REISINDRUKKEN OVER DE VEREENI6INGSREIS NAAR WEENEN Plaatselijk Nieuws Nieuwstijdingen II. Het bleek ons al spoedig, dat on&.reisgezelséha'p dat de tocht naar Wieenen maakte;- bestond uit mensehén van allerlei rang en'stand en leeftijd, trekvogels van allerlei pluimage. Mensehen van gezag en ontwikkeling, uit de stad en van liet platteland, naast de meest eenvoudige lieden, zoo wel in opvatting en kennis als van levenswijze. Uit alle oorden, uit alle provincies waren zij tezamen gekomen, de ruim tweehonderd perso nen, voor hetzelfde doel, met dezelfde gevoelens en verwachtingen zich bij elkander aansluitende, door één verlangen bezield, hun pleegkinderen weer te zien, de ouders van meer nabij te leeren kennen. Met velen van hen zouden wij later ken nis maken, nog vele gezellige uurtjes doorbren gen, schertsen en babbelen. In onze afd'eeling maakten wij al spoedig kennis met een confiseur, die niet karig bleek in het uitdeelen van lekker nijen, die zijn winkel ongetwijfeld oplevert. Hem vergezelde een WfBensch meisje, 24 jaar oud, die haar moeder weer zou terugzien. Van die twee andere heeren, hoogst eenvoudig in hun doen én laten,, vernamen wij niet veel. Zij vertel den ons, dat zij bij de ouders hunner pleegkindé ren zouden logeeren. Onze Zaandammer was spraakzamer. Zijn echt was kinderloos gebleven. Hij .had zich zeer aan zijn pleegkind gehecht én zoo hét bleek waren de gevoelens wederkeerig. In Amersfoort en Deventer stapten opnieuw reizi gers in voor Weenen en intusschen was ons door een der leiders van deze bijzondere reis medfege- deeld, dat wijonze „Liebesgaben", (behoorlijk verpakt) konden bezorgen in de bagagewagen, die in Oldenzaal tot Passau verzegeld werd, waar na wij ons koffertje weer terug zouden ontvangen. Te Bentheim passencontróle. Geen enkele moei lijkheid deed zich daarbij voor. Zelfs onze bagfige werd met rust gelaten en het was een blaar van 'thart van een onzer medereizigers, die, in fi guurlijken zin, met twintig flesehjes Haarlemmer olie, „oprechte", zooals hij beweerde, in zijn maag zat. ,,'t Is goed voor de koud," zeide hij eenvoudig, „je drijft er alle kwade stoffen mee af". Op die absolute verzekering gingen wij maar niet in. Het had toch niet gebaat. -"We hebben nog iets over'onze reisroute te zeg gen. Van Bentheim ging het over Cassel, Würz- burg, Passau Linz naar ,Wiën, L"We maakten een tamelijken omweg om 'hét^bekètfe gebied tè ver mijden. Een zoon van het hoofd eener school, een familielid van den banketbakker, had onze route in kaart gebracht. Dit welopgevoede jong- menseh, stil en bescheiden in zijn optreden, Ver wierf onmiddellijk onze sympathie. Hij verstrekte- ons meermalen op zeer beleefde wijze inlichtingen, die wij dankbaar aanvaardden. Onder gezelligen kout was de tocht ondernomen en meermalen wérd in de zijgangen kennis aangeknoopt met andere reizigers en een praatje gemaakt. Iedereen heeft natuurlijk belangstelling in den tocht. Het land- teehap past zich nog volkomen aan bij het Hol- lancLsche. Dan denkt men Zuid-Hollandsche vel den en beemden langs te trekken met groenende weiden en lachende dreven, dan -heeft men weer. heide en struiken en denkt men zich in Drénte. De reizigers zijn in groepen ingedeleld en elke groep heeft zijn groeps-commissaris. Dat is een zeer verstandige maatregel geweest. De leiding is dus uitgebreid, aan het hoofd waarvan staan de heeren