REISINDRUKKEN
OVER DE VEREENI6INGSREIS NAAR WEENEN
Plaatselijk Nieuws
Nieuwstijdingen
II.
Het bleek ons al spoedig, dat on&.reisgezelséha'p
dat de tocht naar Wieenen maakte;- bestond uit
mensehén van allerlei rang en'stand en leeftijd,
trekvogels van allerlei pluimage. Mensehen van
gezag en ontwikkeling, uit de stad en van liet
platteland, naast de meest eenvoudige lieden, zoo
wel in opvatting en kennis als van levenswijze.
Uit alle oorden, uit alle provincies waren zij
tezamen gekomen, de ruim tweehonderd perso
nen, voor hetzelfde doel, met dezelfde gevoelens
en verwachtingen zich bij elkander aansluitende,
door één verlangen bezield, hun pleegkinderen
weer te zien, de ouders van meer nabij te leeren
kennen. Met velen van hen zouden wij later ken
nis maken, nog vele gezellige uurtjes doorbren
gen, schertsen en babbelen. In onze afd'eeling
maakten wij al spoedig kennis met een confiseur,
die niet karig bleek in het uitdeelen van lekker
nijen, die zijn winkel ongetwijfeld oplevert.
Hem vergezelde een WfBensch meisje, 24 jaar oud,
die haar moeder weer zou terugzien. Van die
twee andere heeren, hoogst eenvoudig in hun
doen én laten,, vernamen wij niet veel. Zij vertel
den ons, dat zij bij de ouders hunner pleegkindé
ren zouden logeeren. Onze Zaandammer was
spraakzamer. Zijn echt was kinderloos gebleven.
Hij .had zich zeer aan zijn pleegkind gehecht én
zoo hét bleek waren de gevoelens wederkeerig. In
Amersfoort en Deventer stapten opnieuw reizi
gers in voor Weenen en intusschen was ons door
een der leiders van deze bijzondere reis medfege-
deeld, dat wijonze „Liebesgaben", (behoorlijk
verpakt) konden bezorgen in de bagagewagen,
die in Oldenzaal tot Passau verzegeld werd, waar
na wij ons koffertje weer terug zouden ontvangen.
Te Bentheim passencontróle. Geen enkele moei
lijkheid deed zich daarbij voor. Zelfs onze bagfige
werd met rust gelaten en het was een blaar van
'thart van een onzer medereizigers, die, in fi
guurlijken zin, met twintig flesehjes Haarlemmer
olie, „oprechte", zooals hij beweerde, in zijn maag
zat. ,,'t Is goed voor de koud," zeide hij eenvoudig,
„je drijft er alle kwade stoffen mee af".
Op die absolute verzekering gingen wij maar niet
in. Het had toch niet gebaat.
-"We hebben nog iets over'onze reisroute te zeg
gen. Van Bentheim ging het over Cassel, Würz-
burg, Passau Linz naar ,Wiën, L"We maakten een
tamelijken omweg om 'hét^bekètfe gebied tè ver
mijden. Een zoon van het hoofd eener school,
een familielid van den banketbakker, had onze
route in kaart gebracht. Dit welopgevoede jong-
menseh, stil en bescheiden in zijn optreden, Ver
wierf onmiddellijk onze sympathie. Hij verstrekte-
ons meermalen op zeer beleefde wijze inlichtingen,
die wij dankbaar aanvaardden. Onder gezelligen
kout was de tocht ondernomen en meermalen wérd
in de zijgangen kennis aangeknoopt met andere
reizigers en een praatje gemaakt. Iedereen heeft
natuurlijk belangstelling in den tocht. Het land-
teehap past zich nog volkomen aan bij het Hol-
lancLsche. Dan denkt men Zuid-Hollandsche vel
den en beemden langs te trekken met groenende
weiden en lachende dreven, dan -heeft men weer.
heide en struiken en denkt men zich in Drénte.
