NIEUWSTIJDINGEN] De Roofmoord ie CUiemDorg. FEUILLETON. TE HOOG SPEL. Maandagmiddag is te Culemborg een ern stige roofmoord ontdekt. Ongevee reen kwartier buiten het dorp, aan den Achterweg, woonde de 70-jarige A. van Wiggen met zijn ruim 60-jarige zuster in een eigen huisje, dat op ongeveer 100 M. van de naburige boerenwoningen verwijderd staat. Ge durende den morgen waren verschillende per sonen waaronder de postbode en eenige leve ranciers „aan de deur geweest, doch zij had- dtenjkle woning gesloten gevonden. Toen tegen den'.óniddag het huis gesloten bleef stelden de omwonenden de politie van het zonderlinge geval int kennis, daar men de zaak geenszins vertrouwde. Tegen drie uur is de politie toen het huis binnengedrongen. In de woning vond ze het lijk van den 70-jarigen man, terwijl diens zuster erg gewond bleek te zijn. Bij nader onderzoek kwam aan het licht, dat vermoede lijk 2 personen Zondagavond omstreeks 11 uur toen de bewoners zich nog niet ter ruste had den begeven, het hisje zijn binnengedrongen. Ze hebben met een spade den ouden man drie ernstige wonden aan het hoofd toegebracht, aan de gevolgen waarvan hij overleed. De - --- --- vrouw werd vermoedelijk met een ander voor- gesurveilleerd werd. werp ernstig aan het hoofd verwpnd. Maan dag kon zij nog niet verhoord worden. De indringers hebben zjch meester gemaakt van al het aanwezige geld, waarvan het be drag echter nog niet bekend is. De politie weet tot nog toe nog niet hoe de moordenaars de woning zijn binnengedrongen Geen enkel spoor van braak werd gevonden on zooals gezegd de woning was des mor gens gewoon gesloten. Het was bekend,dat de oude lieden een spaarpotje hadden. De jus titie is onmiddellijk van dezen roofmoord in kennis gesteld. Van de 'daders is tot nog toe geen spoor ontdekt. Eenigen tijd geleden is in dezelfde wom'iing een poging tot inbraak gedaan, die evenwel mislukte. Ook het tweede slachtoffer van den roof moord is overleden. Woensdagmorgen, zonder het bewustzijn herfcregen te hebben. Er is nog een doos met f 1820 in de woning gevon k n. De commissaris van politie ontving eenige ano nieme brieven, die blijkens het poststempel uit Culemborg afkomstig zijn. De „Tel." deelt nog de volgende bijzonder heden mede: Die overledenen zijn allebei zonderlingen ge weest. Zij waagden het niet het geld op een bank te zetten, en bewaarden, zooals velen op het land, hun geheele kapitaal thuis. Zoowel de broeder als de zuster hadden hun eigen geldt'rommel voor het papier-geM; de zilver stukken werden in een zak bewaard. Zij moe ten heel wat gehad hebben, want van Wiggen heeft verschillende keeren tegen bloedverwan ten gezegd, dat hij van plan was, grqpd te koopen, maar zonder hypotheek. Het tweetal bleef steeds thuis en nooit ging het uit de stad. Er hebben zich eenige feiten voorgedaan, die in verband met het gebeurde als belang rijk vallen aan te teekenen. Het eerste feit is, dat ongeveer tien weken geleden, terwijl beiden op het land waren om de 'kalveren te voeden, een onbekende het huisje is binnengeslopen en den bewusten zak met zilvergeld, ten bedrage van ongeveer f400 uit de kast heeft gestolen. De 'diefstal moet binnen een tijdsverloop van 10 minuten gepfeegd zijn. Dat een bepaald per soon met het vooropgezette doel om te stelen in den omtrek van de grijsgepleisterde hoeve heeft gezworven, en dat het niet een plotseling opgekomen gedachte van een landlooper is ge weest, ligt voor de hand. Eerst twee dagen na het gebeurde deed v. Wiggen aangifte bij den commissaris van po litie. En de politiechef, die de gevaren kent van het alleen op het land wonen, heeft het: tweetal weten te bewegen betere sloten op *ie deuren te