neuutc Laimedijaer couram (Tweede Biam.) Zaterdag 11 Augustus 1923. PLRSNIEUWS Hoe er geknoeid wordt. In de „Residentiebode" doet „een iogewij- een boekje open naar aanleiding van de arrestatie van een rijksbouwmeester in ver band met diens praktijken bij; den dienst der rijksonderwijsgebouwen. Het schrijft o.m.: ...Maar verder heeft men zich er slechts vè'r te verbazen dat men hier en daar nog 0 Jang de veeg van dein bezem heeft kunn en ontsnappen. Iedereen wist er immers reeds Hang het zijne valn. En wie to oins ambtelijk leruzalem geen onbekende is, begrijpt maar niet dat een en ander zoo lang kon voortduren. Want nergens waar de zoogenaamde warme, lees gevulde hand van den aannemer zooveel wonderen kon doen als hier. Ook (nergens waar de bevoorrechting van enkelen zoo in 'het oog loopend was als bij deze diensten, waar zelfs een openbare aanbesteding tot een wassen neus werd gemaakt. Altijd maar dezelfde namen die voor werken van onderhoud als anderzins in aanmerking kwamen. Wie zich de moeite zou willen gunnen om met deze namen van enkele leveranciers op den. Burgerlijken Stand te gaan pluizen, zou tevens tot de ontdekking komen dat zelfs een familieband niet ontbreekt len die 0f geene altijd maar weer een zwager had, die voor de levering van dit of dat vóór anderen in aanmerking kwam. Al behoeft het daarom, nog geen uitgemaakte zaak' te zijn, dat „de warme hand'"' ook hier haar diensten deed, de schijn was er zeker. En het zou ongetwij feld waarschijnlijkheid zijn gebleven, ware liet niet dat de niet steeds zeer 'bescheiden levens wijze van hen die bij de uitvoering van een en ander controle hadden uit te oefenen bij Jan Publiek niet onopgemerkt bleef. Zelfs voor de werklieden zelf bleef dat befooien niet ver borgen en ook zij gave|n wel eens hunne ver bazing er over te kennen dat een bescheiden salaris het sommigen wel mogelijk maakt om toch een man to bonis te iwordien. Maar zij dachten er het hunne van. Niet minder moest het de opmerkzaamheid dezer eenvoudige lieden ontsnappen dat slaag de een outsider er in om den begunstigde uit zijne machtige positie te verdringen en 'zich 'het werk gegund te zien, hij toch altijd aan het kortste eind trok. N,iets daJt er van zijn werk deugde. Nu eens dit, dan (weer dat. Maar altijd wat. Aanmerkingen geen gebrek. Steeds en waar men kans zag moest fde man murw worden gemaakt door zijn werk af te keuren. Geen wonder dat hem met dien eenen keer voor altijd de lust werd benomen om nogmaals in te schrijven. Met het gevolg dat het mono polie een volgend maal weer op zijin pHats kwam en het oude leventje weer als voorheen FEUILLETON. EEN EEREWOORD. Nu verwijderde Bertalan zich, om onderzoek te doen naar den landlooper, die Hedwig aan gesproken had. Het weer was intussc'hen hoe langer hoe meer duister geworden. Hedwig wilde juist van har evergeefsche wandeling terugkeeren, toen Juliaan plotseling voor haar stond; zij ontstelde zoo duister en dreigend was zijpe gelaatsuit drukking. Hoe komt ge hier m dit weer, gravin? zeide hij kortaf. „Het is geen wonder, als vreemde mannen u aanspreken zelfs uwe bnl- lanten oorbellen kunnen gevaarlijk voor u wor den. Ik raadde u daar straks aan, met alleen te gaan wandelen." Nu zijn wij, immers met ons tweeeh, ja zelfs met ons drieën, want het kwam my voor, dat gij met iemand spraakt." „Gij vergist u," zeide Juliaan koel, „ik was alleen en nu geloof