EÜUU ifM «am.
onze «epre «?sim
ealüeerde
oor.
ara in den na.
st 22 malen te
die door
rdag van 9—2
tnet hetzelfde
irige G. Advo.
>or een zonoe.
tar het zieken,
uur later. £en
werd eveneens
1 is hu ernstig
de Graaf, te
van de hitte
flikken daarna
l op 'het eilanf
n ondergrond,
geloopen. Een
en ernstig ge.
niek, die ont-
wetsuren op.
atnid.
iet weer.
bijna alle gfi.
ïstig beïnvloed
d moet worden
ran den oogs,.
vas begin Juni
Juni hog zeer
Op 1 Juli als
i middelmatig
arwe 2.5, win-
omertarwe 2.6,
haver 2.6,
3.
eto top een
soldaten, die
tar Nancy een
nant La Car-
ernstig woind-
mpje wierpen,
de doodstraf.
ïngeluk.
is een ernstig
Dij 64 personen
I ontbreken.
II Duisburg
in Duisburg
fabrieken wa-
en langdurige
ote hoeveelhe-
ewerkte fabri
igeven. De ar
iaten, die thans
„Hd.bl."
[edotód.
1, dat gisteren:
n Fransch stel-
1 moest weten
wezen, als een
1 éérst moeten
u het wel goed
kzaam te ma
niet; laten wij
:aar besproken
lat hij na den
het majoraat
1 erft?"
gehoond'," aint
t. „Dan is deze
>nders had ge
*mische mijnen
'ongelegen ge-
-D lang weg?"
ïji. Zijn vader,
d erfde, was
f verarmd en
er. Oom gaf
j ite, waarvan
/ffen. Hij koos
.aar ik meen
rifituurlijke na
j, pden trekken
o^memen bin-
(rVlaar plotse-
enen en of-
ltvPingen, was
nietwaar?"
20, u deze de
in jafeewordc-n
uli;r :ian wns-
an -ifoigt hem
we rd in het
oeb Jehooren.'
[uliajan vrien
ie Marianne
geld? fucht is
Voor |oom zal
hart re s'a®
Latent,
loof hl\em \U1
nu
door een anderen soldaat iin een aanval
razernij js doodgeschoten.
De voedselvoorziening.
pe gemeentebesturen van Gelsenkiixhen en
jse-n ihebben de Franschen, gewezen op de
^eilijkheden van het levensmid-delenvervoer
de door de Franschen geëxploiteerde lijnen
et name op de lijn Dorsten-Gelseinkirchen-
.0ppen'berg. Naar aanleiding daarvan zijn
Ltregelen genomen om in den toestand ver-
etering te brengen. De Duitsche vertegen-
-ordigers verklaarden hunnerzijds, dat zij de
htsche spoorwegbeambten zouden trachten
bewegen de wagons met levensmiddelen uit
niet-bezette gebied over te dragen aan de
tansch-Belgische regie.
DE WARMTE.
jH§É
Kalm aan.
Ook de sportlievende jongeren en ouderen
oeten zich in deze hittedagen een beetje beper-
en Het „Hbld." heeft zijn sportmedicus ge
laagd wat hij denkt van hetsportbeoefenen in
hitte. Di. Meurer kan bijv. het raceroeien in
middagtijd over een lengte van een paar dui-
fld meter na niet zoo erg goed vinden. ,,Laat ze
de avonduren roeien, en dan weinig, en dan
almpjes aan."
Kalm aan. Dit zij ook gezegd tot de tennisspe-
...s* ,de korfballeis. Niet in de middaguren in het
êl'd gaan „puffen." Elke sport is thans -nspan-
;nd, behalve de zwemsport.
fin de wielerwedstrijden. Is het bij tachtig
,-aden avondtemperatuur niet moordend twee
:eCr veertig kilometer, dat is de route Amsterdam
I Utrecht, vice versa, te racen? Hoe moeten de
layers, zich vqelen onder hun zware, leeren cal-
;eden als zij met een snelheid van 70 h 80 kilo-
neter per uur voortstuiven.