H. C. Snel en T. Coïni, van Amsterdam, Wij konden niet beter. Onze reisgenoot gjenoot de eer als commissaris het gezelschap met zijn raad en inzicht te dienen en voorloopig mogen wij volstaan met de verzekering, dat de regjeling niets te wenschen heeft overgjelaten. Twee uur. Groepsgewijze worden wij „zum essen eingeladen". De wandeling naar de restau ratiewagens wekt reeds algemeene vroolijkheid 'en wie deze eenmaal heeft bereikt met ettelijke FEUILLETON. NORA. Kwam het nu door de veranderde houding; kwam het door het haastige wrijven of door de stem van zijn kind en door haar gloeienden adem, die tot diep in zijn binnenste doordrong, eene nauw merkbare siddering doortrilde het lichaam, een zucht ontsnapte zachtkens aan de saamge- perste lippen. Nora wrong als tot een dankgebed de handen: „Laat hem niets terven, o mijn God! laat hem niet sterven door mijne schuld!", smeekte zij. „Met heel mijn volgend leven wil ik voor dit oogenblik boete doen!" en zij drukte een klein gouden kruisej, dat zij om den hals had hangen, eerst op zijne lippen en daarna op de hare. „Niets, niets zal mij te veel zijn, om u te redden, mijn vader!" Hare toewijding alleen scheen het dier bare leven te kunnen koopen. Landolfo kwam thans met hulp terug. Aan mevrouw K a-rsten had hij slechts medegedeeld, dat haar man in het bosch zijn voet verstuikt had, en er dus nu een draagbaar noodig was om hem tehalen. Voor de mannen, die meeglekomen wa ren, scheen de gebroken brug verklaring genoeg. Men legde den directeur voorzichtig op de baar. Nora liet zijne hand geen oogenblik uit de hare los. Zoodra zij slechts een zweem van beweging op zijn gelaat zag, fluisterde zij hem opnieuw hare toestemming in, als vreesde zij altijd nog. dat zijn leven zou kunnen ontvlieden voordat .hij haar kinderlijk offer verstaan ha,d. Eens scheen het, alsof er bij "hare woorden een vejeibeteeke- nende glans in zijne oogen kwam, ook verbeeldde zij zich eens, een zachten druk zijner hand te voelen. Uren vol angst en onrust volgden er op deze gebeurtenis. Mevrouw Kaxsten kon in hare ze nuwachtige opgewondenheid niet de minste of geringste hulp verleenen. Daarentegen scheen No ra's geestkracht en energie zich te verdubbelen. Met huiveringwekkende kalmte volgde zij al de voorschriften op, en verloor zij ook zelfs de klein ste zorgen niet uit het oog. De dokter verklaar de den toestand van den directeur voor een lich- -ten aanval van beroerte, verergerd door de om standigheid, dat hij verscheidene uren in het wa ter had doorgebracht. i •„pardons", na minstens 'een tiental pêi'sonen op dé teenen. te. hebben, getrapt, heeft daarna nauw keurig te berekenen, dat zijn beenen bijhei zitteij gaan een hoek moeten vormen van 90 graden om niet in conflict te komen met stoel en tafel. En 'hét geschommel van den trein maakt het gebruik van dén lepel bijna onmogelijk. Men. „drinkt" z'n soep' én men „eet" zijn andere gterechten. M.en wèrpt, met een kop soep aan den mond, z'n blik ken dcor het venster en de vormen op zij. Een filmopname van deze struisvogelpolitiek zou een verrassende effectvolle rolprent hebben gegeven. Maar zoo langzamerhand vullen de zijgangen zich meer met belangstellenden/Vol bewondering reeds aanschouwen de reizigers het natuurtafe reel, dat zich aan hun oogen ontrolt. Wij rijden éls 't ware door een dal, aan weerszijden inge sloten door wijnbergen en dennewouden. Op den voorgrond golvend graan, weide, lage veldge wassen. Men ziet er meer vrouwen dan mannén op het veld. Een witte doek, naar achter uitge- punt, dekt het hooffd. De vrouwen maaien, hooien, wieden, harken, besturen haar ossen bij het ploe gen, zij verrichten alle veldarbeid. En op dat stramien borduren zij den ganschen dag voort.