B o 21. ««fi
Dinsdaf 19 Februari 1924
88© Jpargravg
ieiOeilMJMOOHIl
WM SS
B B nibtj we 8 4
LANGIDUKM COURANT.
Uit ons Pariement.
De algemeene beschouwingen en de
finantieële toestand. Het bezuini-
giegsplan-Colijn en zijn critiek en
verdediging. Algemeene beginse
len. Indirecte belastingen. Hef
fing ineens. Het plan Braat.
Wanneer men wil weten, wat het finantieële
vraagstuk voor ons thans te beteekenen heeft en
hoe ernstig de finantieële toestand blijkbaar door
onze volksvertegenwoordiging wordt ingezien, dan
heeft men maar de Kamerverslagen der laatste
dagen te lazen. En het vonkje hoop, dat de heer
Troelstra een oogenblik voor onze gretige oogen
deed schitteren, door van een beginnende oecono-
mische opleving te gewagen, zal ons al evenmin
als de verdenking van den heer Wijnkoop, dat de
otestand opzettelijk te donker gekleurd zou wor
den en de arbeiders murw te maken, den trooste-i
loozen indruk kunnen benemen, die de heer Van
Vuur en met zijn voorspelling, dat ook in 1925.
het budget nog niet sluitend zou gemaakt kunnen
worden, tot een verontrustende gedachte deed aan
groeien. Terwijl in vroegere jaren de algemeene
beschouwingen over de Staatsbegrooting steeds aan
leiding gaven tot een principieël debat over poli
tieke beginselen en regeeringsbeleid en de antithese
daarbij gewoonlijk opgehelderd, was dit jaar bij
de besprekingen bezuiniging en nog eens bezuini
ging schering en inslag. En de enkele wenschen
op ander gebied, door sommige afgevaardigden
geuit, ook een nieuwe Zondagswet, een crematie
verbod en bestrijding van het bioscoopgevaar door
den heer Rutgers, de opening der Staten-Gëneraal
met gebed door den heer Kersten, die een ant-j
papistisch geluid deed hooren, waren niet in staat
in dezen algemeenen toon, geheel in ruimer, een
merkbare verandering te brengen.
Men ging hierbij hoofdzakelijk uit van het be-(
zuinigingsplan van den heer Golijn.. Maar de cri
tiek daarop zoowel als zijn verdediging, gaf de
afgevaardigden aanleiding het vraagstuk wat meer
algemeen te behandelen en hun eigen plan en mee
ningen tegenover het regeeringsplan te stellen. Als
algemeen beginsel werd daarbij zoowel door de
lieeren Van Gijn en Dresselhuijs als door den heer
Schokking voorop gesteld, dat het sluitend maken
van een bégrooting nog niet voldoende is om den
gulden in veiligheid te brengen en den finantieëlen
toestand te redden.. Niet door het opleggen van
nieuwe lasten, maar door bezuiniging en wel meer
bijzonder door een inkrimping van den Staatszaak
was dit doel te bereiken. We leven op te grooten
voet, zei ook de heer Marchant. En de heer Dres-,
sehuys sprak van hypertrohie van den Staat.. Maar-
de moeilijkheid blijft natuurlijk het aangeven van
de wijze van inkrimping, het antwoord op de
vraag welk deel van de Staatstaak komt voor deze
inkrimping in aanmerking? De heer Dresselhuys
die wees op de stijging van het aantal ambtenaren
sinds 1914 van 42 procent, noemde het scheppen
van een algemeene regeling voor een 53-urige werk
week, het aan particulieren in exploitatie geven
van Staatsmijnen en Staatsgoederen, het meer aan
particulieren overlaten van de sociale gezondheids
zorg, enz. Maar over het algemeen bepaalde men
zich meer tot. critiek op het regeeringsplan. De:
heer Dresselhuys had reeds als zijn meening uit
gesproken, dat na de memorie van antwoord het
bezuinigingsplan feitelijk beperkt was tot het sta
ken van de stortingen in het Invaliditeitsfonds. De
heer Van Gijn, die deze staking gedurende 3 jaar
gelijk stelde met het aangaan van 'een leening
van 53 millioen, becijferde, dat 70 procent der be
zuiniging met de salarisverlaging moest komen.
De heer Ter Laan achtte de bezuinigingspolitiek
der regeering een aanval op de arbeidersklasse.