De reizigers zijn in groepen ingedeleld en elke
groep heeft zijn groeps-commissaris. Dat is een
zeer verstandige maatregel geweest. De leiding
is dus uitgebreid, aan het hoofd waarvan staan
de heeren H. C. Snel en T. Coïni, van Amsterdam,
Wij konden niet beter. Onze reisgenoot gjenoot
de eer als commissaris het gezelschap met zijn
raad en inzicht te dienen en voorloopig mogen
wij volstaan met de verzekering, dat de regjeling
niets te wenschen heeft overgjelaten.
Twee uur. Groepsgewijze worden wij „zum
essen eingeladen". De wandeling naar de restau
ratiewagens wekt reeds algemeene vroolijkheid
'en wie deze eenmaal heeft bereikt met ettelijke
FEUILLETON.
NORA.
Kwam het nu door de veranderde houding;
kwam het door het haastige wrijven of door de
stem van zijn kind en door haar gloeienden adem,
die tot diep in zijn binnenste doordrong, eene
nauw merkbare siddering doortrilde het lichaam,
een zucht ontsnapte zachtkens aan de saamge-
perste lippen.
Nora wrong als tot een dankgebed de handen:
„Laat hem niets terven, o mijn God! laat hem
niet sterven door mijne schuld!", smeekte zij.
„Met heel mijn volgend leven wil ik voor dit
oogenblik boete doen!" en zij drukte een klein
gouden kruisej, dat zij om den hals had hangen,
eerst op zijne lippen en daarna op de hare. „Niets,
niets zal mij te veel zijn, om u te redden, mijn
vader!" Hare toewijding alleen scheen het dier
bare leven te kunnen koopen.
Landolfo kwam thans met hulp terug. Aan
mevrouw K a-rsten had hij slechts medegedeeld, dat
haar man in het bosch zijn voet verstuikt had,
en er dus nu een draagbaar noodig was om hem
tehalen. Voor de mannen, die meeglekomen wa
ren, scheen de gebroken brug verklaring genoeg.
Men legde den directeur voorzichtig op de baar.
Nora liet zijne hand geen oogenblik uit de hare
los. Zoodra zij slechts een zweem van beweging
op zijn gelaat zag, fluisterde zij hem opnieuw
hare toestemming in, als vreesde zij altijd nog.
dat zijn leven zou kunnen ontvlieden voordat
.hij haar kinderlijk offer verstaan ha,d. Eens scheen
het, alsof er bij "hare woorden een vejeibeteeke-
nende glans in zijne oogen kwam, ook verbeeldde
zij zich eens, een zachten druk zijner hand te
voelen.
Uren vol angst en onrust volgden er op deze
gebeurtenis. Mevrouw Kaxsten kon in hare ze
nuwachtige opgewondenheid niet de minste of
geringste hulp verleenen. Daarentegen scheen No
ra's geestkracht en energie zich te verdubbelen.
Met huiveringwekkende kalmte volgde zij al de
voorschriften op, en verloor zij ook zelfs de klein
ste zorgen niet uit het oog. De dokter verklaar
de den toestand van den directeur voor een lich-
-ten aanval van beroerte, verergerd door de om
standigheid, dat hij verscheidene uren in het wa
ter had doorgebracht. i
•„pardons", na minstens 'een tiental pêi'sonen op
dé teenen. te. hebben, getrapt, heeft daarna nauw
keurig te berekenen, dat zijn beenen bijhei zitteij
gaan een hoek moeten vormen van 90 graden om
niet in conflict te komen met stoel en tafel. En
'hét geschommel van den trein maakt het gebruik
van dén lepel bijna onmogelijk. Men. „drinkt"
z'n soep' én men „eet" zijn andere gterechten. M.en
wèrpt, met een kop soep aan den mond, z'n blik
ken dcor het venster en de vormen op zij. Een
filmopname van deze struisvogelpolitiek zou een
verrassende effectvolle rolprent hebben gegeven.
