Pü 27i Mei 1823 te thans aan. en bieden het onze lezers Vergadering van het Gemeentebestuur van Oudkarspel. Woensdag den 27 Mei 1823. De Piesident brengt ter tafel een Missive van den Hoog Welgeo. Heer Mr. G. F. Verschuur te Alkmaar, Lid der Commissie van Landbouw voor het 6e district van Noordholland begeleidende twee declaratorien ter bepaling der dingen aan gaande de stierenkeur. Waarop na deliberatie is besloten: dezelve nahoring der Keurmeesteren dusdanig in te vul len. Het Plaatzelijk Bestuur van Oudkarspel gecom bineerd met Scharwoud en het Lid der Commis sie van Landbouw over dit District hebben naar aanleiding van de Publicatie van H. H. Gedepu teerde Staten van den 7 Februarij 1822 No. 32, houdende Reglement omtrent de Springstieren en het keuren derzelve in Noordholland, geoordeeld: 0, Ingevolge art. 2 het aantal Melkkoeijen of vaarsen binnen deze Gemeentens te kunnen begrooten op 100 stuks en dienvolgens tevens de plaatzelijke omstandigheid in aanmerking genomen, het getal keurstieren, boven de twee jaren oud, op niet minder dan drie te moeten 2) Door het overlijden van den stierenhouder Cornelis Scheltus: is in deszelfs plaats benoemd Gerrit Scheltus alhier wonende. 3) De gekeurde Stieren zullen bij de veehouders worden rondgeleid. 4) Tot Keurmeesters in deze Gemeentens wor den overeenkomstig art. 5 van het Reglement, aangesteld: Jacob Paarlberg te Oudkarspel Pieter Bouwens te Zuidscharwoud zullende de keuringen dit jaar plaats hebben op den 4 Junij ten 12 uuren, op de plaats bij de Herberg het Huis te Brederode te Oud karspel. 5) Het Spnnggeld wordt, overeenkomstig art. 10 van het Reglement in deze Gemeente bepaald op negen stuivers voor iedere koe of vaars. Gedaan den 28 Mei 1823. (geteekendj Jb. PAARLBERG. P. PAARLBERG. Schouts van Oudkarspel en Noord- scharwoud. (geteekend) G. F. VERSCHUUR Lid van de Commissie van Landbouw. Is ingekomen van de Kerkenraad en Armmees- teren der Roomsch Catholijke Gemeente alhier van de navolgende inhoud: Oudkarspel, den Mei 1823. Mijne Heerenl Onze arme fondsen dit zij ulieden algemeen bekend zijn niets. het geen wij genieten is alleen een subsidie en een kleine opbrengst der Landerijen te zamen plus minus f60.— belo pende in het jaar. De armen daarentegen tot onze gezindheid behorenae zijn veele, het te kort komende in hun ne onderstand is altijd bijgedragen in vrijwilli ge giften. dit egter is ook altoos ongelijk ge weest. - de hulplievende alhoewel weinig kun nende missen, gaf veel. de welgezetene wel kunnende geven gaf daar en tegen weinig. thans door de verarming der middenstand gaat vrijwillige gering elendig. de minvermogende kan niet volgens zijn zeggen, en de meerver mogende zegt: ik vang nietl men betaald mij nietl en diergelijke uitvlugten meer. 'Men is echter eens, dat de behoeftige dienen onderhouden te worden, en om dit geregeld te kunnen doen, worden er bijdragen gevorderd. vrijwillig kunnen wij dezelve niet geregeld ontvangen, en het is daarom dat wij overgegaan zijn tot eene kwotisatie zoo na mogelijk gere geld na ieders gegoedheid. Wij begrijpen echter zeer wel, dat wij geene magt hebben, deze kwotisatie te maken, dan overtuigd zijnde van deszelfs noodzakelijkheid nemen wij dé vrijheid dezelve aan UEds. inte- zenden, verzoekende dezelve te examineren, en na gedane examinatie aan Hun Ed. Groot Achtb. Heeren Gedeputeerde Staten dezer provincie ter approbatie intezenden. Wij wenschten dezelve voor den tijd van twee jaren, was het mogelijk gëapprobeerd te zien. Na aanbeveling hebben wij de eer te zien De Kerkenraad en Armmeesteren der Roomsch Catholijke Gemeente Oudkar spel (geteekendj