En de heer Troelstra kwam op tegen de bedoeling
vooral door indirecte belastingen het tekort in te
halen, wat de druk verlegde van de bezittende
naar de volksklasse en de groote gezinnen. Te
genover deze laatste bewering hield de heer Fles-
kens een pléidooi voor gematigde protectie als
noodzakelijk in deze abnormale tijden en wees er
daarbij op, dat zelfs bij verdubbeling van tarief in
het vrijhandelsgezinde Engeland nog 3 maal meer
aan inkomende rechten per hoofd der bevolking zou,
worden betaald, dan in ons land.. De heer Van
Vuuren, die eveneens de regeeringsplannen verde
digde, maar alleen 50 millioen inplaats van 30
(121/2 op onderwijs, 12I/2 op oorlog en marine en
5 op de andere departementen) wilde bezuinigen,
achtte deze plannen in onderdeelen voor wijziging
vatbaar. En de heer Schouten .leverde bij zijn ver
dediging een uitvoerige critiek op de plannen van
vrijzinnig-democraten en socialisten, welke laat
ste de 116 millioen te kort volgens het plan Wi-
baut wilden wegwerken door strengere bezuini
ging op defensive opheffing van de versnippering
der onderwijsuitgaven en een ondernemerswinstbe-
lasting. Maar bij deze critiek en verdediging wer
den toch vrijwel eenige nieuwe uitzichten geopend
Zoowel de heer Marchant als de heeren Ter Laan,
Troelstra en Wijnkoop herinnerden nog eens aan
hun voorstel tot een heffing ineens, destijds door
Regeering en Kamer namelijk de aandacht waardig
gekeurd.. En de laatsten, meenende dat de schuld
van den Staat feitelijk de schuld van de bezittende
klasse was, stelde bovendien verlaging van de ren
te voor tot 21/2 procent, wat een besparing van
47 V2 millioen per jaar zou geven, een voorstel
waarmede de heer Troelstra alleen daarom niet
accoord kon gaan, omdat we bij nieuwe leeningen
immers altijd weer bij die „vervloekte" kapitalisten'
terecht moesten komen.. D everdediging van deze
maatregel vond de heer Wijnkoop in overmacht
die immers ook werd ingeroepen voor opheffing
van art. 40 ter verlaging van de ambtenaarssalaris
sen, een opheffing, die overigens zoowel bestrijding
als verdediging vond. Maar uitvoeriger nog dan
de heer Wijnkoop was de heer Braat. Hij was fei
telijk de eenige, die een geheel uitgewerkt plan van
bezuiniging aan de hand deed. Dat hij alle dure
Staatsbemoeiing wilde stop zetten, zei nog weinig
Maar hij wilde die stopzetting ook voor de uit-
keering van alle wachtgelden en pensioenen. Ver--
der wenschte hij een verlaging van de salarissen
van Ministers en Kamerleden, productiewerkver
schaffing, vereeniging van het departement van
marine met dat van oorlog en van dat van kolo
niën met dat van buitenlandsche zaken en ophef
fing van het ministerie van arbeid en uitkeering
van de kinderbijslagen aan de boeren inplaats van
aan de ambtenaren. Van dat laatste plan zal wel
licht de heer Weitkamp, die ook voor den boeren-i
stand opkwam, niet geheel afkeerig zijn geweest.
De Heer Troelstra diende nog een motie in tot
instelling van een staatscommissie, die een beperk
king van het groot aantal scholen op den gronde
slag der pacificatie zou hebben te onderzoeken.;
Die raad dezer gemeente vergaderde Vrij
dag 15 dezer 's namiddags te 2 uur. Aanwezig
met den E.A. Van Slooten, voorz., alle raads
leden. Voorzitter opent met een kort woord de
vergadering, daarbij den wenscih uitende, dat
de beraadslagingen en besluiten in het belang
dier gemeente mogen zijn, om vervolgens over
t.e gaan tot bet lezen' der notulen van de voor
gaande zitting. Naar aanleiding der. noltulen
merkt Ide heer Met op, dat hem ook daaruit is
gebleken, dat 'hij in de vorige raadsvergade
ring niet 'heeft gesproken van het heerschcn
eener besmettelijke ziekte aan die Ghr. school
alhier, zooals in een der raaidsv er slagen ver
meld stond. Spr. zag gaarne, dat hiervan in het
betrokken blad rectificatie weid gegeven.
Door den heer Kostelijk wordt gevraagd of
de gezindheid van het schoolbestuur der Chr.
school omtrent leen schoolarts, na toelichting
door iden voorzitter opk' is gewijzigd, waarop
deze antwoordt, dat genoemd bestuur er niét
voor is ide schoolarts ook voor hun school te
doen fungeeren. Dp notulen worden goedge
keurd.
