NIEUWSTIJDINGEN]
De Roofmoord ie CUiemDorg.
FEUILLETON.
TE HOOG SPEL.
Maandagmiddag is te Culemborg een ern
stige roofmoord ontdekt.
Ongevee reen kwartier buiten het dorp, aan
den Achterweg, woonde de 70-jarige A. van
Wiggen met zijn ruim 60-jarige zuster in een
eigen huisje, dat op ongeveer 100 M. van de
naburige boerenwoningen verwijderd staat. Ge
durende den morgen waren verschillende per
sonen waaronder de postbode en eenige leve
ranciers „aan de deur geweest, doch zij had-
dtenjkle woning gesloten gevonden. Toen tegen
den'.óniddag het huis gesloten bleef stelden de
omwonenden de politie van het zonderlinge
geval int kennis, daar men de zaak geenszins
vertrouwde.
Tegen drie uur is de politie toen het huis
binnengedrongen. In de woning vond ze het
lijk van den 70-jarigen man, terwijl diens
zuster erg gewond bleek te zijn. Bij nader
onderzoek kwam aan het licht, dat vermoede
lijk 2 personen Zondagavond omstreeks 11 uur
toen de bewoners zich nog niet ter ruste had
den begeven, het hisje zijn binnengedrongen.
Ze hebben met een spade den ouden man drie
ernstige wonden aan het hoofd toegebracht,
aan de gevolgen waarvan hij overleed. De - --- ---
vrouw werd vermoedelijk met een ander voor- gesurveilleerd werd.
werp ernstig aan het hoofd verwpnd. Maan
dag kon zij nog niet verhoord worden.
De indringers hebben zjch meester gemaakt
van al het aanwezige geld, waarvan het be
drag echter nog niet bekend is.
De politie weet tot nog toe nog niet hoe de
moordenaars de woning zijn binnengedrongen
Geen enkel spoor van braak werd gevonden on
zooals gezegd de woning was des mor
gens gewoon gesloten. Het was bekend,dat
de oude lieden een spaarpotje hadden. De jus
titie is onmiddellijk van dezen roofmoord in
kennis gesteld. Van de 'daders is tot nog toe
geen spoor ontdekt.
Eenigen tijd geleden is in dezelfde wom'iing
een poging tot inbraak gedaan, die evenwel
mislukte.
Ook het tweede slachtoffer van den roof
moord is overleden. Woensdagmorgen, zonder
het bewustzijn herfcregen te hebben. Er is nog
een doos met f 1820 in de woning gevon k n.
De commissaris van politie ontving eenige ano
nieme brieven, die blijkens het poststempel uit
Culemborg afkomstig zijn.
De „Tel." deelt nog de volgende bijzonder
heden mede:
Die overledenen zijn allebei zonderlingen ge
weest. Zij waagden het niet het geld op een
bank te zetten, en bewaarden, zooals velen op
het land, hun geheele kapitaal thuis. Zoowel
de broeder als de zuster hadden hun eigen
geldt'rommel voor het papier-geM; de zilver
stukken werden in een zak bewaard. Zij moe
ten heel wat gehad hebben, want van Wiggen
heeft verschillende keeren tegen bloedverwan
ten gezegd, dat hij van plan was, grqpd te
koopen, maar zonder hypotheek. Het tweetal
bleef steeds thuis en nooit ging het uit de stad.
Er hebben zich eenige feiten voorgedaan,
die in verband met het gebeurde als belang
rijk vallen aan te teekenen.
Het eerste feit is, dat ongeveer tien weken
geleden, terwijl beiden op het land waren om
de 'kalveren te voeden, een onbekende het
huisje is binnengeslopen en den bewusten zak
met zilvergeld, ten bedrage van ongeveer f400
uit de kast heeft gestolen.
De 'diefstal moet binnen een tijdsverloop van
10 minuten gepfeegd zijn. Dat een bepaald per
soon met het vooropgezette doel om te stelen
in den omtrek van de grijsgepleisterde hoeve
heeft gezworven, en dat het niet een plotseling
opgekomen gedachte van een landlooper is ge
weest, ligt voor de hand.
Eerst twee dagen na het gebeurde deed v.
Wiggen aangifte bij den commissaris van po
litie. En de politiechef, die de gevaren kent
van het alleen op het land wonen, heeft het:
tweetal weten te bewegen betere sloten op *ie
deuren te doen aanbrengen. Hij zelf zorgde
er voor ,dat van Wiggen een hónd kreeg en
dat extra in de nabijheid van den Achterweg
„Ja, Daisy, dank je well Dat laatste uurtje
heeft mij goed gedaan."