B. I. DE LOOS, R. C. Pr. JAN SCHUIJT. P. HALFSCHEPEL. CORNELIS KOS. liet Gemeente Bestuur van Oudkarspel. Nog maken wij melding van de volgende mede- deelmg uit de notulen: De Persoon van Matthijs Kroon brengt ter tafel een extract uit het Register der deliberatien van Hun Edel Gr. Achtb. Heren Gedeputeerde Staten dezer Provincie inhoudende aanstelling voor hem als Plaatzelijke Ontvanger. Waarop door gemelde Matthijs Kroon den Eed als zoodanig is afgelegd geworden. Aan het slot wordt nog melding gemaakt van iemand, die zich heeft misdragen wegens dron kenschap en van zijn functie wordt ontheven. En dan luidt het slot: Waarna de vergadering is gescheiden. M. KROON. Cs. EECEN. Am. BORST Hk. HART. JACOB BUTTER. NEDERLAND IN 25 JAAR. 1898-1923. IV. De beteekenis van de Koloniën voor Neder- land is eene geheel andere geworden dan die in de zeventiende eeuw. Toen hadden wij scheepvaart op alle landen en het in de scheep- Indië geïnvesteerde kapitaal was slechts een gering gedeelte van ons aldus totaal geïnves teerde kapitaal. Maar in de negentiende eeuw zijn wij begonnen met cultures en nijverheid in Indië, en in deze kwaarteeuw is de uitbreiding daarvan krachtig voortgezet. De suikercultuur die in 1884 hare algemeene crisis doormaakte, kwam, mede tengevolge van de in 1902 te Brussel gesloten Suikerconventie (die een einde maakte aan de bevoorrechting van de beetwor telsuiker) tot financieelen bloei; 1920 was haar topjaar, waarnaar men de baten dezer industrie niet altijd mag beoordeelen. De tabakindustrie •in Deli breidde zich uit; thee, koffie, kina en nieuwe cultures namen toe. De petroleumindus- tri ekwam onder leiding van de in 1890 opge richte Koninklijke; aan deze maatschappij ge lukte het onder de leiding van Deterding zich tot een concern van wereldbeteekemis te ver heffen. Om een bewijs tè geven van de toene ming van de industrieel-commercieele beteeke nis van Indië, diene, dat de totaal-uitvoer van Ned.-Indië van bijna f273 millioen in 1903 reeds in 1912 tot ruim f 588 millioen was toege nomen; de invoer van f174 tot f400 millioen. De cijfers na den oorlog wijzen op eene aan merkelijke grootere stijging nog van de betee kenis van de Indische handelsbalans; deze cij fers zijn echter uiteraard minder vergelijkbaar. Daartegenover staat, dat van de zijde der Re geering niets onbeproefd werd gelaten om den Inlandschen landbouw te steunen door voor lichting; de Inlandsche nijverheid te verheffen. In dit laatste is men langzaam en geleidelijk reeds geslaagd en op dien ingeslagen weg wordt voortdurend voortgegaan. De bewering dan ook, dat Indië slechts kapitaalobject voor Nederland zou zijn, is zeker onjuist; de door 'Nederland in deze kwarteeuw gevoerde kolo niale politiek is er eene, die de vergelijking met elke andere koloniale politiek ten volle kan doorstaan, ook in dit opzicht, dat al het mo gelijke wordt gedaan om de Inlandsche bevol king te steunen. Een minder voorspoedig beeld leveren de Weöt-Indische bezittingen op. Ondanks alle MISDAAD EN STRAF. De afd. v. d. J.G.O.B hield Zaterdag 26 LI. eene openbare cursusvergadering bij P. Kra mer te Zuidscharwoude, waar Jo B. Meijer secretaris van het „comité van actie tegen dé bestaande opvattingen, omtrent misdaad en straf" een rede hield over bovenstaand onder werp. Spreker begon met' er op te wijzen, dat er weinig menschen gevonden zullen worden, wel ke nooit over de problemen van Misdaad cn Straf gedacht zullen hebben. Eenvoudig zijn die problemen echter niet. Wat is misdaad? Een misdadiger is iemand die verkeerd gedaan heeft. Doch wat is ver keerd doen? Wordt gekeken naar wat volgens het geweteji