Nog merkt de heer Kostelijk op, dat hem
bij onderzoek is gebleken, dat de kosten der
aanstelling van een schoolarts niet gebracht
moeten worden 'ten laste van het onderwijs,
welke meening hij in ie vorige raadsvergade
ring naar voren heeft gebracht.
Van Ged. Staten is bericht ingekomen van
goedkeuring der bégrooting' vppjr het dienst
jaar 1924.
Van den ontvanger der registratie is mede-
deeling ingekomen van bedragen de gemeente
toekomende, uit opcenten der inkomsten- en
persomeele belasting. In een missive van het
fProv. Bestuur wordt gevraagd opgave te wil
len doe'n1 van eventueel' openvallende plaatsen
bij het onderwijs, opdat deze door wachtgelders
kunnen wonden ingenomen. Bjj de verhooging
van den itoelatipgsleeftijd. verwacht die voorz.
hiervan niet veel succes, aangezien nog vele
onderwijskrachten daardoor overcompleet zul
len worden. Met betrekkng tot de overeen
komst met Winkel omtrent te betalen school
geld voor leerlingen onzer gemeente, die daar
een inrichting van onderwijs bezoeken, wen-
fchem Ged. Staten zoodanig gewijzigd te zien,
dat alleen voor leerlingen, wier ouders of ver
zorgers het schoolgeld niet kunnen betalen,
door de gemeente wordt betaald. Goedgevon
den, 'deze wijziging aan te brengen.
Van iden Min. van Onderwijs enz. is, als ant
woord op (het adres van1 den heer P. Kostelijk
en 4 andere raadsleden, waarin gevraagd was
het patronaatsgebouw niet op te nemen in de
taxatie 'der onderwijs-inrichting, aangezien
daarin voor en tijdens die taxatie geep onder
wijs wend gegeven, de mededeeling ontvangen,
dat er voor ide Kroon geen' termen aanwezig
waren, het desbetreffende raadsbesluit te ver
nietigen. Dit antwoord is gedateerd 12 Febr.
'24. (Naar wie meiernen' te weten is bovenge
noemd adres ingezonden ongeveer einde 1922.
Verslaggever).
Nog is ingekomen een schrijven van den
heer K. Ploeger, gewezen gemeenteontvanger,
waarin het gemeentebestuur dank wordt gezegd
voor het ontvangen souvenir,-wordt door schrij
ver op zeer hoogen prijs gesteld, vooral omdat
hij' daarpit meent te mogen afleiden zijin ar
beid in dienst der gemeente waardeering heeft
gewekt. Schr. eindigt met de beste wenschen
voor zijn opvolgers en vopr de gemeente.
Wordt gevraagd een voorschot van 3300 vopr
C. Komen om een huis te kunnen bouwen op
een bereids [door hem reeds gekocht stukje
land. Door iden beer Krom wordt deze aan
vraag toegelicht, [terwijl de teekening van het
te bouwen huis circuleert. Wprd't na eenige be
spreking toegestaan.
Voorz. deelt mee, dat het verslag der ver
eeniging voor het verkrijgen van onroerend'
goed door arbeiders is ingekomen en voor de
raadsleden ter inzage ligt.
Voor benoeming van een lid van het Bur
geerlijk Armbestuur, aftredend de heer A. A.
Overtoom, luidt ide voordracht door het arm
bestuur ingediend. A. A. Overtoom en K. Ur-
sem Kz. Eerstgenoemde wordt met algemeent
stemmen 'herkozen, waarin voorz. een blijk
meent te mogen zien, dat de heer Overtoom
de functie nauwgezet waarneemt.
Als punt 4 der agenda komt in behandeling
het voorstel van; den beer P. Kostelijk in de vo
rige raadsvergadering ingediend n.l.Aanslui
ting bij !de Prov. Waterleiding. Naar aanlejding
der toen gehouden bespreking was aan B. en
W. opgedragen pen onderzoek in te stellen
in gemeenten, welke reeds zijn aangesloten,
daarvan rapport uit 'te brengen en den Raad
van advies te dienen. Desbetreffend rapport
was den raadsleden toegezonden. Daar in het
college van 'B. en W. geen eenstemmigheid
hjeerschte, waarin in dit rapport de verschillen
de zienswijzen weergegeven en werd den Raad
in ernstige Overweging gegeven na rijp beraad
(tie besluiten in 'het belang idler gemeente en
de gèmeentenaren. Door den voorz. wordt nog
het een en ander meegedeeld omtrent de be
vindingen van B. en W. elders, waarna de.
heer ^.Kostelijk bet woord verkrijgt om aanne
ming van izijn voorstel 'té bepleiten. Spr. is
dankbaar voor het rapport, omdat het daarin
gerelefeende feitelijk geheel pleit voor aanne
ming van izijn voorstel. Teleurgesteld is Spr.
echter omtrent bet advies van B;. en W., wat
zeer vaag is en niet 'het minste houvast geeft.
