Donderdag 27 December 1923 32e J&argraig Fo 151. ISYSKjSB TKLEffRSM 82 WE L4IQEDUK1R II)III VI PiSéijöke Beroering Met bovenstaand onderwerp trad Vrijdag-- avond j.l. op Chr. v. d. Heuvel, lid der 2c Ra pier ,in die Geref. Kerk, voor de A. R. Kies- lyereenigiing „Nederland en Orapje" te Broek op Lang en dijk. De belangstelling was eer gering dan groot fce noemen ,want het kerkgebouw was bij lange pa niet bezet. De heer S. Wagenaar opent de bijeenkomst met het laten zingen van Ps. 138 1, en leest-, daarna Ps. 33 12. Dan gaat hij voor in ge bed, waarna hij de opgekomenen hartelijk wel- kom h!eet en het woord geeft aan den spr. van hedenavond. Wanneer zoo vangt spr. zijn rede aan, ik spreek over de dagen van een bijzondere poli tieke beroering, dan zou ik dit kunnen doen door het illustreeren met en te wijzen op het geen in het buitenland voorvalt. Dat echter is niet mijn bedoeling. Ik wil het oog richten op Ide toestanden in eigen land. In breede kringen bestaat thans groote be langstelling voor hetgeen in Den Hiaag voor valt .En dat is een zeldzaam verschijnsel. Geen verkiezing is er geweest die ooit zoo de aan dacht heeft getrokken. De toestand van 25 jaar terug is niet anders dan nu. Alleen het jaar 1905 vertoont ©enige overeenstemming met de dagen van thans. Ook toen bestond er een buitengewoon opgehitste volksmassa. En wan- peer men vraagt hoe het komt dat er tusschen dat jaar en nu overeenstemming bestaat,, dan wil ik op één punt van overeenkomst wijzen. Een a r. minister kan men verdragen, maar 'dat deze teveel invloed zou krijgen, dat kan mien niet dulden, toen er een a. r. min. kwam van wien men vreesde dat hij teveel zijn stem pel zou drukken op de landspoltiek, kwam men tot andere gedachte. Men noemt ons volk anti-papistisch, en wanneer men het roomsche spook gaat oproepen doet dit wonderen. Maar nog dieper dan de haat tegen Rome is de haat tegen Dordt. Wanneer men vreest dat de Cal vinist teveel macht krijgt, wordt er een hittere geest aangekweekt. Dan is het gedaan met de verdraagzaamheid en de rust en dit verklaart dan ook de geest van heftigheid. Maar er be staat voor die agitatie ook nog een andere oor zaak. Bij de S.D.AP bestond behoefte daaraan Het ging bij hen niet goed meer. Na 1918 is zij steeds teruggeloopen en ook het vrou wenkiesrecht deed haar veel afbreuk, waardoor in vele gemeenteraden en andere colleges zij in zeteltal achteruit gingen. Het So;c. Vakver bond liep in ledental terug. En dat alles zag 'men met vertwijfeling aan. Maair toch moet men zich niet te veel ver wonderen over dien terug gang. In de landen waar zij hun invloed uit oefenden i-s dit teruggeloopen tot een Cjiaos of tot het volgen van een anderen geest, zoo als in Zweden en Amerika. Het onbepaalde geloof in Ide leden is niet meer aanwezig. Er is een groot verschil tusschen mr. Troelstra van thans en 25 jaar terug. Men moiest dus eens een opkwikkertje hebben, door een de monstratie op den 3en Zondag in September, en men koos hiertoe tot leuze: „medezeggen schap in het bedrijf". Pin toch vreesde men idat de belangstelling .hiervoor gering zou zijn. Medezeggenschap in goede gezonde zaken kon van profijt zijn, maar in deze dagen van econo mische malaise is het van weinig beteeken,is kan het niet helpen. Twee jaar terug had men een andere leuze: „Socialisatie", maar na dien is er niet meer over gesproken. En juist daar om vreesde men dat er geen belangstelling voor zou bestaan. En men heeft er geen groot voorstellingsvermogen voor nioodig, hoe men verder is gegaan. Ik veronderstel -dat de be eren van het V.V- moedeloos bijeen zaten, omdat men geen be langstelling zou krijgen. Dat er toen -een is 'opgestaan en gezegd heeft: wat heeft men aan medezeggenschap. Laten wij ageer en tegen de Vlootwet. De Vlootwet is reeds heel oud, en 'ai hebben wij er al ©enigszins tegen gesputterd, .veel drukte