*m- W iSal bele W&0 -■:ï}&^mM .ETTE appara i T E en koopsi len vai Maandag 31 December 1928 32e J arga g ouwen 511 Haarde Natuurlijk had men hem het ongeluk meege- ,50 met garantie, Blen KHNEHAfll t f 6.25 ^CE-NEZ, in nik en goud l zegt en Omstreken is s voor 1 it M T Qd, K. ZÜ I - ALKMAAR. o 153. T*MUPWMMi SS MEI WE LANGEDIJKER COIRAIT. BIJ DE JAARWISSELING Nog enkele uren scheiden ons van het oogenblik t het oude jaar zijn plaats zal moeten afstaan an zijn opvolger. En die uren gaan even snel als' vorige, zonder zich in iets te laten stuiten. Ie overgang zal zich waarlijk door niets bijzonders iten kenmerken Wanneer de klok twaalf heeft eslagen, volgt even regelmatig het daarop vol- cnde uur, een nieuwen jaarkring inluidende. Zoo.' [ingen wij van dag tot dag, van week tot week, an maand tot maand, in het vorig jaar, in vo- ige jaren. Niets veranderde daaraan, 't Bleef ooals 't eenmaal door Gods heilige ordonnanties t-erd ingesteld, onveranderd. Menschenwerk is on- olkomener. De menschelijke geest moge alles uit- lenken, hij mag al wat menschelijk is, langs an- lere banen leiden, eene andere richting geven, - het Machtige, het Volmaakte randt hij niet ian in zijn machteloosheid daartoe. Daaraan wordt liet gedacht, het gansche jaar niet, maar, wan- leer onze kalender nog één blaadje bevat, dan orden wijt onzen sluimer gewekt en herinnert ons e datum aan aan den laatsten dag van het jaar, in van dien indruk, die ons den geheelen dag bij- ilijft, kunnen wij ons niet losmaken. Eigenaardig, lat juist deze dag zoo'n invloed op onze stemming lefent. De overige dagen gingen in sleur voorbij, loo-verliep het jaar, tot de laatste dag kwam, - van het jaarl Want verder gaan wij niet. Maar tij hebben toch een oogenblik ons in te denken, lat de laatste dag een diepe beteekenis heeft. ieti waarschuwing beteekent, die ons ernstig bint. Is die stille invloed dan misschien de oor aak, dat wij den iaatsten dag van het jaar onder ndere indrukken doorbrengen dan de overige da len? Waarom brengen wij den laatsten avond van iet jaar zoo mogelijk in huiselijken kring met i'n huisgenooten door? Waarom hechten wij aan lien avond, als een avond van beteekenis? Hij raderscheidt zich volstrekt niet van eiken anderen wond, dien wij mochten beleven, en toch spreekt lij tot ons met ander ewoorden, hooger egedachten ,1'kkcnd. Gelukkig! En onwillekeurig gaan onze «dachten terug naar het Heilig Kerstfeest, dat lis dt waarheid van het leven heeffgeopenbaard. dezen avond overdenken wij dit nog eens. Wilt 'e een terugblik? Voor iedereen verschillend, in rvaringen, in beproevingen, in daden ook en in treven. Maar, te midden van de ergernissen zon- r tal, temidden van de sleur, van de eenzaam-, id soms, zochten wij de uitspanningen des levens, - caider onzen arbeid, levende van den eenen lag in den anderen. Tot op dezen avond, den aatste van het jaar. En nu wij een oogenblik stil- itaan bij dezen mijlpaal, nu is men zoo licht eneigd alle verdrietelijkheden, de rampen en. te- FEUILLETQN. TE HOOG SPEL. by een Vaknta Ires voor eld dat Willem overkomen was, zonder er ech- UEi\T 20 by er aandeel bij te voegen, dat Daisy eh ;ehad had. 0 I :Maar het meisje schreef het, zoodra zij ver Bwi oU ;enoeg was, zelf aan haar, vader met de curieuze ijvoeging: „Nu heb ik geen klappen meer van u noodig m zoet te zijn. Als ik weer stout wil worden n mijnheer ziet mij aan, dan voelt Daisy hier bin-. ien iets, aisof papa haar met de karwats sloeg, n zij kan dan niet meer stout wezen." Ik maak op schandelijke wijze van de gastvrij-, icid^ van je meester gebruik, zeide Willem tot Uonore ,toen hij zijn bed voor de.chaise longue IK laten kon. „Het wordt tijd dat ik naar huis ga" Mooie dingen" antwoordde zij. „Heb je dan ou ziekte niet aan zijn lieveling te danken en be- ai.l je niet meer dan je kost door miji in mijn werk helpen?" ?Tocli schr.eef Willem Daisy's vader een oprech- tn, royalen brief, waarin hij zich over de geno- nen vrijheid verontschuldigde en beloofde heen gaan, zoodra hij eenigszins vervoerbaar was. Het antwoord kwam in den vorm van een tele- Tam: „Blijven, in elk geval." j (De oude baron was zijne kinderen ook eens omen opzoeken en Daisy scheen voor hem de- tifde antipathie te koesteren als voor Leonore. .Waarom u toch zo oheel anders dan mijnheer ii de freule?