„Hoofd nog pijn?"
Hij drukte de hand op de getroffen plek en
antwoordde
„Neen, wat licht, maar anders toch niet
pijnlijk."
- „En de beenen?"
(„IO die maar dat komt er niet op aan. Ik
heb er al zooveel pijn door geleden."
Leonore kwam binnen en vertrouwde haar
oogen niet toen zij haa rplaats door Daisy zag
ingenomen.
Willem glimlachte en vroeg haar:
„Wat zeg je er van? Wij zijn zulke goeie
.vrienden geworden, niet waar, Daisy?"
Verlegen draaide het kind haar hoofd om
en stak den vinge rtusschen de lippen als een
bestraft schoolmeisje.
„Daisy, wensch je mijn zuster goedenmor-
Igen."
Het kind liet haar hand vallen, zag eerst
Jiem en toen Leonore aan en zeide toen, de
Oogen neergeslagen:
„Goedenmorgen, freule!"
„Wat een beleefdheid!" viel Leonore bitter uit.
„Leonore! Geef haar een goed voorbeeld!" ver
zocht Willem in het Fransch, maar zij deed of
zij het niet hoorde.
„Ik zal den dokter vragen of je vandaag niet
naar een ziekenverpleging kunt vervoerd worden;
je hoofd is zooveel beter dan gisteren, dat het geen
bezwaar zal opleveren. Ik ga dan ergens en pen
sion, in afwachting van je herstel, en dan keeren
wij naar Ankeloo terug. De grond brandt mij in
dit huis onder de voeten, ik blijf er geen dag meer."
Een ware angstkreet steeg uit Daisy's borst; zij
vluchtte naar Willem, greep hem bij de handen
en smeekte: j
„Niet weggaan, niet weggaan, hier blijven in
Daisy, in papa zijn huis."
„Nu nog mooierI Wat een hartelijkheid! Ieder
uur een nieuwe kuur. Wat bezielt dat kind toch!"
„Wil mijnheer ook weg?" vroeg zij met zulk een
bezorgdheid in de oogen, dat Willem er diep door
getroffen werd. „Mijnheer nog boos?"
„Neen, Daisy!" zeide hij en weerde haar zacht
af, „ik ben niet boos, maar mijn zuster wil niet
langer blijven. Misschien heeft ze gelijk
Nu zag Daisy Leonore trak aan, haar lippen
trilden, haar lichaam schokte, eerst kon zij geen
woord uitbrengen, toen stotterde zij bijna onhoor
baar:
„Freule, Daisy zal goed oppassen, zal nooit meer
zoo gek doen, maar ga niet weg met mijnheer! Laat1
hem hier blijvenI"
In angstige verwachting zag Willem zijn zuster
aan. Het kind was nu zoo week als was in haar
vingers, zij kon haar vormen zooals zij wilde; een
weinig liefde, een weinig hartelijkheid was voldoen
de. Een omhelzing een liefkoozing, een woord zoo-
Het tweede feit is, dat Donderdagavond j.l.
door een onbekende, uit het schuurtje achter
het huis, zes jonge beesten en een paard naar
buiten zijn gedreven, zeer vermoedelijk met
de bedoeling,, ze den boomggaard in te laten
loopen en de bewpners uit de hoeve te lokken.
Dit laatste is gelukt. Maar de vrouw, die bij
het naar buiten loopen een hooischelf pas
seerde, zag daarachter een man staan, ge
kleed in een gele, althans lichte jas, welke
persoon daarpp snel is verdwenen.
Men breekt zich het hoofd over de vraag
hoe de daders binnengekomen zijn. De van
Wiggens waren er, vooral na het gebeurde,
de menschen niet naar om vreemden binnen
te laten.
.Dat kwam duidelijk aan het licht, toen een po-
litie-agent onlangs aanklopte om een boodschap
te brengen. Den beambte werd, ofschoon hij zeide
dat hij van de politie was, niet opengedaan en
kwam ook niet binnen. Er is van verbreking of
opensluiting niets te bespeuren en daar het misdrijf
binnenshuis gepleegd is, moeten de daders wel een
tooverwoord gebruikt hebben om over den drempel
van de hoeve te treden. En zoo is dit dan een van
de groote raadsels van het drama.