Spr .had 'zoo gehoopt, dat na het ingestelde
onderzoek een gunstig advies van Bi. en W.
zou zijn ingekomen. Met warmte verdedigt Spr.
nu zijn 'voorstel tegen 'de aanvallen, welke in de
.vorige zitting daarop zijn gericht; onderwerpt
Ide Memorie van Toelichting reeds vroeger van
het Prov. Waterleidingbedrijf ontvangen. Met
nadruk wijst Spr. er op, dat de verplichting tot
(aansluiting op een bepaalden afstand van bet
net toch onmogelijk prijis gegeven kan worden,
aangezien dan toch het bedrijf onmogelijk ren
dabel zou kunnen zijn. Voorts acht spr. de
tarieven volstrekt niet onbillijk en over het
"algemeen ook iheusch wel te dragen. Er wordt
wel geld besteed voor minder nuttige doel
einden. En fdan, wat wordt het mingegoeden
gemakkelijk gemaakt ide kosten van aanleg te
betalen, waartoe 'zelfs tot 10 jaren tijd kan
worden toegestaan. Spr. ziet in de zaak inder
daad ee narbeidsbelang, omdat vele arbeiders
gebrek hebben aan goed 'drinkwater, en is van
oordeel, dat aansluiting niet langer moet wor
sen uitgesteld, weshalve hij het voorstel' met
warmte meent te mogen aanbevelen.
Voorz. respecteert ten zeerste 'het warme
pleidooi idoor den heer Kostelijk voor de zaak
geleverd, Bij' absentie van eenstemmigheid in
bet college van B. en W. 'kon, meent Spr. geen
ander advies worden gegeven en zal nu de
raad verder moeten beslissen.
De heer Met verklaart na het pleidooi van
iden 'heer Kostelijk kort te kunnen zijn. Spr.
'wijst er op, dat de laatste jaren in onze ge
meente vele. belangrijke zaken toit stand zijn
•gebracht en acht aansluiting bij de waterlei
ding voor de gemeente mede van zeer groot
belang. Steeds komen tegenstanders naar vo
ren met (den dwang die op de burgers wordt
uitgeoefend, doch men moet toch wel gevoe
len, dat idit moet. Vooral' voor de volksgezond
heid acht ispr. aansluiting van groot belang.
Dé heer Tromp verklaart ook gaarne eèn
meer sprekend advies- van B'. en W- te hebben
'ontvangen en is van oordeel, dat de raadsleden
zelf ook faens hun licht moeten opsteken elders.
Spr. acht nader onderzoek daarom wel ge
wenscht. Voorts acht spr. het wel gewenscht,
dat de door den heer Kostelijk aangehaalde
Memorie van Toelichting eens door allen werd
bestudeerd. Ook (de heer Blom acht een nader
onderzoek' wel' 'gewenscht, waaro pdeheer Kos
telijk vraagt: Weten we er nu nog niet genoeg
van om te kunnen beslissen. Overal elders
hoort men van gunstige bevinding, zoodat te
genstanders van voorheen nu warme voorstan
ders zijn. Die gemeettte als zoodanig is er fjPan-
ttieel niet bij geïnteresseerd, terwijl de tarieven
billijk zijn.
Voorz. leest nu een en ander voor omtrent
de kosten en geeft hieromtrent nadere toelich
ting.
Ook de heer Miénis is persoonlijk op onder-
.zoie'k uit geweest en ontving vooral van de min-
'gegoedien elders een zeer gunstig oordeel, ter
wijl ook 1de boeren er zeer hoog mee loopen.
Die heer Wijnteer is van oordeel, dat de
meeste menschen hier er niet voor zijn. Spr.
komt met kracht op tegen den dwang van
buitien en vindt het schandelijk, dat we haast
tot aansluiting "worden gedwongen door ons
bij watergebrek het water te onthouden. Spr.
zal tegen stemmen.