Oefl 1
De hitte.
Het Kon. Ned. Met. Instituut te De Bilt deelt
ede':
Ofschoon de hooge maximumtemperaturen van
laatste dagen bijna overal hier te lande nog
neden de hoogste van 1911 blijven, beginnen
deze toch te naderen,
lei wijl te Delft in 1911 tien dagen lang (van
ij Juli tot 3 Augustus) de maximumtemperatuur
wen 25 graden Celcius bleef en vier dagen ach-
:reen'boven 30 graden (03.7, 30,6, 32.1, 300)
:lt de reeks tot dusver slechts 7 dagen, waarbij
tot 11 Juli) tweemaal twee dagen boven de
graden (27.1, 31.3, 30-8, 28.8, 28.5, 32.7 en
.8)
Ook de vochtigheid der lucht is over het alge-
thans iets geringer, waardoor de warmte
us iets minder drukkend is, behalve op8 en
Juli.
Bijzonder zeldzaam zijn echter de hooge naclïc-
mperaturen der laatste dagen. Het- minimum m
nacht van 9 op 10 Juli was 20.0 graden van
c-p 11 uil i.49 graden, terwijl in 191I eenmaal
.7 graden voorkwam, voorafgegaan en gevolgd
oor 17.9 en 18.2.
De 47-jarige hooier Van der Meulen te
leuwebrug is door de hitte overleden.
Gisteren' is een spoorwegarbeider te Hilver-
um door de warmte bewusteloos geraakt. Hij is
edenmorgen in de R.K. ziekenverpleging, over-
den.
Men meldt uit Goes.
Dinsdagavond zijn van den goederentrein van
hlf negen drie wagens uit de rails geloopen,
ie ten gevolge van de warmte waren uitgezet.
is eenige materieele schade. Persoonlijke on-
elukken kwamen niet voor.
Een 55-jarige werklooze metselaar, die
iij een landbouwer te 's Graveland in dienst
ras gegaan, is tijdens het hooien idoor de
kte bezweken.
Te Rijperkerk is tengevolge van een zon-
icsteek overleden de 24-jarige arbeider J. van
Ier Wal, aldaar.
De 26-jarige J. Smits te Lutjewinkel, is ten
jevolge van de warmte overlieden.
Te Rijssen werd een vrouw in het hooi
land door een zom|nes!teek getroffen. Zij over
leed spoedig daarna.
In een bollenschuur te Noordwijk-BJnnen
is een jonge man uit Katwijk |te|ngevolge van
een zonnesteek overleden.
Te Zaandam is een veehouder uit Oost-
zaan door de hitte bevangen en overleden.
Baldwin heeft heden in het Lagerhuis en Cur-
zon in het Hoogerhuis de volgende gelijkluidende
verklaring afgelegd, betreffende de houding der
Britsche regeering ten aanzien der Duitsche scha
devergoedingen en de bezetting van het Ruhr
gebied.
Het kan niet duidelijk genoeg worden gemaakt
in. het belang zoowel van de betrokken mogend
heden als van ieder, die wellicht hoopt zich te
bevoordeelen door de verschillen tusschen die mo
gendheden te exploiteeren, dat het eenige motief
voor een mogelijk meeningsverschil betreft de
meest doeltreffende middelen om de doeleinden
te bereiken, welke een levensbelang voor allen
vormen en waarover allen het eens zijn.