Men vond Toon van Wiggen op den deel liggen
met de voeten tegen de keukendeur. Drie zware
slagen op het hoofd hebben een einde aan zijn
leven gemaakt. Een trof den schedel, de ander
de kaak en de derde de slaapstreek. De verwond,
dingen waren inderdaad afgrijselijk en het is waar
schijnlijk, dat de dood intrad op de plek, waar de
als vrouwen die zoo gemakkelijk vinden kunnen,
en voorgoed zou de scheidsmuur tusscheq gou
vernante en leerling gevallen zijn. Maar Leonore
bleef stijf, hoog, met medelijdende minachting op
het berouwhebbend gebroken kind nederzien.
In -een oogenblik overzag haar koele geest den
toestand. Zij behoefde niet te vertrekken, zij kon
blijven en haar zoo hooggeschatte positie behou
den. Gisteren had zij uit haat en zelfs angst voor
Daisy zich vast voorgenomen heen te gaan, nu
was alles veranderd, het meisje zelf verzocht haar
om te blijven. Nu was het zaak zooveel mogelijk
vvoordeel te trekken uit die stemming van het
oogenblik.
Zij bedacht zich even en antwoordde toen streng
„Zeker zal ik weggaan, Daisy! Ik heb hier niets
te doen. U wil niet leeren. Ik ben geen oogenblik
zeker van mijn leven, en dus besteel ik niet alleen
uw papa, maar verlies mijn tijd en breng mijzelf
en mijn broer in gevaar!"
„Maar Daisy zal heel anders worden."
„Kom, Daisy, dat begrijp ik nu wel beter. Op
het oogenblik ben je bang dat mijnheer sterft, om
dat je dan in de gevangenis zoudt komen als moor
denares, en in je angst beloof je nu alles
„Leonore, Leonore", bad Willem.
„Maar is die schrik voorbij en die angst, dan
begint het lieve leventje opnieuw. Ik ken je te goed
Daisy", ging Leonore op snijdenden toon onbarm
hartig voort.
Het kind begon luid te schreien en klampte zich
aan de dekens vast.
„Daisy niet bang voor straf. Sluit Daisy op,
geef haar water en brood, sla haarl Kan Daisy
niet schelen, maar mijnheer moet blijven!"
Een booze zucht teekende zich op Leonore's
mooie trekken, waarin Willem als in een geopend
boek las. Eindelijk bezat zij het middel om zich
op dat kind te wreken, haar te straffen door haar
langer in spanning te houden. Zij wilde iets zeggen,
dat het geknakte riet nog meer zou breken, maar
hij voorkwam haar.
„Daisy" zeide hij, „kom straks maar terug. De
juffrouw ik bedoel de freule kan je zoo spoedig
niet antwoorden. Zij moet zich nog bedenken en
met mij spreken. Tot straks hoor kindl"
Zij ging heen, na nog een smeekenden blik op
broei en zuster te hebben geworpen. In de eet
kamer stond haar ontbijt te wachten. Zij wilde ech
ter niets eten dan een stuk brood en noch koffie,
onch thee of chocolade, die altijd voor haar gereed
stonden, drinken. Leonore was haar naar de deur
gevolgd en wierp die, zoodra zij in de gang stond,
met een harden slag in het slot. Toen kwam zij bij
Willem's bed terug. f
„Wat een komediant," zeide zij verachtelijk.
Willem zuchtte.
„Prada, Pradal Dat kind is beter dan jij
„Wat wil je dan? Dat ik, die zooveel van haar
heb uitgestaan, haar nu ga zoenen en flikflooien,
nu het haar in het hoofd komt, berouw te hui
chelen?"
„Foei, huichelen, hoe hard!"
„Kan ik iets anders denken na hetgeen er gis
teren voorgevallen is.? Neen, daar heb ik teveel ka
rakter voor ,om mij dadelijk zoo te laten inpalmen
als jelui mannen het doen. Het is me wat moois:
een schepsel, dat bijna oorzaak was geworden van
jou dood, zou ik gaan vleien? Grand merci, hoorl"
De zieke glimlachte. Hij wist precies wat van die
man stond, toen hij de siagen ontving. Het bloed-
verlie sis blijkens de sporen op den cementen
vloer zwaar geweest.