slecht is, of naar wat volgens de wet niet geoorloofd is? Het wettelijk misdaad begrip, dekt het persoonlijk misdaad-begrip niet. Volgens het volksrechtbewustzijn is bijv. dienstweigeren geen strafbaar feit. Volgens de wet echter wel. Terwijl het O.W.maken door de wet niet strafbaar gesteld wordt, zoomin de prostitutie. Zelfs kan de wet aansporen tot misdaad. Bijv. bij oorlog. En wat gebeurt er, als de Indiër werken wil om zljin dierbaar va- daarvoor in het werk gestelde pogingen- on danks credieten, daartoe verleend, is Suriname noog geenszins een troetelkind te rekenen; Cu rasao maakt ook veelal moeilijkë tijden door, 0.1 wijzen daar de laatste jaren in betere rich- tog .Intusschen mag wel dit geconstateerd wor den, dat, hoorde men in den aanvang der ne gentiende eeuw het denkbeeld opperen, van ver koop van onze West-Indische bezittingen aan Amerika, zoodanige stemmen thans niet meer en zeker niet met instemming worden gehoord I Het behoeft geen betoog, dat er nauw ver band bestaat tusschen de moederlandsche han del ein nijverheid en de cultures en de nijver heid in Indië. Immers, groot is het aantal bankinstellingen, rechtstreeks geïnteresseerd in Indische cultures; groot is het aantal indus- drieele ondernemingen, dat omhoog is gegaan tengevolge van bestellingen uit den Indischen hoek. Toch is niet deze verhouding van; de kolooniën tot het moederland het meest ken merkende verschijnsel in de ontwikkeling van onzen handel en speciaal van onze industrie in deze kwarteeuw. Men kan daarbij voorop stellen, dat in 1898, Nederland zoowel alls ge heel de overige wereld éen tijdvak van welvaart en voorspoed doormaakte, nu en dan onder broken door eene economische crisis, door eene tijdelijke malaise, die in het voortbren- gingsproces niet anders is te verwachten, maar toch in het algemeen een tijd; die tot econo,- mische gerustheid alle aanleiding gaf. De bloei van den Nederlandsehen handel valt uit de cijfers van de tot 1917 overigens vrij gebrek kige handelsstatistiek wel eenigsziins op te ma ken; was toch in de periode 1897 tot 1901 het jaarlijksch gemiddelde van den algemeenen invoër 24.847.000.000 kilogram, dit blijkt in 1913 toegenomen tot 60.489.000.000 kilogram; de uitvoer op gelijke wijze van 4.488.000.000 tot 13.135.000.000 kilogram. De handel in hout en granen, in gerst en in oliezaden maakte uitne mende tijden door, terwijl allerwegen het han delsgebied zich verruimde zoowel wat de lan den, waarmede handel gedreven werd als de producten, waarin deze handel gedreven werd, angaat. Deze toenemende handel gaf aanlei ding tot eene steeds vermeerderende industrie; het moge waar zijn, dat Nederland in zijn' oorsprong meer een commeraieel dan een in dustrieel land is, en dat de aanwezigheid van een sterk ontwikkelden landbouw daartoe mede leidt, niet ontkend kan worden, dat sedert 1880 de nijverheid in Nederland zich krachtig heeft derl'and vrij fe maken? Dok was hef, toen de' bevrijdenbeSt0ind' m:isdaad een slaaf te helpen We zien dus, dat, wat een Staat zegt no°- met aangeeft, wat goed of slecht is. VVie maken uit wat misdaad is? De rechters volgens de wet. En wat weten die? We krijgen nu de economische criminaliteit Wie is de schuld van diefstal? 