is er nooit van gemaakt. Ik kan mij go:ed indenken dat men toen Ide bedragen bij elkaar is gaan optellen, en tot het bedrag van 300 millioen gulden kwam, en ,er gezegd is; dit bedrag zal eerbied inboe zemen, laten wij daarmee tot de mensdien gaan. Wij leven in een tijd van bezuinogjing, van vermindering van salarissen, ein- wanneer wij nu met de vlootwet van 300 mill, komen zal dit zeker de uitwerking niet missen. Dan stel i'k mij voor, dat er een ander is opgestaan en gezegd beeftlaten wij wijzen op de salarisverlagingen van den nieuwen minis ter. Maar hoe dan een ander heeft gezegd, dat men daar toch moeilijk tegen kan ageeren want Wibaut doet in Amsterdam toch hetzelfde. En hoe Duijs toen uitgeroepen heeft: '4jj 'A' S.D.A.P-ers? Wat Wibaut mag, mag Colijn daarom nog niet. Want f 100 van Wibaut is 'toch heel iets anders dan f 100 van Colijn. Weer stel ik mij voor dat Stenhuis toen is opgestaan, en gezegd heeft, 'hoe men een 8- urendag wil aanvaarden. Wel doen onze par tijen in het buitenland hetzelfde, doet Wibaut het in Amsterdam, en is het jammer dat Po lak van de tdiamantbewerkersbond daarin toe stemt, maar wij zuilen daar wei overheen pra ten ,tn zeggen dat de 8-urendag het hoogste goed is van den arbeider, en dat men dat gaat aanranden. Hoe na hem een ander is opgestaan en ge meend heeft de indirecte belastingen. Wanneer wij wijzen op de aure pijp tabak zal ook dat zijp Uitwerking niet missen. En te#slotte stel ik mij voor, hoe Troelstra is opgestaan ep uitgeroepen heeft: broeders, dit zijn alle schoone middelen om agitatie te voeren. Die hun uitwerking niet zullen missen. Dan zullen de V.D. voor hun fatsoen verplicht zijn dit schoone gebaar van ons 'na te doen, zuilen de Vrijheidsbonders niet achterwege kun non blijven ,en is het niet uitgesloten dat de Roomsche Democraten zullen volgen. Pin 'de uitkomst heeft hieraan volkomen be antwoord. Allen zijn ze achter Troelstra aan gegaan tot zelfs de plattelander Braac en mej. Van Dorp. Allen zijn ze in zijn schuitje terecht gekomen. Maar er zijn nog andere oorzaken voor de Politieke beroeringen. Alle vraagstukken waren aan de orde, waarin men belang stelde. Onder wijs, defensie, buitenlandsche verhoudingen, bumcnlandsche toestanden, belastingen, enz. "Zóó was de toestand toen op 26 Oct. de vloot wet werd verworpen. En thans is de belangstelling tot anderen kring verplaatst. De Chr. groepen zijn tot actie overgegaan. En dat daarvoor waring belang stelling beslaat mag een gelukkig verschijnsel worden genoemd. De A. R. Partij heeft nl. 2 belangrijke pun ten aan 'de orde gesteld: de verdediging van Nederland en zijn koloniën en het sluitend maken van de begrooting. En zonder cegeni- «praak t-e -vervvaehten mag worde» gezegd, da: de a.r. partij hierin op den voorgrond treedt, het krachtigst daarvoor actie voert. Ook ande ren zijn er in beginsel yror, maar geen partij die dit vraagstuk zoo op den voorgrond brengt als de a.r. En dan kan ook ik' de vraag billijken van partijgenooten of niet afgeweken wordt van de plaats waarop wij stonden, of er geen verschil bestaat tusschen ide partij van heden en van vroeger. Hoe vroeger de strijd aangebonden werd voor de geestelijke belangen van onze partij, 1de partij van de „kleine luijden". En nu aan gehangen wordt ide materieele leuze, zooals veiligstelling van den gulden, en de militaire leuze: verdediging van onze koloniale bezittin gen. Maar het was toch Kuiper, de geestelijke reus, die het eerst in de volksvertegenwoordi ging pleitte voor verbetering der arbeiderstoe standen en behartiging vain het arbeiders vraagstuk. En nu gaat men beweren dat onze partij een kracht zou zijn, die verwant zou zijn aan het groot-kapitaal, aan het militairisme. Maar laat men aan de beweringen van onze tegenstanders geen aandacht schenken. Dat wil niet zeggen, dat men alles van zich af moet schuiven, wat