®' vroeg zij. „Goed praten, Daisyl" vermaande hij, „in het ollandsch zegt men: Waarom is u?" Zoo vermeed hij de moeilijke vraag, over wei- er oplossing hijzelf dikwijls genoeg tobde. De baron hield zich gedurende de vier dagen elke hij op de villa doorbracht, zeer netjes; het as echter hoog tijd dat hij wegging en Leonore 'rong niet op een langer verblijf aan. Otto schreef dat hij het goed maakte, soms wat e veel naar de sociëteit ging, maar verder geen ■eden tot klachten gaf. Hij scheen zijn zoon en "ohter weinig te missen. Zoo ging dus de winter voorbij en de lente am, terwijl Willem altijd nog in Amsterdam 'eef. Wanneer hij van vertrekken sprak, verduis terde dadelijk Daisy's gezichtje en zij bad en ""eek te i g„nspoéden als hoofdgedachte in stills overpern-/ zing naar voren te brengen. Maar, in menig verdriet schuilt de kiem van latere vreugde.. Af gunst .prikkelt dikwijls tot arbeidzaamheid. Eer-, zucht, winzucht en zelfzucht waren vaak sterke bronnen van energie. Waarlijk, uit het kwaad der- wertld, wordt vaak veel goeds geboren. Laten wij dus over het lijden niet al te zeer klagen. ,'Onïc ziekte doet ons later de gezondheid te meer waardeeren; onze armoede zal ons hulpvaar digheid jegens anderen leeren. Het sterven onzer geliefden doet ons de levenden te inniger bemin nen. Ja het is mogelijk vrede te hebben met den dood van ons kind, omdat wij. bedenken, dat het door zijn heengaan wellicht voor veel leed is ge spaard. Alles werkt mede ten goede. Toch, er is iets in dezen troost, wat ons. niet bevredigt. Er lijkt geen redelijk verband tusschen onze tranen en den onzekeren glimlach van de duizen den; die na ons komen. Daarom willen wij een andere vertroosting. En deze is gelegen in de aanvulling van het (Voord. Zeker, alle dingen werken mede ten goe de. Doch slechts dengenen, die God liefhebben. God liefhebben immers, dat is het beminnen der werkelijkheid; want de ervaren werkelijkheid is het eemigc wat wij van God kennen. I Goü liefhebben dat is: de werkelijkheid bemin nen; wat wij er goed, maar ook wa,t wij er slecht in noemen, het zoogenaamd geluk en het zooge naamde ongeluk, het leed en de vreugde, de ge zondheid en de ziekte, het leven en den dood. Wie een stuk hiervan bemint bemint een stuk sAchts van God Wi eiets anders bemint dan dit, bemint iets anders dan God. Slechts wie dit alles lief heeft, mag zeggen: ik heb God lief. Maar voor hem werkt dan ook alles- mee ten goede. t heid Gods en zijn smartvolle ervaring wordt ge- Hij beleeft alles in de onmiddellijke aanwezig--» tempera door de geiijktijd^heid zijner vreugd. Doet hij het slechte, zijn geweten verscherpt onmiddellijk het beeld der idealiteit en de bitter heid van het berouw Wordt verzacht door de zoet heid van het aanschouwen der grootsche mogelijk heden. Worden zijn plannen vernietigd, hij ge voelt in deze vernietiging te klaarder de Macht var. den Anderen Wil en zijn teleurstelling wordt opgeheven door de heerlijkheid van het zeker we ten van den Heerscher. Gelijk 'hij weet, dat de nacht slechts met en door den dag bestaat, zoo weet hij, dat zijne vreugde zonder de smart, zijn deugd zonder zijn zonde niet zoude zijn. D ebitterheid van het zich verbaten gevoelen weet hij gesproten uit het ver mogen om menschen te beminnen. Het zingend, sterver, der martelaren kent hij als geboren uit hun