlandsche han
del ein nijverheid en de cultures en de nijver
heid in Indië. Immers, groot is het aantal
bankinstellingen, rechtstreeks geïnteresseerd in
Indische cultures; groot is het aantal indus-
drieele ondernemingen, dat omhoog is gegaan
tengevolge van bestellingen uit den Indischen
hoek. Toch is niet deze verhouding van; de
kolooniën tot het moederland het meest ken
merkende verschijnsel in de ontwikkeling van
onzen handel en speciaal van onze industrie
in deze kwarteeuw. Men kan daarbij voorop
stellen, dat in 1898, Nederland zoowel alls ge
heel de overige wereld éen tijdvak van welvaart
en voorspoed doormaakte, nu en dan onder
broken door eene economische crisis, door
eene tijdelijke malaise, die in het voortbren-
gingsproces niet anders is te verwachten, maar
toch in het algemeen een tijd; die tot econo,-
mische gerustheid alle aanleiding gaf. De bloei
van den Nederlandsehen handel valt uit de
cijfers van de tot 1917 overigens vrij gebrek
kige handelsstatistiek wel eenigsziins op te ma
ken; was toch in de periode 1897 tot 1901
het jaarlijksch gemiddelde van den algemeenen
invoër 24.847.000.000 kilogram, dit blijkt in
1913 toegenomen tot 60.489.000.000 kilogram;
de uitvoer op gelijke wijze van 4.488.000.000 tot
13.135.000.000 kilogram. De handel in hout en
granen, in gerst en in oliezaden maakte uitne
mende tijden door, terwijl allerwegen het han
delsgebied zich verruimde zoowel wat de lan
den, waarmede handel gedreven werd als de
producten, waarin deze handel gedreven werd,
angaat. Deze toenemende handel gaf aanlei
ding tot eene steeds vermeerderende industrie;
het moge waar zijn, dat Nederland in zijn'
oorsprong meer een commeraieel dan een in
dustrieel land is, en dat de aanwezigheid van
een sterk ontwikkelden landbouw daartoe mede
leidt, niet ontkend kan worden, dat sedert 1880
de nijverheid in Nederland zich krachtig heeft
derl'and vrij fe maken? Dok was hef, toen de'
bevrijdenbeSt0ind' m:isdaad een slaaf te helpen
We zien dus, dat, wat een Staat zegt no°-
met aangeeft, wat goed of slecht is.
VVie maken uit wat misdaad is? De rechters
volgens de wet. En wat weten die?
We krijgen nu de economische criminaliteit
Wie is de schuld van diefstal? 60 pet. Van de
misdadigers komt voort uit de klasse van de
losse arbeiders. De statistiek heeft uitgewezen,
dat, stijgen de prijzen van de meest noodzake
lijke le vensmiddelan, dan stijgt de criminaliteit,
m Nederland is in een paar oorlogsjaren (smok
keiaars buiten beschouwing gelaten) de crimi
naliteit verviervoudigd 1
We zien dus, als de maatschappelijke om
standigheden moeilijker worden, dan stijgt de
criminaliteit. Is de veronderstelling dan niet
gerechtvaardigd, dat bij verbetering der maat
schappelijke omstandigheden, de criminaliteit
afneemt?
In de middeleeuwen is heel raar gestraft.
Men had bijv. het gerechtelijk duel en de hek
senprocessen. Men, nam aan, dat de mensch
een vrijen wil had, en geloofde dus, als men
iets misdeed, dat men dit inderdaad vrij gewild
•had. Men nam aan, dat iemand door den boo,-
zen wil bezeten was, en,' bracht hem ter brand
stapel.
Toen kwam Quételet (plm. 1830), bestudeer
de de statistieken, en zag, dat b.v. ieder jaar
ongeveer evenveel zelfmoorden plaats hadden.
Lombroso (pl.m. I860), verkondigde, dat
iemand die misdadiger werd, als zoodanig was
geboren.
De leer van den vrijen, wil, zakte in elkaar.