De politie constateerde verder dat een petroleum
lampje was stukgevallen, een stoel was omgeworpen
en dat een hoek van de tafel door zwaar geweld
was afgebroken. i
Uit alles blijkt, dat het vooropgezette doel om
te stelen heeft bestaan en het is toch moeilijk aan
te nemen, dat de bezoekers geen wapenen bij zich
hadden en aangewezen zouden zijn op een spade,
die binnenshuis stond. Zelfs behoort het niet tot
de onmogelijkheden, dat Toon de spade heeft ge
grepen en zijn tegenpartij een wonde heeft toe
gebracht. Want in de richting van de pomp bin
nenshuis voert een dik bloedspoor. Dit kan af
komstig rijn van Gerritje, die zich heeft gewasschen
maar hete kan ook zijn van een getroffen dader.
Eveneensfiaan de pomp en aan de twee daaronder
staande emmers, zijn bloedvlekken te bespeuren,
terwijl het water in een der erhmers erop wijst,
dat iemand er zich in gewasschen heeft.
Het uur van de misdaad? "Waarschijnlijk (ïes
avonds voor acht uur. Het lampje wijst erop, dat
het donker was, de kleeding toont aan, dat het
tweetal zich nog niet ter ruste had begeven, ter
wijl nog als stille getuigen daar zijn: een pan
met paap en de maag van den verslagene. Im
mers bleek bij de autopsie, dat de maag leeg was,
terwijl de ketel met pap, die op de kachel stond
aanduidde, dat er nog gegeten moest worden,
Hieruit valt de conclusie te trekken, dat de
vrouw op z'n minst twintig uren achtereen ge
wond achter de deur heeft gelegen.
De politiehond gaf aanvankelijk hoop. Men gaf
hem lucht en hij liep den boomgaard in om met
een grooten omweg weer op den Achterweg uit
te komen. Dit spoor zal wel niet foutief zijn, daar
het niet waarschijnlijk is, dat de daders van de
wegzijde hun operaties begonnen zijn. Daarna
volgde de hond den weg opwaarts naar den Lek
dijk, daalde af en liep snuffelend de ark binnen
van een z.g.n. „parlevinker", dat is iemand, die
levensmiddelen aan de schippers die op de Lek
varen, verkoopt. De man, een Fries, van geboorte
was niet thuis. Men spoorde hem op en bracht
hem naar de hoeve om een confrontatie tot stand
te brengen. Hij ontkende en was in staat een alibi
te bewijzen. Ten tijde van den moord had hij zich
in een café te Culemborg bevonden. Het feit, dat
de politie hem naar de hoeve bracht, was al vol
doende, om hem bij de bevolking als den moor
denaar te doodverven.
Met dat al is het wel degelijk mogelijk, dat de
sporen die erop wijzen, dat ze onder den Lekdijk
daders in zijn ark zijn geweest. Er zijn nog meer
zijn geweest en vermoedelijk met een bootje zijn
weggevaren. Op deze sporen is ook de gedachte
gebaseerd, dat de daders een rijwiel in hun bezit
hadden en dat ze in de ark op het, veer of op
een ander vaartuig gewacht hebben.
In den regel blijkt, dat brutale misdrijven in
het land gepleegd worden door individuen, die daar
niet wonen, maar tevoren van „bevriende zijde"
op de hoogte van het een en ander worden gesteld.
De inbraak te Kampen en andere gébeurtenissen
hebben den laatsten tijd aangetoond, dat het initia
tief tot zulks daden van de groote plaatsen uit
ging. In Culemborg was het niet onbekend, dat
de van Wiggen's er warmpjes inzaten, terwijl het
„Laat dit nu maar rusten, Leo! Dat is mijn
zaak, 't is mijn lichaam, en het kind was gisteren
niet toerekenbaar toen het gebeurde."
„Wat? Niet toerekenbaar gisteren, en vandaag
well Neen, ik verafschuw dat wicht, ik geloof nooit
dat ik hier blijf. Er is toch geen eer tij te be
halen!"
„Kom, kom! Dat weet ik beterl Je bent hiei
al te graag en het hangt nu alleen van jo uaf, je
positie hier geheel en al te veraangenamen. Met
een beetje liefde win je dat kind! Hoe zij je door
zien heeft bleek gisteren ,toen zij zei: „u blijft hier
alleen om lekker te eten en prettig te rijden, niet
om mij!"
„Nu ,is dat geen schandelijke impertinentie?"
„Maar daarom niet minder waar. Ik bewonderde
het doorzicht en de menschenkennis van dit
kind. Dom is zij in geen geval."
,,'t Is zoo'n liefelijke hebbelijkheid van jou om
mij altijd ongelijk te geven, onverschillig of het
Otto geldt of dat schepsel."