ik, dat uwe ontmoeting ivan dezen middag ook verbeelding was. „Noch het een, noch het anderwaswr beelding,8 zeide Hedwig ^szins geprdc keld. „Ik zag duidelijk door de b<f m^n schaduw van een map die zich van u ver W1J Emï"sdhaduw?" vroeg Juliaan lachend, „dto Het mttuners alleen, als de zon sChynt Was er geen werk aan dein fwimikel, dain werd er werk gemaakt. Het eene jaar trokken de ververs zop'n gebouw binnen om er al net muurwerk te verven. Maar het volgend jaar werd dit voor een groot deel ongedaan ge maakt. Men bikte het er weer af en bezette de muren met tegeltjes. Zoo wierp men elkaar den bal toe. Maar heusch niet uitsluitend voor de goede bedoeling alleen. Natuurlijk bleef een en ander door den tijd niet geheel verborgen en werd de betrokken Minister ingelicht. Nimmer echter met zooveel resultaat, clat er aan dergelijke ingekankerde toestanden een einde kon komen. Waarover men zich niet zoo heel byzohder heeft te ver- hazen. üm de eenvoudige reden dat dergelijke brieven het op den weg naar het Ministerieel Kabinet een heel eind konden brengen, doch slechts bij uitzondering zoover, dat de Minister zelf ze in banden kreeg. Moest er op deze correspondentie worden geantwoord, dan werd het schrijven als regel in handen gesteld van 'den schuldige zelf. Men kan nagaan hoe dat antwoord ei dan uitzag. Onnoodig te zeggen hoezeer 's Rijjts financieel belang daarbij in het gedrang kwam. Want met de tooien die hier en daar moesten vallen werd de aannemings- som bezwaard. En waar het belangrijke geval len van huur o fkoop betreft, kon men steeds wel een vorm vinden om er voor een der par tijen een voordeeltje aan te verbinden. Waar- door het begrijpelijke wordt, dat het Rijk altijd duui uit was. De ingewijde vertelt vervolgens een kras staaltje van knoeien, dat zich moet hebben voorgedaan bij de verkrijging van grond voor de technische hoogeschool te Vrijenban, waar het rijk 8 jaar lang voor 8468 vk. M. grond f 5000 buur per jaar ging betalen, terwijl liet 5voor een ton den geheelen Jap had kunnen koopen, waarvan de 8468 vk. M. slechts een deel waren. De verhuurder, aldus de inge wijde, kreeg den grond juist in eigendom op den dag, dat de huur van het desbetreffende deel inging. De inzender besluit: „Het door het Departement van Financiën ingestelde accountantsonderzoek kan nu de be zem worden, waarmede eindelijk eens schoon schip wordt gemaakt. Wat tijd wordt. Het heeft al veel te lang geduurd. Ook de ergernis der goe-gemeente die anderen zich straffeloos zag verrijken ten koste ;van 'tland, op gemeene manier. Daarom twijfel ik geen oogenblik of de schrik en ontzetting, die de bureaux onzer On derwijs-gebouwen deze week kwam binnenstap pen, ook wel elders en verder in deze zal zijn gevoeld." De kleuren onzer vlag. 1 Men weet dat van Staatkundig Gereformeerde zijde aan de orde is gesteld de kwestie of niet on ze vlag moet worden gewijzigd en in plaats van iood-wit-blauw de oude Prinsenvlag O r a n j e-; wit-blauw in ©ere moet worden hersteld. De Haagsche redacteur van het „Hbld." heeft zich ook in dien geest uitgesproken. Als Zeeuw Dus weer verbeelding." heeft hij vermoedelijk nog j< aan hei „Oranje-blanje-bleu" landers. Ce kvasstie heeft betrekkelijk weinig de aan dacht getrokken. Reeds voor jaren is er breedvoe rig over gediscusseerd en er is zelfs een boek over geschreven. De algemeene conclusie was des tijds, dat men