D.e ouders van misdadigers zijn heel vaak
alcoholisten of syphilitisch. In Engeland komen
meer dan 40 pet., door alcoholislme in de ge
vangenis. Wanneer zoo iemand onder de ver
leiding valt, is hij dan schuldig? Of de staat
welke „vergunning" tot drinken geeft? Men
straft toch niet iemand, die tuberculoos isl
Waarom wèl één met ziekelijke aanleg?
De Fransche school legde den nadruk op
net maatschappelijk milieu. Verschillende voor
beelden haalde de spreker hierbij aan, en toon
de aan, dat de schuld van het individu 'bij de
misdaden zéér gering is. Lacasagne zeide:
„Elke maatschappij heeft de misdadigheid die
ze verdient.'1'
Wat wij leeren uit het misdadigersvraagstuk
is ,dat de maatschappijinrichting moet wor
den veranderd. Dit zelfde leeren we trouwens
ook uit het vraagstuk van de paedagogiek', de
wetenschap en de kunst. Alles komt in laatste
instantie op de maatschappelijke verhoudingen
neer. En het is niet de nijpende honger, die tot
ccriminaliteit voert, doch de langzame honger.
Deze brengt de menschen in de stemming: het
kan me niet meer schelen?
Wat is straf? In het algemeen, het leed wat
men toebrengt, omdat een vermeend onrecht
gepleegd is. Nog eens: wat weet de rechter
van de oorzaken, welk etot die onrechtmatige
daad voeren 1 Wat leeren zij? Criminologie is
niet eens een verplicht examen-vakll Boven
dien, het wordt zelfs in het voorloopig verslag
van de kamer, door niet eens soc. dem. leden,
'gezegd: Dat de rechters uit een klasse komenj
ontwikkeld. Dit in de allereerste plaats op het
gebied van den scheepsbouw, zulks tengevolge
van de aanmerkelijke toeneming van het
scheepvaartverkeer. Nederland bood eenzelfde
beeld als het in de zeventiende eeuw reeds te
zien gaf. De machine-industrie ontwikkelde
zich vervolgens op krachtige wijze; werken van
watterstaatkundigen aard maakten de oprich
ting van tal van, fabrieken noodig; de uitbrei
ding der electrotechniek insgelijks. Twente, het
land der katoennijverheid, aanvankelijk door
Koninklijk voorbeeld op een zwak schijnenden,
bodem geplant ontwikkelde zich tot eene zeer
bloeiende en zeer krachtige industrie; de wol-
nijverheid bleef hare beteekenis voor het groot
ste gedeelte behouden; de mijnindustrie .in het
Zuiden van Limburg kwam op- De stroocarton-
nage in Groningen leidde tot de oprichting van
lal van fabrieken; margarine werd in ons eigen
land geproduceerd; de cacao,-nijverhe:id ont
wikkelde zich; de beetwortelsuikerindustrie
werd ook hier te lande aangevangen. De che-
mische industrie is nog in, een beginpunt van
hare ontwikkeling. Nevens alle industrieën
bloeide het oude bedrijf der visscherij, gedu
rende den oorlog zelfs met ongekende kracht.
Te Eindhoven richtten de heeren Philips hun
ne gloeilampenfabriek, thans door de geheele
wereld vermaard, op. Namen als die van
Stork, Van Kempen, Jurgens,, Van den Berghj
Scholten, Van Heek, behooren tof de leidende'
namen in ons land- Een concern als dat van
Kröller in Rotterdam is wellicht eenig voor een
klein land als het onze; op allerlei nieuw ge
bied ontwikkelden zich de groote en kleine in
richtingen, die al spoedig vermaardheid verkre
gen tot ver buiten de grenzen.
Hoe heeft de oorlog niet geheel het beeld
van onzen handel en nijverheid veranderd 1
Onze handel werd tengevolge van de maat
regelen, door de oorlogvoerenden voorgeschre
ven, onderworpen aantal van dwangbepalin-
gen en kon, wat den aanvoer van producten
van overzee en grondstoffen betreft, slechts
worden gevoerd 'dank zij de instelling der N.