- En zij weven zich daarmede een kleed van het eenvoudige bruin, dat het gelaat kleurt en waar in zij er uitzien als krachtige veldprinsessen tus schen haar verheven hergen. Van station tot sta tion rolt detrein daverend voort langs zijn ijzeren haan, langs bergen, bosschen en velden, door bergen, dalen en tunnels. Men kan zich in die tunnels niet verstaanbaar maken. Het geluid wordt gevangen gehouden, de blik benomen, maar, voor een oogenblik. Hoe heerlijk schijnt de zon, als wij weder in het volle daglicht komen, hoe lacht de zomer ons tegen, hoe trilt de lucht van zonnewarmte, die de wijnstok stooft; hoe"tin telt en glanst alles in zomerweelde, in vollen was dom prijkende alles wat groeit en bloeit op tegen aan de hergen, in de dalen, op de velden, langs den zoom der snelstroomende rivier die zich kronkelend een weg baant en op haar kabbelende ■golven onze zangen meevoert. En steeds groeit de schoonheid van den aanblik op dat verheven en grootsch bergpanorama. De machtige bergruggen, de trotsehe heuvelen, die burchten torschen, de geweldige dennewouden, die als een groen gordijn oen voorhang vormen waarboven slottorens spitsen en gedenkteekens uitsteken, 'dat alles vormt pen bonte rij van schilderachtige natuurbeelden, te fijn van tint, te diep van toon om hun nuanf- ceering te beschrijven. „Wdlhelmshöhe". Onze aan dacht wordt op dit slot gevestigd, dat zich trotscb •verheft op een der voorste berghoogten, langs de spoorbaan. Machtig staat het daar nog in al zijn schoonheid, maar dat zijn glorie heeft moe ten prijsgeven. Het oog blijft geboeid op dit grootsehe schouwspel, dat steeds weer opnieuw wonderbare effecten toovert. Het is of die wouden en bergen zich als een keten aan elkander scha kelen, waarboven de hemel zich als een heerlijk blauw koepeldak welft. En aan hun voet ver schuilen zich de dorpen in de groene dalen; de witbepleisterde huizen met hun roode daken ste ken allervriendelijkst af tegen den groenen ach tergrond, een stemmingsbeeld, dat wonderlijke gevoelens gewekt. Maar 's avonds zullen die hui zen en woningen hun bewoners wéér opnemen, wanneer zij moe van den arbeid van het- land huiswaarts keeren. ■We snellen- vooruit en worden niet moede ons te vermeien in het heerlijke natuurtafereel, dat steeds opnieuw opdoemt. Wlanneer wij halt hou den, voorzien de meeste reizigers zich van: een flesch water, want de watervoorziening in den trein is allertreurigst. En voorts moet ons van 'thart, dat voor zoo'n lange reis meerdere zorg had moeten worden besteed aan de „W|. C.". Dat was de algemeene klacht, die niet nadter behoeft te worden omschreven. Wij sporen door het land van sagen en legen den. Men krijgt lust tot verdichting. N:a Raif- feisen wordt het effect steeds verrassender. Het schilderachtige panorama geeft een overweldigen- Verscheidene dagen bleef hij nog in levensge vaar ver keeren. Nora week dag noch nacht van .zijn ziekbed. Zij sprak niet, zij klaagde niet, zij schreide niet; zij deed alles olsof van elke ver richting zijn levensbehoud afhing, en