Deze doeleinden zijn, gelijk zij steeds zijn ge
weest, de betaling der schadevergoedingen en een
herstel der veiligheid van Europa. Om deze doel
einden te verzekeren hebben de geallieerden zich
m het verleden geenszins onwillig betoond en
evenmin zullen zij dit in de toekomst doen. Deze
verantwoordelijkheid wordt erkend en in gelijke
mate gedeeld dopr Frankrijk, Italië en België en
ons. Wellicht kan men aannemen, dat zij in zeer
groote mate op de Fransche en Britsche naties
valt krachtens de groote offers, welke deze zij
aan zij in de jaren der beproeving hebben ge
bracht, door de feiten en de herinneringen, welke
hen thans vereenigen en niet het minst door de
ervaring, welke deze twee aloude beschavingen,
door de eeuwen heen hebben gedeeld. Een der
gelijke eenheid van gedachten en daden bindt ons
in de huidige omstandigheden aan onze andere
geallieerden, wier belangen in geen opzicht afwijken
van onze eigen belangen. Met het gemeenschap
pelijk verlangen naar een regeling en pacificatie
kunnen wij samen volkomen openhartig spreken,
met eei. volledig begrijpen van onze deelgenooten,
door een zelfde lotsbeschikking aan hetzelfde
doel gebonden. Wij zijn vastbesloten, evenals ieder
onzer bondgenooten dat Duitschland vergoeding
moet geven voor de schade, gedurende den oor
log aangericht, in de volste mate van zijn capaci
teit. Wij hebben op dit punt nooit gewankeld. Ik
geloof nier, dat ons volk dat öoit zal doen. Wij
zijn bereid iedeten maatregel te bezigen om
Duitschland te nopen te betalen tot het volledig
bediag zijner capaciteit.
Wij beseffen evenwel als „business" natie,, dat
als wij Duitschland vragen te betalen boven zijn
capaciteit, wij niet zullen slagen en dat wij en
onze bondgenooten daaronder het meeste zullen
lijcler^ en wij zijn vast overtuigd, dat methoden,
die alleen kunnen leiden tot den ondergang van
Duitschland, noodlottig zullen zijn voor dit land,
vcor einze bondgenooten en geheel Europa.
Van den aanvang af hebben wij duidelijk doen
uitkomen, dat naar onze meening de bezetting
van het Ruhrgebied er niet op berekend is, om
het maximumbedrag der schadevergoedingsbeta
lingen aan de geallieerden te verkrijgen. In Ja
nuari deden wij in Parijs een aanbod, dat wii
beschouwden als een zeer edelmoedige regeling,
teneinde te vermijden wat ons voorkwam een ceo-
nomischc ramp te zijn. Dit aanbod werd verworpen
en sedert hebben wij ons afzijdig gehouden, ge
dreven door een geest van oprechte loyauteit jegens
een verbond, dat naar onze meening de voornaam
ste waarborg is geweest voor den Europeeschen
vrede en dit nog steeds is.
Tal van gevolgen, die verwacht werden, zijn
op weg naar vervulling. De geallieerden krijgen
minder schadevergoeding dan vóór de bezetting.
De schadevergoeding ,die zij nog krijgen, wordt
verkregen ten koste eener toenemende ontwrich-
„Dm doel, da't is. mijn plaets, daer
plaght ik veel te komen..."
De gegoede poorters uit de middeleeuwen
adden met een gerust geweten die aanhaling
i't Godewijck's „Wittebroodskinderen" kun-
len onderschrijven: de doelen was allengs hun
roeg, hun sociëteit geworden. Aanvankelijk
raren die doelen slechts bestemd om naar het
bel te schieten, waartoe een vrije plaats of
te in van eenige lengte werd vereischt, bene-
etis een bergplaats voor de wapens, schijven
az.; de stad wees een gebouw aan en gaf daar
enboven eene geldelijke tegemoetkoming, niet
illéén te Amsterdam, zooals wij in bet vorige
loofdstuk zagen, maar ook elders. Doch al
'Poedig ruimde men in het gebouw naast de
'Chietplaats een vertrek in, waar de dorstigen
jich konden laven, en al even spoedig kwamen
laar niet alleen de schutters, dooh ook de
beschouwers hun dorst lesschen.
De gelagkamer werd mede benut voor de
parlijksche maaltijden, en sommige leden der
ch ut ter ij vierden er zelfs bun huiselijke feesten.
Men kawm dus1 in den doelen niet alleen
te schieten, maar ook om te drinken, meh
'otid er zijne keninissen, men speelde er §en
ipelletje.