Maar zoo langzamerhand vullen de zijgangen
zich meer met belangstellenden/Vol bewondering
reeds aanschouwen de reizigers het natuurtafe
reel, dat zich aan hun oogen ontrolt. Wij rijden
éls 't ware door een dal, aan weerszijden inge
sloten door wijnbergen en dennewouden. Op den
voorgrond golvend graan, weide, lage veldge
wassen. Men ziet er meer vrouwen dan mannén
op het veld. Een witte doek, naar achter uitge-
punt, dekt het hooffd. De vrouwen maaien, hooien,
wieden, harken, besturen haar ossen bij het ploe
gen, zij verrichten alle veldarbeid. En op dat
stramien borduren zij den ganschen dag voort.-
En zij weven zich daarmede een kleed van het
eenvoudige bruin, dat het gelaat kleurt en waar
in zij er uitzien als krachtige veldprinsessen tus
schen haar verheven hergen. Van station tot sta
tion rolt detrein daverend voort langs zijn
ijzeren haan, langs bergen, bosschen en velden,
door bergen, dalen en tunnels. Men kan zich in
die tunnels niet verstaanbaar maken. Het geluid
wordt gevangen gehouden, de blik benomen,
maar, voor een oogenblik. Hoe heerlijk schijnt de
zon, als wij weder in het volle daglicht komen,
hoe lacht de zomer ons tegen, hoe trilt de lucht
van zonnewarmte, die de wijnstok stooft; hoe"tin
telt en glanst alles in zomerweelde, in vollen was
dom prijkende alles wat groeit en bloeit op
tegen aan de hergen, in de dalen, op de velden,
langs den zoom der snelstroomende rivier die zich
kronkelend een weg baant en op haar kabbelende
■golven onze zangen meevoert. En steeds groeit de
schoonheid van den aanblik op dat verheven en
grootsch bergpanorama. De machtige bergruggen,
de trotsehe heuvelen, die burchten torschen, de
geweldige dennewouden, die als een groen gordijn
oen voorhang vormen waarboven slottorens spitsen
en gedenkteekens uitsteken, 'dat alles vormt
pen bonte rij van schilderachtige natuurbeelden,
te fijn van tint, te diep van toon om hun nuanf-
ceering te beschrijven. „Wdlhelmshöhe". Onze aan
dacht wordt op dit slot gevestigd, dat zich trotscb
•verheft op een der voorste berghoogten, langs
de spoorbaan. Machtig staat het daar nog in al
zijn schoonheid, maar dat zijn glorie heeft moe
ten prijsgeven. Het oog blijft geboeid op dit
grootsehe schouwspel, dat steeds weer opnieuw
wonderbare effecten toovert. Het is of die wouden
en bergen zich als een keten aan elkander scha
kelen, waarboven de hemel zich als een heerlijk
blauw koepeldak welft. En aan hun voet ver
schuilen zich de dorpen in de groene dalen; de
witbepleisterde huizen met hun roode daken ste
ken allervriendelijkst af tegen den groenen ach
tergrond, een stemmingsbeeld, dat wonderlijke
gevoelens gewekt. Maar 's avonds zullen die hui
zen en woningen hun bewoners wéér opnemen,
wanneer zij moe van den arbeid van het- land
huiswaarts keeren.
■We snellen- vooruit en worden niet moede ons
te vermeien in het heerlijke natuurtafereel, dat
steeds opnieuw opdoemt. Wlanneer wij halt hou
den, voorzien de meeste reizigers zich van: een
flesch water, want de watervoorziening in den
trein is allertreurigst. En voorts moet ons van
'thart, dat voor zoo'n lange reis meerdere zorg
had moeten worden besteed aan de „W|. C.". Dat
was de algemeene klacht, die niet nadter behoeft te
worden omschreven.
Wij sporen door het land van sagen en legen
den. Men krijgt lust tot verdichting. N:a Raif-
feisen wordt het effect steeds verrassender. Het
schilderachtige panorama geeft een overweldigen-
Verscheidene dagen bleef hij nog in levensge
vaar ver keeren. Nora week dag noch nacht van
.zijn ziekbed. Zij sprak niet, zij klaagde niet, zij
schreide niet; zij deed alles olsof van elke ver
richting zijn levensbehoud afhing, en alsof zij
ten opzichte van alle andere dingen versteend
was. 1 i j
Toen de zieke zijn bewustzijn volkomen herkre
gen had, kwam er evenmin een woord omtrent
het verledene aks omtrent de gebeurtenis zelve
over zijne lippen. Eene langzamerhand zich ont
wikkelende herinnering scheen hem te verontrus
ten en te kwellen, en zijne oogen zochten Nora
met een hangen, schuwen blik. Nora "was een
heldin die de zaken niet ten halve wilde doen.