verstandig deed de kwestie maar te laten rusten en onz evlag te laten zooals hij is: rood-wit-blauw. Maar het geschrijf der laatste dagen krijgt toch een interessant bijsmaakje, doordat men er poli tiek in gaat zien. Ten bewijze laten 'we hier volgen wat het (r.katli.) „Huisgezin" over de zaak schrijft We lezen in dat blad: „Er is een vlagkwestie aan de orde gesteld. Ér zijn er die de Nederlandsche kleuren, het rood-wit-blauw, willen vervangen door het oranje- wit-en-blauw, het oranje-blanje-bleu, de prinsen vlag, zeggen sommigen anderen ontkennen het' van Willem van Oranje. Over deze zaak zou rustig te praten zijn. Men kan er de geschiedkundige kwestie bij te pas brengen. Men kan van mieening verschillen, of oranje fleuriger staat dan rood. I Men kan van oordeel zijn, dat oranje-wit-blauw onze vlag beter van die van andere landen zou onderscheiden, die ook het rood-wit-blauw voeren. Als men het van belang acht, kan over al deze; dingen ni-en-uit-gepraat worden. Wij achten het van geen belang, nu heel andere vraagstukken het vraagstuk bijvoorbeeld of het herstel van Europa nog te verwachten is, dan wel o "we economisch naar den kelder zullen gaan de aandacht van het menschdom opeischen. Het merkwaardige van het vlag-geval is alleen, dat ei een anti-roomsche campagne achter zit en dat de Dedoeling der aanleggers van het relletje is, een overwinning op de katholieken te behalen Van de Gereformeerde Staatspartij is de vlag- kvviistie uitgegaan. Zij beweert, dat de oranje-baan indertijd uit de vlag is verwijderd uit haat tegen Oranje en tegen hiet protestantisme. En nu verlangt ze, dat, omdat Nederland een protestantschi? natie is, onder het Huis van Oran je, het revolutionaire rood door het christelijke oranje zal worden vervangeh. Het oianje zal zoowel tegen Rome als tegen Moskou getuigen. Aan deze geestdrijverij doet 'natuurlijk geen veislandig mensch mee. Wij willen een nationale vlag onder wier banen wij ons allen, katholieken zoo wel als sociaal de mocraten, Nederlander kunnen voelen. Wij wilLen geen vlag, die de nationale verdeeld heid, de scheuring in ons volk,' zou verzinnebeelden Daarom haa mogen worden verwacht, dat het denkbeeld der Gereformeerde Staatspartij eenpa rig zou zijn afgewezen. En zoo moet hiet verwonderen, dat de heer Elout van het „Hbld." al maakt hij niet alle aan gevoerde argumenten tot de zijne, de wenschelijk- heid der vlagwijziging ondersteunt en er zelfs een campagne voor wil voeren. Zóóveel burgers zegt' hij, moeten zich vóór oranje-wit-blauw verklaren, dat de regeering het initiatief tot de verandering kan nemen. En hij bepleit zelfs het oprichten van een ver eeniging wier leden zich verbinden tot het uit staken dei oranje-wit-blauwe vlag. De vereeniging kan er komen, waarom niet, maarze heeft geen toekomst. „Maar het is geen een slechten luim zijt verbeelding, dat ge in '„Gij houdt me wel voor omnoozell" „Ik aanbid u. Ik haat verstandige vrouwen. Dc vrouw moet schoon wezen om den man in verrukking te brengen, maar zij moet hem niet gaan onderwijzen, geen conclusies gaan trek keen en 'hem beklagen; to het bijzonder mij niet, want ik heb aan spionneeren het land." i,Daar hebt ge misschien reden voor." Juliaan maakte een beweging, alsof hij haar wurgen wilde; toen lachte hij woest en bleef voor Hedwig staan, die bevreesd voor hem, terugtrad. „Wilt gij een raad van mij laalnmemen, Gravin zeide