En naast die 'doelens warein er taveernen,
liet enkel voor de smalle gemeente, o neen,
tófs voor de adellijke heeren, die er elkaar
mthaalden, partijen gaven, drinkgelagen hiel-
ten en duchtig dobbelden.
Zelfs eerzame burgers sleten hunne vrije
vonduren niet altijd bij moeder de vrouw voor
ien was de taveerne de plaats, waar zij vaak
log iets anders te zien en te hooren kregen
lan stadsnieuwtjes, want vreemde kooplieden
talclen er hunne waren uit, kunstenaars ver
bonden er hunne grappen, dichters en muzie-
tanten lieten er huinne gaven bewonderen. En
hoe 'hoog het genot van de taveerne werd ge
steld, kan blijken uit een vonnis Van 1595,
waarbij een poorter die een Ider regeerings-
leden had beleedigd werd verboden in een
herberg plaats te nemen, als daar een van de
mannen der wet aanwezig was.
Het tappersbedrijf schijnt in de middel
eeuwen volstrekt niet in miscrediet te hebben
gestaan, althans tot tweemalen toe zien wij de
landsheer verbieden dat burgemeester of pries
ters gelagen zetten: in 1389 door Hertog Al-
brecht, die voorschrijft, ,,dat gheen Priester
noch Sdhout tappen en moet in de parochie
daer hij Priester is, off in den ban, daer hij
schout is," en in 1405 door Willem VI, die
bepaaldelijk' verlangt: „zoo en zal geën Paepe
noch Sdhout tappen eenigherhande dranck om
geld te koop" op boete van 10 pd.
Vond de reizende man schier overal gele
genheid om zich aan een teug bier te verkwik -
ken, naarmate .het reizen toeinam,. werd ook
het aantal tapherbergen gelijk Hooft ze
noemt grooter, en reeds in 'de middeleeuwen
was de matigheid nu juist niet teen va|n de volks
deugden.
Wilt ge een staaltje, zoo sla 'dan ter Gouws
Amstelodamiana op en maak kennis met een
gild „ghteheeten dronckè gilde,." dat eerst in
1494 werd verboden, of wel neem een kijkje
in de oude keuren, waarin ge zult lezen van
een soort socialisten-vergaderingen, in 1473
door de voldersknechten gehouden, waar het
zoo baldadig toeging, dat de heeren van de ge
rechte alle waarden en waardinnen moesten
verbieden, die knapen te „huysen of hoven
als zij vergaderingen maken," terwijl het op
pene van 25 pond en afkapping van de rech
terhand desverkiezende af te koopön met
20 pond verboden werd dergelijke oproer
kraaiers wijn, bier of andere dranken te tap
pen df spijze te verkoopen.
Doch het treurigste beeld vajn de onmatfg-
ting var. het Duitsche economische stelsel en,
naar waarschijnlijk voorkomt, van de volledige in
eenstorting in de toekomst va ndat stelsel zelf.
De Fransche en de Belgische regeering verzeke
ren ons, dat haar eenig oogmerk bij de bezetting
van het Ruhrgebied is de betaling der schadever
goeding te verzekeren. Als dat zoo is, is het ver
schil tusschen ons er meer een van methoden dan
van doel, maar wij zijn overtuigd, dat iedere on
bepaalde voortzetting van dezen stand van zaken
,vol ernstige gevaren is. Duitschland zelf schijnt
snel in de richting te gaan van een economischen
chaos, die wellicht zelf weer gevolgd wordt door
een maatschappelijken en industrieelen onder
gang. De plaatselijke bevolking lijdt in vele
gevallen ernstig en er is werkelijke beduchtheid
voor een voedseltekort. Dit is geen toestand, die
Duitschland alleen raakt. Naarmate de productie
ve kracht van dat land uitgeput wordt, wijkt het
herstel van zijn crediet en de betaling zijner schul
den terug in een vage verte. Ieder land van Eu
ropa betaalt den prijs voor dezen stand van za
ken Het eene land betaalt het met een gestadig
dalenden wisselkoers, een ander met vermindering
van zijn handel, een derde met toenemende werk
loosheid. Als wij geroepen werden de zaak van
ons eigen land alleen uiteen te zetten of te ver
dedigen, zouden wij zonder moeite de ernstige
uitwerking kunnen aantoonen, die reeds teweeg
is gebracht ten aanzien van den Britschen han
del. Ondanks de zeer groote uitgaven van den
Si:aat - het cijfer is ongeveer vierhonderd milli-
oen pond sterling sedert den wapenstilstand
nebben wij in dit land nog werkloosheid op
groote schaal. Niet alleen dat onze verwoesting
voortduurt in plaats van hersteld te worden,, maar
zij gaat in toenemende mate voort, daar de ze
delijke uitwerking er van zich verspreidt onder
ons volk.