Aangezien het advies van Bi. en W. geen
richting aangeeft, meent de heer Tromp, dat
niet alle raadsleden voldoende op de hoogte
zijn om tot een besluit te kunnen komen, waar
op voorz. antwoordt, dat de nieuwe raadsleden
dan toch wel eens hadden kunnen informeerem
en kennis kunnen piemen van genoemde Me
morie.
De heer Wijmker is steeds tegenstander ge
weest, dat is voldoende bekemid. Spr. zelf heeft
'zich steeds (doen kennen als voorstander en is
?n zijn overtuiging zeer gesterkt door de infor
maties elders ingewonnenIndien men elders
voor de keuze wordt gesteld gas of waterlei
ding missen, tdan is men voor het behoud van
het laatste. 'Ook spr. wijst op het belang van
waterleiding voor ide volksgezondheid, daarbij
wijzend op Ide groote kindersterfte in onze ge-
fneepte. Wat (dwang betreft, nu ja, die bestaat
maar ook in andere opzichten leven we vaak
onder dwang. En is dit nu voor ons erger dan
voor 'de teer vele andere gemeenten. Is men
daar dan maar zoo dom? Wat moeten we in
een langdurige droogte-periode; zelfs nu wordt
al weer om water geloopen. Spr. feest eenTijst
voor van reeds aangesloten gemeenten en stelt
de vraag, is 'het nut daar dan zooveel grobter
dan hier? Spr. meent, 'dat er zeer veel voor,
weiinajg tiegen aansluiting is te zeggen en zou
het zeer betreuren, indien de zaak nu maar
weer werd uitgesteld. Spr. eindigt met te zeg
gen: besluit Pu en stemt voor.
De heer Krom zegt, dat de waterleiding voor
hem een onaangename geschiedenis is. Hoewel
persoonlijk beslist voorstander van waterleiding
heeft hij zich genoopt gevoeld toch tot twee
maal toe tegen aansluiting te moeten stem
men. Het onderzoek door Bj. en W. ingesteld
heeft op hem een zeer gunstigen indruk ge
maakt. Hem is. gebleken, dat ten aanzien der
gestelde voorwaarden de toepassing daarvan
zeer soepel is. Geïnformeerd hebbende naar
mogelijke verhoogmg der tarieven in de toe
komst, bekwam hij daaromtrent zeer geruststel
lende mededeetogen; indien mogelijk, wat
vooral door algemeene aansluiting zal worden
bevorderd ,zal men eerder tot verlaging dan
toh verhooging overgaan. Met betrekking tot
bevordering der gezondheid, weegt bij Spr.
.zwaar het daaromtrent ingewonnen advies van
onzen dokter. Spr. eindigt met te verklaren,
dat hij voor aansluiting zal stemmen.
Die heer Zuurbier is ook op onderzoek uit
geweest, voornamelijk bij boeren elders en ver
nam daar een geheel ander oordeel dan de
voorz. Volgens spr. waren er boeren, die het
'leidingwater niet graag meer aan de koeien
zouden geven, aangezien die er mager van
werden. Het bevreemdt voorz. inderdaad, dat
dit oordeel komt uit dezelfde gemeente, van
waar hem gunstige adviezen gewerden. Ook
de heer Mienis verklaart van boeren elders
een 'gunstig oordeel te hebben vernomen, en
heeft ook vaak van .boeren aan den duinkant
met voorliefde hooren verkondigen: maar ons
vee loopt onder 't duin. Spr. meent, dat zoet
water toch ook voor het vee beter zal zijn,
dan het vaak brakke water, 'dat men het nu
nood ged wo'ngen wel 'eens moet laten drinken.
Door den heer Wijnker wordt nog opgemerkt
dat de laatste jaren al' heel wat nieuwe bakken
zijn geplaatst. Sommigen hebben er 2 of 3. Spr.
zou slechte bakken willen afkeuren, en waar
nioodig, steun geven voor het plaatsen van
betere. En dan hier en daar putten laten slaan',
waarop die 'heer Kostelijk antwoordt, dat groote
gezinpen in toep klein buis dan toch nog vaak
watergebrek zouden hebben.
Die 'heer Tromp merkt op, 'dat het hier toch
voornamelijk gaat om water voor mensc'helijk
gebruik, terwijl de heer Met aanspoort toit helt
pemien van een verstandig besluit. Spr. meent,
dat we in de toekomst toch wel tot aansluiting
gedwongen zullen zijn en acht 30 en 35 cept