alsof zij ten opzichte van alle andere dingen versteend was. 1 i j Toen de zieke zijn bewustzijn volkomen herkre gen had, kwam er evenmin een woord omtrent het verledene aks omtrent de gebeurtenis zelve over zijne lippen. Eene langzamerhand zich ont wikkelende herinnering scheen hem te verontrus ten en te kwellen, en zijne oogen zochten Nora met een hangen, schuwen blik. Nora "was een heldin die de zaken niet ten halve wilde doen. Zij Wensc-hte den moeden geest terstond rust te geven. Na bij zijn bed te zijn neidergeknield en hem teerder omvat te hebben, hernieuwde zij de belofte, die zij al dadelijk in het eerste oogen blik had afgelegd, en sedert dien tijd telekens on voorwaardelijk in haar binnenste herhaald had. Het was opmerkelijk, welk eene uitwerking dit op den zieke teweegbracht. Eerst staarde hij haar ongeloovig, daarna vragend aan; maar eindelijk kwam er een glans van bijna kinderlijke blijd schap op zijn moede gelaatstrekken, en sloeg hij den arm om den hals zijner dochter heen. „Ik heb dat dus niet gedroomd; het was dus geen verbeelding, dat gij mij helpen wilt.. Nora, Nora! gij redt uwen vaderIk wist het iwel, dat gij een goede dochter voor mij zoudt zijn, en mij niet 'wilt verlaten in den nood. Nu behoeft uw ouden vader geen afstand te doen van zijne prachtige paarden, die zijn trots en zijn roem zijn, en zon der welke hij- niet leven kan! Dan, Nora, dan ste ken wij allen anderen de loef af! Dan zal het weer 'zijn als vroeger, toen gij nog een klein meisje waart, en geen grooter genot kendet, dan wan neer papa u op een paard zette! "Weet ge dat nog wel, Nora?... Er was een kloof tusschen ons, zij hebben mijne dochter van mij willen scheiden, maar gij zult, evenals uwe moeder, om mijnent wille alles vaarwel zeggen." En vol teedere liefde gaf hij haar een kus. „Allessuisde het van Nora's lippen, en wel scheen er een vlijmend scherpe smart uit dit ééne woord te klinken, want zelfs da zieke wérd er door uit zijn vreugderoes gewekt. „Gij zoudt toch nooit of nimmer gelukkig met hem geworden zijn, lieve meid!" zeide hij, met zeker gebaar van inedelijden haar gebogen hoofd Jen aanblik. In de diepe valeien liggen de dorpen en huizen verstrooid. Bergfen eii heuvelrijen naast' én voor elkander. Wij stoomen er tusschen door, z.onder onzen blik van dit verheven natuurtafereel af te wenden. Te Steinbach zien wij in den trein enkele vlaggen en een versierde straat. Naar wij vernemen geschiedt dit- ter eere. van een jong paar, dat „de harten gloeiend aaneengesmeed in lief en leed", de kans waagde, 'tls overal hetzelfde, denk'en Ave. De avond valt. Schemering daalt in de dre ven, avondrood kleurt weer het veld. Schaduwen vallen op de bergen, in de valeien, in de dalen, en daar boven sluiert een zacht nevelwaas, dat de toppen der bergen omvat, om ze als 't ware tot één groene muur te verbinden. De zon schuilt weg, een rose gloed kleurt het hemelgewelf, schit terende lichteffecten tooverend in de vensterrui ten der schilderachtig gelegen woningen, die plak ken tegen der bergen voet. H;et is een tafereel van wonderschoone kleurschakeeringen. .1 Wij naderen Bebra, dat wij 's avonds half negen binnenstoomen. Het is tijd voor het avondeten geworden. Wij zien het landvolk huiswaarts keeren en wij vol- gen met onze oogen een groepje lachende en pratende mannen en vrouwen, in tevreden stem ming. i I We krijgen oponthoud. Het