O.T., die als crisis-lichaam zeker hare bui-
tengewoon groote verdiensten heeft en buiten
gewoon nuttig, niet genoeg te waardeeren werk
heeft verricht. Voor de industrie leidde de oor
log tot de oprichting van tal van nieuwe be
drijven; sommige, die practisdh gebleken zijn
ook na den oorlog levensvatbaarheid te bezit-
Iten, andere daarentegen, die spoedig verdwe
nen. In 1917 werd de Jaarbeurs te Utrecht
Pfigericht. Men gevoeld ede behoefte om in
welke niets weet vah de noodeff der arbeider,
klasse. r?'
Krankzinnigen werden vooriieep behandel,,
als misdadigers. Thans niet meer. Zoo oot
moeten de z.g.n. misdadigers niet door jUr;s
ten, doch door dmeters en psychologen behan
deld worden! Men zo u|dan zeer weinig mep'
'tot „straf" komen. ee'
Bereikt straf iets? Jan Ligthart zeide in zij,,
opvoedkunde, dat beloofning of straf niets be.
reikte. Iemand die niet in zijn evenwicht Un
blijven, moet men juist helpen! De directeur
van de strafgevangenis te 's Hertogenbosch
zegt: „Ik heb nog niemand gezien, die door
de gevangenis beter geworden is". In de ge
vangenis wordt iemand verbitterd.
Wanneer er een; slechte daad gebeurd is
moet men een goede daad doen! En ook rnaj
men de zèlfvergelding, welke zoo mooi tot
uiting komc in Dostojewski's „Schuld en Bo?
te", niet brekenl
Naar aanleiding van de vragen1, in de pauze
.gesteld, merkte spr. nog op: omtrent de samej.
hang van de economische omstandigheden en
criminaliteit, dat juist met het opkomen van
het kapitalisme, de massale criminaliteit optrad
Thomas Morus zeide: „Eerst knecht gij de
dieven ,en dan hangt gij ze op." En 60 pet.
van de menschen, die in de gevangenis komen
zijn recidivist, komen er dus weer in terug.
Op de vraag ,of spreker het dan goed zou
vinden, als morgen de gevangenissen zouden
leegloopen, antwoordde Meijer, dat die vraag
onredelijk is, daar zulks niet gebeurde. Het
doel wat wij stellen is richtsnoer.
Hegel zei: „Het dier is de concrete angst."
Angst is het, die er van afhoudt de gevange
nissen af te sdhafefn. f
Men moet handelen vanuit het beginsel. Ons
doel wordt nooit absoluut bereikt, dodh de
resultante wordt er door beïnvloied. Stellen wij
ons doel niet zooi hoog, dan zal de resultante
lager zijn, want wij werken daarop in.
De menschen zijn rechtvaardig tegenover
iemand van wie zij houden. En de moraliteit
van de maatschappij kan men meten aan de
houding tegenover de zwakken.
Wat den mensch tot mensch maakt, is zijn
doel, zijn ideaal, de norm.
De mensch is strijder!
SPORT EN WEDSTRIJDEN
OUDKARSPEL.
Zondagmorgen speelde D.T.S'. 2 te Nieuwe
NSedqrp tegen N.V.V. 2. Toen ongeveer een
kwartier voor het einde d estand 11 was,
werd de wedstrijd wegens den regen gestaakt!
D.T.S. 3 speelde te Dirkshorn tegen D.F.C.
2 en verloor met 41.
Hoewel het weer 's morgens zeer slecht was,
werd toch om' hal ftwee met de seriewedstrij
den begonnen met de wedstrijd D.T.S;. 1—
Geel-Zwart 1. Onder uitstekende leiding van
den heer Prins werd begonnen en spoedig .doel
punt de linksbuiten van D.T.S. maar even later
maakt Geel-Zwart gelijk. Na de rust vertoont
D.T.S. echter prachtig spel en luid aangemoe
digd door het talrijke publiek, weten J. Kos
eigen land te koopen wat men tevoren in het
buitenland kocht, maar men was van wat het
eigen land opleverde te weinig op de hoogte.