60 pet. Van de misdadigers komt voort uit de klasse van de losse arbeiders. De statistiek heeft uitgewezen, dat, stijgen de prijzen van de meest noodzake lijke le vensmiddelan, dan stijgt de criminaliteit, m Nederland is in een paar oorlogsjaren (smok keiaars buiten beschouwing gelaten) de crimi naliteit verviervoudigd 1 We zien dus, als de maatschappelijke om standigheden moeilijker worden, dan stijgt de criminaliteit. Is de veronderstelling dan niet gerechtvaardigd, dat bij verbetering der maat schappelijke omstandigheden, de criminaliteit afneemt? In de middeleeuwen is heel raar gestraft. Men had bijv. het gerechtelijk duel en de hek senprocessen. Men, nam aan, dat de mensch een vrijen wil had, en geloofde dus, als men iets misdeed, dat men dit inderdaad vrij gewild •had. Men nam aan, dat iemand door den boo,- zen wil bezeten was, en,' bracht hem ter brand stapel. Toen kwam Quételet (plm. 1830), bestudeer de de statistieken, en zag, dat b.v. ieder jaar ongeveer evenveel zelfmoorden plaats hadden. Lombroso (pl.m. I860), verkondigde, dat iemand die misdadiger werd, als zoodanig was geboren. De leer van den vrijen, wil, zakte in elkaar. D.e ouders van misdadigers zijn heel vaak alcoholisten of syphilitisch. In Engeland komen meer dan 40 pet., door alcoholislme in de ge vangenis. Wanneer zoo iemand onder de ver leiding valt, is hij dan schuldig? Of de staat welke „vergunning" tot drinken geeft? Men straft toch niet iemand, die tuberculoos isl Waarom wèl één met ziekelijke aanleg? De Fransche school legde den nadruk op net maatschappelijk milieu. Verschillende voor beelden haalde de spreker hierbij aan, en toon de aan, dat de schuld van het individu 'bij de misdaden zéér gering is. Lacasagne zeide: „Elke maatschappij heeft de misdadigheid die ze verdient.'1' Wat wij leeren uit het misdadigersvraagstuk is ,dat de maatschappijinrichting moet wor den veranderd. Dit zelfde leeren we trouwens ook uit het vraagstuk van de paedagogiek', de wetenschap en de kunst. Alles komt in laatste instantie op de maatschappelijke verhoudingen neer. En het is niet de nijpende honger, die tot ccriminaliteit voert, doch de langzame honger. Deze brengt de menschen in de stemming: het kan me niet meer schelen? Wat is straf? In het algemeen, het leed wat men toebrengt, omdat een vermeend onrecht gepleegd is. Nog eens: wat weet de rechter van de oorzaken, welk etot die onrechtmatige daad voeren 1 Wat leeren zij? Criminologie is niet eens een verplicht examen-vakll Boven dien, het wordt zelfs in het voorloopig verslag van de kamer, door niet eens soc. dem. leden, 'gezegd: Dat de rechters uit een klasse komenj ontwikkeld. Dit in de allereerste plaats op het gebied van den scheepsbouw, zulks tengevolge van de aanmerkelijke toeneming van het scheepvaartverkeer. Nederland bood eenzelfde beeld als het in de zeventiende eeuw reeds te zien gaf. De machine-industrie ontwikkelde zich vervolgens op krachtige wijze; werken van watterstaatkundigen aard maakten de oprich ting van tal van, fabrieken noodig; de uitbrei ding der electrotechniek insgelijks. Twente, het land der katoennijverheid, aanvankelijk door Koninklijk voorbeeld op een zwak schijnenden, bodem geplant ontwikkelde zich tot eene zeer bloeiende en zeer krachtige industrie; de wol- nijverheid bleef hare beteekenis voor het groot ste gedeelte behouden; de mijnindustrie .in het Zuiden van Limburg kwam op- De stroocarton- nage in Groningen leidde tot de oprichting van lal van fabrieken; margarine werd in ons eigen land geproduceerd; de cacao,-nijverhe:id ont wikkelde zich; de beetwortelsuikerindustrie werd ook hier te lande aangevangen. De che- mische industrie is nog in, een beginpunt van hare ontwikkeling. Nevens alle industrieën bloeide het oude bedrijf der visscherij, gedu rende den oorlog zelfs met ongekende kracht. Te Eindhoven richtten de heeren Philips hun ne gloeilampenfabriek, thans door de geheele wereld vermaard, op. Namen als die van Stork, Van Kempen, Jurgens,, Van den Berghj Scholten, Van Heek, behooren tof