gerucht verspreidt zich langs de zijgangen, dat een wagen is warm geloopen. Wij ruiken het zelfs en nu blijkt het, dat het onze wagen is'. Een der remblokken moet zich te vast op het wiel hebben geklemd. Zoo althans laten we ons inlichten. We staan. Na een inspectie van een kwartier, in welken tijd het euvel schijnt verholpen te zijn, rijden wij verder. Wij staren peinzend het venster uit. De rose gloed van den avond is donkerder geworden en weerspiegelt haar schijnsel in den snelvlieten- den stroom van de rivier, die parallel loopt met de spoorbaan. Niet ver van den oever, in een dal verscholen, passeeren wij een begraafplaats. Wij vliegen de rustplaats der do-oden voorhij, alsof wij de plaats willen ontvluchten. Ons .schieten de dichtregelen in de gedachten: „Maar mijn lieven, sterken, sohoonen, zijt g'er-dan veel ver der af?" Wij kunnen er lang om heen dwalen, maar wij zullen er eenmaal moeten rusten. Wie naderen Domburg, waar we, naar men ons voor spelt, ongeveer 11 uur zullen aankomen. Voor uit Het wordt stiller in den trein. Hier en 'daar zijn de lichten in de coupe's gedoofd. Naast ons hooren wij reeds snorken. Wij benijden den man. Aan de andere zijde" giegelt men nog. Wij hooren nog praten; lachen, maar het wordt over het algemeen stiller, en ook wij proboe- ren te slapen. Wij knikkebollen een beetje. Wanneer wij wakker worden door het stoppen van den trein, is het drie uur. Morpheus had zich waarlijk over ons ontfermd. Een ge deelte der reizigers stapt uit, ook wij, verfrissohifen ons, nemen een heerlijke kop koffie, en wij zijn weer zoo frisch als een pas ontloken herfstaster. Het begint reeds te dagen. De omtrekken der bergen worden weer duidelijker. De dag vorstin verrijst achter de bergen in haar volle pracht, en nauwelijks heeft zij haar gouden stra len uitgegoten over het bergland of millioenen parelen schitteren aan den gouden, nog in het zachte, witte kleed van den morgennevel gehul- den bergketen, en het flikkert en fonkelt in alle kleuren, rood, blauw, geel en zilver, en purper, en azuur... De dageraad! 1 OUjDlKARSPEL. Konden wij in ons vorig nummer mededeelen, dat de kinderen die in het 7e leerjaar zitten, de school mogen verlaten, thans deelt men ons mede dat niet alle kinderen van school zullen gaan, doch een 14-tal het 7e leerjaar zullen uit- loopen. streelend. Ik ken de wereld. Zij zouden u steeds als een indringster beschouwd hebben; en hij zou al spoedig berouw van zijn stap hebben gekre gen, en u aan uw lot overgelaten. En dat zou nog duizendmaal bitterder dan dit oogenblik voor u geweest zijn. Geloof mij, mijn kind !het is uw geluk; ik behoed u tegen een groo.te ramp." Toen de heer Karsten, uitgeput door het vele spre ken, zijn hoofd weer op het kussen liet rusten, igeloofde hij zelf wat hij zeide. Er bestaat géén welsprekender en overtuigender redenaar voor ons dan onze zelfzucht. Nora leunde mat en lusteloos met haar hoofd tegen het kussen haars vaders, die hare hand vast hield, alsof hij hang was, dat zij hem weder zou kunnen ontsnappen. „Alles!" fluisterde zij weder in stilte, en j het door haar te brengen offer kwam haar nu in I zijn vollen omvang voor den geest. Hare liefde I weg, hare positie vernietigd, alle geluk prijsgege- ven, alle hoop verloren, als een centenaarslast drukte dit besef op haar hart, zoodat zij het wel luidkeels, had willen uitschreeuwen van pijn en