onbegrensde liefde voor de waarheid, waar door zij in den dood moesten, maar waardoor zij thans stervend verrukt zijn. Steeds wordt voor hem ,die God liefheeft, de smartelijkheid van het Nu verlicht door den glim- <l^ch om de gelijktijdige aanwezigheid van den eeuwig Zijnde. De vreugdeloosheid der zinnenwe- rfeLd wordt doorstraald door de vreugdevolheid van het geestelijk schoone. Niet alleen deze avond waarschuwt ons, el ke dhg maant ons aan, mogen wij dit diep be seffen op den avond, die ons brengt naar het Nieuwe Jaar. f 'Oiiizen lezers en lezeressen geluk en heil I VAN ALLES EN NOG WAl" Nadruk verboden. Wiie niet sterk ós moet slim zijn 1 Met slimheid kömt men in den regel verder dan met brute, kracht en bet resultaat is dikwijls meer dan afdoende. Hoe kan een vrouw anders over winnen op den man dan door slimheid. En sinds Elsje van Houweningen Hugo de Groot in een boekenkist uit zijn gevangenis liet ont snappen zijn ide vrouwen geen ziertje minder slim geworden. Ook in het onderstaande geval "was bet een 'slim -dienstmeisje dat overwon, doch ditmaal was het haar meester zelf die het 'loodje moest leggen. Het is gebeurd in een dorpje in 'tGoói en het -dienstmeisje deed er den wasch voor., een veearts. Dat gebeurde in leen schuurtje waar de veearts o.m. ook zijn motorfiets borg en dat hij schijnbaar ook als bergplaats voor .verschillende minder frissche dingen gebruikte. Tenminste al sin|ds eenige weken lag daar een paardekop. Die rook na tuurlijk niet aangenaam en het meisje had al herhaaldelijk verzocht om het stinkende lj- chd^ijnsdeel te verwijderen. Toen dit n-jet ge beurde besloot zij wraak te nemen. Toen de veearts dien nacht bij. een koe werd gehaald ten zijn motor uit het -schuurtje haalde, bleek daarop heel netjes vastgebonden.... de paarde kop. Het duurde geruim en tijd eer de woe dende arts de touwtjes .bij het licht van 'n kaarslantaarn had doorgesneden en op zijn mo tor kon springen! Heel veel liefelijks aan het adres van het waschmeisje heeft hij niet ge zegd. Maar zij had haar doel bereikt: de kop „Niet, weggaan, niet weggaan, u moet hier blijven 1" „Mu dunkt", merkte Leonore half boos, half schertsend aan, „dat ik wel heen kan gaan. Miss. Mac Dunolly heeft meer aan een gouverneur dan aan een gouvernante." (De vereering van het kind voor Willem nam als 't kon met den dag toe. Hij was haar alles. Zij zag hem letterlijk naar de oogen. Elke wensch van hem raadde zij «voordat hij dien uitgesproken had. Om hem genoegen te dóen, leerde zij vlijtig, trachtte zij zuiver Hollandsch te spreken kleedde zij zich volgens Leonore's smaak, was zij haar gouvernante in alles gehoorzaam. „Ik begrijp het niet. Je hypnotiseert dat kind bepaald," zeide Leonore, „die bui duurt zoo lang! Maar o wee, als je weg bent. je moet, mij het recept van het tooverdrankje geven, dat je haar laat innemen om haar zoo te bedaren." „Achting en genegenheid I Dat is het heele re cept", antwoordde hij ernstig, en zij lachte er om. Nu de mooie dagen aankwamen rustte Daisy niet of Willem moest in een rolstoel gelegd worden, om dan door het park te worden voortgeschoven., Zij ging altijd mede, liep dapper naast hem en vervroolijkte hem door haar aardig gebabbel. Die verandering ook in haar uiterlijk was groot. Zij droeg nu het haar langer, in afwachting dat het gevlochten kon worden. Aan smaak ontbrak het bij haar toilet niet, want zij nam alles gedwee aan wat Leonore voor haar uitkoos. Door het vele vriendelijk zien had haar gelaat ook geheet en al de stroeve uitdrukking van voorheen verloren, en Leonor ezag haar soms met voldoening aan en dacht dat haan vader tevreden zou zijn, wanneer, hij zien kon hoe zij onder haar leiding was ver anderd, want langzamerhand begon zij te vergeten hoe zij in Willem een uitstekenden helper had ge had bij haar moeilijke taak. i