De openbare meening in geheel Europa en niet
het minst in Brittannië wordt meer en meer'ge-,
voelig voor dezen toestand en verontrust over
het voortduren er van. Het is niet te veel gezegd
dat het herstel der wereld in gevaar is en dat de
vrede, waarvoor zooveel offers gebracht werden,
cp het spel staat.
Het is onder deze omstandigheden, dat Zijne
Majesteits regeering in toenemende mate onder
den indruk is gekomen van de noodzakelijkheid
om handelend op te treden. De wisseling van
vriendschappelijke besprekingen blijkt niet in alle
gevallen toto positieve Resultaten te leiden. Het
woidt duidelijk, dat de houding der voornaamste
bétrokken partijen klaarder moet worden omschre
ven. Als de toestand hierboven juist omschreven
is, kan men hem niet ongemoeid laten in de
verwachting dat hij zich zelf zal herstellen. Naar
ik geloof zal men het algemeen eens zijn over
de volgende denkbeelden: aan het tijdperk van
heftig conflict dient zoo spoedig mogelijk een
eind te worden gemaakt; de onbepaalde bezetting
door het eene land van gebied van ee nander in
tijd van vrede is een zeldzaam en betreurenswaar
dig verschijnsel, waarvoor zoo spoedig mogelijk
een eind moet worden gevonden; de schuldenaar
moet niet alleen geroepen worden zijn schulden
te betalen, maar moet ook in een toestand wor
den geplaatst, dat hij dit doen kan; zijn capaciteit
moet, waar daarover twijfel bestaat, worden on
derzocht en vastgesteld en er dienen gemeen-
schappelijke pogingen te worden gedaan om deze
doeleinden te verwezenlijken.
De vrede zal niet definitief worden verkregen
en het herstel zal niet worden verzekerd vóór een
oplossing gevonden is voor drie groote quaesties.
Deze zijn, ie. de betaling der schadevergoedin
gen: 2e. de regeling der. intergeallieerde schulden
en 3e. de veiligheid van het gepacificeerde Eu
ropa. Op deze quaesties dient de aandacht der
wereld gevestigd te zijn. Onze wensch is, dat er
zoo mogèlijk vordering wordt gemaakt en dat
als het kan iets definitiefs wordt bereikt. Wij
hopen bij dit streven nog steeds de medewerking
van Frankrijk en België te verkrijgen, niet min
der dan die van Italië. Wij hebben inderdaad alle
reden te .gelooven, dat het standpunt der Italiaan-
sche legeering in wezen overeenkomt met het
Welke zijn nu de stappen, die naar wij meenen
onverwijld dienen te worden gedaan?