Zij Wensc-hte den moeden geest terstond rust te
geven. Na bij zijn bed te zijn neidergeknield en
hem teerder omvat te hebben, hernieuwde zij
de belofte, die zij al dadelijk in het eerste oogen
blik had afgelegd, en sedert dien tijd telekens on
voorwaardelijk in haar binnenste herhaald had.
Het was opmerkelijk, welk eene uitwerking dit
op den zieke teweegbracht. Eerst staarde hij haar
ongeloovig, daarna vragend aan; maar eindelijk
kwam er een glans van bijna kinderlijke blijd
schap op zijn moede gelaatstrekken, en sloeg hij
den arm om den hals zijner dochter heen. „Ik
heb dat dus niet gedroomd; het was dus geen
verbeelding, dat gij mij helpen wilt.. Nora, Nora!
gij redt uwen vaderIk wist het iwel, dat gij een
goede dochter voor mij zoudt zijn, en mij niet
'wilt verlaten in den nood. Nu behoeft uw ouden
vader geen afstand te doen van zijne prachtige
paarden, die zijn trots en zijn roem zijn, en zon
der welke hij- niet leven kan! Dan, Nora, dan ste
ken wij allen anderen de loef af! Dan zal het weer
'zijn als vroeger, toen gij nog een klein meisje
waart, en geen grooter genot kendet, dan wan
neer papa u op een paard zette! "Weet ge dat nog
wel, Nora?... Er was een kloof tusschen ons,
zij hebben mijne dochter van mij willen scheiden,
maar gij zult, evenals uwe moeder, om mijnent
wille alles vaarwel zeggen." En vol teedere liefde
gaf hij haar een kus.
„Allessuisde het van Nora's lippen, en
wel scheen er een vlijmend scherpe smart uit dit
ééne woord te klinken, want zelfs da zieke wérd er
door uit zijn vreugderoes gewekt.
„Gij zoudt toch nooit of nimmer gelukkig met
hem geworden zijn, lieve meid!" zeide hij, met
zeker gebaar van inedelijden haar gebogen hoofd
Jen aanblik. In de diepe valeien liggen de dorpen
en huizen verstrooid. Bergfen eii heuvelrijen naast'
én voor elkander. Wij stoomen er tusschen door,
z.onder onzen blik van dit verheven natuurtafereel
af te wenden. Te Steinbach zien wij in den
trein enkele vlaggen en een versierde straat.
Naar wij vernemen geschiedt dit- ter eere. van
een jong paar, dat
„de harten gloeiend aaneengesmeed
in lief en leed",
de kans waagde, 'tls overal hetzelfde, denk'en
Ave. De avond valt. Schemering daalt in de dre
ven, avondrood kleurt weer het veld. Schaduwen
vallen op de bergen, in de valeien, in de dalen,
en daar boven sluiert een zacht nevelwaas, dat
de toppen der bergen omvat, om ze als 't ware
tot één groene muur te verbinden. De zon schuilt
weg, een rose gloed kleurt het hemelgewelf, schit
terende lichteffecten tooverend in de vensterrui
ten der schilderachtig gelegen woningen, die plak
ken tegen der bergen voet. H;et is een tafereel
van wonderschoone kleurschakeeringen. .1
Wij naderen Bebra, dat wij 's avonds half negen
binnenstoomen.
Het is tijd voor het avondeten geworden. Wij
zien het landvolk huiswaarts keeren en wij vol-
gen met onze oogen een groepje lachende en
pratende mannen en vrouwen, in tevreden stem
ming. i I
We krijgen oponthoud. Het gerucht verspreidt
zich langs de zijgangen, dat een wagen is warm
geloopen. Wij ruiken het zelfs en nu blijkt het,
dat het onze wagen is'. Een der remblokken moet
zich te vast op het wiel hebben geklemd. Zoo
althans laten we ons inlichten. We staan.