hij met schorre stem. Hedwig ant woordde niet, mant snelde wieg. Juliaan volgde haar. „Waarom loopt gij weg en antwoordt ge niet vroeg hij, haar arm pakkend. „Op het kasteel... ik 'ben bang to het donker." „Hoor mij aan." „Maar dan kunnen wij toch wel Voortloo- pen." ,;,Goed. Dus ge spreekt met niemand over my! Doe geen onderzoek over mij|ne handelin gen en neem mij, die eens teen der rijkste land bezitters zal wezen, als uwen vereerder aan. Als ge meesteres van Boszmer wilt worden, houd dan mij tot vriend." Hedwig antwoordde niet. De inevel, die tot regen verdicht neerviel, sloeg haar in het ge laat en doorweekte hare kleeren; vlug als eene ree snelde zij weg en als Juliaajn haar nu de halve wereld had aangeboden, dan zou zij dit niet aangenomen hebben. Zij was beangst tus- schen die groote, kale hoornen en haalde ver licht adem, toen zij de verlichte vensters van en Juliaan afscheid van haar Uwe weed™ id 'bedroeft mij- Ik wil mij het kasteel zag Bertalan vergelijken, maar >aa na^p het terras ontmoette zij Bertalan, die niet met - bij u in veel grooter gunst- nver Hedwig liet onwillekeurig haje hem glijden en dit onderzoek viel, tegen haren iwil, ten gunste van Bertalan uit ,',Wat hebt ge tegen uw neet? .Niets maar'ik hopd niet van die groote kinderen.' Hy is ernstig en nauwgezet tos een meisje en toch zeven ein twintig jan is gemaakt en deugt niet voor d „Maar hij zal daarin langer leven dan gij. „Hoe zoo?" vroeg Juliaan verrast. Hij is kalm, bedachtzaam en gelukk ^Ml zijt echter voortdurend opgewonden en dtowm zo verstrooid, alsof gij over duizend dmge'n tegelijk had te denken; zulk verbruikt hunne krachten veel vlugg Kiik kijk zeide Juliaan met scherpen apo IwSffetedeze ze zyn toch niet voortgekomen ujt uw eigen, bekoorlijk haar verwonderd aanzag. „Ik dacht, dat ge bij uwen "vader waart," zeide hij met zacht verwijt. „Ik heb mij wat verlaag," antwoordde zy bijna weenend, „ik moet nu hard loopen, oin niet verkouden te worden." Zij liep de trappen op, naar haren vader en bij dezen gekomen, wierp zij; zich in een stoel een begon luid te snikken. Orlowsky zat in zijnen gemakkelijken leuning stoel voor de met een lamp 'verlichte tafel en legde de kaarten. Verwonderd, maar ni^t verontrust, legde hij de kaarten neder en keek zijne dochter vragend aan. Hij| was aan zulke uitvallen, vooral als zij geld noodig had, en hij haar niet genoeg kon geven, gewoon. „O," zeide zij weenend, „ik troiuw Juliaan niet, al bood hij mij geheel Hongarije aan. Ik ben bang voor hem. H jjis in staat mjj te vermoor- Éien handvol geestdrijvers en een paar maniakken mogen voor het oranje gaan ijveren, ons volk, van wat denkwijs en kLeur en godsdienst, houdt vast aan bat echt-nationale, echt-Nederlandsche rood- wit-ien-blauw." m j A to hu ij m Het auto-verkeer. De „Standaard" schrijft: Met bijzondere snelheid ontwikkelt zich het. auto-ommbusverkeer. Langs alle wegen ziet men de gropte en toch lichte voertuigen zich in flinke snelheid voortbewegen. De ondernemerslust heeft zich voorgoed op dit gebied met koortsachtigen ijver toegelegd. Met betrekkelijk geringe kosten is een wagen te verkrijgen. Voor de wegen leveren dieze voertuigen lang niet het gevaar op der zware vrachtauto's. Zij kunnen zelfs de uiterste hoeken bereiken en hallen als het ware de passagiers aan huis op en brengen ze in korten tijd waar zij wezen willen»^ Hierdoor berokkenen zij de