De Jaarbeurs is gebleken geen crisislichaam'
te zijn. Dank zij medewerking van stad en land
heeft zij zich ontwikkeld tot eene instelling,
waarvan het blijvend karakter niet meer wordt
bestreden. De eerste Jaarbeurs gaf van den
eigenaardiigen ^toestand, waarin handel en nij
verheid hier te lande waren komen1 te ver-
keerein, een duidelijk beeld. Naast groote en:
bekende ondernemingen zag men er tal van
minderwaardige a.h.w. tevoren bestemd om te
verdwijnen. De Regeeringsmaatregelen be-
heerschten geheel den handel; moesten dezen
beheerschen; de distributie van steeds meer
artikelen werd 'ingevoerd. Na den oorlog koes
terde men aanvankelijk groote verwachtingen,
di ieook uit de cijfers spreken-. Immers, de
invoer in ons land, die in 1917 eene waarde
van f1082 en in 1918 eene van f637 millioen
had, nam in 1919 toe tot f3296 millioen; de
uitvoer bedroeg achtereenvolgens in die drie
jaren f837, f471 en f1731 millioen. Uit deze
cijfers blijkt wel, dat de invoer aanmerkelijk
grooter is geweest dan de uitvoer; Nederland
heeft dit vertrouwen, dat in de toekomst werd
gesteld, duur moetan betalen. Tal van. facto
ren, te veel om hier op te noemen en zeker
om te demonstreeren, leidden tot eene ontred
dering der economische toestanden als tevoren
niet was te verwachten. Sedert in 1920 de ma
laise, vrij hevig en vrij plotseling, is ingetre
den zijn een ieder de oogan opengegaan, maar
helaas bij velen te laat; de debacles, vooral bij
de lichamen tijdens den oorlog opgericht of
tijdens den oorlog op kunstmatige wijze uitge
zet, zijn vele geweest; de groote beproefde
instellingen hebben echter stand weten te hou
den. In de cijfers van de emissies spiegelt zich
dez egang van zaken mede af; werd toch in
industrieele ondernemingen in 1920 aan aain-
deelen en obligaties uitgegeven f 125 millioen,
in 1921 was dit f63V2, in 1922 zelfs f27 Vu
millioen. De cijfers voor bank- en crediet-in
stellingen wijzen op f 170 voor 1919, op f87V2
voor 1920, op f 3 voor 1921 en op f 9 millioen
voor 1922 Het .aantal faillissementen, dat in
1919 1092 bedroeg, is in 1920 tot 1491, m
1921 tot 2364 en in 1922 tot 3403' gestegen;
de werkloosheid is op schrikbarende wijze toe
genomen; het indexcijfer, dat in 1913 5 be
droeg, was voor 1919 7.7, voor 1920 5,8 en
voor 1921 9, terwijl het vopf 1922 wel Iniet beter
zal zijn.
.(Wordt vervolgd), j
P. R
de kc
T. S
De tw
werd 1
«lijk op
doelpi
maal
isomt me
deed uits
De de
wegens c
deze nu
«veer 2
3.30:
bij.
Het Pi
1 uur:
Prins; 2.
Qui
■N'.VA
Hollan
vedstrijd
1. W.
Voor
leiheid,
idioten,
).W- wa
tijd
iteling v.
v. d.
-Na de
te bre
i.ouden, i
j.D.W.
loei wer«
rerd 1
word'l
and wee
junten is
Toen
«rloor,
'NI.V-V.
voor d
iet gelij
eglemen
N'.V.V.
).T.Sl 2
relijk sp
v.v.v.
kmdagir
ispeeld
net 1-2
Midi
:gen Tr
errein a
V.V.V.
Deze
on daar
ilveren 1
I..W.V.
/edstrijd'
ogen de
'oor de
a de ru
erheid.
ijn same
éheel z>
ich tot 1
eind*
ïglemen
sngd w<
ordt H
«lke in
ia won 1
Zondaj
am de d
en serie
luvenir
laakte,
—Geel
oor. weg
ewonne'i
!.W. I-
o leidin
dh'ter wt
iet 1—
:verde,
Om 4
:happeli
met
rome e<
aaide k
p. Dool
strijd
•os resu
0 Vron
Zondag
srt door
ïven. H<
nadat
at het p
islaagd.
emelvaa
old, wee
ng. Nur
1» Die di
>k beter
Finlan
de plas
Schittei
egeven, -
itnmer
schu
aangeb:
°mt het
lenten v
a wordt