De Duitsche nota van 7 Juni stelde een onder
zoek voor naar de betalingscapaciteit van Duitsch
land door een onpartijdig lichaam, gepaard met
de verbintenis, de bedragen te betalen, vastgesteld
op de wijze, die voorgesteld zou worden. Zij be
vatte vervolgens het aanbod van een reeks con
crete waarborgen. Ik geloof niet, dat deze denk
beelden, of zij voldoende zijn of niet, genegeerd
moeten worden. Wij zijn van oordeel, dat zij moe
ten worden ondeerzocht en nagegaan, opdat wij
kunnen ontdekken of er de mogelijkheid in ligt
om vorderingen te maken. Vernemende dat de
Ftansche en de Belgische regeering niet geneigd
zijn het initiatief te nemen om een antwoord in
overweging te geven ofschoon wij een dergelijk
optreden hunnerzijds zeer welkom zouden hebben
geheeten hebben wij er deze regeeringen, even-
t als de Italiaansche, van in kennis gesteld, dat
wij 'zelf bereid zijn de verantwoordelijkheid op
ons te nemen van het gereedmaken van een ont-
werp-antwoord. Wij zullen dit antwoord met de
minst mogelijke vertraging aan onze bondgenoo
ten voorleggen te hunner overweging en om er
hun opmerkingen over te maken en wij vleien
ons met de hoop, dat wij in staat zullen zijn met
hen tot. overeenstemming te komen ten aanzien
der bewoordingen.
Bij het uiteenzetten van dit standpunt, is de
Britsche regeering niet zonder hoop, dat zij het
gevoelen der geallieerden evenzeer weergefft als
haar eigen. Wij gelooven niet, dat wij in beginsel
ver van. hen gescheiden zijn, zoo er al van scheiding
sprake is Meeningsverschil over de methode mag
niet onoplosbaar zijn. Voor zoover een vereenigd
optreden mogelijk is, zullen wij voortgaan dit na
te streven, gelijk wij steeds getracht hebben en
wij zullen met vertrouwen de welwillende overwe
ging inroepen van al onze geallieerden en van alle
betrokken staten voor onze voorstellen, die geen
ander doel hebben dan de pacificatie van Europa
en liet herstel der uitgeputte wereld.
heid geeft wel het bekende placaat van Karei
V, gedagiteekend 7 Oct. 1530 waarbij niet alleen
voorgeschreven werd: „Dat men voertane ia
onsen landen ende heerlicheyden egheen ta
veernen, cabaretten off logysten besyden
sweechs off buiten steden, dorpen off gehuch
ten off buiten den openbaere straten ende rech
ten heer'Banen houden en sail..." maar dat
personen, welke beschouwd werden-„gefameeit
ende geacht te wesen voor dronckaarts einde
van gewoonte uijtermaten driinckende" in geen
bestuur zitting zouden nemem.
In de 17e eeuw werd het er niet beter op,
men heeft daartoe slechts de schilderstukken
en de kluchtspelen uit dien tijd van wat nader
bij te bekijken. Wel werd door geestelijke en
wereldlijke macht herhaaldelijk tegen die on
matigheid gewaarschuwd, werd in preekten ver
maand en in keuren geordonneerd, maar „Trijn
tje en Wijntje" werden er niet ïninder om
aangebeden, 't Is alsof de wereld nooit zal be
teren, wanneer wij een predikant uit de 17e
eeuw hooren klagen: „Wat is er al menigeen
die liever in 't taphuijs als in Üe Kerck zit.
Och, hij kent het geestelijk wynhuis niet, die
dranck is hem te schraal; hij is liever daer men
de beste wijn en 't verste bier verkoopt; hij
hoort liever de fioel in de herbergh als de
harpe Davids." Hetzelfde was ook in de mid
deleeuwen gezegd, toen heette de kroeg een
„h'ierkercke" ware de duivel de mens zoo
soet pipit'" om hem uit het 'bedehuis te houden.-
En 'twas niet de smalle gemeente alleen
die „pooierde", zelfs de gegoede burgerij liet
zich hij het drinken niet onbetuigd; na de be
grafenissen werd even goed gedronken als bij
bruiloften, en op feesten van allerlei aard ging
de beker lustig rond. Bernagie, die „veel drin
ken" voor ongezond houdt, raadt zijn kalme
medeburgers aan zich tot drje glaasjes te be
palen. „Want komt het vierde,, dat is een glaes-
je van baldadigheid." Drie dus, jawel, want
NIEUWSTIJDINGEN
De jubileumsposlzegel.