Na een inspectie van een kwartier, in welken tijd
het euvel schijnt verholpen te zijn, rijden wij
verder. Wij staren peinzend het venster uit. De
rose gloed van den avond is donkerder geworden
en weerspiegelt haar schijnsel in den snelvlieten-
den stroom van de rivier, die parallel loopt met
de spoorbaan. Niet ver van den oever, in een dal
verscholen, passeeren wij een begraafplaats. Wij
vliegen de rustplaats der do-oden voorhij, alsof
wij de plaats willen ontvluchten. Ons .schieten
de dichtregelen in de gedachten: „Maar mijn
lieven, sterken, sohoonen, zijt g'er-dan veel ver
der af?" Wij kunnen er lang om heen dwalen,
maar wij zullen er eenmaal moeten rusten. Wie
naderen Domburg, waar we, naar men ons voor
spelt, ongeveer 11 uur zullen aankomen. Voor
uit Het wordt stiller in den trein. Hier en
'daar zijn de lichten in de coupe's gedoofd. Naast
ons hooren wij reeds snorken. Wij benijden den
man. Aan de andere zijde" giegelt men nog.
Wij hooren nog praten; lachen, maar het wordt
over het algemeen stiller, en ook wij proboe-
ren te slapen. Wij knikkebollen een beetje.
Wanneer wij wakker worden door het stoppen
van den trein, is het drie uur. Morpheus had
zich waarlijk over ons ontfermd. Een ge
deelte der reizigers stapt uit, ook wij, verfrissohifen
ons, nemen een heerlijke kop koffie, en wij zijn
weer zoo frisch als een pas ontloken herfstaster.
Het begint reeds te dagen. De omtrekken
der bergen worden weer duidelijker. De dag
vorstin verrijst achter de bergen in haar volle
pracht, en nauwelijks heeft zij haar gouden stra
len uitgegoten over het bergland of millioenen
parelen schitteren aan den gouden, nog in het
zachte, witte kleed van den morgennevel gehul-
den bergketen, en het flikkert en fonkelt in alle
kleuren, rood, blauw, geel en zilver, en purper,
en azuur... De dageraad! 1
OUjDlKARSPEL.
Konden wij in ons vorig nummer mededeelen,
dat de kinderen die in het 7e leerjaar zitten,
de school mogen verlaten, thans deelt men ons
mede dat niet alle kinderen van school zullen
gaan, doch een 14-tal het 7e leerjaar zullen uit-
loopen.
streelend. Ik ken de wereld. Zij zouden u steeds
als een indringster beschouwd hebben; en hij zou
al spoedig berouw van zijn stap hebben gekre
gen, en u aan uw lot overgelaten. En dat zou
nog duizendmaal bitterder dan dit oogenblik voor
u geweest zijn. Geloof mij, mijn kind !het is uw
geluk; ik behoed u tegen een groo.te ramp."
Toen de heer Karsten, uitgeput door het vele spre
ken, zijn hoofd weer op het kussen liet rusten,
igeloofde hij zelf wat hij zeide. Er bestaat géén
welsprekender en overtuigender redenaar voor ons
dan onze zelfzucht.
Nora leunde mat en lusteloos met haar hoofd
tegen het kussen haars vaders, die hare hand vast
hield, alsof hij hang was, dat zij hem weder zou
kunnen ontsnappen.
„Alles!" fluisterde zij weder in stilte, en
j het door haar te brengen offer kwam haar nu in
I zijn vollen omvang voor den geest. Hare liefde
I weg, hare positie vernietigd, alle geluk prijsgege-
ven, alle hoop verloren, als een centenaarslast
drukte dit besef op haar hart, zoodat zij het wel
luidkeels, had willen uitschreeuwen van pijn en
weemoed onder die ondragelijke zwaarte.