„Aan wie de schuld, Prada?"
Zij keerde zich gepiqueerd om. Zij verlangde
niets liever dan hier te blijven, maar zij wilde het
niet laten merken, zij moest zich laten bidden.
De dokter verklaarde, zooals te verwachten was,
elk idéé op gevaar geweken. Alleen groote rust en
kalmte zou de zieke nog behoeven. Aan de beenen
wilde hij doen wat te doen was, maar hij vreesde
ze te masseeren, daar zij reeds zoo zwak waren,
na hun verwonding.
„Hadden zij die beide blokken maar afgezet",
schertste hij, ,dan had ik er nu ten minste die pijn
en last niet meer van gehad."
Toen de dokter weg was en Leonore hem uitge-'
leide deed, sloop Daisy weer aan Willem's bed
en vroeg argstig:
„Gaat mijnheer nu weg?"
„Neen, kind! Ik blijf hier tot ik beter ben."
Zij klapte in de handen van blijdschap en zag
hem verrukt aan. f
„Maar nu begint Daisy morgen te leeren, niet
waar?"
Zij knikte van ja.
Willem vond het beter haar niet meer recht
streeks met zjjn zuster in betrekking te stellen;
zoodra Leonore trouwens in de kamer kwam, trok
het meisje zich schuw terug.
„Daisy wii morgen les van je nemen" zeide
Willem tegen Leonore.
„Altijd die Daisy! Ik wou dat je het être maar
het rusten," was het bitse antwoord.
„Beste Prada! Hoe kan je mij dat nu kwalijk
nemen? Daarvoor ben ik immers hier, om vrede
stichter te spelen tusschen jou en je pupil. Je
hebt het mij zelf gevraagd."
»0. ja> toenl Maar na dien tijd is zooveel ge
beurd!"
„Zoo'n oplossing hadden wij niet durven hopen!
Dat moet je bekennen."
Den volgenden morgen begon Leonore werke
lijk met de eerste les aan Daisy. Het kind deed
haar best oplettend te zijn en Leonore bleef waar
dig en ontoegankelijk, maar het ware vuur ontbrak
geheel. Het was duidelijk dat beiden zich inhielden;
om niets van haar onderlinge antipathie te laten
blijken.
Zoodra zij de kans schoon zag, wist Daisy weer
afgelegen huisje en de rivier zich bij uitstek
een misdaad en een goeden aftocht leenden
De toekomst zal jmisschjen aantoonen of de sle
tel in dit geval ook in de groote steden gezoc
moet worden. Te hopen is het, dat het onderzen
dat op zoo'n uitnemende wijze is begonnen, spo
dig een resultaat zal afwerpen.
Een voormalig keizerlijk jacht.
Wekenlang hebben in de Veerhaven te R<
terdam twee jachten van den ex-keizer ge]
gen, de „Meteor" en de „Aar". xDe „Aar
xonlangs naar Frankrijk verkocht aan een
rijxsche dame, mevrouw Henot. Het jacht
waarmede de overleden ex-keizerin verschjlle
de groote tochten gemaakt heeft, vertrox
vorige week naar Havre. D,e bemanning b
stond uit 15 man,, onder een Duitschen kaj
,tein. Behalve enkele Duitscbers waren het all(
Hollandsche zeelieden.
Woensdagnacht te twee uur werd het jac
dat ruim een half jaar in de Veerhaven g
legen had, van den wal los gemaakt. De nicun
eigenaresse, mevropw Herjot, bevond zich
boord.
Toen men ter hoogte van Maassluis gek
men was, bleekB het, dat het geen weer
om uit te zeilen en men wachtte tot Donck
dag' 10 uur 's morgens op fré)®iid5Fihg. ~T,o;
werd het anker gelicht en koos men ?het ruin
sop.
Er stonden nog hooge zeeën en er woei
harde N.W. wind, zoooat de „Aar" het al
delijk hard te verantwoorden kreeg. Spoed
lag de helft van de bemanning zeeziek, siech
zes bleven aan dek en de zeelieden hadden
handen vol om het jacht in koers te houdt
Eerst stevende men naar de Engelsche km
om daar te wenden en met één streek op Hav.
af te gaan. Na één en twintjg uur zeilens kwaï
de -haven in het gezicht. De „Aar" had gemii
deld 15 mijl gelbopen, wat, gezien het weinij
zeil, dat men had, een groote snelheid was.