Ter gelegenheid van het regeeringsjubileum
van de Koningin worden, als bekend, van
Rijkswege jubileumpostzegels uitgegeven.
De jubileum-postzegels zullen, zoolang de
voorraad strekt, nevens de gewone postzegels
verkrijgbaar zijn in de waarden van 2, 5, 7V2',
10, 25, 35 en 50 cent 'en vajn 1, 2V2; en' 5 gulden.
De jubileum-postzegels van 2, 71/2) 10,, 20',
25, 35 en 50 cent dragen !de beelteinis van'
5de Koningin, die vajn 5 cent ten van 1, 2V2
en 5 gulden vertoonen een tronende figuur met
scepter en Rijksappel.
Op de jubileums-postzegels zijn de bepa
lingen van toepassing, welke gelden voor de
gewone postzegels.
Dezer dagen heeft het parket uit Mid
delburg te St. Jansteen een uitgebreid onder
zoek ingesteld in verband met d etalrijke in
braken, die den laatsten tijd in het zooge
naamde land van Hulst hebben plaats gehad
en waarvan de vermoedelijke daders, hetzij in
Nederland, hetzij in België in hechtenis 'zijn,
behalve twee van de hoofddaders, die naar
Frankrijk zijn uitgeweken. De aangehoudenen
zijn lid van de beruchte Voddebende; in hun
opslagplaats en bij verschillende handlangers
van den troep zijn karrevrachten goed ver-
'zameld op de nachtelijke rooftochten, in beslag
genomen. Sedert de bende achter slot zit, hoort
men aan de grens in die omgeving niets meer
van inbraken.
drie was nu eenmaal ook bij fde drinkers een
heilig getal; driemaal kl'in'ken, driemaal drin
ken, de oude Grieken en Romeinen hadden
het voorbeeld gegeven en zoo meenden ook
onze vaderen: op één been kim-je niet gaan,
driemaal drie is scheepsrecht. Met een
„schaepmannetje" zouden zij alzoo niet tevre
den zijn geweest, trouwens de jenever "was tot
aan de 17e eeuw onbekend, de brandewijn da
teert eerst van het begin der nieuwe geschie
denis, en in de middeleeuwen wist men slechts
van wijn en bier.
Schier elke stad van eenige beteekeinis 'had
toen hare brouwerij, maar 'het bier van Delft,
Haarlem, Amersfoort, Dordrecht en Breda
spande de kroon; van de buitenlandsche wer
den zeer geroemd het Lubeksdhe, Emgelsche
en Vlaamsche 'bier, doch bovenal werd hef
Hamburgsche gezocht, zelfs zóó, dat het in
Gouda werd nagebrouwen.
Men dronk het in huis, poowei als in de ta
veernen en in de doelen, meestal direct getapt
in bolbuikige kruiken en daarna geschonken
in tinnen of houten kroezen, ook kitten gehee
ten. Het was de volksdrank bij uitnemendheid,
en toen dan ook in 1401 (de Amsterdamsche
magistraat, in groote geldverlegenheid verkee-
rende, graaf Albrecht voorstelde de accijnzen
te verhoogen, werd het bier heiast met zes
hollandsche grooten per vat van 'die vevhoo
ging uitgesloten. Negentig jaar later teckrinde
Opy als een bewijs van de 'duurte der tijden
aan, dat de meeste menschen slechts water
dronken, en nog in de 17e eeuw deelde D.om-
selaer mede: ,,'tzij dan dik of ;dun, geen zo
armen mensch hier 't Amsterdam, of hij drinkt
ten minste scherp bier en geen (Water". Bij
name het zeer goedkoope niet veraccijnsde
scharrebier werd door den minderen man veel
gedronken; terwijl men zich in de belegerde
steden met een „biertje der ellende" vare
regenwater gebrouwen moest tevreden stel
len.
(Wordt Vervolgd).