I Vermoedde haar vader in zijn halve sluimering
wai> zijn kind leed? Onrustig wentelde hij zich
om en om. „Zij zal het niet doen, Landolfo! zij
zal het niet doen!" prevelde hij, als in een droom."
„Ja, zij zal het wél doen!" herhaalde Nora-
kloek en standvastig. Doch daarna stond zij op,
maakte hare hand zachtkens uit de zijne los, riep
een verpleger binnen, en begaf zich voor de eer
ste maal sedert al die dagen en nachten weer naar
hare eigene kameir. Zij kwam zichzelf als her-
schapen, als een geheel andere voor, alles rond
om haar scheen haar vreemd toe.
Op hare schrijftafel lagen de aangevangen re
gels aan Koert: als spoken staarden de woorden
haar aan, zij riepen haar al datgene weer in 't
geheugen, wat zij daar had willen beloven en
bezweren. En nu was dat alles voorbij voorbij
Met een plotselingen ruk scheurde zij h'et blad
papier middendoor. „Dat moet óók gebeuren!
dat moet thans daaelijk volbracht worden
sprak zij. En hoewel hare oogen gloeiden van het
lange waken, hoewel hare ledematen als verlamd
Avaren van vermoeienis, zette zij zich neder en
ging zij schrijven als in een droom.
Wjak 'schreef zij Zij wist het later zelf niet
meer, maar het gaf met zeldzame duidelijkheid
een beschrijving van al de dagen en al de uren,
ZUIDSQHARWOUDE.
In de gisteravond gehouden vergadering va.
de Ouder-oommissie der openbare school werd A
heer Jb. Kramer als secretaris herkozen. Hie
herkozen als voorzitter werd de heer S;. de Bof|
Kz.; in zijn plaats werd gekozen de heer J. ,j.
Burck. Beiden namen hun benoeming aan. Jj,
sloten werd, na eenige besprekingen, het vori»,
besluit ten aanzien van schoolartsen in te trej,
ken en alsnog over dit belangrijke instituut ee,
vergadering met de ouders van schoolgaande
deren te houden, ten einde deze zaak grondigj
te leeren kennen door deze door een deskundiJ
breedvoeriger te laten toelichtén. Op 12 August»!
Zal een vergadering worden uitgeschreven, waag!
belangstellenden onder de burgerij zullen wordt!
hftgenoodigd, om van gedachten te wisselen 0g I
trent de wensehelijkheid van een sport-speelte, I
rein. j
ZUIBSOHARWOUBE.
Mej. J. du Burck, pas geslaagd onderwijze^l
slaagde gisteren mede voor het te Haarle'm gj
houden examen voor handenarbeid (slöjd).
Uit den Omtrek
ST. PANCR.AS.
De gemelde propaganda-voetbalwedstrijd tujl
schen een Alc. elftal en W|.E.C. 1 zal a.s. Z(
dag nog niet plaats vinden.
ST. PANCR.AS.
Heden werd door den heer G. Booy de e
roode kool ter markt aangevoerd.
ST. PANCRAS.
Bij het gisteren te Haarlem gehouden exametL
voor handenarbeid (slöjd) slaagde mej. A.
Lieuwen alhier, die 14 dagen geleden de acte v
onderwijzeres behaalde.
Motorbootje overvaren.
In de Amstelschutsluis is een pleiziel'-motorl
bootje met twee personen overvaren door het mof
torvraehtschip op Weesp „De Tovar". Het bootjl
werd zóó gehavend, dat het niet langer wate!
hield. Terwijl het zinkende was, werden de twj
opvarenden door het bedienend personeel van ÜT
sluis gered. L'ater is het bootje gelicht en
den wallekant gehesehen. Het was zwaar bescha-F
digd. Het beurtschip kon de reis vervolgen.
Van het hoogere personeel der posterijen E
der telegrafie zullen, 'nagenoeg alle ambtenaren, di:H
in 1863 of vroeger geboren zijn, op wachtgeld w
den gesteld.
Handel in blanke slavinnen?