doen aanbrengen. Hij zelf zorgde er voor ,dat van Wiggen een hónd kreeg en dat extra in de nabijheid van den Achterweg „Ja, Daisy, dank je well Dat laatste uurtje heeft mij goed gedaan." „Hoofd nog pijn?" Hij drukte de hand op de getroffen plek en antwoordde „Neen, wat licht, maar anders toch niet pijnlijk." - „En de beenen?" („IO die maar dat komt er niet op aan. Ik heb er al zooveel pijn door geleden." Leonore kwam binnen en vertrouwde haar oogen niet toen zij haa rplaats door Daisy zag ingenomen. Willem glimlachte en vroeg haar: „Wat zeg je er van? Wij zijn zulke goeie .vrienden geworden, niet waar, Daisy?" Verlegen draaide het kind haar hoofd om en stak den vinge rtusschen de lippen als een bestraft schoolmeisje. „Daisy, wensch je mijn zuster goedenmor- Igen." Het kind liet haar hand vallen, zag eerst Jiem en toen Leonore aan en zeide toen, de Oogen neergeslagen: „Goedenmorgen, freule!" „Wat een beleefdheid!" viel Leonore bitter uit. „Leonore! Geef haar een goed voorbeeld!" ver zocht Willem in het Fransch, maar zij deed of zij het niet hoorde. „Ik zal den dokter vragen of je vandaag niet naar een ziekenverpleging kunt vervoerd worden; je hoofd is zooveel beter dan gisteren, dat het geen bezwaar zal opleveren. Ik ga dan ergens en pen sion, in afwachting van je herstel, en dan keeren wij naar Ankeloo terug. De grond brandt mij in dit huis onder de voeten, ik blijf er geen dag meer." Een ware angstkreet steeg uit Daisy's borst; zij vluchtte naar Willem, greep hem bij de handen en smeekte: j „Niet weggaan, niet weggaan, hier blijven in Daisy, in papa zijn huis." „Nu nog mooierI Wat een hartelijkheid! Ieder uur een nieuwe kuur. Wat bezielt dat kind toch!" „Wil mijnheer ook weg?" vroeg zij met zulk een bezorgdheid in de oogen, dat Willem er diep door getroffen werd. „Mijnheer nog boos?" „Neen, Daisy!" zeide hij en weerde haar zacht af, „ik ben niet boos, maar mijn zuster wil niet langer blijven. Misschien heeft ze gelijk Nu zag Daisy Leonore trak aan, haar lippen trilden, haar lichaam schokte, eerst kon zij geen woord uitbrengen, toen stotterde zij bijna onhoor baar: „Freule, Daisy zal goed oppassen, zal nooit meer zoo gek doen, maar ga niet weg met mijnheer! Laat1 hem hier blijvenI" In angstige verwachting zag Willem zijn zuster aan. Het kind was nu zoo week als was in haar vingers, zij kon haar vormen zooals zij wilde; een weinig liefde, een weinig hartelijkheid was voldoen de. Een omhelzing een liefkoozing, een woord zoo- Het tweede feit is, dat Donderdagavond j.l. door een onbekende, uit het schuurtje achter het huis, zes jonge beesten en een paard naar buiten zijn gedreven, zeer vermoedelijk met de bedoeling,, ze den boomggaard in te laten loopen en de bewpners uit de hoeve te lokken. Dit laatste is gelukt. Maar de vrouw, die bij het naar buiten loopen een hooischelf pas seerde, zag daarachter een man staan, ge kleed in een gele, althans lichte jas, welke persoon daarpp snel is verdwenen. Men breekt zich het hoofd over de vraag hoe de daders binnengekomen zijn. De van Wiggens waren er, vooral na het gebeurde, de menschen niet naar om vreemden binnen te laten. .Dat kwam duidelijk aan het licht, toen een po- litie-agent onlangs aanklopte om een boodschap te brengen. Den beambte werd, ofschoon hij zeide dat hij van de politie was, niet opengedaan en kwam ook niet binnen. Er is van verbreking of opensluiting niets te bespeuren en daar het misdrijf binnenshuis gepleegd is, moeten de daders wel een tooverwoord gebruikt hebben om over den drempel van de hoeve te treden. En zoo is dit dan een van de groote raadsels van het drama. Men vond Toon van Wiggen op den deel liggen met de voeten tegen de