de leidende' namen in ons land- Een concern als dat van Kröller in Rotterdam is wellicht eenig voor een klein land als het onze; op allerlei nieuw ge bied ontwikkelden zich de groote en kleine in richtingen, die al spoedig vermaardheid verkre gen tot ver buiten de grenzen. Hoe heeft de oorlog niet geheel het beeld van onzen handel en nijverheid veranderd 1 Onze handel werd tengevolge van de maat regelen, door de oorlogvoerenden voorgeschre ven, onderworpen aantal van dwangbepalin- gen en kon, wat den aanvoer van producten van overzee en grondstoffen betreft, slechts worden gevoerd 'dank zij de instelling der N. O.T., die als crisis-lichaam zeker hare bui- tengewoon groote verdiensten heeft en buiten gewoon nuttig, niet genoeg te waardeeren werk heeft verricht. Voor de industrie leidde de oor log tot de oprichting van tal van nieuwe be drijven; sommige, die practisdh gebleken zijn ook na den oorlog levensvatbaarheid te bezit- Iten, andere daarentegen, die spoedig verdwe nen. In 1917 werd de Jaarbeurs te Utrecht Pfigericht. Men gevoeld ede behoefte om in welke niets weet vah de noodeff der arbeider, klasse. r?' Krankzinnigen werden vooriieep behandel,, als misdadigers. Thans niet meer. Zoo oot moeten de z.g.n. misdadigers niet door jUr;s ten, doch door dmeters en psychologen behan deld worden! Men zo u|dan zeer weinig mep' 'tot „straf" komen. ee' Bereikt straf iets? Jan Ligthart zeide in zij,, opvoedkunde, dat beloofning of straf niets be. reikte. Iemand die niet in zijn evenwicht Un blijven, moet men juist helpen! De directeur van de strafgevangenis te 's Hertogenbosch zegt: „Ik heb nog niemand gezien, die door de gevangenis beter geworden is". In de ge vangenis wordt iemand verbitterd. Wanneer er een; slechte daad gebeurd is moet men een goede daad doen! En ook rnaj men de zèlfvergelding, welke zoo mooi tot uiting komc in Dostojewski's „Schuld en Bo? te", niet brekenl Naar aanleiding van de vragen1, in de pauze .gesteld, merkte spr. nog op: omtrent de samej. hang van de economische omstandigheden en criminaliteit, dat juist met het opkomen van het kapitalisme, de massale criminaliteit optrad Thomas Morus zeide: „Eerst knecht gij de dieven ,en dan hangt gij ze op." En 60 pet. van de menschen, die in de gevangenis komen zijn recidivist, komen er dus weer in terug. Op de vraag ,of spreker het dan goed zou vinden, als morgen de gevangenissen zouden leegloopen, antwoordde Meijer, dat die vraag onredelijk is, daar zulks niet gebeurde. Het doel wat wij stellen is richtsnoer. Hegel zei: „Het dier is de concrete angst." Angst is het, die er van afhoudt de gevange nissen af te sdhafefn. f Men moet handelen vanuit het beginsel. Ons doel wordt nooit absoluut bereikt, dodh de resultante wordt er door beïnvloied. Stellen wij ons doel niet zooi hoog, dan zal de resultante lager zijn, want wij werken daarop in. De menschen zijn rechtvaardig tegenover iemand van wie zij houden. En de moraliteit van de maatschappij kan men meten aan de houding tegenover de zwakken. Wat den mensch tot mensch maakt, is zijn doel, zijn ideaal, de norm. De mensch is strijder! SPORT EN WEDSTRIJDEN OUDKARSPEL. Zondagmorgen speelde D.T.S'. 2 te Nieuwe NSedqrp tegen N.V.V. 2. Toen ongeveer een kwartier voor het einde d estand 11 was, werd de wedstrijd wegens den regen gestaakt! D.T.S. 3 speelde te Dirkshorn tegen D.F.C. 2 en verloor met 41. Hoewel het weer 's morgens zeer slecht was, werd toch om' hal ftwee met de seriewedstrij den begonnen met de wedstrijd D.T.S;. 