weemoed onder die ondragelijke zwaarte. I Vermoedde haar vader in zijn halve sluimering wai> zijn kind leed? Onrustig wentelde hij zich om en om. „Zij zal het niet doen, Landolfo! zij zal het niet doen!" prevelde hij, als in een droom." „Ja, zij zal het wél doen!" herhaalde Nora- kloek en standvastig. Doch daarna stond zij op, maakte hare hand zachtkens uit de zijne los, riep een verpleger binnen, en begaf zich voor de eer ste maal sedert al die dagen en nachten weer naar hare eigene kameir. Zij kwam zichzelf als her- schapen, als een geheel andere voor, alles rond om haar scheen haar vreemd toe. Op hare schrijftafel lagen de aangevangen re gels aan Koert: als spoken staarden de woorden haar aan, zij riepen haar al datgene weer in 't geheugen, wat zij daar had willen beloven en bezweren. En nu was dat alles voorbij voorbij Met een plotselingen ruk scheurde zij h'et blad papier middendoor. „Dat moet óók gebeuren! dat moet thans daaelijk volbracht worden sprak zij. En hoewel hare oogen gloeiden van het lange waken, hoewel hare ledematen als verlamd Avaren van vermoeienis, zette zij zich neder en ging zij schrijven als in een droom. Wjak 'schreef zij Zij wist het later zelf niet meer, maar het gaf met zeldzame duidelijkheid een beschrijving van al de dagen en al de uren, ZUIDSQHARWOUDE. In de gisteravond gehouden vergadering va. de Ouder-oommissie der openbare school werd A heer Jb. Kramer als secretaris herkozen. Hie herkozen als voorzitter werd de heer S;. de Bof| Kz.; in zijn plaats werd gekozen de heer J. ,j. Burck. Beiden namen hun benoeming aan. Jj, sloten werd, na eenige besprekingen, het vori», besluit ten aanzien van schoolartsen in te trej, ken en alsnog over dit belangrijke instituut ee, vergadering met de ouders van schoolgaande deren te houden, ten einde deze zaak grondigj te leeren kennen door deze door een deskundiJ breedvoeriger te laten toelichtén. Op 12 August»! Zal een vergadering worden uitgeschreven, waag! belangstellenden onder de burgerij zullen wordt! hftgenoodigd, om van gedachten te wisselen 0g I trent de wensehelijkheid van een sport-speelte, I rein. j ZUIBSOHARWOUBE. Mej. J. du Burck, pas geslaagd onderwijze^l slaagde gisteren mede voor het te Haarle'm gj houden examen voor handenarbeid (slöjd). Uit den Omtrek ST. PANCR.AS. De gemelde propaganda-voetbalwedstrijd tujl schen een Alc. elftal en W|.E.C. 1 zal a.s. Z( dag nog niet plaats vinden. ST. PANCR.AS. Heden werd door den heer G. Booy de e roode kool ter markt aangevoerd. ST. PANCRAS. Bij het gisteren te Haarlem gehouden exametL voor handenarbeid (slöjd) slaagde mej. A. Lieuwen alhier, die 14 dagen geleden de acte v onderwijzeres behaalde. Motorbootje overvaren. In de Amstelschutsluis is een pleiziel'-motorl bootje met twee personen overvaren door het mof torvraehtschip op Weesp „De Tovar". Het bootjl werd zóó gehavend, dat het niet langer wate! hield. Terwijl het zinkende was, werden de twj opvarenden door het bedienend personeel van ÜT sluis gered. L'ater is het bootje gelicht en den wallekant gehesehen. Het was zwaar bescha-F digd. Het beurtschip kon de reis vervolgen. Van het hoogere personeel der posterijen E der telegrafie zullen, 'nagenoeg alle ambtenaren, di:H in 1863 of vroeger geboren zijn, op wachtgeld w den gesteld. Handel in blanke slavinnen? Te Vlissingen heeft de politie aangehouden 17-jarig Duitsch meisje, dat met een haar onbekeii. den 25-jarigen Engelschman op reis was. Afgaan de op een advertentie had zij zich verhuurd. 