keukendeur. Drie zware slagen op het hoofd hebben een einde aan zijn leven gemaakt. Een trof den schedel, de ander de kaak en de derde de slaapstreek. De verwond, dingen waren inderdaad afgrijselijk en het is waar schijnlijk, dat de dood intrad op de plek, waar de als vrouwen die zoo gemakkelijk vinden kunnen, en voorgoed zou de scheidsmuur tusscheq gou vernante en leerling gevallen zijn. Maar Leonore bleef stijf, hoog, met medelijdende minachting op het berouwhebbend gebroken kind nederzien. In -een oogenblik overzag haar koele geest den toestand. Zij behoefde niet te vertrekken, zij kon blijven en haar zoo hooggeschatte positie behou den. Gisteren had zij uit haat en zelfs angst voor Daisy zich vast voorgenomen heen te gaan, nu was alles veranderd, het meisje zelf verzocht haar om te blijven. Nu was het zaak zooveel mogelijk vvoordeel te trekken uit die stemming van het oogenblik. Zij bedacht zich even en antwoordde toen streng „Zeker zal ik weggaan, Daisy! Ik heb hier niets te doen. U wil niet leeren. Ik ben geen oogenblik zeker van mijn leven, en dus besteel ik niet alleen uw papa, maar verlies mijn tijd en breng mijzelf en mijn broer in gevaar!" „Maar Daisy zal heel anders worden." „Kom, Daisy, dat begrijp ik nu wel beter. Op het oogenblik ben je bang dat mijnheer sterft, om dat je dan in de gevangenis zoudt komen als moor denares, en in je angst beloof je nu alles „Leonore, Leonore", bad Willem. „Maar is die schrik voorbij en die angst, dan begint het lieve leventje opnieuw. Ik ken je te goed Daisy", ging Leonore op snijdenden toon onbarm hartig voort. Het kind begon luid te schreien en klampte zich aan de dekens vast. „Daisy niet bang voor straf. Sluit Daisy op, geef haar water en brood, sla haarl Kan Daisy niet schelen, maar mijnheer moet blijven!" Een booze zucht teekende zich op Leonore's mooie trekken, waarin Willem als in een geopend boek las. Eindelijk bezat zij het middel om zich op dat kind te wreken, haar te straffen door haar langer in spanning te houden. Zij wilde iets zeggen, dat het geknakte riet nog meer zou breken, maar hij voorkwam haar. „Daisy" zeide hij, „kom straks maar terug. De juffrouw ik bedoel de freule kan je zoo spoedig niet antwoorden. Zij moet zich nog bedenken en met mij spreken. Tot straks hoor kindl" Zij ging heen, na nog een smeekenden blik op broei en zuster te hebben geworpen. In de eet kamer stond haar ontbijt te wachten. Zij wilde ech ter niets eten dan een stuk brood en noch koffie, onch thee of chocolade, die altijd voor haar gereed stonden, drinken. Leonore was haar naar de deur gevolgd en wierp die, zoodra zij in de gang stond, met een harden slag in het slot. Toen kwam zij bij Willem's bed terug. f „Wat een komediant," zeide zij verachtelijk. Willem zuchtte. „Prada, Pradal Dat kind is beter dan jij „Wat wil je dan? Dat ik, die zooveel van haar heb uitgestaan, haar nu ga zoenen en flikflooien, nu het haar in het hoofd komt, berouw te hui chelen?" „Foei, huichelen, hoe hard!" „Kan ik iets anders denken na hetgeen er gis teren voorgevallen is.? Neen, daar heb ik teveel ka rakter voor ,om mij dadelijk zoo te laten inpalmen als jelui mannen het doen. Het is me wat moois: een schepsel, dat bijna oorzaak was geworden van jou dood, zou ik gaan vleien? Grand merci, hoorl" De zieke glimlachte. Hij wist precies wat van die man stond, toen hij de siagen ontving. Het bloed- verlie sis blijkens de sporen op den cementen vloer zwaar geweest. De politie constateerde verder dat een petroleum lampje was stukgevallen, een stoel was omgeworpen en dat een hoek van de tafel door zwaar geweld was afgebroken. i Uit alles blijkt, dat het vooropgezette doel om te stelen