tot nu bestaande pu- 1 büeke middelen van verkeer, die trouwens ook veel al duurder zijn, veel schade. Er zijn tramwegen,, die tot voo rkort mochten bogen op een druk verkeer en die thans zoo goed als geen personen-' vervoer meer kennen. Het is nog niet in te zien tot welk een hoogte da ontwikkeling van dit herleven der oude omnibus maar nu met moderne snelheid en gemakkelijkheid, zal kiinfiieu stijgen. En het is verre van ons, een normale ontwikkeling van dit nieuwe verkeer te willen, verhinderen. Alleen mag de vraag gesteld, of ter niet iets abnormaals is in de snelle ontwikke ling, dat op teenig gevaar duidt. Bij de wet zijn regelingen getroffen en voorwaarden gesteld voor da middelen van publiek verkeer. Maar het schijnt ons toe, dat van eenig toezicht op de deugde lijkheid van bet nieuwe vervoer tot nu toe weinig sprake kan zijn. Van belang is, dat er aan de noodige voor waaiden voor de veiligheid wordt gedacht. De vraag rijst, of die voorwaarden èn voor alle rijtuigen 'èn voor alle bestuurders wel aanwezig zijn. Men hoorde gelukkig tot nu niet veel van ongelukken,, maar zij kunnen komen, en, gezien de volle omnibussen, niet van geringen aard. Ook voor het verkeer zelf zou een goed toezicht van beteekenis zijn, want als tengevolge van een of meer ongeluk ken de schrik er bij het publiek in kwam, zou de liefde voor de veiliger trein of tram terugkeeren. Misschien ware hier bij gemeentelijke verorde ning in elk geval iets te doen. Dat de Overheid geroepen is, zich omtrent de beteekenis van het plotseling opkomende nieuwe verkeersmiddel te vergewissen, schijnt ons zeker te zijn. Is zij niet in staat om aanstonds voor de veilig heid leenigc regeling te treffen en uit te voeren, dan moieetn wij maar hopen, dat geen ondernemer het belang van deze veiligheid uit het oog zal verliezen en dat liet publiek zelf de noodige voorzichtigheid niet zal vëigeten. dein, ais ik zijn zin niet doe." „Ben je gek geworden 1" riep Orlowsky met gerimpeld voorhoofd, daar hij zij|n lievelings plan bedreigd zag. Juist hadden de kaarten o pde vraag of Hedwig Gravin Alvary zou worden, driemaal toestemmend antwoord gege ven; en nu sprak zij zulke waanzinnige taal. „Wat is er dan gebeurd?" ,-,Hij dreigde mij:, als ik weer over 'hem sprak en op zijne handelingen lette." „Dat begrijp ik niet." Zij vertelde hem het geheele gesprek. „Domheden 1 Hij 'heeft je geplaagd en jij. schrikt als een kind. Verspeel toch je toe komst niet om dergelijke sprookjes. Hem of Bertalan, één van beiden moet je huwën." „Het zijn echter geen sprookjes." Orlowsky dacht na. „Weina,, keer dan tot Bertalan terug, heden is hij hier toch nog heer." „Goed," zeide zij verheugd, dat haar vader geen dwang op haar uitoefende. „Nu ga ik mij verkleeden, want het is spoedig tijd om t dineeren, e|n ik wil bijzonder mooi beneden komen." Vergenoegd liep zij naar 'haar kamer'. De glans der lichten, de warme lucht en de toe geeflijkheid van haar vader gaven haar de rust en kalmte terug en zoo werd zij weer het lichtzinnige, onnadenkende meisje, dat onder de indrukken van het oogenblik levend, zich om den dag van morgen niet 'bekommerde en met haren vader op het toeval rekende. Toen de klok het teeken voor het diner gaf, betrad Juliaan de kamer, waar zijne familie en Pater Lorenz bijeen waren. Zoekend gleden fcijine blikken over de aanwezigen, maar Or lowsky en Hedwig ontbraken nog. „De