zij zeggen, want ook van hen valt voor ons te leeren. Nu worden er vergelijkingen gemaakt tus schen Kuiper en Colijn, maar de wijze waarop Kuijper is bestreden ligt nog te versch in het geheugen om daaraan eenige aandacht te schenken. Nu wordt Kuijper in de Soc. bladen verheven boven Colijn, maar dat is een gewoon verschijnsel, omdat men van hem geen gevaar meer te duchten heeft. En n nvoert men den- izelfden strijd tegen Colijn, die het deel van Kuijper was. En merkwaardig is het, de won dere gelijkenis tusschen de spotprenten op Ru ij - per en die nu op Colijn gemaakt worden. En ide spot in het kamp onzer tegenstanders be reikt het hoogtepunt, wanneer die zich kan uiten in smaad op het kruis. Maar hieruit blijkt onveranderlijk duidelijk dat men Colijn even zeer vreest als Kuijper. Do materialistische en militairistische leuzen-, de inflasie zijn geestelijke gevareif. Wat is weerloosheid? Een afzien van een behoorlijke verdediging. Tot ontwapening zal men nimmer kunnen geraken, omdat men al tijd toch nog een politievloot en een politie- leger zal moeten houden. Maar door de lin kerzijde wordt ide algeheele ontwapening ptac tisch voorgestaan, n.l. het afschaffen van leger, ten vloot. En dat beteekent aan weerloosheid. 1 En merkwaardig is het de argumenten te hooren voor die weerloosheid. Ie. Leger en vloot zullen nutteloos blijken te zijn tegenover een groote mogendheid. En juist dit klinkt in den mond van een te- gei^stand-er, die zijn historie kent, zoo zonder ling. De overwinningen die vroieger werden be- haald, verkreeg men niet door gelijkwaardig heid of door overmacht, maar doordat God met ons heeft meegestreden. En dat past dan biet in den mond van'een Nederlander. Dat zegt niets .Het doel van ons leger is niet om een offensief of een defensief te beginnen, maar de meer dan honderd jaar gevolgde politiek is, om door leger en vloot onze neutraliteit re handhaven. En zoo is ook thans de beteekenis. Wanneer twee gelijkwaardige machten clkan r in bedwang houden, kan een kleine macht den evenaar naar den een of anderen kant doen doorslaan, en dat is de bedoeling van ons leger ten vloot. Het is éen instrument tot handhaving van den vrede in Nederland en Koloniën. Het 2e argument is, dat de oorlog wreed en verschrikkelijk is, men moet den vrede na streven. Maar wij bedoelen niet met leger en vloot het voeren van oorlogsgeweld. Wij bedoelen er mee om onder Gods zegen buiten de .conflicten te blijf en. 3te. De Volkenbond. Daarin moet men ver trouwen hebben. Maar voor dat vertrouwen bestaat geen en kele reden. Zoolang de Vereen. Staten van N. A. zich buiten den Volkenbond houden, en geschillen van internationalen aard niet aan dien Volkenbond worden voorgelegd, zoolang kan men zich daarop niet verlaten. Maa revengoed moet en kan men strijden voor zijn idealen, dat geschillen worden be slecht door internationale rechtspraak. Doch er 'ibestaat geen grond voor de verwachting, dat het ooit zoover komen zal op aarde. De- geest van thans gaat niet in idie richting. De géést is thans nog verbitterder en bedorvener dan in 1914. Wij zullen daardoor niet krijgen een vredestoestand op aarde, zoo Lang niet waarheid en gerecht'gheid 'hebben gezege vierd. Maar niettemin is het de taak der Chris tenen om te strijden voor den geest der paci ficatie. Wij weten allen, dat wij sterven moeten, en toch verzetten wij er ons tegen. Onze zon den zullen nooit weg zijn, maar toch moeten wij daartegen strijden. En al weten wij ook dat h'-f" kwaad -nook zal verdwijnen, toch moeten wij den strijd daartegen aanbinden. De oorlog geeft verwildering. Het zijn de uitspattingen van de gruwelijkste zonden. In geleidelijke ontwape ning heeft men kracht te zoeken. Maar dat mag niet uitgaan van een kleine 'natie. 