heeft bestaan en het is toch moeilijk aan te nemen, dat de bezoekers geen wapenen bij zich hadden en aangewezen zouden zijn op een spade, die binnenshuis stond. Zelfs behoort het niet tot de onmogelijkheden, dat Toon de spade heeft ge grepen en zijn tegenpartij een wonde heeft toe gebracht. Want in de richting van de pomp bin nenshuis voert een dik bloedspoor. Dit kan af komstig rijn van Gerritje, die zich heeft gewasschen maar hete kan ook zijn van een getroffen dader. Eveneensfiaan de pomp en aan de twee daaronder staande emmers, zijn bloedvlekken te bespeuren, terwijl het water in een der erhmers erop wijst, dat iemand er zich in gewasschen heeft. Het uur van de misdaad? "Waarschijnlijk (ïes avonds voor acht uur. Het lampje wijst erop, dat het donker was, de kleeding toont aan, dat het tweetal zich nog niet ter ruste had begeven, ter wijl nog als stille getuigen daar zijn: een pan met paap en de maag van den verslagene. Im mers bleek bij de autopsie, dat de maag leeg was, terwijl de ketel met pap, die op de kachel stond aanduidde, dat er nog gegeten moest worden, Hieruit valt de conclusie te trekken, dat de vrouw op z'n minst twintig uren achtereen ge wond achter de deur heeft gelegen. De politiehond gaf aanvankelijk hoop. Men gaf hem lucht en hij liep den boomgaard in om met een grooten omweg weer op den Achterweg uit te komen. Dit spoor zal wel niet foutief zijn, daar het niet waarschijnlijk is, dat de daders van de wegzijde hun operaties begonnen zijn. Daarna volgde de hond den weg opwaarts naar den Lek dijk, daalde af en liep snuffelend de ark binnen van een z.g.n. „parlevinker", dat is iemand, die levensmiddelen aan de schippers die op de Lek varen, verkoopt. De man, een Fries, van geboorte was niet thuis. Men spoorde hem op en bracht hem naar de hoeve om een confrontatie tot stand te brengen. Hij ontkende en was in staat een alibi te bewijzen. Ten tijde van den moord had hij zich in een café te Culemborg bevonden. Het feit, dat de politie hem naar de hoeve bracht, was al vol doende, om hem bij de bevolking als den moor denaar te doodverven. Met dat al is het wel degelijk mogelijk, dat de sporen die erop wijzen, dat ze onder den Lekdijk daders in zijn ark zijn geweest. Er zijn nog meer zijn geweest en vermoedelijk met een bootje zijn weggevaren. Op deze sporen is ook de gedachte gebaseerd, dat de daders een rijwiel in hun bezit hadden en dat ze in de ark op het, veer of op een ander vaartuig gewacht hebben. In den regel blijkt, dat brutale misdrijven in het land gepleegd worden door individuen, die daar niet wonen, maar tevoren van „bevriende zijde" op de hoogte van het een en ander worden gesteld. De inbraak te Kampen en andere gébeurtenissen hebben den laatsten tijd aangetoond, dat het initia tief tot zulks daden van de groote plaatsen uit ging. In Culemborg was het niet onbekend, dat de van Wiggen's er warmpjes inzaten, terwijl het „Laat dit nu maar rusten, Leo! Dat is mijn zaak, 't is mijn lichaam, en het kind was gisteren niet toerekenbaar toen het gebeurde." „Wat? Niet toerekenbaar gisteren, en vandaag well Neen, ik verafschuw dat wicht, ik geloof nooit dat ik hier blijf. Er is toch geen eer tij te be halen!" „Kom, kom! Dat weet ik beterl Je bent hiei al te graag en het hangt nu alleen van jo uaf, je positie hier geheel en al te veraangenamen. Met een beetje liefde win je dat kind! Hoe zij je door zien heeft bleek gisteren ,toen zij zei: „u blijft hier alleen om lekker te eten en prettig te rijden, niet om mij!" „Nu ,is dat geen schandelijke impertinentie?" „Maar daarom niet minder waar. Ik bewonderde het doorzicht en de menschenkennis van dit kind. Dom is zij in geen geval." ,,'t