0) vermoeden van handel in meisjes is ook de En gelschman aangehouden, in afwachting van nado onderzoek. („Avp. De verdwenen postgeldlrommell. Wij hebben er reeds vroeger melding van ge maakt, dat de politie welke indertijd eenige arret! taties heeft gedaan naar aanleiding van den diei-jj stal van heerenstoffen uit een perceel aan Paleisstraat te Amsterdam, verbond zocht u._ schen dit misdrijf en den diefstal van een geldl trommer mét ongeveer f 20.000 uiit een postautol Deze diefstal was gepleegd, zooals men zich wei-I licht herinnert in den avond van 4 December 1923I Dit is nu al meer dan een half jaar geleden. li dien tusschentijd heeft de politie echter stilgezeten. Zij heeft voortdurend gezocht nieuwe aanknoopingspunten, welke tot o:.l- - a*Ü van het raadsel van den postdiefstal zouden leiden* In het begin der vorige week werd bericht, dil| was gearresteerd een bewoner van de BloemstraaiL te Amsterdam, die onder verdenking stond, mede-I Jc die haar gebracht hadden tot het vreeselijk'e hl sluit, dat zij nu genomen had. Zij was te moeil alsof zij over iemand anders schreefhet leed m! .'te groot, om er zichzelve een begrip van te kutl nen vormen. Maar aan het slot werd zij toll door de diepe, verpletterende smart overvveldigl en toen gaf haar gevoel zich vrijelijk lucht il de afscheidswoorden, die haar de klove toondeil welke hen nu voor altijd zou scheiden. Geen $fl conde kwam het in haar op, zijn woord ook t-hafl nog als bindend te beschouwen. „Als een stervende neem ik afscheid van u. 0I1< als een stervende, die niet eens meer mag vragftl t>f er nog mogelijkheid tot redding bestaat. Wall Koert! ik zou de hand niet mogen aannemen, ól gij mij zoudt kunnen toereiken om mij hulp I verschaffen. O, zoo- gij in de nabijheid geweel waart, misschien liadt gij een uitweg geweten i'l dezen ontzettenden afgrond! Maar zooals het «f'8® stond, kon ik alleen den thans gedanen stap en mijn plicht beschouwen. Moge het offer, dat [an breng, de boete zijn voor mijne dwaling, ingevi;|| gk verkeerd handelde. Ik kon niet anders. Vaa'l wel, Koert, vaarwel!" De Jen ontgleed aan hare hand en zij liet ,^s ■hoofd zakken, als in een toestand van doffel zware verdooving. Doch haar geest arbeid®! voort, deze kon nog geen rust vinden na den stoifl Zweefde haar het vurige verlangen voor oog®l weder het kind te mogen zijn, dat zijne e£rstl bittere droefheid uitweende in de armen val1 L 'dien knaap? Zag zij hare bleeke, stervende®# heendroeg? Voelde zij, hoe de koortsig gl handen haar uit de armen van den knaap in w van haren vader drongen?... -]l; „Moeder, moeder!" hadt gij het zóó gtewilEI kreet zij luide, waarbij haar beklemde boezem 'i®l in een stroom van tranen lucht gaf. „Hebt gij '"l ondanks alles tóch gewild? Moest ik geheel ®l al mijn vader toebehooren O, met mijn har'®l bloed heb ik thans die. verbintenis onderteekei)|»l Welaan, kom dan nu en zegen uw kind!" H Een druppel balsem, een verkwikkende k°e"hij stemde bij deze herinnering, als een zegen V;: ge] .boven, haar hart tot berusting en kalmte: ®l zegen die op elk belangloos en onbaatzucli We offer rust, de vrede die met elke uiting van z\\ reinen en goeden wil gepaard gaat. tie: (Wordt vervolgd I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1924 | | pagina 2