1— Geel-Zwart 1. Onder uitstekende leiding van den heer Prins werd begonnen en spoedig .doel punt de linksbuiten van D.T.S. maar even later maakt Geel-Zwart gelijk. Na de rust vertoont D.T.S. echter prachtig spel en luid aangemoe digd door het talrijke publiek, weten J. Kos eigen land te koopen wat men tevoren in het buitenland kocht, maar men was van wat het eigen land opleverde te weinig op de hoogte. De Jaarbeurs is gebleken geen crisislichaam' te zijn. Dank zij medewerking van stad en land heeft zij zich ontwikkeld tot eene instelling, waarvan het blijvend karakter niet meer wordt bestreden. De eerste Jaarbeurs gaf van den eigenaardiigen ^toestand, waarin handel en nij verheid hier te lande waren komen1 te ver- keerein, een duidelijk beeld. Naast groote en: bekende ondernemingen zag men er tal van minderwaardige a.h.w. tevoren bestemd om te verdwijnen. De Regeeringsmaatregelen be- heerschten geheel den handel; moesten dezen beheerschen; de distributie van steeds meer artikelen werd 'ingevoerd. Na den oorlog koes terde men aanvankelijk groote verwachtingen, di ieook uit de cijfers spreken-. Immers, de invoer in ons land, die in 1917 eene waarde van f1082 en in 1918 eene van f637 millioen had, nam in 1919 toe tot f3296 millioen; de uitvoer bedroeg achtereenvolgens in die drie jaren f837, f471 en f1731 millioen. Uit deze cijfers blijkt wel, dat de invoer aanmerkelijk grooter is geweest dan de uitvoer; Nederland heeft dit vertrouwen, dat in de toekomst werd gesteld, duur moetan betalen. Tal van. facto ren, te veel om hier op te noemen en zeker om te demonstreeren, leidden tot eene ontred dering der economische toestanden als tevoren niet was te verwachten. Sedert in 1920 de ma laise, vrij hevig en vrij plotseling, is ingetre den zijn een ieder de oogan opengegaan, maar helaas bij velen te laat; de debacles, vooral bij de lichamen tijdens den oorlog opgericht of tijdens den oorlog op kunstmatige wijze uitge zet, zijn vele geweest; de groote beproefde instellingen hebben echter stand weten te hou den. In de cijfers van de emissies spiegelt zich dez egang van zaken mede af; werd toch in industrieele ondernemingen in 1920 aan aain- deelen en obligaties uitgegeven f 125 millioen, in 1921 was dit f63V2, in 1922 zelfs f27 Vu millioen. De cijfers voor bank- en crediet-in stellingen wijzen op f 170 voor 1919, op f87V2 voor 1920, op f 3 voor 1921 en op f 9 millioen voor 1922 Het .aantal faillissementen, dat in 1919 1092 bedroeg, is in 1920 tot 1491, m 1921 tot 2364 en in 1922 tot 3403' gestegen; de werkloosheid is op schrikbarende wijze toe genomen; het indexcijfer, dat in 1913 5 be droeg, was voor 1919 7.7, voor 1920 5,8 en voor 1921 9, terwijl het vopf 1922 wel Iniet beter zal zijn. .(Wordt vervolgd), j P. R de kc T. S De tw werd 1 «lijk op doelpi maal isomt me deed uits De de wegens c deze nu «veer 2 3.30: bij. Het Pi 1 uur: Prins; 2. Qui ■N'.VA Hollan vedstrijd 1. W. Voor leiheid, idioten, ).W- wa tijd iteling v. v. d. -Na de te bre i.ouden, i j.D.W. loei wer« rerd 1 word'l and wee junten is Toen «rloor, 'NI.V-V. voor d iet gelij eglemen N'.V.V. ).T.Sl 2 relijk sp v.v.v. kmdagir ispeeld net 1-2 Midi :gen Tr errein a V.V.V. Deze on daar ilveren 1 I..W.V. /edstrijd' ogen de 'oor de a de ru erheid. ijn same éheel z> ich tot 1 eind* ïglemen sngd w< ordt H «lke in ia won 1 Zondaj am de d en serie luvenir laakte, —Geel oor. weg ewonne'i !.W. I- o leidin dh'ter wt iet 1— :verde, Om 4 :happeli met rome e< aaide k p. Dool strijd •os resu 0 Vron Zondag srt door ïven. H< nadat at het p islaagd. emelvaa old, wee ng. Nur 1» Die di >k beter Finlan de plas Schittei egeven, - itnmer schu aangeb: °mt het lenten v a wordt

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1923 | | pagina 2