Te Vlissingen heeft de politie aangehouden
17-jarig Duitsch meisje, dat met een haar onbekeii.
den 25-jarigen Engelschman op reis was. Afgaan
de op een advertentie had zij zich verhuurd. 0)
vermoeden van handel in meisjes is ook de En
gelschman aangehouden, in afwachting van nado
onderzoek. („Avp.
De verdwenen postgeldlrommell.
Wij hebben er reeds vroeger melding van ge
maakt, dat de politie welke indertijd eenige arret!
taties heeft gedaan naar aanleiding van den diei-jj
stal van heerenstoffen uit een perceel aan
Paleisstraat te Amsterdam, verbond zocht u._
schen dit misdrijf en den diefstal van een geldl
trommer mét ongeveer f 20.000 uiit een postautol
Deze diefstal was gepleegd, zooals men zich wei-I
licht herinnert in den avond van 4 December 1923I
Dit is nu al meer dan een half jaar geleden. li
dien tusschentijd heeft de politie echter
stilgezeten. Zij heeft voortdurend gezocht
nieuwe aanknoopingspunten, welke tot o:.l- - a*Ü
van het raadsel van den postdiefstal zouden leiden*
In het begin der vorige week werd bericht, dil|
was gearresteerd een bewoner van de BloemstraaiL
te Amsterdam, die onder verdenking stond, mede-I
Jc
die haar gebracht hadden tot het vreeselijk'e hl
sluit, dat zij nu genomen had. Zij was te moeil
alsof zij over iemand anders schreefhet leed m!
.'te groot, om er zichzelve een begrip van te kutl
nen vormen. Maar aan het slot werd zij toll
door de diepe, verpletterende smart overvveldigl
en toen gaf haar gevoel zich vrijelijk lucht il
de afscheidswoorden, die haar de klove toondeil
welke hen nu voor altijd zou scheiden. Geen $fl
conde kwam het in haar op, zijn woord ook t-hafl
nog als bindend te beschouwen.
„Als een stervende neem ik afscheid van u. 0I1<
als een stervende, die niet eens meer mag vragftl
t>f er nog mogelijkheid tot redding bestaat. Wall
Koert! ik zou de hand niet mogen aannemen, ól
gij mij zoudt kunnen toereiken om mij hulp I
verschaffen. O, zoo- gij in de nabijheid geweel
waart, misschien liadt gij een uitweg geweten i'l
dezen ontzettenden afgrond! Maar zooals het «f'8®
stond, kon ik alleen den thans gedanen stap en
mijn plicht beschouwen. Moge het offer, dat [an
breng, de boete zijn voor mijne dwaling, ingevi;||
gk verkeerd handelde. Ik kon niet anders. Vaa'l
wel, Koert, vaarwel!"
De Jen ontgleed aan hare hand en zij liet ,^s
■hoofd zakken, als in een toestand van doffel
zware verdooving. Doch haar geest arbeid®!
voort, deze kon nog geen rust vinden na den stoifl
Zweefde haar het vurige verlangen voor oog®l
weder het kind te mogen zijn, dat zijne e£rstl
bittere droefheid uitweende in de armen val1 L
'dien knaap? Zag zij hare bleeke, stervende®#
heendroeg? Voelde zij, hoe de koortsig gl
handen haar uit de armen van den knaap in w
van haren vader drongen?... -]l;
„Moeder, moeder!" hadt gij het zóó gtewilEI
kreet zij luide, waarbij haar beklemde boezem 'i®l
in een stroom van tranen lucht gaf. „Hebt gij '"l
ondanks alles tóch gewild? Moest ik geheel ®l
al mijn vader toebehooren O, met mijn har'®l
bloed heb ik thans die. verbintenis onderteekei)|»l
Welaan, kom dan nu en zegen uw kind!" H
Een druppel balsem, een verkwikkende k°e"hij
stemde bij deze herinnering, als een zegen V;: ge]
.boven, haar hart tot berusting en kalmte: ®l
zegen die op elk belangloos en onbaatzucli We
offer rust, de vrede die met elke uiting van z\\
reinen en goeden wil gepaard gaat. tie:
(Wordt vervolgd I