4e. Is het argument: Leger en vloot kosten zoo veel. Maar in verhouding tot Zweden en België, waar de Soc. Dem. zoo machtig veel in vloed hebben, wordt door ons hieraan veel minder uitgegeven. De Vlootwet .zou geen cent meer van ide Rijksfinanciën hebben gevraagd. En met deze argumenten gaat men de ont wapening verdedigen. Waarin is nu het geestelijk gevaar gelegen voor onze weerloosheid. Omdat het beteefcent een verlies van onze onafhankelijkheid, een ge volg van het niet verdedigen van de stellingen, en grenzen. Iedere mogendheid zal gedwongen izijn ons land te bezetten, zoo wij ons niet verdedigen. Het verwaarloozen van onzen plicht, verbonden aan ons nationaal volksbe staan, beteekent het verlies van onze onafhan kelijkheid, en daardoor het verliezen van onze geestelijke goederen, die zijn een goddelijk-ge schenk, terwijl wij uit de historie kunnen zien, hoe wij daarin Gods beleid moeten ervaren. In ons volksbestaan is een geestelijk goed gelegen. Een andere orde is: de rechtmatige volksin vloed. Het verlies van onze onafhankelijkheid, zal ook -dat verboren doen gaan, om niet te spreken van ide andere christelijke belangen bij het verlies van onze onafhankelijkheid. Wat zou er moeten worden van onze scholen, van onzen zendingsarbeid, van het werk van barm hartigheid, van ide kerstening van Indië. Het zal geven een zedelijken achteruitgang, een geestelijk nadeel. En daarbij zal ook de cul- tureele invloed verloren gaan. Velen wijzen op onderhoud van wegen, on derwijs en dergelijke als eersten plicht, en daarna op leger en vloot. Maar willen wij in hst ongestoord bezit blijven van al onze belangen, dan moeten wij behouden ons zelfstandig volks bestaan. En dan zal men de uitgaven voor defensie ver boven de andere moeten stellen. Dan is dat ejp eerste en voornaamste plicht die op ons rust. En dan moeten wij opkomen tegen de infla sie, voor het sluitend maken van de begrooting. Inflasie beteekent letterlijk opblazing. Wanneer men nu papiergeld gaat drukken, waarvoor geen gouddekking aanwezig is, zal de gulden ininder waard worden. Dus inflasie ontstaat wanneer er meer uitgegeven wordt, dan er 'aan gouddekking aanwezig is. En waardoor ontstaat Idat nu? Wanneer voort durend meer uitgegeven dan ontvangen wordt, wanneer voortgegaan wordt op den ingeslagen w,eg van de laatste jaren, en men nu reeds zegt, dat het bestaande tèkort van 116 millioen gul den in 1924 gestegen zal zijn tot 140 milLotn Dit tekort zal door Ned. Bank moeten worden betaald, maar wanneer ook de Ned. Bank dit piet meer doet. is het Staatscrediet weg. En de Ned. Bank heeft de betalingen tot heden I steeds -gedaan, en zal die in de toskomst ook moeten en blijven doen. Wat Vader Staat ook voor dingen doet, de Ned. Bank zal het moeten i betalen. De inflasie ontstaat dus door meer uitgaven dan ontvangsten. De vlottende schuld, groot 500 millioen, is niet gedekt door leeningen, maar zit in particuliere handen. Zoolang er vertrouwen bestaat in munt en Staat, blijft men ere diet waar lig, maar verliest men dat i vertrouwen ,dan zai men het geld gaan op- l vorderen. Dan moet dit bedrag door de Ned. Bank worden betaald, en zal zij hiervoor geld moeten aanmaken, terwijl er geen gouddekkmg i svoor die biljettenaanmaak, en zal de gulden in waarde dalen. En het jaarlijksch tekort zal tot gevolg heb ben dat men zijn toevlucht neemt tot biljetten- aanmaak. Wat zullen de gevolgen hiervan zijn? Voor de tuinbouwstreken zal het in zeker opzicht niet zoo erg zijn omdat de uitvoer hierdoor zal worden bevorderd. Troelstra zeide dat wij wel een klem beetje Inflasie konden hebben. Maar dat^ behoort tot •de onmogelijkheden. Doet men één stap op den weg, dan zal men fioodgedwongen verder moeten gaan. Tenzij e riets bijzonders gebeurt zal dan het gevaar de rinflasie steeds verder gaan. De heer De Geer zeide het zoo juist; idat een klein beetje inflasie, een déraillement beteekent. De gevolgen zullen zijn algemeens verarming, stijging der