Maar die uiterlijke verandering beteekende niets bij de innerlijke opvoeding, welke Willem zijn best deed haar te geven. Dankbaar had hij in zijn een tonig vreugdeloos leven de taak aangenomen, wel ke hem zoo onverwacht op de schouders was ge legd. Hij vond het een genot, den vormloozen klomp, welke deze meisjesziel tot nu toe geweest was, leven en bezieling in te blazen, haar te openen voor alles wat goed, edel en Schoon was. (Daisy scheen voor zijn lessen goed vatbaar. Hij; vond in haar een dankbaren, vruchtbaren grond; elk goed zaadje, dat hij daarin strooide, groeide welig en bevallig op. Zij hing aan zijne lippen als hij haar vertelde en voorlas en zelf voelde hij hoe deze verhouding tusschen hem en zijn leerling er toe bijdroeg om hem op ,te heffen uit het don-. k,ere slijk van het alledaagsche, waarin hij vóór zijn vertrek uit Ankeloo, steeds fneer en meer dreigde weg te zinken. „Mijn tombade heeft haar wakker geschud", zei de hij lachend. „Wat noch jou opvoedingssysteem Prada, noch de klappen van baar vader konden uitwerken, dat heeft die val gedaan. H^t'heeft in haar donker zieltje het besef van verantwoorde-t, lijkhéid en schuld doen ontstaan. Daardoor werd de grond losgewerkt en kan men er nu alle moge, lijke soorten van planten met succes in - ...doen groeien." Léónore kon niet meer spreken van een voor bijgaande bui, maar erkennen hoe Willem haar geholpen had, toen de zaak hopeloozer dan ooit scheen en zij op het punt was haar onderneming., op te geven ,dit bekende zij liever niet. Het bewustzijn, dat hij eigenüjk veel meer dan' zij, aan wie Daisy's opvoeding toevertrouwd was, het kind 'leerde, liet Willem er in berusten zijn verblijf op de villa tot een onbepaalden tijd te rekken. (De brieven van het meisje aan haar vader waren vol over dien goeden mijnheer Willem, van wien zij nu eens dit en dan weer dat leerde. Over Leo-, nore bewaarde zij steeds een veelbeteekenend stil zwijgen. 'i -c Groot was Daisy's vreugde toen Willem een weinig begon te loopen en zich weer op zijn kruk ken kon voortbewegen. Zij week geen oogenblikj van zijn zijde, maakte zich langer, opdat hij op Kaar steunen kon, en telkens vroeg zij: ongeluk. V „Is u nu waarlijk weer evengoed als voor het „Zeker kind, ik ben zelfs sterker dan vroeger.'" Maar die eerste stappen deden hem nog zeer en hij vertrok pijnlijk zijn gezicht, zonder het zelf .e weten. I (Dadelijk sprongen haar de tranen in de oogen. „Doet het erg, erg veel pijn? Wianneer zal het toch gedaan zijn? Daisy zou veel liever zelf pijn, voelen cfan het van u te zien. ,,'t Beteekent niets", en hij lachte weer, „maar ik ben kleinzeerig als alle mannen." „Neen, u is niet kleinzeerig", riep zij heftig uit „u is juist zoo geduldig. De vrouwen mochten aan u een voorbeeld nemen." „Je maakt mij trotsch Daisy, door mij zooté prijzen", schertste hij en dan glimlachte zij weer. Het was een betrekkelijk gelukkige tijd voor Wil lijm dit voorjaar en deze lente. Willem vond het een genot bij mooi weer in den tuin te zitten terwijl zijn kleine vriendin hem gezelschap hield verdween"! j -V,;y i Wanneer het nu bij zoo'n onschuldige wijze van wraakneming blijft, is het nog zoo. erg' niet. Maar meestentijds is de wraak minder on bloedig. Zoo is het gebeurd dat pp een nacht het gezin van een boer te Wyster, een dorp in Drente in hevige opschudding werd ge bracht. De ruiten der woning werden stukge slagen en eenige oogenblHkketi 'nadat dit ge schied was werd er herhaaldelijk in de kamer geschoten. Allen namen de vlucht naar de schuur, doch de boer werd geraakt. De jus titie vond uit dat de zoon van den landbouwer .de schuldige was. Tot zes maal toe heeft deze liefhebbende zoon geschoten. En waarom? Hij, gaaf als reden op dat er dikwijls oneenigheid in het gezin bestond. Om er nu den schrik in te brengen had hij maar eens