Is zoo'n liefelijke hebbelijkheid van jou om mij altijd ongelijk te geven, onverschillig of het Otto geldt of dat schepsel." „Aan wie de schuld, Prada?" Zij keerde zich gepiqueerd om. Zij verlangde niets liever dan hier te blijven, maar zij wilde het niet laten merken, zij moest zich laten bidden. De dokter verklaarde, zooals te verwachten was, elk idéé op gevaar geweken. Alleen groote rust en kalmte zou de zieke nog behoeven. Aan de beenen wilde hij doen wat te doen was, maar hij vreesde ze te masseeren, daar zij reeds zoo zwak waren, na hun verwonding. „Hadden zij die beide blokken maar afgezet", schertste hij, ,dan had ik er nu ten minste die pijn en last niet meer van gehad." Toen de dokter weg was en Leonore hem uitge-' leide deed, sloop Daisy weer aan Willem's bed en vroeg argstig: „Gaat mijnheer nu weg?" „Neen, kind! Ik blijf hier tot ik beter ben." Zij klapte in de handen van blijdschap en zag hem verrukt aan. f „Maar nu begint Daisy morgen te leeren, niet waar?" Zij knikte van ja. Willem vond het beter haar niet meer recht streeks met zjjn zuster in betrekking te stellen; zoodra Leonore trouwens in de kamer kwam, trok het meisje zich schuw terug. „Daisy wii morgen les van je nemen" zeide Willem tegen Leonore. „Altijd die Daisy! Ik wou dat je het être maar het rusten," was het bitse antwoord. „Beste Prada! Hoe kan je mij dat nu kwalijk nemen? Daarvoor ben ik immers hier, om vrede stichter te spelen tusschen jou en je pupil. Je hebt het mij zelf gevraagd." »0. ja> toenl Maar na dien tijd is zooveel ge beurd!" „Zoo'n oplossing hadden wij niet durven hopen! Dat moet je bekennen." Den volgenden morgen begon Leonore werke lijk met de eerste les aan Daisy. Het kind deed haar best oplettend te zijn en Leonore bleef waar dig en ontoegankelijk, maar het ware vuur ontbrak geheel. Het was duidelijk dat beiden zich inhielden; om niets van haar onderlinge antipathie te laten blijken. Zoodra zij de kans schoon zag, wist Daisy weer afgelegen huisje en de rivier zich bij uitstek een misdaad en een goeden aftocht leenden De toekomst zal jmisschjen aantoonen of de sle tel in dit geval ook in de groote steden gezoc moet worden. Te hopen is het, dat het onderzen dat op zoo'n uitnemende wijze is begonnen, spo dig een resultaat zal afwerpen. Een voormalig keizerlijk jacht. Wekenlang hebben in de Veerhaven te R< terdam twee jachten van den ex-keizer ge] gen, de „Meteor" en de „Aar". xDe „Aar xonlangs naar Frankrijk verkocht aan een rijxsche dame, mevrouw Henot. Het jacht waarmede de overleden ex-keizerin verschjlle de groote tochten gemaakt heeft, vertrox vorige week naar Havre. D,e bemanning b stond uit 15 man,, onder een Duitschen kaj ,tein. Behalve enkele Duitscbers waren het all( Hollandsche zeelieden. Woensdagnacht te twee uur werd het jac dat ruim een half jaar in de Veerhaven g legen had, van den wal los gemaakt. De nicun eigenaresse, mevropw Herjot, bevond zich boord. Toen men ter hoogte van Maassluis gek men was, bleekB het, dat het geen weer om uit te zeilen en men wachtte tot Donck dag' 10 uur 's morgens op fré)®iid5Fihg. ~T,o; werd het anker gelicht en koos men ?het ruin sop. Er stonden nog hooge zeeën en er woei harde N.W. wind, zoooat de „Aar" het al delijk hard te verantwoorden kreeg. Spoed lag de helft van de bemanning zeeziek, siech zes bleven aan dek en de zeelieden hadden handen vol om het jacht in koers te houdt Eerst stevende men naar de Engelsche km om daar te wenden en met één streek op Hav. af te gaan. Na één en twintjg uur zeilens kwaï de -haven in het gezicht. De „Aar" had gemii deld 15 mijl gelbopen, wat, gezien het weinij zeil, dat men had, een groote snelheid was. - Mevrouw Heriot