levensmiddelen, verhoo ging der salarissen. Ook dan zal er een geroep zijn, die er tijdelijk voordeel van trekt. De spe culanten. Ik geloof dat het niet noodig is nog verder de geestelijke gevaren aan te toonen. De oor log ligt -daarvoor nog te kort achter ons. Wat zal er moeten worden van onze kerk, onze scholen, en anderen diristelijken arbeid? Het zal worden een algeheele zedelijke ver wildering. Wij moeten opdomen voor het sluitend ma ken van de begrooting, tégen dè weerloosheid. Dat zijn de eerste belangen van deestelijken aard, van geestelijke strekking. Beveiliging van geestelijke goederen. In geen geval wensch ik lang stil te staan bij ae huidige ministercrisis. Er zijn er die vragen of het van de regeering goed was, om de vlootwet nu zoo op den voorgrond te stellen. Was dat vraagstuk nu zoo urgent? Maar de regeering juist kon leven in de gedachte dat de vlootwet zou worden aangeno men. In verband met de afspraak van de rechtsche partijen kon de vlootwet in behandeling worden genomen, en werd daarom ook aan de orde gesteld Toen minister De Geer zich er niet mee kon ver eenigen dat de vlootwet in behandeling kwam, is Colijn gekomen. De R. K. hebben de regeering haar gang laten gaan, en juist daardoor kon de regeering veronderstellen dat zij zou worden aan genomen en heeft niet kunnen voorzien dat dit haar val zou worden. De regeering heeft in geen geval hoog spel gespeeld. En na het verwerpen van de vlootwet kon ze niet aners doen, dan he- weest om de vlootwet door te zetten, want immers het volk wilde het niet, en daarbij ging men uit van het petitionnement met i. millioen handteeke- ningen ruim, hetgeen nog maar een derde van de bevolking beteekent. Maar ook dit petitionnement heeft niets nieuws geopenbaard. En dat was geen motief yoor een Christelijke regeering om het niet door te zetten Voor zulk een regeering bestond geen reden van opvatting te veranderen. Zulk een regeering ziet niet naar beneden, maar naar God. De belangen van het land beheerscht haar daden. Van deze regeering mochten wij veel goeds ver wacht hebben. AL waren alle niet even sympathiek de ministers van Buitenlandsche Zaken en van Fiannciën hebben veel goed werk gedaan. En daarom moeten -wij betreuren dat de regeertng is weggegaan. Maar toch, zij kon niet anders. In onze kringen heeft men ook niet goed begre pen, waarom wij hebben gezegd ,dat aan Troelstra nu de opdracht tot Kabinetsvorming moet wor den gegeven. De man, die ons steeds op de meest godslasterlijke wijze tegenstaat. En daarom betreu ren wij dat R K. en Chr. Historischen met ons standpunt hebben ingenomen. Want uit de uit te brengen rapporten zal misschien aanstonds blij ken, dat links wel in elkaar kan trappen, maar met kan opbouwen. Mijn hoop is dan ook, dat de rechtsche samen werking weer hersteld wordt, want het zou een ramp zijn, zoo die bleef verbroken. De historie van de laatste 50 jaar heeft bewezen, welke zegeningen 111 de regeering zijn verkregen met Roomsche sa menwerking. Dat wij een Christelijken Staat vor men hebben wij te danken aan de Christelijke sa men \vt-rking. Dat bewijst ons het randschrift van onzen munt „God zij met ons", het gebed in over- heidscolleges. Dat bewijzen de groote dingen die tot stand zijn gekomen, en men ziet daarin de uiting dat God is de Souverein, Wanneer men ziet wat wij bereikt hebben voor onze school, al is die strijd niet naar ons genoegen opgelost, dan moeten wij vasthouden aan de gedachte van samenwerking van Rechtsche samenwerking. En juist die samen werking stellen wij op zoo hoogen prijs. Daarom ook moet een' herhaling van hetgeen gebeurt is, niet meet kunnen gebeuren,. De oorzaak tot de breuk moet worden weggenomen, wanneer men prijs stelt op een hernieuwde samenwerking. Maar dan ook moet de zaak grondig worden opgeknapt

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1923 | | pagina 1