door de kamer gepaft. Hij had echter niet de bedoeling ge had om zijn vade rte dopden. Niettegenstaande dit goede voornemen zal hij toch 3 maanden |de zei in moeten 1 Die verwildering der zeden, niettegenstaande de oorlog met zijn funeste gevolgen reeds lang achter ons ligt, neemt hand over hand -toe. Vooral de Duitschers hebben van deze zeden verwildering te lijden. De Berlijnsche corres pondent van ide „TeL" vertelt hierover een en ander wat het overnemen wel waard is. „De „Sleutelbos" heet zijn schets. Het kind heeft blauwe oogen. Opgen die stralen. En het kraait van pret. Omdat ze 'net' prettig vindt te leven. Ze vindt het leven, haar leventje zoo mooi. Over haar buigt zich een lief gezicht... een moeder zipgt teere kinder liedjes, tilt 'haar aan de armen op, en de trap pelende voetjes tradhten de eerste pasjes ie doen, haar eerste schreden in dit leven. Alles is mooi pm haar. Wit zijn de muren... daar boven in den hoek is een raam, met dTcke zwarte strepen, waarlangs soms het zonlicht glijdt. Maar de morgens zijn het mooist.... dan klinkt schoone muziek die de oogjes 'hel do-en stralen .Dan komt de vrouw met den sleutel bos, laat dien nog eens extra rammelen voor het xkleine snuifje, kling kling, kling... Het is alles zoo mooi, en zoo goed. Waarom zon 'het schreien? De oogjes stralen om de celwanden, om de tralies, om den sleutelbos en om het stukje- hemel, tusschen hooge muren, waaronder het en hij met haar sprak over allerlei dingen, die haar geest en hart ontwikkelden. i Zij was gewoonlijk aan een handwerkje bezig, want op den wensch van, Willem had zij ook gedwee, hiefin Leonore's lessen gevolgd. Haar eerste werk was pantoffels voor Willem te borduren haar tweede een bouffante te haken. Wat haar derde zou wezen kon Willem niet zeggen en zij plaagde hem onophoudelijk om toch iets op te noemen,a wat hij noodig had. Hij wist niets. Eindelijk hoorde zij van juffrouw- Van Duin, dat mén heeren nog beursjes als hand-, werk kan geven en verder horlogehangers, pen-, nenwisschiers en schrijfmappen. .Daisy juichte van blijdschap, omdat de rij nog zoo lang was en zij nog zoo spoedig niet uitgeput zou raken in het geven van cadeaux. „Dat kind is bepaald verliefd op jou", zeide Leonore spottend. „Alleen verliefdheid kan een schepsel zoo veranderen en van een duivel een engel maken." „Foei, Leonore!" antwoordde Willem en een wolk trok over,zijn gelaat, „dat is bittere spot! .Dat weet je beter, en daarenboven maak je mis-, bruik van die goedé verandering in haar door er zoo iets achter te zoeken. „Och, je' neemt alles ook zo o'vervelend ern stig op In Mei kreeg Willem bericht van Otto dat de oude baron erg sukkelend'werd. Hij liet den brief aan zijn zuster lezen en vroeg haar toen: „Vind je niet, Prada ,dat het een vingerwijzing) voo rmij is om naar huis terug te keeren? Je schiet zoo goed op ,met Daisy, dat je miji best missen' kan." „O. wat dat betreft", antwoordde Leonore uit de hoogte alsof zij geheel alleen met Daisy was klaargekomen, „dat zal wel gaan,' maar ik zie eigenlijk niet in wat je bij den baron zult doen." „Hij dient op zijn ouden dag toch wel een van zijn kinderen bij zich te hebben. Op zijn' leeftijd is het ergste te vreezen. Ik kan er niet zooveel aan dóén alsof ik een dochter was, maar toch heeft hij - ten (minste eenige aanspraak aan mij als hij'het verlangt." - „Juist, als hij het verlangt." Willem zeide niets meer. Zijnd zuster met haar koele berekening, haar dor hart, Itond hem steeds meer en meer tegen. Hij vergeleek ze bij de rijke schatten van gevoel, die bij de arme Daisy nog zoo goed als braak lagen en waarin hij het eerst sedert eenige maanden begonnen was te delven en zijn achting voor haar verminderde steeds meer en meer. (Wordt vervolgd). __j

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1923 | | pagina 1