- Mevrouw Heriot toonde gedurende de
niet voor een geruchtje vervaard te zijn, ze
de „Msb." Ondanks het slechte weer bevoti
de kran'ge Francaise zich geregeld op het de
er bij de opvarenden de goede stemming
houdend.
De Hollanders werd erf dopr haar zeer goi
behandeld. Toen ze te Havre afgemonst
werden, stonden er auto's om hen naar
station te brengen. Van te voren waren
royaal onthaald. Te Parijs moest het gezelscha
naar de Gare du Nord. Ook hier werden
door auto's heen gebracht, terwijl hun er
vens tweede klas plaatsbewijzen naar Rotte
'dam werden verstrekt.
Zondagmiddag arriveerden Ide zeelieden
dei te Rotterdam1, tevreden met hun gage,
uitbetaald was jn Engelsche ponden door
Duitschen kapitein, in opdracht van de krani»
Francaise....
bij Willem's bed te komen. Zij had uit de ser
een prachtigen slinger orchideeën, rozen en vioc
tjes geplukt en legde dien naast hem neer.
„Hoe heerlijkI" zeide hij, en de blijde blik
zijn oogen beloonde haar voor de attentie.
„Houdt mijnheer van bloemen?"
„Dol veel, Daisy! Laat mij eens ruiken."
Vol genot dronk hij de zoete geuren in
drukte haar hand vol dankbaarheid.
„Heeft Daisy goed geleerd?"
Zij antwoordde niet en haalde de schoudei
even op.
„Dais ydoet haar best, maar freule houdt
van Daisy."
„Heeft Daisy het er naar gemaakt?"
Verlegen blozend schudde zij van neen.
„Dat kan zoo niet in eens komen! Als Daii
volhoudt en de freule ziet dat het haar meenei
is om goed te leeren en braaf op te passen, dan -
zij ook eens veel van je houden."
Het kind trok een lipje geheel op haar oil
manier, dat Willem op zijn manier vertolkte:
„Ik geef niets om haar liefde."
>>Mag Daisy nu ook alle dagen een uurtje
mijnheer zitten?" vroeg zij vleiend.
„Ja kind! Telkens als je goed geleerd heb
magje des middags bij mij komen."
„Alleen of met juffrouw Van Duin er bij?
Hi) begreep, dat zij bedoelde: zonder Leonor
«r n6d'DaisyDat zu"en we wei eens zien."
Wiiiems genezing vorderde zeer langzaam,
waren dagen bij dat hij geweldig leed en dat
pijn hem onwillekeurig bitter deed kermen
steunen. Dan stond Daisy met gevouwen hanus
en benauwd gezichtje aan de deur te luistere
een beeld van berouw en spijt. Maar er waren ur"
dat de pijn hem met rust liet en dan was het i
grootste uitspanning met het kind te praten, haa
te vertellen, naar haar vorderingen te onderzoeke
Zij leerde vlijtig bij Leonore, hoewel met weit
opgewektheid. Wanneer zij echter eens lezen moei
dij Willem, dan gloeiden haar wangen en scbi
terden haar oogen. Dan deed zij op bijna aandoei
hjke wijze haar best hem tevreden te stellen
Haar hartelijkheid deed hem goed. Behalve
Otto had hij in zijn treurigen toestand nog
weinig hartelijkheid ondervonden, want de A
leyns waren om hun prozaïsche natuur van i
bekend. Van zijn jonggestorven grootmoeder,
het in hun muffe atmosfeer niet Lang had kunne
uithouden, had Willem zijn fijner gemoedslevfl
dat zoo sterk met dat zijner familie contrasteert
overgeërfd.
Hij kon alles van Daisy gedaan krijgen. Kwa
soms door een aanmerking of scherp gezegde
Leonore haar oude natuur weer boven, dan i
een blik van Willem, of een verwijtend:
„Daisy! Daisy!" voldoende haar tot bedaren
brengen. Hoewel Leonore haar nu geregeld les g<
leidde hij haar studiën en verbaasde zich dagelij'
over haar vlug, scherp verstand, dat zoo bitter
waarloosd was geworden.
Groot was Daisy's vreugde toen zij den eersti
brief van haar vader zonder haperen lezen en
oolc weer antwoorden kon.
heer Mac Dunolly was even opgetogen -
met den volgenden mail ontving Leonore van he
een stel diamanten soembings (Javaansche oo
ringen), welke zij naar keuze kon laten zettei
i TWordt vervolgd).