Polen schijnen eer te laat te komen, laten wij de soep niet koud laten worden," zeide Graa fPeter aan Maeriamne den arm reikend. Op dat oogenblik betrad Orlowsky met zijn dochter, die er nu to waarheid betoo- verend uitzag, het salon. Bertalajn ging naar haar toe en geleidde haar aan tafel, wat haar zichtbaar genoegen deed. Juliaan, die op haren vader was toegetreden, volgde hen onverschil lig. In het begin heerschte er een diepe stilte, die slechts verbroken werd door het rinkelen der lepels, want ieder had het druk met de heerlijk toebereide schildpadsoep. „Zijt gij gekalmeerd, Gravin?" zeide Berta lan na een poosje. „Ge kwaamt zoo opgewon den de trappen oploopen, alsyf ge achtervolgd werd." ;,Q', 'het was slechts de duisternis, die mij beangstte." zeide Hedwig en van haar bord opziende ontmoetten hare oogen die van Juli- UIT DEN OMTREK HEERHUGOWAARD. Met het oog op het 25-jarig bestaan der tuinbouwvereeniging „Nieuw Leven" werd door het bestuur besloten dit feit jn een bui tengewone vergadering min of meer feestelijk te herdenken. Ook werd besloten bij voldoende animo een luinbouwwintercursus te openen. „Het gaat u als krankzinnigen^" zeide hij, ,r,deze kunnen byna geen van allen tegen de duisternis. Ik had gelegenheid dit te bemer ken." „Ik was nooit in de gelegenheid dergelijke zieken te bezoeken." „En toch zijn die plaatsen zeer belangrijk, "Ieder lijdt aan eene zekere inbeelding en hoopt op iets, en komt zoodoende in zulk' eene in richting." „Het moet een treurig gezicht wezen, waar 'hebt ge dit leeren kennen?" vroeg Bertalan. ,',Ik was verscheidene jaren to een der be roemdste krankzinnigengestichten van Parijs/' ,',Als arts of zielkundige?" vroeg Pater Lb- rensz glimlachend. „Als verpleegde," antwoordde Juliaan een voudig. Allen zagen hem verwonderd aan. ,i,Ik was niet krankzinnig;. Maar na eene zware ziekte, waarby opk mijlne hersenen wa ren aangetast, had ik de spraak! Vjerloren en daarom hield men het voor het beste, my in eeene inrichting te brengen." Hij vertelde dit geheel onverschillig en iat er tusschen in met goeden eetlust, alsof hij de verbaasde blikken, die zich van alle kanten op 'hem richtten, niet bemerkte. „Geen woord is er van waar," Idacht Ma rianne. Hedwig herinnerde zich zyn optreden in Ihet 'park, en vond het nu door zyne woorden, ge heel verklaard en duidelijk geworden. Hare vrees nam nu nog toe. „Het is een treurige verblijfplaats, bijzonder vpor iemand, die bij zijn verstand is." „Ik beschouwde het uit een wetenschappelijk oogpunt," zeide Juliaan, „beschouwde de zie ken en liet mij door de doktoren inlichtingen over hun toestand gevejn, en daarom kan ik' zeggen, dat ik dien tijd niet misbruikt heb." Niemand antwoordde en behalve Hedwig en Bertalan, geloofde misschien niemand iets van hetgeen 'hij gezegd had. Orlowsky zag hem af en toe onderzoekend aan. Hij zocht 'waarschijn lijk de reden van Hedwig's vrees uit zijne worden te verklaren en overlegde of het ge raden was, met hem te breken, of hiet. Al 'het zoeken naar dein landlooper bleek 'vergeefs en toch beweerde odk Bariska hem gezien te hebben. Daar het sedert jaren niet. Was voorgekomen, dat in het dertig morgens groote park, vreemdelingen waren binnenge komen, werd er èen wachter gesteld aan de uiterste, tot nu toe meest geopende parkdeur, I des nachts gesloten, y

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1923 | | pagina 3