toonde gedurende de niet voor een geruchtje vervaard te zijn, ze de „Msb." Ondanks het slechte weer bevoti de kran'ge Francaise zich geregeld op het de er bij de opvarenden de goede stemming houdend. De Hollanders werd erf dopr haar zeer goi behandeld. Toen ze te Havre afgemonst werden, stonden er auto's om hen naar station te brengen. Van te voren waren royaal onthaald. Te Parijs moest het gezelscha naar de Gare du Nord. Ook hier werden door auto's heen gebracht, terwijl hun er vens tweede klas plaatsbewijzen naar Rotte 'dam werden verstrekt. Zondagmiddag arriveerden Ide zeelieden dei te Rotterdam1, tevreden met hun gage, uitbetaald was jn Engelsche ponden door Duitschen kapitein, in opdracht van de krani» Francaise.... bij Willem's bed te komen. Zij had uit de ser een prachtigen slinger orchideeën, rozen en vioc tjes geplukt en legde dien naast hem neer. „Hoe heerlijkI" zeide hij, en de blijde blik zijn oogen beloonde haar voor de attentie. „Houdt mijnheer van bloemen?" „Dol veel, Daisy! Laat mij eens ruiken." Vol genot dronk hij de zoete geuren in drukte haar hand vol dankbaarheid. „Heeft Daisy goed geleerd?" Zij antwoordde niet en haalde de schoudei even op. „Dais ydoet haar best, maar freule houdt van Daisy." „Heeft Daisy het er naar gemaakt?" Verlegen blozend schudde zij van neen. „Dat kan zoo niet in eens komen! Als Daii volhoudt en de freule ziet dat het haar meenei is om goed te leeren en braaf op te passen, dan - zij ook eens veel van je houden." Het kind trok een lipje geheel op haar oil manier, dat Willem op zijn manier vertolkte: „Ik geef niets om haar liefde." >>Mag Daisy nu ook alle dagen een uurtje mijnheer zitten?" vroeg zij vleiend. „Ja kind! Telkens als je goed geleerd heb magje des middags bij mij komen." „Alleen of met juffrouw Van Duin er bij? Hi) begreep, dat zij bedoelde: zonder Leonor «r n6d'DaisyDat zu"en we wei eens zien." Wiiiems genezing vorderde zeer langzaam, waren dagen bij dat hij geweldig leed en dat pijn hem onwillekeurig bitter deed kermen steunen. Dan stond Daisy met gevouwen hanus en benauwd gezichtje aan de deur te luistere een beeld van berouw en spijt. Maar er waren ur" dat de pijn hem met rust liet en dan was het i grootste uitspanning met het kind te praten, haa te vertellen, naar haar vorderingen te onderzoeke Zij leerde vlijtig bij Leonore, hoewel met weit opgewektheid. Wanneer zij echter eens lezen moei dij Willem, dan gloeiden haar wangen en scbi terden haar oogen. Dan deed zij op bijna aandoei hjke wijze haar best hem tevreden te stellen Haar hartelijkheid deed hem goed. Behalve Otto had hij in zijn treurigen toestand nog weinig hartelijkheid ondervonden, want de A leyns waren om hun prozaïsche natuur van i bekend. Van zijn jonggestorven grootmoeder, het in hun muffe atmosfeer niet Lang had kunne uithouden, had Willem zijn fijner gemoedslevfl dat zoo sterk met dat zijner familie contrasteert overgeërfd. Hij kon alles van Daisy gedaan krijgen. Kwa soms door een aanmerking of scherp gezegde Leonore haar oude natuur weer boven, dan i een blik van Willem, of een verwijtend: „Daisy! Daisy!" voldoende haar tot bedaren brengen. Hoewel Leonore haar nu geregeld les g< leidde hij haar studiën en verbaasde zich dagelij' over haar vlug, scherp verstand, dat zoo bitter waarloosd was geworden. Groot was Daisy's vreugde toen zij den eersti brief van haar vader zonder haperen lezen en oolc weer antwoorden kon. heer Mac Dunolly was even opgetogen - met den volgenden mail ontving Leonore van he een stel diamanten soembings (Javaansche oo ringen), welke zij naar keuze kon laten zettei i TWordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1923 | | pagina 2